MAATSCHAPPIJLEER HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

Vergelijkbare documenten
Maatschappijleer. Staatsexamen havo. Programma van toetsing en afsluiting. (vernieuwde profielstructuur)

Maatschappijleer 1 (gemeenschappelijk deel) Staatsexamen vwo. Programma van toetsing en afsluiting. (oude profielstructuur)

MAATSCHAPPIJLEER VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

MAATSCHAPPIJLEER HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2019 V

maatschappijleer havo vakinformatie staatsexamen 2017 MAATSCHAPPIJLEER HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.8.

MAATSCHAPPIJLEER VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018

KLASSIEKE CULTURELE VORMING VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

Klassieke culturele vorming

Wijziging : werkstuk inzenden vóór 1 april i.p.v. 1 mei! KLASSIEKE CULTURELE VORMING VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2015

PROFIELWERKSTUK EN ORIËNTATIE OP STUDIE EN BEROEP HAVO/VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

Klassieke culturele vorming

Examenprogramma maatschappijleer havo/vwo

Klassieke culturele vorming

Klassieke culturele vorming

Examenprogramma maatschappijleer havo/vwo (gemeenschappelijk deel)

Klassieke culturele vorming. Staatsexamen vwo. Programma van toetsing en afsluiting

Het profielwerkstuk wordt getoetst door middel van een mondeling college-examen. Het mondeling college-examen duurt 25 minuten.

MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

Klassieke culturele vorming. Staatsexamen vwo. Programma van toetsing en afsluiting

MAATSCHAPPIJLEER II VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

Het profielwerkstuk wordt getoetst door middel van een mondeling college-examen. Het mondeling college-examen duurt 25 minuten.

MUZIEK HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

MAATSCHAPPIJLEER (GEMEENSCHAPPELIJK DEEL) VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN

MAATSCHAPPIJLEER (GEMEENSCHAPPELIJK DEEL) VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN MAATSCHAPPIJLEER 2016 V15.9.1

Maatschappijwetenschappen

AARDRIJKSKUNDE HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

SPAANSE TAAL EN LITERATUUR (ELEMENTAIR) HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

ARABISCHE TAAL EN LITERATUUR VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.9.1

RUSSISCHE TAAL EN LITERATUUR VWO (ELEMENTAIR) VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

KLASSIEKE CULTURELE VORMING VWO

MAATSCHAPPIJKUNDE VMBO BB

AARDRIJKSKUNDE VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

ORIËNTATIE OP LEREN EN WERKEN EN SECTORWERKSTUK VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

Syllabus maatschappijwetenschappen havo 2014

Examenprogramma maatschappijwetenschappen vwo

GESCHIEDENIS VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

Maatschappijwetenschappen. Staatsexamen vwo. Programma van toetsing en afsluiting. (vernieuwde profielstructuur)

Examenprogramma maatschappijwetenschappen havo/vwo

WISKUNDE B HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

KUNSTVAKKEN II: MUZIEK VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

PTA maatschappijleer 2 KBL Bohemen cohort

PTA maatschappijleer 1&2 KBL Bohemen cohort

PTA maatschappijkunde KBL Bohemen cohort

WISKUNDE B VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

MANAGEMENT EN ORGANISATIE HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

ECONOMIE HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO

Nederlandse taal. Staatsexamen vmbo tl/gl. Vakinformatie

MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

MAATSCHAPPIJLEER (GEMEENSCHAPPELIJK DEEL) VMBO TL/GL

ARABISCHE TAAL EN LITERATUUR (ELEMENTAIR) VWO

Algemene Informatie Profielwerkstuk Landsexamen Aruba Mavo/Havo/Vwo

MAATSCHAPPIJLEER (GEMEENSCHAPPELIJK DEEL) VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.5.1

MANAGEMENT EN ORGANISATIE HAVO

FRIESE TAAL EN CULTUUR VMBO GT VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V

SPAANSE TAAL EN LITERATUUR (ELEMENTAIR) HAVO

ALGEMENE NATUURWETENSCHAPPEN VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

ECONOMIE VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

SECTORWERKSTUK EN LOOPBAAN ORIËNTATIE EN BEGELEIDING (LOB) VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.7.1

MAATSCHAPPIJKUNDE VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

Gewijzigd op 1 oktober: bij punt 5 Centraal examen de duur van het examen gewijzigd van 90 minuten naar 60 minuten.

