Naar een robuuste verbinding voor het gentiaanblauwtje in de Gelderse Vallei



Vergelijkbare documenten
Uitvoering herstelmaatregelen voor kommavlinder en bruine eikenpage in Overijssel [Voer de ondertitel in]

Bermenplan Assen. Definitief

ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN. Gemeente Someren. Project 3: Beekdal van de Aa ten oosten van de Zuid Willemsvaart

Opslagverwijdering in de Rottige Meente voor de grote vuurvlinder

Groengebied Amstelland AB Agendapunt 8 Ecologische verbinding Holendrechter- en Bullewijkerpolder BIJLAGE 2: NOTA VAN UITGANGSPUNTEN

Heidebeheer in de 21 e eeuw

Nieuwe natuur en nieuw land, kolonisatie en rol van uitzaai voorbeelden uit Overijssel en Flevoland

Ecologische begeleiding

Drukbegrazing en Chopperen als Alternatieven voor Plaggen van Natte heide

Groene glazenmaker in de provincie Groningen

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg

Bermbeheerplan voor een ecologisch waardevolle berm langs te Elingen

DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Kruiden- en faunarijk grasland

Natte Natuurparel Nemerlaer

Drasland. Groot Wilnis-Vinkeveen

Het wel en wee van het gentiaanblauwtje in Kampina

Nut en noodzaak fosfaatonderzoek natuurinrichting WaalenBurg

Programma. Beheerplan Elperstroomgebied

Grasland en Heide. Hoofdstuk 2.2 en 2.4

Handreiking bij de omvorming van voormalige landbouwgronden naar natuur

Kleine schorseneer aan het infuus voortgang herstelplan in Drenthe

BERGVENNEN. ROUTE 2,3 km

Project rosse sprinkhaan: monitoringverslag 2001

Onderzoekcentrum B-WARE BV

Verzoek wijziging bestemmingsplan

Vegetatie van de heide,

Quickscan natuur terrein aan de Bosruiter in Zeewolde

Van mais naar vochtig schraalland, de teletijdmachine van Blues in the marshes

Grote vuurvlinder in Friesland. Bezoek en advies 2003.

Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk. Jan Stronks

Inrichting Straelensbroek/ Straelens Schuitwater

Kleinschalig heidebeheer maatregelen diverse terreinen

Beheeradvies zilveren maan Kaleweg

Ecologische vegetatiebeheer van bermen, taluds van watergangen en greppels. in Drenthe buiten de natuurgebieden

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Pierikstraat 16 Gaanderen

Huidige natuurwaarden PIP percelen Mariapeel

Referentienummer Datum Kenmerk GM februari

Gebiedswijzer De Bruuk

Schraal schraler schraalst

AMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON

Herstel biodiversiteit in Noord-Brabant,

Schraal schraler schraalst

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Hartelijk welkom. Informatieavond Beheerplan Natura 2000 Fochteloërveen

BOETELERVELD. ROUTE 4,3 km

Locatieonderzoek WISH Outdoor. Gemeente Laarbeek Definitief

WERKPROTOCOLLEN VOOR WERKZAAMHEDEN IN HET KADER VAN BESTENDIG BEHEER EN ONDERHOUD.

Effecten revitalisatie oude meander Lunterse Beek op de aanwezige dassen

Natte en Vochtige bossen. Hydrologisch herstel van natte en vochtige bossen: welke kansen liggen er?

Bestuurlijke samenvatting. Laatste onderzoeksresultaten De Groote Meer op de Brabantse Wal

Nota van beantwoording Natuurbeheerplan 2017 herziene versie natuurbeheer

Ecologisch bermbeheer

Particulier Natuurbeheer bloemrijk grasland in Groot Mijdrecht Noord-Oost

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM

Eindrapport DAGVLINDERS OP HET ZEEHOSPITIUMTERREIN TE KATWIJK

Bij-vriendelijk Beheer

Veldbezoeken Het gebied is op 16 juli 2014 bezocht door Menno Reemer (EIS) samen met Hendrik Baas (gemeente Zoetermeer).

Gagel-en wilgenstruwelen

Harderbos en Harderbroek verbonden

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel

Betaalbaar Natuurlijk Groenbeheer in Eindhoven. Frank Verhagen Beheerder natuurlijke gebieden

Notitie gevolgen inrichting natuur en landschap voor agrarische bedrijfsvoering

Fosfaat en natuurontwikkeling

Natuurcompensatie Fietspad Epen - Mechelen 2013

Potenties voor vegetaties van Natte duinvalleien in het plangebied Hanenplas

Landschappelijke inpassing Kruisweg 44, Herkenbosch

Plaggen ten behoeve van natuurontwikkeling. Fosfaatverzadiging als uitgangspunt

Bewonersvereniging Noordwest

Buro Maerlant. Boxtel Halderheiweg tussen nummer 3 en 5. Historische verkenning en waardering vijver

Daarnaast zijn er subsidies voor het versterken van de landschapskwaliteit binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de Nationale Landschappen.

