Toelichting peilbesluit Gieten Waterschap Hunze en Aa s December Toelichting Peilbesluit Gieten

Vergelijkbare documenten
Toelichting Ontwerp Peilbesluit Gasselte

Toelichting Peilbesluit Tynaarlo

Toelichting Peilbesluit. Oude Pekela zuid

Toelichting Peilbesluit Drentsche Aa Noord

Toelichting. Peilbesluit Pagediep

Toelichting Ontwerp Peilbesluit Paterswolde en Groningen Zuid

Toelichting Ontwerp Peilbesluit Drentsche Aa Zuid

Toelichting Peilbesluit Wolfsbarge

Toelichting Peilbesluit Winschoten

Toelichting ontwerp peilbesluit Blauwestad Waterschap Hunze en Aa s Peilbesluit Blauwestad

Toelichting Ontwerp Peilbesluit Stadskanaal

Toelichting Peilbesluit Assen

Toelichting Ontwerp Peilbesluit Hoogezand

Toelichting Peilbesluit Westerpolder - Oosterland - Vestdijklaan

Peilbesluit Ter Haar. Waterschap Hunze en Aa s 11 maart Peilbesluit Ter Haar

Kaart 1 Overzichtskaart. Legenda. Duurswold. Veenkoloniën. Hunze. Drentse Aa. Peilbesluit Paterswolde en stad Groningen

BPP: Nee FAZ: Nee VVSW: Ja Opdrachtgever: Jan van der Laan. Direct betrokken

Kaart 1 Overzichtskaart Gieterveen. hoofdwaterlichaam. Zuidwolde. Groningen. Hoogkerk. Uiterburen Zuidbroek. Haren. Heiligerlee Winschoten

Peilbesluit TT Kaart 1: Overzichtskaart. Zuidwolde. Groningen. Hoogkerk. Uiterburen. Haren. Zuidbroek. Hoogezand-Sappemeer. Paterswolde Muntendam

BPP: Nee FAZ: Nee VVSW: Ja Opdrachtgever: Jan van der Laan. Samenwerking en afstemming over het peilbesluit. Direct betrokkenen

Peilbesluit Rietveld 2017

Ter Wisch. Kaart 1; Overzicht. Peilbesluit Ter Wisch Westerwolde bebouwing boezem. rijksgrens. hoofdweg hoofdspoorwegennet.

Bijlage E: Peilvakken en de gewenste grond- en oppervlaktewaterpeilen.

Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude Polder van Pijnacker - peilgebied OPP XIII

Samenvatting peilvoorstellen en afwegingen

Toelichting GGOR Schieveen

Kaart 1 Overzichtskaart. Legenda. Duurswold. Veenkoloniën. Hunze. Drentse Aa. Peilbesluit Paterswolde en stad Groningen

Heiligerlee. Winschoten. Blijham. Oude Pekela Veendam Ommelanderwijk. Nieuwe Pekela. Wedde. Onstwedde Vlagtwedde. Stadskanaal.

BPP: Nee FAZ: Nee VVSW: Ja Opdrachtgever: Jan van der Laan. Direct betrokken

Toelichting peilbesluit Meerstad

VEENKOLONIËN Oude Pekela

Toelichting GGOR polder Berkel

Toelichting GGOR Akkerdijksche polder

Toelichting GGOR Zuidpolder van Delfgauw

BPP: Nee FAZ: Nee VVSW: Ja Opdrachtgever: Jan van der Laan

Nota beantwoording zienswijzen

Bijlage 1 Toelichting partiële herzieningen peilbesluiten Alblasserwaard en Tielerwaard

VERKENNEND ONDERZOEK WATERHUISHOUDING ZUIDWENDING ANALYSE EN MAATREGELEN CONSORTIUM AARDGASBUFFER ZUIDWENDING WATERSCHAP HUNZE EN AA'S

Watergebiedsplan Hem. Toelichting bij het peilbesluit, projectplan en leggerwijziging. Partiële herziening van het peilbesluit Drechterland (2005)

Leidraad peilbesluiten

Toetsing peilafwijkingen IJsselmonde-Oost en Zwijndrechtse Waard. (behorend bij ontwerp peilbesluit IJsselmonde-Oost en Zwijndrechtse Waard)

BPP: Nee FAZ: Nee VVSW: Ja Opdrachtgever: Jan van der Laan

Leeswijzer factsheets peilgebieden Walcheren

Geohydrologische situatie Burg. Slompweg

Reactienota zienswijze over het ontwerpprojectplan Restontwerpen fase 1 IJsseldelta-Zuid. September 2015

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch

Toelichting op partiële herziening peilbesluit Groeneveldse polder peilgebied XII

Peilbesluit Campen. 12 december 2016

Integraal Peilbesluitplan Smilde Streekbijeenkomst

Toelichting GGOR Oude Polder van Pijnacker

BPP: Nee FAZ: Nee VVSW: Ja Opdrachtgever: Jan van der Laan. Direct betrokkenen

Watergebiedsplan Dorssewaard Terugkoppel avond. 1 januari 2010

Toelichting op partiële herziening peilbesluit Lage Abtswoudschepolder Peilgebied V

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

Vergelijking van het Nieuw Limburgs Peil met het Waterbeheerplan van waterschap Peel en Maasvallei

ECLI:NL:RBZWB:2014:8005

Ontwerp peilbesluit Jipsinghuizen

huidig praktijk peil (AGOR) [m NAP]

BPP: Nee FAZ: Nee VVSW: Ja Opdrachtgever: Jan van der Laan. Direct betrokken

analyse GGOR Voor verdere informatie (zoals ligging verschillende natuurdoeltypen) wordt verwezen naar de beschrijving en kaarten van het AGOR.

Peilgebied Winterpeil (m t.o.v. NAP) Zomerpeil (m t.o.v. NAP)

Nota van Wijzigingen. Wijzigingen ten opzichte van het ontwerp- Watergebiedsplan Holland, Sticht en Voorburg-, Het Honderd- en Breukelerwaard west

Samenvatting peilvoorstellen en afwegingen

Nr. Door Zienswijze Reactie dagelijks bestuur

Notitie Effecten maaivelddaling veenweidegebied op grondwatersysteem Fryslân Inleiding Werkwijze

Toelichting op partiële herziening peilbesluit Nieuwe of Drooggemaakte polder peilgebied VIII

Optimalisatie peilbeheer St.Anthonis-Boxmeer. Streekbijeenkomst maart 2019

Peilbesluit Oldambtboezem

BPP: Nee FAZ: Nee VVSW: Ja Opdrachtgever: Jan van der Laan. Direct betrokkenen

CVDR. Nr. CVDR271515_1. Peilbesluit Quarles van Ufford

CVDR. Nr. CVDR271858_1. Peilbesluit Bommelerwaard

Toelichting op het ontwerp-peilbesluit voor het bemalingsgebied Zuiderdiep

Informatiebijeenkomst PWO Zuid-Beveland-Oost. 26 november 2012

17 Peilafwijking 17.1 Inleiding

PEILVERHOGING IN HET VEENWEIDEGEBIED; GEVOLGEN VOOR DE INRICHTING EN HET BEHEER VAN DE WATERSYSTEMEN

Bodem en Water, de basis

Ontwerp peilbesluit Rietveld 2017

BPP: Nee FAZ: Nee VVSW: Ja Opdrachtgever: Jan van der Laan. Direct betrokkenen

RENHEIDE OP PEIL Doel pilot Beoogde effecten Maatregelen

NOT a 12 september 2013 Water Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is het opstellen van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie

Landbouwkundig belang van een goede waterhuishouding Everhard van Essen Jan van Berkum

Streefpeilbesluit Optimalisatie peilbeheer Leijgraaf

1 Waterparagraaf bij het bestemmingsplan De Ark. 1.1 Inleiding tot de waterparagraaf. 1.2 Beleidskader

Projectplan verdrogingsbestrijding Empese en Tondense Heide D e f i n i t i e f

Kaartenbijlage behorende bij het peilbesluit Nieuwegein Nieuwegein-West, Plettenburg en Oudegein

Toepassing van onderwaterdrains in stad en land: mogelijkheden en kansen

Formulier ten behoeve van het indienen van schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van Orde Verenigde Vergadering Delfland

Voorstel. Routing voorstel. G.J. Versluis. Watersysteem. (gew )

Bijlage 2: Factsheets per peilgebied

Toelichting partiële herziening peilbesluit Abtswoude - peilgebied ABW X

ONTWERP-PROJECTPLAN WATERWET ex art. 5.4 Waterwet

Peilbesluit Horstermeerpolder en Meeruiterdijkse polder

(Regionale) gebiedsinformatie over huidig watersysteem

pilotgebied Valthermond

Bodemdaling door grondwaterwinning

Zienswijzen heer Liebregts Zienswijze d.d. 8 december 2011, gesprekken d.d. 26 januari jl. en 23 februari jl.