WISKUNDE A VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

FRANSE TAAL VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016

MAATSCHAPPIJKUNDE VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2019 V

WISKUNDE A HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

ECONOMIE VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

TEKENEN VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.9.1

SCHEIKUNDE VWO - NIEUWE EXAMENPROGRAMMA VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

WISKUNDE C VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

HANDVAARDIGHEID HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.9.1

aardrijkskunde vwo vakinformatie staatsexamen 2017 AARDRIJKSKUNDE VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V pagina 1 van 12

FRANSE TAAL VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016

RUSSISCHE TAAL EN LITERATUUR ELEMENTAIR HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2019 V

TURKSE TAAL EN LITERATUUR (ELEMENTAIR) HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

Maatschappijleer in kernvragen en -concepten

ARABISCHE TAAL VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016

SPAANSE TAAL VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016

WISKUNDE VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

AARDRIJKSKUNDE VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

RUSSISCHE TAAL EN LITERATUUR ELEMENTAIR VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

WISKUNDE VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

ITALIAANSE TAAL EN LITERATUUR VWO (ELEMENTAIR) VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

WISKUNDE VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

ARABISCHE TAAL EN LITERATUUR ELEMENTAIR HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2019 V

GRIEKSE TAAL EN LITERATUUR VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

SPAANSE TAAL VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016

HANDVAARDIGHEID VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.9.1

FRIESE TAAL EN CULTUUR HAVO

WISKUNDE D HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

PROFIELWERKSTUK EN ORIËNTATIE OP STUDIE EN BEROEP HAVO/VWO

PROFIELWERKSTUK EN ORIËNTATIE OP STUDIE EN BEROEP HAVO/VWO

LATIJNSE TAAL EN LITERATUUR VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

AARDRIJKSKUNDE VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.8.1

KUNSTVAKKEN II: MUZIEK VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.6.1

SPAANSE TAAL EN LITERATUUR ELEMENTAIR HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2019 V

BIOLOGIE VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

Wijzigingen per oktober 2016: zie wijzigingen vakinformatie 2017 op de duo site.

MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.8.1

AARDRIJKSKUNDE VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

Transcriptie:

MAATSCHAPPIJLEER HAVO VAKINFORMATIE STAATSEAMEN 2016 V15.7.0

De vakinformatie in dit document is vastgesteld door het College voor Toetsen en Examens (CvTE). Het CvTE is verantwoordelijk voor de afname van de staatsexamens voortgezet onderwijs en draagt zorg voor de kwaliteit en het niveau van de examens. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is belast met de praktische uitvoering en organisatie van de staatsexamens. Met vragen over deze vakinformatie kunt u contact opnemen met de afdeling Examendiensten van DUO: (050) 599 89 33 of staatsexamens@duo.nl. pagina 2 van 14

Inhoud 1 Opzet van het examen 5 2 Het examenprogramma 5 3 Beschrijving eindtermen 5 4 Het college-examen 5 5 Eisen waaraan het de praktische opdracht moet voldoen 6 6 Inzenden van de praktische opdracht 7 7 De beoordeling van het mondeling college-examen 8 8 Het eindcijfer 8 9 Bijlage 1: Voorblad praktische opdracht 9 10 Bijlage 2: Beschrijving van de domeinen B t/m E 10 pagina 3 van 15