Verplaatsen van exemplaren van het Klein glaskruid in het kader van sloopwerkzaamheden aan de Vinkenweg 17 te Rijnsburg

LIGGING. topografische kaart. ligging in het veld

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland

Aanvullend natuuronderzoek TATA. tbv tijdelijke natuur

Quickscan natuur. Julianalaan en Frederik Hendriklaan 30. Zeist

MMC Scherpenberg Lieren. Programma van Eisen

Motivatie wijzigingsplan

Documentatieboek Omvorming Militaire Complexen (OMC) Noord Brabant. Kaart/fotomateriaal en basisgegevens per OMC object

QUICKSCAN NATUURWETGEVING LANGBROEKERDIJK 29

BILAN. RAPPORT 2006 Nijmegen - (GLD) - Nijmegen, Winckelsteegh DEFINITIEF CONCEPT. Veldonderzoek naar rode eekhoorn

Nota inspraak en overleg

Schildbroek, een nieuwe natuurparel in Groesbeek

Uitgangspunten inzake gebiedsbescherming (Natura 2000), soortenbescherming, faunabeheer en bescherming houtopstanden

Kavelpaspoort. Cluster 5: Son en Breugel - De Peel- Hooijdonk. Pilot Natuurlijk Ondernemen. 2,952 ha

Acuut bedreigde dagvlinders in Nederland

Brabantse bijen behoeven betere bescherming (beknopte beschouwing betreffende beheer & beleid) Tim Faasen

Hartelijk welkom. Informatieavond Beheerplan Natura 2000 Holtingerveld

Compensatieaanpak N794 Heerderweg i.r.t EHS en Boswet

De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om gebruik te kunnen maken van de beheerpakketten binnen het leefgebied worden hieronder beschreven.

: Ruud Tak. MEMO/Landschappelijke inpassing uitbreiding Roekenbosch te Blitterswijk 1. 1 artikel 3.1. Verordening ruimte provincie Brabant 2014

Johan de Wittlaan 2 te Woerden

Inheems zaaizaad. Gehakkelde aurelia op Knoopkruid

Insecten in grasbermen: kansen, maar geen wonderen. Jinze Noordijk, Theo Zeegers EIS Kenniscentrum Insecten (Naturalis)

ALGEMENE VERGADERING. Lelystad, 5 februari het college van Dijkgraaf en Heemraden, 26 februari 2013 SWS/PWB. 5 februari 2013 mw. M.

Samenwerking voor de gladde slang in Noord-Brabant, Jeroen van Delft & Arnold van Rijsewijk Vught, 1 december 2017

VIER MODELLEN. Bouwstenen. Een meer uitgebreide beschrijving van de bouwstenen en informatie over het beheer vindt u in de bijlage.

Ecologische meerwaarde gehoede schaapskuddes. Loek Kuiters en Pieter Slim

Transcriptie:

Naar een robuuste verbinding voor het gentiaanblauwtje in de Gelderse Vallei

Naar een robuuste verbinding voor het gentiaanblauwtje in de Gelderse Vallei

Naar een robuuste verbinding voor het gentiaanblauwtje in de Gelderse Vallei Tekst: Michiel Wallis de Vries Met medewerking van: Dr. Roland Bobbink B-WARE Research Centre B.V., Nijmegen Rapportnummer: VS2007.046 Projectnummer: 2006.113 Productie: De Vlinderstichting Postbus 506 6700 AM Wageningen telefoon: 0317-467346 fax: 0317-420296 e-mail: info@vlinderstichting.nl homepage: www.vlinderstichting.nl Opdrachtgever: Provincie Utrecht Begeleiding: Ron Beenen (Provincie Utrecht Afdeling Groen) Deze publicatie kan worden geciteerd als: Wallis de Vries, M.F. (2007). Naar een robuuste verbinding voor het gentiaanblauwtje in de Gelderse Vallei. Rapport VS2007.046. De Vlinderstichting, Wageningen. Trefwoorden: inrichting, natuurontwikkeling, reconstructie, natte heide, gentiaanblauwtje, Maculinea alcon Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm, fotokopie of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van De Vlinderstichting en de opdrachtgever. December 2007 DE VLINDERSTICHTING 2007 ROBUUSTE VERBINDING GENTIAANBLAUWTJE GELDERSE VALLEI 1

Inhoud Samenvatting... 3 Hoofdstuk 1 / Inleiding... 4 Doelstelling... 4 Hoofdstuk 2 / Werkwijze... 5 Hoofdstuk 3 / Profiel van het gentiaanblauwtje... 7 Hoofdstuk 4 / Type maatregelen... 9 Beheer van natte heide... 9 Herstel van nat soortenrijk grasland... 9 Omvorming van bos tot natte heide... 9 Omvorming van landbouwgrond... 10 Ontwikkeling bloemrijke corridor... 10 Hoofdstuk 5 / Locaties voor de verbindingszone... 11 Achtergrond en selectiecriteria... 11 Utrechtse Heuvelrug (Den Treek)... 12 Langs de Heiligenbergerbeek... 13 Voskuilen... 13 Moorsterbeekgebied... 13 Modderbeek... 15 Achterveld... 15 Ponlijn (goederenspoorlijn)... 15 Hoofdstuk 6 / Conclusie... 16 Literatuur... 17 Bijlage 1 / Locaties voor de robuuste verbinding... 18 Bijlage 2 / Ligging van de locaties... 21 Bijlage 3 / Hoogtekaart van het gebied (AHN)... 22 DE VLINDERSTICHTING 2007 ROBUUSTE VERBINDING GENTIAANBLAUWTJE GELDERSE VALLEI 2