Nota beantwoording zienswijzen

BELEIDSREGEL DEMPEN SLOTEN WATERSCHAP HUNZE EN AA S

1 Waterparagraaf bij het bestemmingsplan t Hoge Loo. 1.1 Inleiding tot de waterparagraaf. 1.2 Beleidskader

Transcriptie:

Toelichting peilbesluit Gieten Waterschap Hunze en Aa s December 2012 Toelichting Peilbesluit Gieten

1 Inleiding... 4 1.1 Wat is een peilbesluit... 4 1.2 Waarom een peilbesluit... 4 1.3 Procedure... 4 1.4 Samenvatting... 6 2 Beleid... 8 2.1 Inleiding... 8 2.2 Nationaal beleid... 8 2.3 Provinciaal beleid... 9 2.4 Beleid Hunze en Aa s... 9 3 Werkwijze en uitgangspunten... 10 3.1 Werkwijze... 10 3.2 Gehanteerde droogleggingsnormen... 10 3.3 Beoordelingscriteria... 11 3.4 Samengevatte uitgangspunten... 13 4 Gebiedsbeschrijving... 14 4.1 Inleiding... 14 4.2 Ligging... 14 4.3 Waterbeheersing... 14 4.4 Bodem... 15 4.5 Zones en grondgebruik... 16 4.6 Hoogteligging en maaivelddaling... 16 4.7 Grondwater, kwel en infiltratie... 16 4.8 Waterkwaliteit... 17 5 Uitgevoerde berekeningen en resultaten... 18 5.1 Resultaten per peilgebied... 18 5.1.1 Peilgebied GPG-A-65... 18 5.1.2 Peilgebied GPG-A-1001... 20 5.1.3 Peilgebied GPG-A-10540... 21 5.1.4 Peilgebied GPG-A-10760... 23 5.1.5 Peilgebied GPG-A-16090... 25 5.1.6 Peilgebied GPG-A-20080... 27 5.1.7 Peilgebied GPG-A-20220... 29 5.1.8 Peilgebied GPG-A-20310... 31 5.1.9 Peilgebied GPG-A-20510... 33 5.1.10 Peilgebied GPG-A-20605... 35 5.1.11 Peilgebied GPG-A-30230... 37 5.1.12 Peilgebied GPG-A-30235... 39 5.1.13 Peilgebied GPG-H-105... 40 5.1.14 Peilgebied GPG-H-106... 41 5.1.15 Peilgebied GPG-H-10004... 43 5.1.16 Peilgebied GPG-H-10005... 45 5.1.17 Peilgebied GPG-H-10028... 47 5.1.18 Peilgebied GPG-H-10121... 49 5.1.19 Peilgebied GPG-H-10122... 51 5.1.20 Peilgebied GPG-H-10123... 53 5.1.21 Peilgebied GPG-H-10124... 55 5.1.22 Peilgebied GPG-H-10139... 57 5.1.23 Peilgebied GPG-H-16700... 59 Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 2

5.1.24 Peilgebied GPG-H-16720... 61 5.1.25 Peilgebied GPG-H-16740... 63 5.1.26 Peilgebied GPG-H-16750... 65 5.1.27 Peilgebied GPG-H-16760... 67 5.1.28 Peilgebied GPG-H-16960... 69 5.1.29 Peilgebied GPG-H-16980... 71 5.1.30 Peilgebied GPG-H-16990... 73 5.1.31 Peilgebied GPG-H-16996... 75 5.1.32 Peilgebied GPG-H-27010... 77 5.1.33 Peilgebied GPG-H-27080... 79 5.2 Methodiek peilbeheer... 81 6 Literatuurlijst... 82 Bijlage 1: Hydrologische begrippen... 83 Bijlage 1: Verslag informatie avond peilbesluit Gieten... 84 Kaarten Kaart 1: Kaart 2: Kaart 3: Kaart 4: Kaart 5: Kaart 6: Kaart 7: Kaart 8: Kaart 9: Kaart 10: Kaart 11: Kaart 12: Kaart 13: Kaart 14: Kaart 15: Kaart 16: watersysteemgebied Drentsche Aa zonekaart grondgebruik waterhuishoudkundige situatie bodemkaart hoogtekaart 5%, 10%, 20% laagst gelegen maaiveldhoogte gemiddelde hoogste grondwaterstand (ghg) gemiddelde laagste grondwaterstand (glg) kwel en infiltratie drooglegging bij huidige winterpeilen drooglegging bij huidige zomerpeilen drooglegging bij gewenste winterpeilen drooglegging bij gewenste zomerpeilen wijzigingen winterpeil wijzigingen zomerpeil Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 3

1 Inleiding 1.1 Wat is een peilbesluit Een peilbesluit is een besluit van het waterschap, na een inspraak- en beroepsprocedure, waarin de na te streven oppervlaktewaterstanden in een peilgebied formeel worden vastgelegd. Een peilbesluit is voor het waterschap een inspanningsverplichting. Bij een peilbesluit hoort een toelichting met daarin de belangenafweging die ten grondslag ligt aan het peilbesluit. Mogelijke voorkomende belangen zijn bijvoorbeeld landbouw, natuur, bebouwing, wegen, bossen of scheepvaart. 1.2 Waarom een peilbesluit Het waterschap is op grond van art. 3.21 van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009 verplicht om een peilbesluit te nemen voor de onder het beheer van het waterschap staande: boezem waterstaatkundige eenheden met: 1. de functie natuur als hoofdfunctie, of 2. de functie landbouw grenzend aan gebieden met de functie natuur andere waterstaatkundige eenheden, indien Gedeputeerde Staten daartoe besluiten. Het waterschap is op grond van artikel 10.30 van de Provinciale omgevingsverordening Drenthe verplicht om een peilbesluit vast te stellen voor de oppervlaktewateren in de gebieden die: 3. deel uitmaken van provinciegrens overschrijdende peilvakken waarvoor een door de provincie Groningen, Overijssel of Friesland opgelegde verplichting geldt om een peilbesluit vast te stellen 4. zijn aangewezen op een als zodanig aangeduide kaart bij het beheerplan van het waterschap. Afgezien van de verplichting om in sommige gevallen een peilbesluit vast te stellen biedt een peilbesluit belanghebbenden ook duidelijkheid en rechtszekerheid. Het streven van het Waterschap Hunze en Aa s is daarom om ook in de gebieden waar het formeel niet verplicht is een peilbesluit op te stellen. Dit peilbesluit voor het gebied TT is een verplicht peilbesluit. Op kaart 1 (Overzichtskaart) is de ligging van het gebied TT weergegeven. 1.3 Procedure Voorafgaand aan de formele procedure wordt in het kader van de ambtelijke voorbereiding, voorlichting gegeven over het voorgenomen peilbesluit en wordt overleg gevoerd met direct betrokkenen. Het ontwerp peilbesluit wordt ter besluitvorming voorgelegd aan het dagelijks bestuur en volgt de formele inspraakprocedure volgens afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht. Er wordt gepubliceerd wanneer en waar het ontwerp ter inzage ligt. Het ontwerp peilbesluit ligt gedurende een periode van 6 weken ter inzage. In deze periode wordt belanghebbenden de mogelijkheid geboden Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 4