1 Opzet van het examen Het examen bestaat uit een college-examen, dat mondeling wordt afgenomen. 2 Het examenprogramma Maatschappijleer Domein A: Vaardigheden Domein B: Rechtsstaat Domein C: Parlementaire democratie Domein D: Verzorgingsstaat Domein E: Pluriforme samenleving Subdomein A1: Informatievaardigheden Subdomein A2: Benaderingswijzen Subdomein B1: Vrijheidsrechten en plichten; het beginsel rechtsstaat Subdomein B2: De praktijk van de rechtsstaat Subdomein B3: Internationale vergelijking en internationale organisaties Subdomein C1: Politieke rechten; de structuur van de democratie Subdomein C2: De praktijk van de parlementaire democratie Subdomein C3: Internationale vergelijking en internationale organisaties Subdomein D1: Geschiedenis van de verzorgingsstaat Subdomein D2: Sociale rechten en plichten; kenmerken van een verzorgingsstaat Subdomein D3: De praktijk van de verzorgingsstaat Subdomein D4: Internationale vergelijking en internationale organisaties Subdomein E1: Geschiedenis van de pluriforme samenleving Subdomein E2: Grondrechten die horen bij de pluriforme samenleving Subdomein E3: De praktijk van de pluriforme samenleving Subdomein E4: Internationale vergelijking en internationale organisaties college-examen mondeling 3 Beschrijving eindtermen Een beschrijving van de eindtermen is te vinden op www.examenblad.nl> kies jaarring 2016 > havo > maatschappijvakken: maatschappijleer > examenprogramma maatschappijleer, havo. In bijlage 2 staat een meer uitgebreide beschrijving van de domeinen B t/m E van dit examenprogramma. 4 Het college-examen Het college-examen bestaat uit een mondeling examen van 40 minuten en vindt plaats in juli (op scholen voor VSO in juni/juli). Gedurende twintig minuten voorafgaand aan het mondeling examen, krijgt de kandidaat een casus te bestuderen. Daarbij worden de kandidaat één of meer artikelen voorgelegd pagina 5 van 15

over één of meer maatschappelijke vraagstukken. Bij de voorbereiding is het gebruik van een zelf meegebracht Nederlands woordenboek toegestaan. Bij het mondeling examen wordt aandacht besteed aan: 1. Het beantwoorden van vragen Tijdens het mondeling examen wordt de kennis van de domeinen B t/m E getoetst in combinatie met de vaardigheden en benaderingswijzen uit domein A. Dit gebeurt voor een deel aan de hand van een casus. Hierbij wordt nagegaan of de kandidaat de kennis van de domeinen B, C, D, E kan toepassen, herkennen of verklaren, een standpunt kan innemen of een conclusie kan trekken. 2. De praktische opdracht De praktische opdracht betreft een beperkte onderzoeksopdracht over een actueel maatschappelijk vraagstuk op basis van tenminste één boek/hoofdstuk uit een studieboek (bijv. een maatschappijleerboek) en twee artikelen, waarbij de artikelen verschenen mogen zijn vanaf de maand september voorafgaand aan het examenjaar waarin het examen wordt afgenomen tot 1 april van het examenjaar. Dit moet duidelijk verantwoord worden in de literatuurlijst bij de PO. Deze opdracht bestaat uit het maken van een werkstuk over een maatschappelijk vraagstuk of verschijnsel waarbij naast een korte beschrijving van aard, omvang en ontstaan van het vraagstuk de benaderingswijzen van maatschappijleer moeten worden toegepast zoals vermeld in subdomein A2. De benaderingswijzen hebben betrekking op: - politiek-juridische zaken, zoals de regelgeving en de rol van de overheid; - sociaal-economische zaken, zoals de belangen van de betrokken partijen; - sociaal-culturele zaken, zoals achterliggende normen en waarden; - vergelijkende zaken, zoals de historische en mondiale context. In het werkstuk is literatuur (artikelen en/of boeken) verwerkt. Het werkstuk moet een duidelijke centrale vraag als uitgangspunt hebben. Tijdens het mondeling examen moet de kandidaat gedurende ongeveer 4 minuten: 1 zijn werkstuk met behulp van een poster presenteren: op een groot vel papier wordt het onderwerp en/of de centrale vraag vermeld, een deel van de verzamelde gegevens en de conclusie, of 2 op basis van de PO een stelling poneren en deze tegenover het College voor Toetsen en Examens verdedigen; of 3 over zijn PO een betoog houden met een duidelijke vraagstelling en conclusie. De kandidaat hoeft zijn keuze pas tijdens het examen bekend te maken. Hierna kunnen vragen over de overige (sub)domeinen van het college-examen worden gesteld. 5 Eisen waaraan het de praktische opdracht moet voldoen De omvang van het werkstuk moet minimaal 3 en maximaal 6 A4-tjes tekst zijn, exclusief illustraties en bijlagen. Het maximum aantal pagina's is niet bindend maar richtinggevend. Deze A4-tjes moeten worden getypt met lettergrootte 12 en met standaard regelafstand. Gebruik bijlage 1 als voorblad. Bij het verslag moet de kandidaat een plan van aanpak en een logboek inleveren, waaruit blijkt op welke wijze hij het onderzoek heeft aangepakt en uitgevoerd (planning, motivatie van de keuze van het onderwerp, geraadpleegde hulpbronnen, verrichte werkzaamheden, eventueel gehouden interviews). pagina 6 van 15