Samenvatting Het gentiaanblauwtje is een doelsoort voor het natuurbeleid. De vlinder is landelijk bedreigd en komt in Utrecht nog op één plek voor. Voor een duurzame instandhouding is uitwisseling met andere populaties noodzakelijk. Dit rapport brengt daartoe de kansrijke gebieden in en nabij de robuuste verbinding tussen Heuvelrug en Veluwe in kaart en doet aanbevelingen voor herstel. Het gentiaanblauwtje is een kenmerkende dagvlinder van goed ontwikkelde natte heide en blauwgrasland. De soort is afhankelijk van het voorkomen van klokjesgentianen en bepaalde knoopmieren. Doordat de vlinders weinig mobiel zijn is een samenhangend netwerk van en van groot belang. Op basis van veldbezoeken en kaartmateriaal zijn potentiële locaties voor de ontwikkeling van de verbindingszone in kaart gebracht. Voor elke locatie is een korte omschrijving gemaakt en een aanbeveling voor de benodigde maatregelen voor inrichting en beheer. Op een aantal locaties zal toetsing van de matregelen aan de Flora- en Faunawet en aan de Boswet nodig zijn. Voorafgaand aan de inrichting van (voormalige) landbouwgrond zullen de potenties nader onderzocht moeten worden door bodemchemische analyses van m.n. de stikstof- en fosfaatverzadiging. Er zijn 43 locaties geselecteerd voor de invulling van de verbindingszone voor het gentiaanblauwtje. Het op de Utrechtse Heuvelrug (Landgoed Den Treek) kan nog sterk worden uitgebreid. De voorgestelde verbinding door de Gelderse Vallei loopt benoorden de Heiligenbergerbeek via Voskuilen naar Groot Zandbrink en eindigt bij Achterveld. Nader onderzoek is raadzaam naar de mogelijkheden om de dispersie van het gentiaanblauwtje te bevorderen via bloemrijke corridors. De hier gepresenteerde verbindingszone biedt mogelijkheden voor uitwisseling van populaties van het gentiaanblauwtje op de middellange termijn. De voorgestelde ontwikkelingen vergen veel tijd en middelen. Voor een functionerende verbindingszone is het wenselijk om ook in het aansluitende Gelderse deel een voor het gentiaanblauwtje geschikte verbinding te ontwikkelen. DE VLINDERSTICHTING 2007 ROBUUSTE VERBINDING GENTIAANBLAUWTJE GELDERSE VALLEI 3

Hoofdstuk 1 / Inleiding Het gentiaanblauwtje is een doelsoort voor het natuurbeleid. De vlinder is landelijk bedreigd en komt in Utrecht nog op één plek voor. Voor een duurzame instandhouding is uitwisseling met andere populaties noodzakelijk. Dit rapport brengt daartoe de kansrijke gebieden in en nabij de robuuste verbinding tussen Heuvelrug en Veluwe in kaart en doet aanbevelingen voor herstel. Het gentiaanblauwtje (Maculinea alcon) is een landelijk bedreigde dagvlinder (Van Swaay, 2006). De toestand en perspectieven voor de soort in de Provincie Utrecht zijn eerder in kaart gebracht (Wallis de Vries & Rossenaar, 2000). Sindsdien worden in het kader van het landelijk Beschermingsplan Gentiaanblauwtje 2003 2007 (Wallis de Vries, 2003) maatregelen voor herstel, uitbreiding en ontwikkeling van voorgesteld en uitgevoerd. In de Provincie Utrecht komt het gentiaanblauwtje nog maar met één populatie voor, op Landgoed Den Treek. Maatregelen voor de uitbreiding van deze populatie zijn sinds enige jaren in uitvoering. De dichtstbijzijnde populaties zijn te vinden in de Gelderse Vallei bij Voorthuizen. Tot in de jaren 80 kwam de soort nog op diverse andere plaatsen in de Gelderse Vallei voor, zoals Groot Zandbrink, landgoed Erica, Meeuwenkampje en Slaperdijk (Wallis de Vries & Rossenaar, 2000). Voor een duurzaam behoud van het gentiaanblauwtje in de Provincie Utrecht is uitwisseling met andere populaties nodig. Het reconstructieplan voor de realisatie van de robuuste verbinding tussen Heuvelrug en Veluwe kan hiervoor een oplossing bieden (Anonymus, 2005). Daartoe is een uitwerking van maatregelen op locatieniveau vereist. Dit rapport brengt, binnen de grenzen van de voorgestelde robuuste verbinding en de randen daarvan, de kansrijke locaties voor van het gentiaanblauwtje in kaart en doe aanbevelingen voor herstelmaatregelen. Het werkgebied beperkt zich tot het grondgebied tussen landgoed Den Treek en landgoed Erica: hier bevindt zich de belangrijkste uitdaging voor de verwezenlijking van de robuuste verbinding. Het project heeft een enigszins verkennend karakter omdat vooral bij natuurontwikkeling niet vooruit gelopen kan worden op de mogelijkheden voor verwerving van gronden, vergunningverlening vanwege Flora- en Faunawet en Boswet, en voorts de abiotische condities van de betrokken locaties (zoals de fosfaatverzadiging van de bodem) nader vastgesteld dient te worden. Doelstelling Het aanwijzen van kansrijke locaties voor de inrichting van een robuuste verbinding voor het gentiaanblauwtje tussen landgoed Den Treek en landgoed Erica. DE VLINDERSTICHTING 2007 ROBUUSTE VERBINDING GENTIAANBLAUWTJE GELDERSE VALLEI 4