om hun zienswijze over het ontwerp peilbesluit kenbaar te maken. Het dagelijks bestuur beoordeelt of de ingediende zienswijzen aanleiding zijn om het algemeen bestuur te adviseren het oorspronkelijke ontwerp gewijzigd vast te stellen. Het algemeen bestuur krijgt een overzicht van alle zienswijzen en het commentaar daarop van het dagelijks bestuur. De stukken gaan vòòr de AB- vergadering ook naar degenen, die een zienswijze over het ontwerp besluit hebben ingediend. Zij kunnen desgewenst inspreken in de vergadering van het algemeen bestuur. Het vastgestelde peilbesluit wordt bekendgemaakt en daarbij wordt gewezen op de mogelijkheid om beroep in te stellen bij de rechtbank voor belanghebbenden, die eerder een zienswijze hebben ingediend, tenzij een belanghebbenden geen verwijt kan worden gemaakt, dat hij geen zienswijze heeft ingediend. Dat is bv. het geval als het ontwerp peilbesluit geen reden vormt om een zienswijze in te dienen, maar een daarvan afwijkend vastgesteld peilbesluit wel aanleiding is om beroep in te stellen. Degene die een zienswijze heeft ingediend ontvangt persoonlijk bericht van het vaststellingsbesluit en de beroepsmogelijkheid op de rechtbank. Peilbesluiten - ook verplichte peilbesluiten - hoeven, sinds de inwerkingtreding van de Waterwet, niet meer te worden goedgekeurd door gedeputeerde staten. Het zgn. administratief beroep bij dat college tegen niet verplichte peilbesluiten is eveneens vervallen. Tegen de uitspraak van de rechtbank kunnen belanghebbenden, die beroep hebben ingesteld in hoger beroep gaan bij de Raad van State. De rechtbank en de Raad van State besluiten of het vastgestelde peilbesluit in stand kan blijven of eventueel moet worden aangepast. Het peilbesluit treedt in werking op de dag na bekendmaking ervan in de krant of op een nader in het peilbesluit te bepalen datum. Beroep en hoger beroep schorten de inwerkingtreding van het peilbesluit niet op. Wel kan de rechtbank of de Raad van State vooruitlopend op de uitspraak in (hoger) beroep bepalen dat de inwerkingtreding van het peilbesluit wordt opgeschort. Een belanghebbende kan daartoe een verzoek doen bij rechtbank of Raad van State. Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 5

1.4 Samenvatting Een peilbesluit is een besluit van het waterschap, na een inspraak- en beroepsprocedure, waarin de na te streven oppervlaktewaterstanden in een peilgebied formeel worden vastgelegd. Een peilbesluit is voor het waterschap een inspanningsverplichting. Het waterschap wil voor het gehele beheersgebied peilbesluiten opstellen om reden van duidelijkheid en rechtszekerheid richting ingelanden. Het waterschap wil in peilbesluiten en in het dagelijks peilbeheer zoveel mogelijk uitwerking geven aan het beleid van het realiseren van de gewenste grond- en oppervlaktewaterregime (GGOR). Dit gebeurt op basis van drooglegginsnormen. In het algemeen geldt dat de huidige peilen vaak gebaseerd zijn op jarenlange praktijkervaringen. Als gevolg van specifiek lokale omstandigheden kunnen de praktijkpeilen lager of hoger liggen dan de theoretisch gewenste peilen die bepaald worden met algemene normen. Er wordt zeer veel belang gehecht aan de praktijkervaringen en daarom geldt in het algemeen dat wanneer er geen klachten zijn over de huidige peilen deze peilen worden gehandhaafd, tenzij de berekeningen aantonen dat de huidige peilen sterk afwijken van de theoretisch gewenste peilen. Bij grote verschillen vindt nader onderzoek en overleg met de belanghebbenden plaats. In het gebied van Gieten komen de peilen zoals ze theoretisch gewenst zijn overeen met wat er in de praktijk gehanteerd worden. Er wordt slecht één verandering voorgesteld in het oosten van het gebied. Winterpeil Zomerpeil Winterpeil Zomerpeil Peilgebiedcode Huidig (m t.o.v. NAP) Gewenst (m t.o.v. NAP) GPG-A-65 - - - - GPG-A-1001 - - 18,40 1 18,40 1 GPG-A-10540 14,80 14,80 14,80 1 14,80 1 GPG-A-10760 - - 14,85 14,85 1 GPG-A-16090 11,20 11,20 11,00 2 11,00 12 GPG-A-20080 - - 16,90 16,90 1 GPG-A-20220 - - 16,05 1 16,05 1 GPG-A-20310 - - 14,65 14,65 1 GPG-A-20510 15,95 15,95 15,95 15,95 1 GPG-A-20605 15,20 15,20 15,20 15,20 1 GPG-A-30230 - - 16,80 16,80 1 GPG-A-30235 - - - - GPG-H-105 - - - - GPG-H-106 - - 0,50 0,70 GPG-H-10004 5,15 5,15 5,15 5,15 1 GPG-H-10005 4,60 4,60 4,60 1 4,60 1 GPG-H-10028 4,15 4,15 4,15 4,15 1 GPG-H-10121 3,70 3,70 3,70 1 3,70 1 GPG-H-10122 2,80 2,80 2,80 2,80 1 GPG-H-10123 2,20 2,20 2,20 2,20 1 GPG-H-10124 - - 6,00 1 6,00 1 GPG-H-10139 2,25 2,25 2,25 2,25 GPG-H-16700 1,80 2,25 1,75 2,20 2 Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 6

GPG-H-16720 2,25 2,35 2,25 2,35 1 GPG-H-16740 3,40 3,75 3,40 3,75 1 GPG-H-16750 2,80 2,80 2,80 2,80 1 GPG-H-16760 1,80 2,35 1,80 2,35 GPG-H-16960 - - 1,40 1,85 GPG-H-16980 1,20 1,70 1,20 1,70 GPG-H-16990 1,15 1,60 1,15 1,60 GPG-H-16996 1,50 2,00 1,50 2,00 GPG-H-27010 0,90 1,40 0,90 1,40 GPG-H-27080 - - 3,10 3,10 1 Waterpeil kan vanwege het gebrek aan wateraanvoer uitzakken 2 Streefpeil wordt al gehandhaafd Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 7

2 Beleid 2.1 Inleiding Het beleid ten aanzien van de ruimtelijke ordening, het waterbeheer en andere aangrenzende beleidsvelden wordt op verschillende niveaus vormgegeven. Voor een integrale invulling van het peilbeheer dient expliciet rekening te worden gehouden met het vigerende beleid op deze terreinen. In dit hoofdstuk is het beleid met betrekking tot de ruimtelijke ordening, waterbeheer en het milieubeheer samengevat, voor zover dit beleid betrekking heeft op en relevant is voor het peilbeheer binnen peilbesluit TT. 2.2 Nationaal beleid Het beleid op nationaal niveau is beschreven in de Nationaal Waterplan (NWP, 2009). Nationaal Waterplan (NWP) 2009-2015 Het nationaal beleid ten aanzien van water is vastgelegd in het Nationaal Waterplan. Er worden in dit plan geen concrete richtlijnen gegeven voor het peilbeheer. Meer algemeen wordt benadrukt dat samenwerking tussen partijen van groot belang is om het waterbeleid tot stand te brengen. In het hoofdstuk ruimtelijke aspecten waterbeleid wordt ingezet op een klimaatbestendige inrichting van Nederland waarbij water een meer bepalende factor is bij ruimtelijke afwegingen. Er moet meer ruimte komen voor herstel van natuurlijke processen (bodem, water en natuur). Voor het gebied Noord Nederland is aangegeven dat om wateroverlast tegen te gaan de regio maatregelen uitvoert als bijvoorbeeld extra berging in de boezem en de aanleg van retentiepolders In het hoofdstuk watertekort en zoetwatervoorziening staat dat de kansen op verzilting en de toename van verdroging vereisen dat per gebied de afweging wordt gemaakt in hoeverre functies in overeenstemming kunnen worden gebracht met bijbehorend peilbeheer. Via het Gewenst Grond en oppervlaktewaterregime (GGOR) wordt bezien welke functie het beste past bij de aanwezige waterpeilen. Lokale perceelmaatregelen als slootpeil verhoging en kwelreductie kunnen worden ingezet om verzilting tegen te gaan. Voor het gebied Noord Nederland is aangegeven dat de wateraanvoer uit het IJsselmeer, die nodig is voor verziltingsbestrijding en peilhandhaving om bodemdaling door veenoxidatie te voorkomen en het tegengaan van het verzwakken van veenkaden, speciale aandacht krijgt. Tevens zal een strategie uitgewerkt worden om bodemdaling door veenoxidatie terug te dringen door een aangepast peilbeheer. Natuurbeschermingswet 1998 In de Natuurbeschermingswet 1998 is de bescherming van o.a. de Natura 2000 gebieden geregeld. Projecten of handelingen bv. peilveranderingen die negatieve effecten op deze beschermde gebieden kunnen hebben, zijn verboden. Ook activiteiten buiten de beschermde gebieden kunnen verboden zijn, indien deze negatieve effecten veroorzaken op de kwalificerende natuurwaarden van het gebied. Als blijkt dat er een kans is op een significant negatief effect is een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet vereist en dient ook een passende beoordeling te worden opgesteld. Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 8