Een PO heeft: - titelblad - inhoudsopgave - inleiding - hoofdstukken - conclusie - bronnen - logboek De kandidaat dient één exemplaar van van de praktische opdracht voor eigen gebruik mee te brengen naar het examen. 6 Inzenden van de praktische opdracht De praktische opdracht met plan van aanpak en logboek moet in tweevoud vóór 1 april van het jaar waarin dit examen wordt afgenomen, worden gestuurd naar: Dienst Uitvoering Onderwijs, Examendiensten, Afdeling staatsexamens vwo/havo/vmbo, Postbus 30158, 9700 LK in Groningen. De poster dient u zelf mee te brengen naar het examen. Een poster die met de praktische opdracht wordt meegestuurd, kan niet worden verwerkt en wordt vernietigd. N.B. De stukken dienen op papier te worden aangeleverd. In digitale vorm ingezonden werkstukken e.d. worden niet geaccepteerd. De regeling over het inzenden van de praktische opdracht geldt alleen voor de staatsexamenkandidaten. Het werkstuk van vso-kandidaten moet op 1 april gereed zijn, maar hoeft niet te worden opgestuurd. Van de praktische opdracht die Examendiensten ontvangt, krijgt de kandidaat binnen drie weken een ontvangstbevestiging. Als de kandidaat na 3 weken nog geen ontvangstbevestiging heeft ontvangen, moet hij/zij contact opnemen met Examendiensten. De werkstukken worden niet door Examendiensten, maar door de examinatoren tijdens het mondeling examen beoordeeld. Als de kandidaat voor dit vak in het geheel geen praktische opdracht instuurt, krijgt hij schriftelijk bericht dat hij voor dat vak niet wordt opgeroepen voor het mondeling examen. Als de kandidaat na het insturen van het werkstuk nog wijzigingen of aanvullingen aanbrengt, dient hij het gewijzigde werkstuk in drievoud mee te brengen naar het examen. Twee exemplaren van het aangepaste werkstuk dienen uiterlijk op de dag van het examen vóór 9.30 uur bij het secretariaat te worden afgegeven. De kandidaat wordt dan geëxamineerd over het aangepaste werkstuk. Zonder het gewijzigde werkstuk wordt de kandidaat geëxamineerd en beoordeeld aan de hand van het werkstuk dat hij vóór 1 april heeft ingestuurd. Beoordeling van de praktische opdracht bij de presentatie Het logboek en het plan van aanpak Blijkt uit het logboek en het plan van aanpak hoe de kandidaat de opdracht heeft aangepakt en uitgevoerd? De inhoud van het werkstuk pagina 7 van 15