Hoofdstuk 2 / Werkwijze Op basis van veldbezoeken en kaartmateriaal zijn potentiële locaties voor de ontwikkeling van de verbindingszone in kaart gebracht. Voor elke locatie is een korte omschrijving gemaakt en een aanbeveling voor de benodigde maatregelen voor inrichting en beheer. Eerst is een selectie gemaakt van kansrijke gebieden in het zoekgebied Den Treek Erica (binnen de Provincie Utrecht) op basis van aanwezige informatie over: groeiplaatsen van de klokjesgentiaan vindplaatsen van kenmerkende soorten van natte heide en nat schraalland recente en historische (uitgave ca. 1905) topografische kaarten hoogtekaart (AHN) (Bijlage 3) relevante informatie over ruimtelijke planvorming Daartoe is gebruik gemaakt van beschikbaar kaartmateriaal van de Provincie Utrecht over hoogteligging en ruimtelijke planvorming, met name het Ontwerp Natuurgebiedsplan Gelderse Vallei (Provincie Utrecht, 2006; Figuur 1). Figuur 1: Ontwerp voor natuurbestemmingen in de Gelderse Vallei rond Leusden (Provincie Utrecht / DLG, 2006) Vervolgens heeft een beoordeling van mogelijke locaties in het veld plaats gevonden. Daarbij is het advies ingewonnen van Dr. R. Bobbink (B-WARE, Nijmegen) als deskundige op het gebied van heidevegetatie en abiotisch herstel. Er is bij het veldbezoek gelet op: vegetatietype en structuur kenmerkende plantensoorten grondwaterstand en kwelindicaties DE VLINDERSTICHTING 2007 ROBUUSTE VERBINDING GENTIAANBLAUWTJE GELDERSE VALLEI 5

landgebruik en beheer ligging in het landschap randvoorwaarden gentiaanblauwtje De vereiste kenmerken van het voor het gentiaanblauwtje zijn ontleend aan bestaande kennis over de soort (o.m. Wallis de Vries, 2003). De beoordeling van de terreinen is omgezet in een aanbeveling voor herstelmaatregelen, dan wel het voortraject daartoe wanneer de maatregelen pas te omschrijven zijn na verder abiotisch onderzoek (zoals vaststelling van het fosfaatprofiel). DE VLINDERSTICHTING 2007 ROBUUSTE VERBINDING GENTIAANBLAUWTJE GELDERSE VALLEI 6

Hoofdstuk 3 / Profiel van het gentiaanblauwtje Het gentiaanblauwtje is een kenmerkende dagvlinder van goed ontwikkelde natte heide en blauwgrasland. De soort is afhankelijk van het voorkomen van klokjesgentianen en bepaalde knoopmieren. Doordat de vlinders weinig mobiel zijn is een samenhangend netwerk van en van groot belang. B. Fransen Het gentiaanblauwtje komt in Utrecht alleen nog met een kleine populatie voor in het Hazenwater op Landgoed Den Treek. De laatste waarneming van eitjes dateert uit 2006. Het is mogelijk dat de populatie de natte zomer van 2007 niet heeft overleefd. In de Gelderse Vallei komt het gentiaanblauwtje alleen nog maar voor in Gelderland, op diverse plekken op de Appelsche en Kruishaarsche heide. De vlinder is uit het tussenliggende gebied verdwenen maar kwam daar in elk geval voor in de terreinen: Groot Zandbrink (laatste waarneming 1984) Landgoed Erica (laatste waarneming 1993) Akkerweg (laatste waarneming 1993) Landelijk gezien komt het gentiaanblauwtje vooral voor op natte heide, maar zeker in de Gelderse Vallei werden ook blauwgraslanden als benut, o.m. in de Bennekomse Meent, Allemanskampje en Meeuwenkampje. De soort legt haar eitjes uitsluitend op de bloemknoppen van de klokjesgentiaan. Deze mooi blauw bloeiend plant komt voor op vochtige heideterreinen met veel dophei en veenbies, maar ook op blauwgraslanden. De rupsen van het gentiaanblauwtje leven van de zachte bloemdelen van de klokjesgentiaan. Doordat de waardplanten wel 30 jaar oud kunnen worden, kan de plant (en in beperkte mate de vlinder) zich lang handhaven, maar maatregelen zijn dringend nodig voor verjonging en uitbreiding van de populaties gentianen. Klokjesgentianen zijn zeldzaam geworden doordat de heide als gevolg van verdroging, vermesting en verzuring steeds meer vergrast. Na enkele weken verlaten de rupsen de klokjesgentiaan en laten ze zich in de herfst op de grond laten vallen om te worden meegenomen door de bossteekmier of moerassteekmier (een soort knoopmieren). In het mierennest worden de rupsen gevoerd. In ruil daarvoor scheiden ze een zoete stof af. Aan het begin van de zomer verpoppen de rupsen zich. Drie weken later vliegen de vlinders uit en begint de cyclus weer opnieuw. De waardmieren komen voor in een structuurrijke vegetatie met pollen waarin de nesten worden gemaakt. Ze vestigen zich pas ca. 15 jaar na plaggen, dus voor het gentiaanblauwtje is kleinschalig plaggen essentieel. De knoopmieren zijn gevoelig voor een zware begrazingsdruk en langdurige inundatie in de zomer. Op basis van onderzoek zijn onderstaande randwaarden voor het van het gentiaanblauwtje opgesteld. Deze zijn gebruikt bij het formuleren van de adviezen voor uitvoering. DE VLINDERSTICHTING 2007 ROBUUSTE VERBINDING GENTIAANBLAUWTJE GELDERSE VALLEI 7