2.3 Provinciaal beleid Provinciaal Omgevings Plan Drenthe 2009-2013 In het Provinciaal Omgevingsplan (POP) zijn de hoofdlijnen van het Provinciaal omgevingsbeleid voor de komende jaren beknopt en overzichtelijk aangegeven. In het provinciale omgevingsplan zijn zones toegekend aan het gebied. Omgevingsverordening Provincie Drenthe 2004 De provinciale omgevingsverordening (POV) 2004 bevat regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie Drenthe. In de omgevingsverordening zijn hoofdstukken opgenomen over milieu, water en ruimtelijke ordening. De bepalingen over milieu en water zijn voor het grootste deel ontleend aan bestaande verordeningen. In deze omgevingsverordening is tevens aangeven, voor welke gebieden verplicht een peilbesluit opgesteld moet worden, wat de inhoud van het peilbesluit moet zijn en welke procedure dient te worden doorlopen om het peilbesluit vast te stellen. Het peilbesluit TT is geen verplicht peilbesluit. Afgezien van de verplichting om in sommige gevallen een peilbesluit vast te stellen biedt een peilbesluit belanghebbenden ook duidelijkheid en rechtszekerheid. Het streven van het Waterschap Hunze en Aa s is daarom om ook in de gebieden waar het formeel niet verplicht is een peilbesluit op te stellen. Leidraad voor het opstellen en beoordelen van peilbesluiten 2007 Het huidige provinciale beleid is erop gericht peilbesluiten zodanig op te stellen dat daarbij de belangen transparant en evenwichtig worden afgewogen. Het waterschap volgt bij het opstellen van peilbesluiten de Leidraad peilbesluiten 2007. Deze leidraad is van toepassing voor het gehele beheersgebied van het Waterschap Hunze en Aa s. Kernpunten van de leidraad zijn: Diverse belangen worden zorgvuldig afgewogen en zo goed mogelijk behartigd; In landbouwgebieden wordt bodemdaling door veenoxidatie gecompenseerd door peilaanpassing, tenzij het een onevenredige bodemdaling betreft. In geval van onevenredige bodemdaling dient gemotiveerd te worden waarom het oppervlaktewaterpeil de maaivelddaling niet volgt. 2.4 Beleid Hunze en Aa s Het waterbeleid op regionaal en lokaal niveau wordt weergegeven in het Waterbeheerplan en diverse nota s van Waterschap Hunze en Aa s. Waterbeheerplan 2010 2015 Het beleid van het Waterschap Hunze en Aa s is neergelegd in het Beheersplan 2010-2015. In het beheersplan staat aangegeven dat voor alle peilgebieden een peilbesluit wordt vastgesteld waarbij, op basis van de toegekende functies en de kaders die door de provincie zijn vastgesteld, de gewenste peilen worden vastgelegd. Wanneer bij het opstellen van het peilbesluit blijkt dat de betreffende functie niet optimaal bediend kan worden zal het waterschap de provincie voorstellen met een niet-optimale situatie genoegen te nemen. In de landbouwgebieden betreft dit met name de gebieden waar veenoxidatie speelt. In deze gevallen kan voorgesteld worden om peilverlagingen niet door te voeren in het kader van een Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 9

duurzaam waterbeheer, om verdere oxidatie van het veen en een daarbij behorende daling van het maaiveld zoveel mogelijk te voorkomen. In de planperiode zal een strategie worden uitgewerkt waarin de aanpak van de veenoxidatieproblematiek wordt uitgewerkt. Door de klimaatverandering kunnen er in de toekomst langere perioden van droogte ontstaan, waarin de beschikbaarheid van water uit het IJsselmeer afneemt terwijl de watervraag toeneemt. In de komende planperiode zal het waterschap de wateraanvoer verder optimaliseren middels automatisering en BOS systemen (Beslissings Ondersteunings Systemen). Bij een watertekort wordt de verdringingsreeks gehanteerd die is in de provinciale verordening is vastgelegd. 3 Werkwijze en uitgangspunten 3.1 Werkwijze Voor dit peilbesluit is het waterschap conform de Verordening op de Waterhuishouding in de provincie Groningen verplicht een peilbesluit op te stellen. Het waterschap wil in peilbesluiten en in het dagelijks peilbeheer zoveel mogelijk uitwerking geven aan het beleid van het realiseren van de gewenste grond- en oppervlaktewaterregime (GGOR). Dit gebeurt voor de niet verplichte peilbesluiten op basis van droogleggingsnormen waarbij de uitkomsten van de droogleggingsberekeningen worden getoetst aan het grondwaterregime, potentiële bodemdaling (aardgaswinning, zoutwinning, veenoxidatie), potentiële drainage en potentiële inundatieknelpunten. Onder drooglegging wordt verstaan het hoogteverschil tussen het maaiveld en de waterstand in de watergang bij een peil in rust. De te gebruiken droogleggingsnormen zijn afhankelijk van de grondsoort en van het grondgebruik. De droogleggingsnormen zijn vastgelegd in de Leidraad voor het opstellen en beoordelen van peilbesluiten (Provincie Groningen 2007). 3.2 Gehanteerde droogleggingsnormen De theoretisch gewenste peilen voor de landbouw zijn bepaald met behulp van onderstaande droogleggingsnormen. De getallen in de tabel geven de afstand weer tussen de referentiehoogte van het maaiveld en de waterstand in rust (Nota Normdoelstellingen Water 2002). Droogleggingsnormen voor bouwland Bodemtype Drooglegging bij winterpeil in m Drooglegging bij zomerpeil in m te nat profiterend te droog te nat profiterend te droog Groep A; leemarme zandgronden <1.00 1.00-1.50 >1.50 <0.50 0.50-1.00 >1.00 Groep B; moerige-, veen- en lemige zandgronden <1.20 1.20-1.60 >1.60 <0.70 0.70-1.10 >1.10 Groep C; kleigronden op zand of veen <1.00 1.00-1.40 >1.40 <0.80 0.80-1.20 >1.20 Groep D; homogene kleigronden (kleilaag > 1.20 m -mv) <1.30 1.30-1.70 >1.70 <1.00 1.00-1.40 >1.40 Droogleggingsnormen voor grasland Bodemtype Drooglegging bij winterpeil in m Drooglegging bij zomerpeil in m te nat profiterend te droog te nat profiterend te droog Groep A; leemarme zandgronden <0.85 0.85-1.35 >1.35 <0.40 0.40-0.90 >0.90 Groep B; moerige-, veen- en lemige zandgronden <1.00 1.00-1.40 >1.40 <0.50 0.50-0.90 >0.90 Groep C; kleigronden op zand of veen <0.85 0.85-1.25 >1.25 <0.65 0.65-1.05 >1.05 Groep D; homogene kleigronden (kleilaag > 1.20 m -mv) <0.90 0.90-1.30 >1.30 <0.60 0.60-1.00 >1.00 Normen voor optimale drooglegging per grondsoort en gebruiksfunctie (bouwland en grasland) Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 10