Blijkt uit de inhoud dat het werkstuk voldoet aan minimaal te stellen eisen. Daarbij wordt onder andere gelet op: - de indeling van het verslag (titelpagina, inleiding, beschrijving van het onderzoek, de uitkomsten van het onderzoek, de conclusies, de samenvatting en de bijlagen, o.a. een literatuurlijst); - de aanwezigheid van een duidelijke centrale vraag; - de eventuele deelvragen (sluiten deze aan bij de centrale vraag?); - de verrichtte activiteiten (bijvoorbeeld literatuuronderzoek, geraadpleegde bronnen, interviews, uitgevoerde proeven, enz.); - de verwerking en analyse van de gegevens en het trekken van conclusies; - het antwoord op de centrale vraag. De posterpresentatie (indien de kandidaat voor deze presentatievorm gekozen heeft) Blijkt uit de uiterlijke verzorging en de opbouw van de poster dat hier voldoende zorg aan is besteed. Daarbij wordt onder andere gelet op: - een logische en heldere ordening van de beeldelementen (tekst, afbeeldingen, grafieken, e.d.); - een zorgvuldige afwerking van de poster. Het werkstuk, de presentatie en de beantwoording van vragen hierover Blijkt uit het werkstuk, de presentatie en het gesprek hierover: - dat de inhoud van het werkstuk voldoet aan de criteria die hierover in deze vakinformatie onder Eisen waaraan de praktische opdracht moet voldoen (zie blz. 6) en in de notitie Opzet, uitvoering en presentatie van een onderzoek zijn gesteld? - dat de kandidaat vragen n.a.v. het werkstuk en/of de presentatie in voldoende mate kan beantwoorden? Is het taalgebruik en de presentatie begrijpelijk en zijn spelling en interpunctie correct gebruikt? 7 De beoordeling van het mondeling college-examen Voor het college-examen worden de volgende deelcijfers gegeven: - één deelcijfer voor de presentatie en de uitvoering van de praktische opdracht: - één deelcijfer voor het beantwoorden van vragen over maatschappelijke vraagstukken aan de hand van de casus en voor het beantwoorden van vragen over de overige (sub)domeinen: Het cijfer voor het college-examen wordt als volgt berekend: (2a + 8b) : 10, afgerond op één decimaal. deelcijfer a deelcijfer b 8 Het eindcijfer Het eindcijfer is gelijk aan het cijfer voor het college-examen, afgerond op een geheel getal. Het eindcijfer voor maatschappijleer maakt onderdeel uit van het combinatiecijfer. pagina 8 van 15

9 Bijlage 1: Voorblad praktische opdracht Praktische opdracht maatschappijleer staatsexamen havo (inzenden vóór 1 april 2016) Gegevens kandidaat: ED-nummer:.. Naam en voorletters:.. Postcode en woonplaats:.. pagina 9 van 15

10 Bijlage 2: Beschrijving van de domeinen B t/m E Domein B: Rechtsstaat Subdomein B1: Vrijheidsrechten en plichten; het beginsel rechtsstaat kent de volgende beginselen van de rechtsstaat: trias politica, grondrechten, legaliteitsbeginsel, rechtszekerheid, rechtsgelijkheid, onschuldpresumptie; kan uitleggen wat de rechtsstaatgedachte inhoudt (die aan deze beginselen ten grondslag ligt); kent het onderscheid tussen de klassieke en de sociale grondrechten en is in staat om voorbeelden van beide soorten grondrechten te benoemen; is in staat om het onderscheid tussen rechtsregels en andere sociale/morele regels aan te geven; kan het verschil benoemen tussen de Grondwet en een wet. Subdomein B2: De praktijk van de rechtsstaat De kandidaat kan aan de hand van voorbeelden de spanning weergeven tussen de beginselen van de rechtsstaat enerzijds en de praktijk zoals die door groepen burgers ervaren wordt anderzijds. Deze spanningen kunnen onder andere betrekking hebben op: de praktijk van de trias politica (met name de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht); de bevoegdheden en het functioneren van opsporingsinstanties; de bevoegdheden en het functioneren van het Openbaar Ministerie; de bevoegdheden en het functioneren van de advocatuur; de taken en het functioneren van de reclassering; de mate van straffen en de soort straffen/maatregelen gekoppeld aan de doelen van straffen/maatregelen; het functioneren van de rechterlijke macht (klassenjustitie, gerechtelijke dwalingen) gekoppeld aan de verschillende soorten rechtbanken; de strafwaardigheid van daden (gedoogbeleid, botsing van grondrechten); de rechten van verdachten; de rechten van slachtoffers. Subdomein B3: Internationale vergelijking en internationale organisaties De kandidaat kan het verschil tussen het Nederlandse rechtssysteem en het systeem van de juryrechtspraak benoemen. Domein C: Parlementaire democratie kan een omschrijving geven van het begrip politiek; kan de belangrijkste verschillen tussen democratie en dictatuur uitleggen; kan waarden noemen die aan democratie ten grondslag liggen. pagina 10 van 15