Populatiegrootte De eitjes van het gentiaanblauwtje zijn makkelijker te vinden dan de vlinders, vandaar dat populaties doorgaans door eitellingen worden gevolgd. Een vrouwtje van het gentiaanblauwtje legt tussen 50 en 100 eitjes. Een gezonde deelpopulatie gentiaanblauwtjes is minimaal 2500 eitjes groot, maar voor een totale populatie moet eerder een aantal van 12.500 eitjes als criterium voor een duurzame populatie worden aangehouden. Kwaliteit Een moet minimaal 0,2 ha groot zijn voor een deelpopulatie en minimaal 2 ha voor een totale populatie. Op een geschikte plek moeten in de periode half juli-half augustus minimaal 10 bloeistengels van klokjesgentianen per 100 m 2 te vinden zijn. Daarnaast moeten er binnen 1-2 m rond bloeiende gentianen minimaal op enkele plekken knoopmieren van de goede soort worden gevonden. (Knoopmieren kunnen gelokt worden door in het zomerseizoen schaaltjes met suikerklontjes uit te leggen. Dit werkt niet tijdens of kort na een droogteperiode!) Ruimtelijke samenhang De kans op een duurzame populatie is hoger in aaneengesloten natuurgebieden van meer dan 25 ha. De vlinders zijn weinig mobiel. Afstanden van meer dan enkele honderden meters worden zelden afgelegd, maar afstanden van enkele kilometers (tot 5 km) kunnen in uitzonderlijke gevallen worden overbrugd. Dit mag vooral worden verwacht wanneer de bronpopulatie groot is. In een verbindingszone wordt aanbevolen om opeenvolgende en niet verder van 500 m van elkaar in te richten. Nader onderzoek is nodig om vast te stellen in hoeverre bloemrijke corridors (zonder de waardplant) de dispersie bevorderen. DE VLINDERSTICHTING 2007 ROBUUSTE VERBINDING GENTIAANBLAUWTJE GELDERSE VALLEI 8

Hoofdstuk 4 / Type maatregelen Er zijn verschillende maatregelen mogelijk om de verbindingszone voor het gentiaanblauwtje vorm te geven. Daarbij gaat het vooral om de ontwikkeling van een keten van stapstenen met, hetzij natte heide, hetzij nat soortenrijk grasland. Beheer van natte heide Bij het beheer van bestaande natte heide is een stabiel en voldoende hoog waterpeil van groot belang. Inundatie in de periode mei-september moet zo veel mogelijk worden vermeden. Massale opslag van den en berk moet geregeld worden verwijderd (voor andere soorten is het niet wenselijk om alle opslag te verwijderen!). Voor uitbreiding van een groeiplaats met klokjesgentianen is kleinschalig plaggen naast zaadzettende planten effectief. Eenmalige bekalking (2 ton dolokal/ha = 200 g/m 2 ) is wenselijk voor een betere kans op vestiging van de kiemplanten. Voor de knoopmieren is het vooral belangrijk dat zij zich kunnen vestigen in bestaande vegetatie, bijv. in pollen pijpestrootje, veenbies of veenmos. Wanneer er in het geheel geen gentianen voorkomen kan er zaad worden verzameld uit een naburige populatie en kan dit worden uitgestrooid op een plagplek. Herstel van nat soortenrijk grasland Op enkele plaatsen is nat schraalland in een soortenarme vorm aanwezig. Verschraling daarvan door maaien en afvoeren kan de soortenrijkdom doen toenemen. Voor het vaststellen van de potenties voor een blauwgrasland waarin ook de klokjesgentiaan kan voorkomen, kan het zinvol zijn om een bodemchemische analyse uit te voeren. Wanneer de condities voldoende voedselarm zijn, kunnen ontbrekende plantensoorten via hooi uit een geschikt brongebied worden geïntroduceerd. Omvorming van bos tot natte heide Natuurontwikkeling tot natte heide is goed mogelijk. Omvorming van bos tot heide heeft het voordeel dat de bodem in de regel al voedselarm is. In verband met de Boswet kan compensatie worden gezocht in de bebossing van uit productie genomen akkers of grasland (die dan niet hoeven te worden ontgrond vanwege de hoge voedselrijkdom). Toetsing aan de Flora- en Faunawet zal nodig zijn vanwege de kans op voorkomen van beschermde soorten. Stabilisatie van de hydrologie is uiteraard belangrijk. Na het kappen van het bos, is verwijdering van de strooisellaag door plaggen nodig. Wanneer er nog een zaadbank van heide wordt vermoed (m.n. doordat heidesoorten nog in de ondergroei worden aangetroffen), kan men de vestiging door heidesoorten afwachten. Anders is uitstrooien van heidemaaisel uit een geschikt brongebied wenselijk. Klokjesgentianen komen niet in de zaadbank en zelden in heidemaaisel voor, en zullen daarom afzonderlijk moeten worden geïntroduceerd door uitzaaien. De knoopmieren vestigen zich na verloop van tijd spontaan via aanvliegende individuen, maar voldoende nesten mogen pas in een vegetatie van 10-15 jaar oud worden verwacht. DE VLINDERSTICHTING 2007 ROBUUSTE VERBINDING GENTIAANBLAUWTJE GELDERSE VALLEI 9