Bij het bepalen van het gewenst peil wordt gebruik gemaakt van de peilgebiedsgrenzen, de bodem-, de grondgebruik- en de maaiveldhoogtekaart. In een Geografisch Informatie Systeem (GIS) worden de gegevens (peilgebieden, bodemkaart, grondgebruik-, maaiveldhoogtekaart) en de bovenstaande normentabel over elkaar geprojecteerd en gecombineerd, als basis voor een berekening. Voor elk peilgebied worden vlakken vervolgens de drooglegging berekend en afhankelijk van de norm geclassificeerd als te nat, profiterend of te droog. Aanvullend zijn de peilen getoetst aan de normen volgens Leidraad voor het opstellen en beoordelen van peilbesluiten (Provincie Groningen 2007). In deze leidraad worden voor landbouw richtwaarden gegeven voor de gewenste drooglegging in de winter, waarbij gebruik word gemaakt van een zogenaamde referentiehoogte. De referentiehoogte is gedefinieerd als de hoogte waar beneden 20 % van het oppervlak van het peilvak ligt. In de leidraad worden geen richtwaarden gegeven voor de gewenste drooglegging in de zomer. De normen geven richtwaarden voor de vast te stellen peilbesluiten. Afhankelijk van specifieke omstandigheden in een gebied kan een peilbesluit vastgesteld worden, de afwijkt van de normwaarde (Nota Normdoelstellingen Water 2002). 3.3 Beoordelingscriteria De uitkomsten van de droogleggingsberekeningen worden beoordeeld op basis van onderstaande criteria. bodemdaling In de beheergebied van de Waterschap Hunze en Aa s komt bodemdaling voor door aardgaswinning, zoutwinning en door veenoxidatie. o o o aardgaswinning Als gevolg van de aardgaswinning is een deel van de bodem in de provincies Groningen en Drenthe gedaald. De bodemdaling door aardgaswinning strekt zich uit over een groot gebied. Op peilgebiedsniveau is de bodemdaling gelijkmatige daling. De gevolgen van deze gelijkmatige bodemdaling zijn veelal te corrigeren door het peil hier op aan te passen. De opgetreden bodemdaling die is opgetreden na 1998 (hoogtecijfers AHN) en de bodemdalingsprognoses worden meegenomen in de afweging die resulteert in de voor te stellen streefpeilen. zoutwinning Ook door zoutwinning daalt de bodem in de provincie Groningen. Bodemdaling door zoutwinning volstrekt zich op lokale schaal en is kan op peilgebiedsniveau meer dan 10 cm verschillen. De gevolgen van bodemdaling door zoutwinning worden gecompenseerd door het peil aan te passen en indien nodig wordt ook de waterhuishoudkundige infrastructuur aangepast. veenoxidatie Voor de verspreiding van de verschillende bodemtypen wordt gebruik gemaakt van de Bodemkaart van Nederland uit 1980. Uit deze bodemkaart blijkt dat er in veel peilgebieden moerige gronden en veengronden voorkomen. De dikte van de oorspronkelijke veenlaag varieert per locatie en kan meer dan 200 cm bedragen. Ook de diepte van het veen verschilt per gebied. De veenlaag kan dicht onder het maaiveld voorkomen maar een veenlaag kan ook diep liggen en bedekt zijn met zand of klei. Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 11

Vanaf de zestiger jaren is het waterbeheer geoptimaliseerd voor de landbouw en is overgegaan op een diepe ontwatering. Door de diepe ontwatering zakt het grondwater dieper weg waardoor de lucht dieper in de grond komt. Het aan zuurstof blootgestelde organisch materiaal (veen) wordt hierdoor afgebroken en verdwijnt als CO 2 de lucht in, zogenaamde oxidatie van het veen. Veen kan met een snelheid van 1 cm per jaar oxideren bij een diepe ontwatering. De oorspronkelijke veenlaag is hierdoor geheel of gedeeltelijk verdwenen. Onderzoeken hebben aangetoond dat het areaal veengronden op de bodemkaart van Nederland met 40% tot 50% is afgenomen en het areaal moerige gronden met 70% tot 75% is afgenomen (Vries, F. de 2003; Pleiter, M. 2004). De maaiveldhoogten die gebruikt zijn voor het berekenen van de gewenste peilen zijn de hoogtecijfers uit 2009, de AHN (Actueel Hoogtebestand Nederland). Door gebruik te maken van recente hoogtecijfers is een correctie op de hoogtecijfers omwille van bodemdaling niet nodig. grondwater Het gehanteerde grondwaterregime is van invloed op de opbrengst. Te hoge grondwaterstanden resulteren in natschade en te lage grondwaterstanden resulteren in droogteschade. De provincie Groningen heeft samen met de inliggende waterschappen voor de voorkomende bodemtypen voor representatieve gewassen (gras, aardappelen, granen en populieren) de boven- en ondergrens van het Optimale Grondwater Regime (OGR) vastgesteld (Werkgroep Gewenst Grondwater Regiem Groningen 1999). Deze bandbreedte geeft aan waarbinnen het grondwater kan fluctueren voor een optimaal gebruik (Nota Normdoelstelling Water 2002). In het MIPWA project (Methodiekontwikkeling Interactieve Planvorming ten behoeve van het Waterbeheer 2007) is met een grondwatermodel op basis van de huidige peilen de Actuele Grondwaterstand Regime (AGR) voor Noord-Nederland berekend. Het Actuele Grondwater Regime wordt vergeleken met het Optimale Grondwater Regime. Desgewenst kan dit resulteren in het aanpassen of juist handhaven van het huidige peil. Geringe peilveranderingen hebben op peilgebiedsniveau per saldo echter nauwelijks effect op het verbeteren van de productieomstandigheden. Natschade door vernatting op een klein oppervlak wordt gecompenseerd door een afname van de droogteschade over een groter oppervlak en omgekeerd. Dit is dan ook reden dat als het gewenste peil 0.05 m of minder afwijkt van het bestaande peil het huidige peil gehandhaafd wordt, tenzij er op perceelsniveau redenen zijn dit wel te doen. Bepaalde bodemtypen in Groningen laten weinig fluctuatie toe en daarom zijn de boven- en ondergrens niet haalbaar. Deze gronden zijn niet optimaal te ontwateren voor het betreffende gewas, schade door wateroverlast en of droogte zal hier geaccepteerd moeten worden (Nota Normdoelstelling Water 2002). Overige functies De droogleggingsberekeningen worden uitgevoerd voor de gronden met de functie landbouw. Gronden met de functie natuur of bebouwing worden niet meegenomen in de droogleggingsberekening. De uitkomsten van de berekening worden wel getoetst op de ontwateringsnormen die van toepassing zijn op woningen en wegen. Wanneer er natuurgebieden zijn gelegen binnen het peilgebied kan overwogen worden het streefpeil hoger in te stellen omwille van het gewenste grondwatersituatie voor de natuurgebieden. drainage Veel landbouwpercelen zijn gedraineerd om de detailwaterhuishouding te verbeteren. Op welke Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 12

percelen drainage is aangelegd en wat de hoogteligging van de drainage is, is bij het waterschap niet bekend. Op voorhand wordt er bij de voorstellen van de peilen geen rekening gehouden met drainage. Op basis van inbreng van gebiedskennis van belanghebbenden kan indien nodig de werking van drainage meegenomen worden in de afwegingen. inundatieknelpunten Voor het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa s is, op basis van de landelijke werknormen voor regionale wateroverlast, bepaald in welke gebieden er, als gevolg van een te geringe dimensionering van de waterhuishoudkundige infrastructuur, knelpunten optreden. Indien er binnen het peilbesluitgebied sprake is van een inundatieknelpunt zal hier bij de voor te stellen peilen rekening mee worden gehouden. 3.4 Samengevatte uitgangspunten Voor de bepaling van het theoretisch gewenste landbouwkundige peil worden de volgende uitgangspunten gehanteerd; 5% tot 10% van het oppervlak van het peilgebied mag een drooglegging krijgen met de classificatie te nat ; het aaneengesloten oppervlak te nat mag niet groter zijn dan 5 ha in geval van dezelfde eigenaar; er wordt naar gestreefd dat minimaal 50% van het oppervlak van het peilgebied profiteert van het peil; als het gewenste peil 0.05 m of minder afwijkt van het bestaande peil kan overwogen worden het huidige peil te handhaven indien het effect van de peilaanpassing gering is en de lokale situatie geen aanleiding geeft het peil aan te passen. Modelmatig berekende grondwaterstanden uit het project MIPWA (Methodiekontwikkeling Interactieve Planvorming ten behoeve van het Waterbeheer) worden beoordeelt en meegewogen in de belangenafweging. peilveranderingen worden getoetst op ontwatering aanwezige bebouwing, wateraan- en afvoermogelijkheden, waterdiepte, aan- en afvoerdimensies. Indien een peilverandering ten koste gaat van de duurzaamheid van het watersysteem of resulteert in onrendabele investeringen kan worden afgezien van een peilaanpassing; Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 13