Subdomein C1: Politieke rechten; de structuur van de democratie kent de begrippen representatie en referendum; kent het begrip constitutionele monarchie met een parlementair stelsel; kan de belangrijkste waarden noemen die aan democratie ten grondslag liggen en deze herkennen in de wetgeving en de politieke discussie; kan voorbeelden geven van politieke rechten die inwoners en burgers van Nederland hebben en kan deze herleiden tot artikelen in de Grondwet; kan de structuur van de representatieve democratie in Nederland uitleggen op gemeentelijk, provinciaal en landelijk niveau en daarbij uit een zetten hoe de samenstelling van de verschillende politieke organen tot stand komt; kan de structuur van de vertegenwoordiging op EU-niveau uitleggen en daarbij uit een zetten hoe de samenstelling van de verschillende Europese politieke organen tot stand komt. Subdomein C2: De praktijk van de parlementaire democratie kan de fasen in het proces van politieke besluitvorming op gemeentelijk, provinciaal en nationaal niveau beschrijven en daarbij bij elke fase van elke betrokken actor beschrijven welke rol deze actor in die fase vervult; kan de rol van massamedia bij politieke besluitvorming beschrijven; kan dilemma s herkennen die samenhangen met de uitgangspunten van de democratie en de hoofdlijnen van de politieke discussie hierover weergeven. Deze dilemma s hebben onder andere betrekking op: de rol die de overheid moet spelen in verhouding tot die van burgers en maatschappelijke organisaties (zowel commercieel als niet-commercieel); de functies van politieke partijen (representativiteit); het populisme; het kiesstelsel (en de gevolgen voor de vorming van een regering en de stabiliteit van de regering); de taken van het staatshoofd (o.a. in formatie); de (taken van de) Eerste Kamer en Tweede Kamer; het functioneren van het parlement met name wat betreft het uitoefenen van haar hoofdtaken; de invloed van ambtenaren (de vierde macht); de invloed van pressiegroepen (lobbyorganisaties); (de gevolgen van) overdracht van nationale soevereiniteit aan de EU. De kandidaat kan de hoofdlijnen van de politieke discussie koppelen aan de visies van de belangrijkste politieke stromingen (sociaaldemocratie, christendemocratie, liberalisme) en de standpunten van de in het Nederlandse parlement vertegenwoordigde politieke partijen; kan de belangrijkste verschillen noemen tussen een parlementair en een presidentieel stelsel. Subdomein C3: Internationale vergelijking en internationale organisaties De kandidaat kan aangeven welke gevolgen de vorming van de Europese Unie heeft voor de politieke rechten van de Europese burger. Domein D: Verzorgingsstaat Subdomein D1: Geschiedenis van de verzorgingsstaat pagina 11 van 15

kan uitleggen onder invloed van welke factoren de verzorgingsstaat zich in Nederland heeft ontwikkeld na de Tweede Wereldoorlog en welke actoren erbij betrokken zijn; kan uitleggen wat de nachtwakersstaat inhoudt; kan de standpunten van liberale, socialistische en confessionele partijen ten aanzien van de verzorgingsstaat benoemen; kan het begrip verzorgingsstaat uitleggen; kan uitleggen door welke maatschappelijke factoren de verzorgingsstaat in Nederland met name na de Tweede Wereldoorlog gegroeid is. Subdomein D2: Sociale rechten en plichten; kenmerken van een verzorgingsstaat kan voorbeelden van sociale rechten en plichten die inwoners van Nederland hebben, noemen en herleiden tot wetten en artikelen in de Grondwet; kan de waarden noemen die ten grondslag liggen aan de verzorgingsstaat en deze herkennen in overheidsbeleid; kan kenmerken van de Nederlandse verzorgingsstaat beschrijven aan de hand van de overheidsterreinen gezondheidszorg, onderwijs, sociale zekerheid en kunst/cultuur; kan overeenkomsten en verschillen tussen werknemersverzekeringen en volksverzekeringen uitleggen en kan van beide ook voorbeelden noemen; kan overeenkomsten en verschillen tussen sociale verzekeringen en sociale voorzieningen uitleggen en kan van beide ook voorbeelden noemen; kan uitleggen wat het emancipatiebeleid inhoudt en wat positieve discriminatie is. Subdomein D3: De praktijk van de verzorgingsstaat kan uitleggen welke problemen (misbruik/oneigenlijk gebruik, bureaucratisering/anonimiteit, afhankelijkheid/passiviteit en betaalbaarheid) de verzorgingsstaat kent, met welke (recente) maatregelen de overheid die probeert op te lossen en welke standpunten de verschillende politieke partijen hebben over de wenselijkheid van deze maatregelen; kan de rol van de sociale partners in de verzorgingsstaat beschrijven en de belangrijkste Nederlandse belangenorganisaties en overlegorganen op het gebied van arbeid noemen; kan de relatie tussen de verzorgingsstaat en sociale ongelijkheid uitleggen; kan uitleggen wat werkloosheid is en welke soorten werkloosheid er zijn. Subdomein D4: Internationale vergelijking en internationale organisaties kan het begrip globalisering in verband brengen met de crisis in de verzorgingsstaat en de veranderende arbeidsmarkt; kan aangeven welke gevolgen de vorming van de Europese Unie heeft voor de sociale rechten van de Europese burger. Domein E: Pluriforme samenleving kan uitleggen wat pluriformiteit betekent; kan het begrip cultuur en de daarbij behorende functies uitleggen; pagina 12 van 15