Omvorming van landbouwgrond Natuurontwikkeling op landbouwgrond is goed mogelijk wanneer de stikstof- en fosfaatlast voldoende kan worden afgevoerd. In de regel is daar plaggen of ontgronden voor nodig. De diepte van de af te voeren laag dient vooraf door chemische analyse van het bodemprofiel te worden vastgesteld. Wanneer de hydrologie kan worden gestabiliseerd en toevoer van voedselrijk oppervlaktewater kan worden voorkomen, dan zijn de kansen op succes behoorlijk, omdat de horizontale mobiliteit van fosfaat in de bodem gering is. Na ontgronding is het aanvoeren van zaad van hetzij natte heide hetzij op nattere locaties nat soortenrijk grasland (=nat schraalland) via resp. heidemaaisel of hooi de volgende cruciale stap. Klokjesgentianen horen daar ook bij. Een bemonstering na 10 tot 15 jaar kan uitsluitsel geven of er een succesvolle kolonisatie door knoopmieren heeft plaatsgevonden. Omdat de mieren niet echt zeldzaam zijn, mag dit wel worden verwacht. Wanneer dit ondanks een gunstige ontwikkeling van de vegetatie toch niet het geval is, zou introductie van nesten met knoopmieren kunnen worden overwogen. Ontwikkeling bloemrijke corridor Het is niet bekend of gentiaanblauwtjes gebruik maken van ecologische verbindingszones bij hun dispersie. Daar is nader onderzoek voor nodig. De mogelijkheid moet echter niet worden uitgesloten. Het talud van de goederenspoorweg biedt een kans om zo n bloemrijke corridor te ontwikkelen. Is het niet voor het gentiaanblauwtje, dan wel voor andere soorten. De kansen zijn hiervoor het beste aan de zonnige en warmere ZW-kant van het talud. De schaduwrijkere NO-kant kan zich dan verder ontwikkelen tot struweel en houtwal en daarmee ruimte bieden voor soorten die daarvan afhankelijk zijn. Voor de ontwikkeling van een bloemrijke corridor is het nodig dat opslag over het grootste deel worden verwijderd (voor de variatie kan 20% gespaard blijven). Braamstruweel is een belangrijke nectarbron en habitat voor veel andere soorten en kan gedeeltelijk ook worden behouden. Voor het overige kan door maaien en afvoeren een bloemrijke vegetatie worden ontwikkeld. Bij een gefaseerde aanpak van het maaien waarbij delen blijven overstaan tot het volgende jaar, of bij ruigte nog langer kan de meeste variatie worden bereikt. Sterk verruigde, door grassen gedomineerde vegetatie kan door tweemaal per jaar te maaien (met afvoer van het maaisel) worden verschraald. DE VLINDERSTICHTING 2007 ROBUUSTE VERBINDING GENTIAANBLAUWTJE GELDERSE VALLEI 10