4 Gebiedsbeschrijving 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk zijn de peilgerelateerde en waterhuishoudkundige aandachtspunten opgesomd, zoals deze zich in de huidige situatie manifesteren en relevant zijn voor de te maken afwegingen bij de totstandkoming van het ontwerp-peilbesluit. Aan de orde komen ligging, functies en grondgebruik, waterbeheersing, bodemopbouw en geohydrologie, hoogteligging en maaivelddaling, grondwater, kwel en infiltratie en waterkwaliteit. 4.2 Ligging Het gebied van peilbesluit Gieten maakt onderdeel uit van het watersysteem de Hunze. Het gebied heeft een oppervlak van 2.854 ha en ligt globaal tussen Eext aan de noordwestzijde, en Gasselternijveen aan de zuidwestzijde. Aan de noordzijde wordt het gebied globaal begrenst door de N33, in het zuiden door de N378. Op kaart 1 is de ligging van het gebied aangegeven. 4.3 Waterbeheersing Het gebied watert in twee richtingen af, namelijk naar het oosten en naar het westen. Het westelijke deel watert af naar het westen en de Drentsche Aa. Het oostelijke deel watert af naar het oosten waarna de Hunze het water afvoert. Het water wordt grotendeels onder vrij verval afgevoerd, slecht 1 peilgebied watert af door middel van een gemaal. Aanvoer van water is niet mogelijk voor de hoog gelegen gebieden. Het gebied voor het peilbesluit Gieten bestaat uit 34 peilgebieden. In onderstaande tabel staan de huidige gehanteerde zomer en -winterpeilen. Huidige gehanteerde zomer en winterpeilen (m t.o.v. NAP) in gebied Gieten Peilgebiedcode Zomerpeil Winterpeil GPG-A-65 - - GPG-A-1001 - - GPG-A-10540 14,80 14,80 GPG-A-10760 - - GPG-A-16090 11,20 11,20 GPG-A-20080 - - GPG-A-20220 - - GPG-A-20310 - - GPG-A-20510 15,95 15,95 GPG-A-20605 15,20 15,20 GPG-A-30230 - - GPG-A-30235 - - GPG-H-105 - - GPG-H-106 - - GPG-H-10004 5,15 5,15 GPG-H-10005 4,60 4,60 GPG-H-10028 4,15 4,15 Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 14

Peilgebiedcode Zomerpeil Winterpeil GPG-H-10121 3,70 3,70 GPG-H-10122 2,80 2,80 GPG-H-10123 2,20 2,20 GPG-H-10124 - - GPG-H-10139 2,25 2,25 GPG-H-16700 2,25 1,80 GPG-H-16720 2,35 2,25 GPG-H-16740 3,75 3,40 GPG-H-16750 2,75 2,75 GPG-H-16760 2,35 1,80 GPG-H-16955 - - GPG-H-16960 - - GPG-H-16980 1,70 1,20 GPG-H-16990 1,60 1,15 GPG-H-16996 2,00 1,50 GPG-H-27010 1,40 0,90 GPG-H-27080 - - Het peilbeheer is afgestemd op de landbouwkundige functie, dat wil zeggen een laag winterpeil en een hoog zomerpeil. Op kaart 2 is de waterhuishoudkundige situatie weergegeven. 4.4 Bodem Het gebied maakt deel uit van het dalstelsel van de Hunze. Op het Drents plateau wordt het patroon voornamelijk bepaald door hoger gelegen essen met geconcentreerde bewoning in de dorpen en de laag gelegen stroomdalen met landbouw (bron: Bodemkaart van Nederland, 1977). De bodemkaart van Nederland geeft aan dat de bodem deels bestaat uit podzolgronden, moerige gronden, veengronden en kalkloze zandgronden. Door diverse oorzaken is de bodemkaart van Nederland echter veroudert. Met name de verspreiding van veengronden en moerige gronden is verandert. Door de diepe ontwatering en grondbewerkingen in landbouwgebieden is het resterende veen deels oxideert. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat in een perioden van 25 jaar de veengronden voor circa 50% zijn afgenomen en zijn overgegaan in moerige gronden. De moerige gronden zijn voor 75% afgenomen en overgegaan in zandgronden (bron: Pleiter, 2003). Op kaart 5 is de verspreiding van de verschillende bodemtypen weergegeven, waarbij is aangegeven welke veengronden waarschijnlijk deels zijn geoxideerd. Er zijn in het kader van veenoxidatie nog aanvullende boringen verricht, hier kwam uit dat het veen nagenoeg verdwenen is. Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 15

4.5 Zones en grondgebruik In het provinciaal omgevingsplan (POP) van de Provincie Drenthe 2010-2015 heeft de bebouwing van Gieten de functie hoofdkern gekregen. De hoge gronden op de Hondsrug hebben de code III gekregen en de lagere gronden richting de beeksystemen II (beide functie landbouw). Een opvallende functie in het gebied is de functie golfterrein in het zuidoosten van het gebied. Verder komt verspreid de functie natuur voor. De verdeling van de zones is weergegeven op kaart 2 in de bijlagen. Het grondgebruik in het gebied is redelijk verdeeld tussen bouw- en grasland. Naast de landbouwgronden is het belangrijkste grondgebruik bebouwd gebied van Gieten. 4.6 Hoogteligging en maaivelddaling Volgens de hoogtegegevens van het AHN 2009 (Algemeen Hoogtebestand Nederland) liggen de laagste plekken ter plaatse van het beekdal met een hoogte van 1,90 m NAP. De hoger gelegen gronden hebben een maximale hoogte van 21,00 m NAP. Duidelijk zichtbaar is dat Gieten op de hoogste gronden gelegen is en dat het maaiveld zowel ten oosten als ten west van Gieten aanzienlijk daalt. Op kaart 6 is de hoogte van het maaiveld van het plangebied weergegeven ten opzichte van NAP. Op kaart 7 is de verspreiding van de laagst gelegen gronden per peilgebied aangegeven. 4.7 Grondwater, kwel en infiltratie Grondwater Het huidige peilbeheer in combinatie met de hoogte van het maaiveld resulteert in de huidige grondwaterstanden. Op kaart 8 en kaart 9 zijn respectievelijk de GHG (Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand) en de GLG (Gemiddeld Laagste Grondwaterstand) in m maaiveld te zien (bron: grondwatermodel Noord Nederland, MIPWA). De GHG is de grondwaterstand die in het voor- en najaar verwacht mag worden. De GLG is representatief voor de droge zomerse perioden. Kwel en infiltratie De hoogteligging van gebieden en de waterhuishoudkundige inrichting ervan zijn in belangrijke mate bepalend voor het optreden van kwel of infiltratie Op kaart 12 is aangegeven waar kwel en infiltratie voorkomt. Bij kwel stroomt grondwater richting het maaiveld of naar de aanwezige watergangen. Bij infiltratie treedt het omgekeerde op: water zijgt vanuit het gebied of de aanwezige watergangen weg naar de omgeving. Kwel treedt meestal op in de laaggelegen gebieden en infiltratie komt meestal voor op de hooggelegen gebieden. Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 16

4.8 Waterkwaliteit Net buiten het peilbesluitgebied wordt op 1 locatie de waterkwaliteit regelmatig beoordeeld. De gegevens zijn getoetst aan de gebiedsgerichte normen voor de waterlichamen die voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn benoemd (zie tabel). Voor de parameters fosfaat, stikstof, chloride en doorzicht zijn door het waterschap Hunze en Aa s regionale normen opgesteld. Voor de parameters zuurstof en chloride zijn geen regionale normen opgesteld en zijn de landelijke normen aangehouden. De beoordeling staat aangegeven in onderstaande tabel. Gebiedsgerichte normen KRW-waterlichnamen voor de Hunze Fosfaat (mg/ l) Stikstof (mg/ l) Zuurstof (%) Doorzicht (cm) Chloride (mg/ l) Zuurgraad (ph) goed 0,1 2,5 70-120 * 30 5,5-8,5 matig 0,13 5,0 60-130 * 80 ontoereikend 0,3 7,5 50-140 * 130 *Geen normen voor R-typen zoals de Hunze Beoordeling situatie 2009 Punt Naam watergang Fosfaat (mg/ l) 4252 Bonnerklapbrug Bonnerveen Stikstof (mg/ l) Zuurstof (mg/ l) Doorzicht (cm) Chloride (mg/ l) Zuurgraad (ph) Goed Goed Goed nvt Goed Goed Uit de bovenstaande resultaten blijkt dat de waterkwaliteit van het water in de Hunze nabij de Bonnerklapbrug voldoet aan de normen. Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 17