kan uitleggen wat het verschil is tussen een dominante cultuur, een subcultuur en een tegencultuur; kent de begrippen allochtoon, autochtoon, asielzoeker en etnische minderheid; kan uitleggen wat socialisatie betekent, wat socialiserende instituties zijn en hoe die in de praktijk werken. Subdomein E1: Geschiedenis van de pluriforme samenleving kan uitleggen waarom na de Tweede Wereldoorlog de volgende groepen naar Nederland migreerden: Indonesiërs/Molukkers, gastarbeiders, Surinamers, vluchtelingen/asielzoekers, Oost-Europeanen; kan deze groepen in de juiste chronologische volgorde zetten; kan een verband leggen tussen de welvaart in Nederland na de Tweede Wereldoorlog en de komst van gastarbeiders; weet hoe de Nederlandse samenleving is veranderd na de Tweede Wereldoorlog en kan hierbij de begrippen: verzuiling, ontzuiling, individualisering en emancipatie toepassen; weet hoe genoemde veranderingen leiden tot de opkomst van jeugdculturen en kan voorbeelden geven van jeugdculturen. Subdomein E2: Grondrechten die horen bij de pluriforme samenleving kan artikel 1 van de Grondwet omschrijven; kan voorbeelden noemen van botsende politieke grondrechten; kan uitleggen hoe de rechten van minderheden worden beschermd; kan uitleggen welke waarden ten grondslag liggen aan een pluriforme samenleving; weet wat een inburgeringscursus betekent. Subdomein E3: De praktijk van de pluriforme samenleving kan de maatschappelijke positie van minderheden in verband brengen met de volgende factoren: onderwijs, arbeidsmarkt, huisvesting en gezondheidszorg; kan de verschillen tussen de autochtone dominante cultuur en (allochtone) subculturen verwoorden; weet wat vooroordelen, stereotypen en discriminatie zijn en kan daar voorbeelden van geven; kan uitleggen wat segregatie in onderwijs en huisvesting betekent; kan voor - en nadelen van positieve actie beschrijven; kent verschillen in opvattingen van politieke partijen over het vreemdelingenbeleid; kan voorbeelden van voorwaarden voor naturalisatie geven; weet wat het overheidsbeleid ten aanzien van vreemdelingen is geweest sinds de Tweede Wereldoorlog; kan het verschil tussen integratie, assimilatie en segregatie uitleggen; kan het verschil tussen gezinshereniging en gezinsvorming uitleggen; kan voorbeelden geven van culturele spanningen tussen verschillende bevolkingsgroepen in Nederland. pagina 13 van 15

Subdomein E4: Internationale vergelijking en internationale organisaties kan uitleggen wat de relatie is tussen de uitbreiding van de EU en arbeidsmigratie naar Nederland; kan uitleggen wat de relatie is tussen welvaartsverschillen binnen de EU en arbeidsmigratie; kan voorbeelden noemen van verdragen die Nederland heeft ondertekend zoals de UVRM, het EVRM en het Vluchtelingenverdrag van Genève. pagina 14 van 15

pagina 15 van 15

pagina 16 van 15