Hoofdstuk 5 / Locaties voor de verbindingszone Er zijn 43 locaties geselecteerd voor de invulling van de robuuste verbindingszone voor het gentiaanblauwtje. Het op de Utrechtse Heuvelrug (Landgoed Den Treek) kan nog sterk worden uitgebreid. De voorgestelde verbinding door de Gelderse Vallei loopt benoorden de Heiligenbergerbeek via Voskuilen naar Groot Zandbrink en eindigt bij Achterveld. Achtergrond en selectiecriteria Het is niet helemaal duidelijk hoe de historische verbinding tussen de populaties van het gentiaanblauwtje op de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe eruit heeft gezien. De bekende populaties suggereren een verbinding van Landgoed Den Treek via de heuvelrug naar het Leersumse Veld en dan de Gelderse Vallei in langs twee banen: oostwaarts via de blauwgraslanden bij Veenendaal naar de Bennekomse Meent en noordwaarts via de heiden en graslanden langs de dekzandruggen van Scherpenzeel en Renswoude, tussen Achterveld en Barneveld door naar de heidegebieden van de Appelsche en Kruishaarsche heide en Oldenaller benoorden Voorthuizen. Van daar zal er zeer waarschijnlijk aansluiting zijn geweest op de Veluwse populaties bij Garderen en Kootwijk. De robuuste verbindingszone wordt binnen het Natuurgebiedsplan gezocht via een kortere route bezuiden Leusden langs via het Valleikanaal naar de Modderbeek bezuiden Achterveld. Voor de verbindingszone voor het gentiaanblauwtje is gekozen voor een zo kort mogelijke oversteek van het natte gebied van de Heiligenbergerbeek en het Valleikanaal naar het dekzandruggengebied ten oosten daarvan. Een deel van de locaties valt daarom buiten het zoekgebied voor de robuuste verbinding uit het Natuurgebiedsplan. Voor de meeste locaties wordt de ontwikkeling van geschikt nagestreefd: voor de nattere locaties omvorming naar nat schraalland met klokjesgentianen, voor de iets hoger gelegen locaties omvorming tot natte heide met klokjesgentianen. Onder welke voorwaarden dit realistisch is zal moeten worden vastgesteld door nader onderzoek aan de bodemvruchtbaarheid (stikstof en fosfaat) en de hydrologie. Buiten de Utrechtse Heuvelrug kan voor de verbindingszone voor het gentiaanblauwtje maar zeer beperkt gebruik gemaakt worden van bestaande natuurgebieden. Klokjesgentianen en natte heide of schraalland komen maar in een enkel terrein voor. Voor de meeste locaties zullen daarom ingrijpende inrichtingsmaatregelen nodig zijn. Om de kansen te vergroten is zoveel mogelijk gekozen voor: a) terreinen die op de topografische kaart van ca. 1905 als heide of natte laagte zijn gekarteerd, en b) op de Utrechtse Heuvelrug: laagten en terreingedeelten langs een hoogtegradiënt, en c) percelen bos; deze zijn vanwege hun lagere nutriëntenbelasting gemakkelijker om te vormen tot schrale vegetatie dan de meestal zwaar bemeste weilanden of akkers. Bovendien is het mogelijk dat zich nog een zaadbank met heidezaad in de bospercelen bevindt (klokjesgentianen vormen geen zaadbank en zullen daarom altijd extra moeten worden uitgezaaid). DE VLINDERSTICHTING 2007 ROBUUSTE VERBINDING GENTIAANBLAUWTJE GELDERSE VALLEI 11

De omschrijving van de locaties is opgenomen in Bijlage 1 en de figuur met de ligging in Bijlage 2. Voor de volledigheid geeft Bijlage 3 de informatie van de hoogtekaart. Utrechtse Heuvelrug (Den Treek) Hier zijn dertien locaties geselecteerd. Het betreft voor een belangrijk deel gebieden met bestemming Bestaande Bos en Natuurgebieden (1-3, 4b, 5, 7, 11b, 13), maar ook Nieuwe Natuur (4a, 6, 8-10); langs de flank van de Heuvelrug ligt één locatie met bestemming Zoekgebied Nieuwe Natuur (11a). Het is belangrijk dat aan dit westelijk einde van de verbindingszone een aantal kerngebieden voor het gentiaanblauwtje worden ontwikkeld. Dit is uiteraard ook nodig aan de oostelijke zijde van de verbindingszone. Voor zover mogelijk zal ook op en rond Groot Zandbrink een kerngebied moeten worden hersteld. Alleen bij de ontwikkeling van kerngebieden met sterke bronpopulaties kunnen de stapstenen langs de verbindingszone ook daadwerkelijk als zodanig functioneren. Er wordt daarom voorgesteld om niet alleen het rond het Hazenwater (1 en 2) verder uit te breiden (hetgeen al volop gebeurt), maar ook om de laagten van de Droogmakerij (6), t Waswater (8) en het Langeveen (9) weer terug te brengen tot vennen met oevers van natte heide; ook de boslocatie langs de Waterlooweg lijkt op grond van de hoogtekaart kansrijk voor omvorming tot natte heide. De uitbreiding van de heide rond het Hazenwater en herstel van de voormalige ontginningen bij de Ringheuvels (inclusief verbinding) passen in het beleid voor heideherstel (Provincie Utrecht, 2004). Bij Ingeborg en langs de Buurtweg zijn kleine stukken natte heide, waar soms ook klokjesgentianen groeien (links locatie 4b, rechts locatie 3) Locaties 3-5 kunnen in de toekomst als stapstenen voor het gentiaanblauwtje fungeren. Bij Ingeborg en langs de Buurtweg bevinden zich twee kleine locaties (3 en 5) waar al kleine groeiplaatsen met klokjesgentianen aanwezig zijn, inclusief enige verjonging met kiemplanten. Herstelbeheer heeft hier al plaatsgevonden. Op Locatie 4b is ook sprake van een kleine oppervlakte natte heide, maar zijn geen klokjesgentianen gevonden. Op alle drie locaties is beenbreek aanwezig, wat wijst op gunstige hydrologische omstandigheden (kwel). Het natte schraalland bij Ingeborg (4a) met soorten als Veldrus, echte koekoeksbloem, kale jonker, moerasrolklaver en tormentil kan verder worden hersteld tot een soortenrijkere vegetatie, op den duur mogelijk met klokjesgentiaan, wanneer er voldoende verschraald kan worden. Locaties 10, 11 en 13 zijn kansrijke locaties voor de ontwikkeling van op de flank van de heuvelrug, aansluitende op de Gelderse Vallei. De boslocaties zouden kunnen worden omgevormd tot natte heide en de graslanden of akkers tot vochtig schraalland. Deze locaties zijn niet DE VLINDERSTICHTING 2007 ROBUUSTE VERBINDING GENTIAANBLAUWTJE GELDERSE VALLEI 12