5 Uitgevoerde berekeningen en resultaten 5.1 Resultaten per peilgebied In onderstaande wordt van elk peilgebied het resultaat van de droogleggingsberekening gepresenteerd en is uitgewerkt welke argumenten meegenomen zijn in de afweging die hebben geresulteerd in het voorgestelde streefpeil. Op kaart 11 geeft de drooglegging weer per peilgebied van het huidige winterpeil. Kaart 12 geeft de drooglegging weer van het huidige zomerpeil. Kaart 13 geeft de drooglegging weer van het gewenste winterpeil en kaart 14 geeft de drooglegging weer van het gewenste zomerpeil. Op kaart 15 is een overzicht gegeven van de huidige en gewenste winterpeilen. Kaart 16 geeft de huidige en gewenste zomerpeilen weer. 5.1.1 Peilgebied GPG-A-65 Algemeen Totale oppervlakte: 21 ha Bediening: zakput Hoogteligging: NAP +11,80 m tot NAP +17,40 m. Grondsoorten: Podzolgronden Zone(s): V, VI Waterinlaat: Wateraanvoer via stuw 20310 Huidig peilen: winterpeil: nvt. Zomerpeil: nvt. De landbouwgronden in dit peilgebied zijn in gebruik als bouwland. Uitgaande van bouwland met de bijbehorende droogleggingsnormen per bodemtype zijn onderstaande percentages nat, profiterend en droog berekend bij de verschillende peilen. Resultaten berekening: Winter 13,05 4 7 89 13,10 5 7 89 13,15 5 7 88 13,20 6 7 87 13,25 7 7 87 Uit bovenstaande tabel met de winterpeilen blijkt dat het optimale winterpeil 13,15 m NAP bedraagt, hierbij is 5% te nat en 7% profiterend. Zomer 13,55 4 7 89 13,60 5 7 89 13,65 5 7 88 13,70 6 7 87 13,75 7 7 87 Uit bovenstaande tabel met de zomerpeilen blijkt dat het optimale winterpeil 13,65 m NAP bedraagt, Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 18

hierbij is 5% te nat en 7% profiterend. Afweging De hoogste grondwaterstanden worden aangetroffen ter plaatse van de laagste gronden. Deze gronden worden aangetroffen ten noorden van het meer. De grondwaterstanden geven voor de zomer een droge situatie weer. Het peilgebied is in zijn geheel een infiltratiegebied. Het peilgebied kan niet op een peil gehouden worden, het betreft een zakput. Aangezien het peil niet gereguleerd kan worden en er geen problemen bekend zijn in het gebied, wordt voorgesteld het huidige natuurlijk peilbeheer te handhaven. Voorstel peilen GPG-A-65 Huidig winterpeil - Gewenste winterpeil - Huidig zomerpeil - Gewenste zomerpeil - Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 19

5.1.2 Peilgebied GPG-A-1001 Algemeen Totale oppervlakte: 21 ha Bediening: Schotbalkstuw Hoogteligging: NAP +19,20 m tot NAP +21,00 m. Grondsoorten: Podzolgronden, Zone(s): Hoofdkern Waterinlaat: Geen wateraanvoer mogelijk Huidig peilen: winterpeil: - Zomerpeil: - Afweging Het peilgebied omvat geen landbouwgronden is bestaat volledig uit de functie hoofdkern. De stuw is recent geplaatst en wordt op een vast peil gehouden van NAP +18,40m. Doordat wateraanvoer niet mogelijk is, zakt het water in droge perioden uit. Bij een peil van NAP +18,40m is de drooglegging van de bebouwing meer dan 1,20 m en voldoet hiermee aan de normen. Daarnaast zijn de grondwaterstanden in het peilgebied laag. Gezien de drooglegging van de bebouwing en het gebrek aan klachten, wordt voorgesteld de in de praktijk gehanteerde peilen te formaliseren. Voorstel peilen GPG-A-1001 Huidig winterpeil - Gewenste winterpeil +18,40 m NAP 1 Huidig zomerpeil - Gewenste zomerpeil +18,40 m NAP 1 1 Waterpeil kan in droge perioden uitzakken Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 20

5.1.3 Peilgebied GPG-A-10540 Algemeen Totale oppervlakte: 277 ha Bediening: zakput met vaste overstort Hoogteligging: NAP +14,60 m tot NAP +18,50 m. Grondsoorten: Podzolgronden Zone(s): II Waterinlaat: Wateraanvoer via stuw 20510 & 20605 Huidig peilen: winterpeil: niet vastgesteld zomerpeil: niet vastgesteld De landbouwgronden in dit peilgebied zijn voornamelijk in gebruik als grasland. Uitgaande van grasland met de bijbehorende droogleggingsnormen per bodemtype zijn onderstaande percentages nat, profiterend en droog berekend bij de verschillende peilen. Resultaten berekening: Winter 13,85 4 7 89 13,90 5 7 88 13,95 5 8 87 14,00 6 8 86 14,05 7 9 84 Uit bovenstaande tabel met de winterpeilen blijkt dat bij het theoretisch optimale peil van NAP +13,95 5% te nat is en 7% profiterend. Zomer 14,35 4 8 88 14,40 5 8 87 14,45 5 9 85 14,50 6 10 84 14,55 7 11 82 Uit bovenstaande tabel met de zomerpeilen blijkt dat bij het theoretisch optimale peil van NAP 14,45 5% te nat is en 9% profiterend. Afweging Conform de algemene ervaringsregel, waarbij 5% van het oppervlak te nat mag zijn, zou het winterpeil NAP +13,95 m bedragen. Bij dit peil profiteert 8% van het areaal en is 87% te droog. Het optimale zomerpeil zou conform de vuistregel NAP +14,45 m bedragen, hierbij profiteert 9% van het areaal en is 85% te droog. De grondwaterstanden geven voor zowel de zomer- als de wintersituatie een zeer droge situatie weer, waarbij het peilgebied in zijn geheel een infiltratiegebied is. In principe is bediening van het peil niet mogelijk, aangezien het een zakput betreft. Er is echter wel een overloop aanwezig via een stuwput, Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 21

welke een drempelwaarde heeft van NAP +14,80 m. Deze waterstand wordt normaal gesproken niet bereikt. Aangezien het peil maximaal NAP +14,80 m kan bedragen, en er geen klachten uit het gebied bekend zijn, wordt voorgesteld een peil van NAP +14,80 m te hanteren waarbij zowel in de zomer als de winter het peil uitzakt. Voorstel peilen GPG-A-10540 Huidig winterpeil - Gewenste winterpeil +14,80 m NAP 1 Huidig zomerpeil - Gewenste zomerpeil +14,80 m NAP 1 1 Waterpeil zakt uit Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 22

5.1.4 Peilgebied GPG-A-10760 Algemeen Totale oppervlakte: 6 ha Bediening: Schotbalkstuw Hoogteligging: NAP +15,70 m tot NAP +19,40 m. Grondsoorten: Podzolgronden Zone(s): II Waterinlaat: wateraanvoer niet mogelijk Huidig peilen: winterpeil: niet vastgesteld zomerpeil: niet vastgesteld De landbouwgronden in dit peilgebied zijn in gebruik als grasland. Uitgaande van grasland met de bijbehorende droogleggingsnormen per bodemtype zijn onderstaande percentages nat, profiterend en droog berekend bij de verschillende peilen. Resultaten berekening: Winter 14,85 0 12 88 14,90 3 10 88 14,95 5 8 87 15,00 6 7 87 15,05 8 6 86 Uit bovenstaande tabel met de winterpeilen blijkt dat bij het huidige winterpeil van 14,85 m NAP 0% te nat is en 12% profiterend. Zomer 14,85 0 2 98 14,90 0 5 96 15,35 3 11 87 15,40 5 9 87 Uit bovenstaande tabel met de zomerpeilen blijkt dat bij het huidige zomerpeil van 14,85 m NAP 0% te nat is en 2% profiterend. Afweging De berekeningen tonen aan dat bij het huidige gehanteerde winterpeil 0% van de gronden te nat is en 12% profiterend en 88% van deze gronden te droog is. Conform de algemene ervaringsregel, waarbij 5% van het oppervlak te nat mag zijn, zou het winterpeil verhoogd kunnen worden met 0,10 m. Het verhogen van het winterpeil met 0,10 m geeft een toename van het areaal te natte gronden van 5%, het areaal profiterende gronden daalt met 4% en het percentage droge gronden neemt af van 88% naar 87%. De berekeningen tonen aan dat bij het huidige zomerpeil 0% van de gronden te nat is en 2% profiterend en 98% van deze gronden te droog is. Conform de algemene ervaringsregel, waarbij 5% van het oppervlak te nat mag zijn, zou het zomerpeil verhoogd kunnen worden met 0,55 m. Het Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 23

verhogen van het zomerpeil met 0,55 m geeft een toename van het areaal te natte gronden van 5%, het areaal profiterende gronden neemt toe van 2% naar 11% en het percentage droge gronden neemt af van 98% naar 87%. De grondwaterstanden in geven een zeer droge situatie weer, waarbij de grondwaterstand overal dieper is van 2,0 meter beneden maaiveld. Het gehele peilgebied is een infiltratiegebied. Het peilregulerend kunstwerk betreft een schotbalkstuw welke als een vaste stuw gebruikt wordt. Het verhogen van het winterpeil is niet wenselijk, het areaal te nat neemt toe, terwijl het percentage profiterend afneemt. In de zomer is een verhoging niet mogelijk vanwege het gebrek aan wateraanvoer. Gezien het percentage profiterend, wordt voorgesteld het huidige gehanteerde winterpeil te handhaven. Het verhogen van het zomerpeil is wenselijk, maar vanwege de onmogelijkheid van wateraanvoer niet haalbaar. Daarom wordt voorgesteld het huidige gehanteerde streefpeil te handhaven, waarbij deze uit kan zakken. Voorstel peilen GPG-A-10760 Huidig winterpeil - Gewenste winterpeil +14,85 m NAP Huidig zomerpeil - Gewenste zomerpeil +14,85 m NAP 1 1 Waterpeil kan in droge perioden uitzakken Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 24

5.1.5 Peilgebied GPG-A-16090 Algemeen Totale oppervlakte: 156 ha Bediening: Schotbalkstuw Hoogteligging: NAP +11,90 m tot NAP +19,00 m. Grondsoorten: Podzolgronden en kalkloze zandgronden Zone(s): III, IV & VI Waterinlaat: Wateraanvoer niet mogelijk Huidig peilen: winterpeil NAP +11,20 m zomerpeil NAP +11,20 m De landbouwgronden in dit peilgebied zijn in gebruik als bouwland. Uitgaande van bouwland met de bijbehorende droogleggingsnormen per bodemtype zijn onderstaande percentages nat, profiterend en droog berekend bij de verschillende peilen. Resultaten berekening: Winter Huidig 11,20 3 6 91 11,25 3 6 90 11,30 4 6 90 11,35 4 6 90 11,40 5 6 89 Uit bovenstaande tabel met de winterpeilen blijkt dat bij het huidige winterpeil van 11,20 m NAP 3% te nat is en 6% profiterend. Zomer Huidig 11,20 1 3 96 11,25 1 3 96 11,65 4 6 90 11,70 5 6 90 Uit bovenstaande tabel met de zomerpeilen blijkt dat bij het huidige zomerpeil van 11,20 m NAP 1% te nat is en 3% profiterend. Afweging De berekeningen tonen aan dat bij het huidige winterpeil 3% van de gronden te nat is, 6% profiterend en 91% van deze gronden te droog is. Conform de algemene ervaringsregel, waarbij 5% van het oppervlak te nat mag zijn, zou het winterpeil verhoogd kunnen worden met 0,20 m. Het verhogen van het winterpeil met 0,20 m geeft een toename van het areaal te natte gronden van 2%, het areaal profiterende gronden blijft gelijk en het percentage droge gronden neemt af met 2%. De berekeningen tonen aan dat bij het huidige zomerpeil 1% van de gronden te nat is, 3% profiterend en 96% van deze gronden te droog is. Conform de algemene ervaringsregel, waarbij 5% van het oppervlak te nat mag zijn, zou het zomerpeil verhoogd kunnen worden met 0,50 m. Het verhogen van het zomerpeil met Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 25

0,50 m geeft een toename van het areaal te natte gronden van 4%, het areaal profiterende gronden neemt toe met 3% en het percentage droge gronden neemt af van 96% naar 90%. De hoogste grondwaterstanden worden aangetroffen ter plaatse van de laagste gronden, deze waterstanden zijn lokaal hoger. De laagste gronden worden aangetroffen rondom de stuw. Op dit moment wordt een vast streefpeil gehanteerd van NAP +11,00. De droogleggingsberekening geeft aan dat dit voor zowel winter als de zomer te laag is. De drooglegging voor de laagste gronden is met dit peil goed. Doordat de bodemhoogte van de watergang oploopt en dat er hoogliggende duikers in de watergang liggen, is een verhoging van de streefpeilen niet noodzakelijk. Er wordt slechts een kort traject door de stuw beïnvloed, waarbij dit tevens de laagste gronden zijn. Daarnaast heeft een verhoging van het waterpeil nauwelijks effect op het percentage profiterend. Gezien het areaal van het peilgebied dat door de stuw beïnvloed wordt en het minimale effect dat een verhoging van het peil op het areaal profiterend heeft, wordt voorgesteld om het huidige gehanteerde streefpeil van NAP +11,00 m te formaliseren. Dit komt neer op een verlaging van het streefpeil van 0,20 m. Voorstel peilen GPG-A-16090 Huidig winterpeil +11,20 m NAP Gewenste winterpeil +11,00 m NAP Huidig zomerpeil +11,20 m NAP Gewenste zomerpeil +11,00 m NAP 1 1 Waterpeil kan in droge perioden uitzakken Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 26

5.1.6 Peilgebied GPG-A-20080 Algemeen Totale oppervlakte: 17 ha Bediening: Vaste overstort Hoogteligging: NAP +17,95 m tot NAP +22,50 m. Grondsoorten: Podzolgronden Zone(s): II & III Waterinlaat: Wateraanvoer via stuw 1001 Huidig peilen: winterpeil: niet vastgesteld Zomerpeil: niet vastgesteld De landbouwgronden in dit peilgebied zijn in gebruik als bouwland. Uitgaande van bouwland met de bijbehorende droogleggingsnormen per bodemtype zijn onderstaande percentages nat, profiterend en droog berekend bij de verschillende peilen. Resultaten berekening: Winter 16,80 4 8 88 16,85 5 9 86 Huidig 16,90 6 10 84 16,95 6 12 82 17,00 7 15 78 Uit bovenstaande tabel met de winterpeilen blijkt dat bij het huidige gehanteerde winterpeil van 16,90 m NAP 6% te nat is en 10% profiterend. Zomer Huidig 16,90 4 3 93 16,95 4 4 92 17,10 4 8 88 17,15 5 9 86 Uit bovenstaande tabel met de zomerpeilen blijkt dat bij het huidige gehanteerde zomerpeil van 16,90 m NAP 4% te nat is en 4% profiterend. Afweging De berekeningen tonen aan dat bij het huidige gehanteerde winterpeil 6% van de gronden te nat is, 10% profiterend en 84% van deze gronden te droog is. Conform de algemene ervaringsregel, waarbij 5% van het oppervlak te nat mag zijn, zou het winterpeil verlaagd kunnen worden met 0,05 m. Het verlagen van het winterpeil met 0,05 m geeft een afname van het areaal te natte gronden van 1%, het areaal profiterende gronden neemt af met 1% en het percentage droge gronden neemt toe met 2%. De berekeningen tonen aan dat bij het huidige zomerpeil 4% van de gronden te nat is, 3% profiterend en 93% van deze gronden te droog is. Conform de algemene ervaringsregel, waarbij 5% van het oppervlak te nat mag zijn, zou het zomerpeil verhoogd kunnen worden met 0,25 m. Het verhogen van Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 27

het zomerpeil met 0,25 m geeft een toename van het areaal te natte gronden van 1%, het areaal profiterende gronden neemt toe met 6% en het percentage droge gronden neemt af van 93% naar 86%. De grondwaterstanden in het peilgebied zijn zowel in de zomer als in de winter erg laag. Voor beide situaties zijn de grondwaterstanden dieper dan 2 m beneden maaiveld. Het peilgebied is in zijn geheel een infiltratiegebied. De droogleggingsberekening geeft in de winter geen aanleiding tot aanpassing van het streefpeil. In de zomer is een verhoging wenselijk, echter vanwege het gebrek aan wateraanvoer zakt het waterpeil uit en is een verhoging niet mogelijk. Gezien het feit dat de stuw niet bedienbaar is, het winterpeil voldoet en er niet voldoende wateraanvoer is, wordt voorgesteld om het huidige praktijkpeil te formaliseren van NAP +16,90. Voorstel peilen GPG-A-20080 Huidig winterpeil - Gewenste winterpeil +16,90 m NAP Huidig zomerpeil - Gewenste zomerpeil +16,90 m NAP 1 1 Waterpeil kan in droge perioden uitzakken Toelichting peilbesluit Gieten, December 2012 28