onderscheiden in de Notitie Heideherstel (2004) omdat deze meer gericht is op de ontwikkeling van de verbinding tussen Den Treek en de Leusderheide, dan op die tussen Den Treek en de Gelderse Vallei. Langs de Heiligenbergerbeek De geselecteerde locaties langs de Heiligenbergerbeek vallen deels onder de bestemming Nieuwe Natuur (14, 15 aan de voet van de Heuvelrug en 19-20 op Landgoed De Boom). Percelen 16 en 18 liggen dicht langs de beek en daarom binnen het Zoekgebied Nieuwe Natuur. Perceel 17 valt buiten de begrenzing van de verbindingszone, maar lijkt door de ligging langs een hoogtegradiënt wel kansrijk. Het herstelde nat schraalland bij Huize Den Treek (14) met o.m. veldrus en grote ratelaar toont net als het grasland bij Ingeborg (4a) de potenties voor ontwikkeling tot blauwgrasland. Het is echter nog te soortenarm en te voedselrijk voor een blauwgrasland met klokjesgentiaan. Nader onderzoek naar de nutriëntenhuishouding in de bodem en naar de waterkwaliteit is nodig om te beoordelen hoe ver deze ontwikkeling naar een schralere vegetatie kan doorzetten. Uit het gebied is geen historische blauwgraslandvegetatie bekend, maar dit hoeft niet te betekenen dat deze er nooit geweest is of er alsnog ontwikkeld zou kunnen worden: daarvoor is het historische beeld niet compleet genoeg. Dit geldt eveneens voor de andere geselecteerde locaties langs de Heiligenbergerbeek (12, 15-20). Al deze locaties bestaan nu uit soortenarm cultuurgrasland. Dit kan door ontgronding en het opbrengen van maaisel uit schraallanden worden omgevormd tot nat schraalland. Herstel van een bijbehorend waterpeilregime is van groot belang, evenals het omleiden van sloten met voedselrijk water. Voskuilen Rond Voskuilen liggen vijf geselecteerd locaties (21-25) buiten de in het Natuurgebiedsplan voorgestelde verbindingszone. De in het plan aangegeven verbindingszone loopt noordwaarts langs het Valleikanaal, maar dat gebied is te venig voor het gentiaanblauwtje. Daarom is hier een meer directe aansluiting op het oostelijker gelegen complex van dekzandruggen voorgesteld. Alle vijf locaties betreffen soortenarm cultuurgrasland. De meeste locaties worden intensief als weiland benut. Alleen locatie 25 benoorden de Voskuilerdijk werd in 2007 extensief gebruikt. Locatie 23 was in 1905 nog heide en heeft daarom wellicht goede potenties voor herstel. Dit geldt wellicht ook voor locatie 24, die grenst aan een elzenbroek met flinke kweldruk vanuit de aangrenzende hoge rug. Het elzenbroek stond in 1905 nog als heide aangeduid. Percelen 21 en 22 zijn weliswaar thans erg intensief gebruikt, maar vanwege hun ligging langs een hoogtegradiënt liggen hier wel kansen voor natuurontwikkeling. Moorsterbeekgebied Het Moorsterbeekgebied is een kleinschalig landschap met bosjes en agrarisch gebied op dekzandruggen die zijn doorsneden door diverse beken. In dit gebied ligt het natuurreservaat Groot Zandbrink (34) waar het gentiaanblauwtje tot 1988 nog voorkwam op de natte heide en mogelijk ook het aangrenzende blauwgrasland. De bermen zijn in dit gebied nog opmerkelijk schraal; zo komt onder eikensingels nog veel hengel voor. Naast Groot Zandbrink zijn in dit gebied dertien locaties (26-38) geselecteerd. Daarvan hebben er drie de bestemming Bestaand Bos en Natuurgebied (38a, 33 en 34; naast Groot Zandbrink ook twee boslocaties). Het grootste deel heeft de bestemming Zoekgebied Nieuwe Natuur (26 [deels], 27, 28b-31, 36-38). Een aantal locaties heeft de bestemming Nieuwe Natuur (26 [deels], 32 en 35). DE VLINDERSTICHTING 2007 ROBUUSTE VERBINDING GENTIAANBLAUWTJE GELDERSE VALLEI 13

Deze locaties liggen tussen twee nattere delen van de verbindingszone in: Heligenbergerbeek-Voskuilen aan de zuidkant en Modderbeek aan de noordkant. Vermoedelijk zal het moeilijker zijn om op deze natte locaties geschikt te ontwikkelen dan op de dekzandruggen. Het is daarom belangrijk om Groot Zandbrink als kerngebied te herstellen en daar omheen een aantal goede en te ontwikkelen, zodat hier een versterkte kern in de verbindingszone komt te liggen. In samenwerking met de Provincie Gelderland zou kunnen worden overwogen om de verbindingszone van hieruit oostelijker te laten lopen, in plaats van via Achterveld, waar de mogelijkheden voor natuurontwikkeling veel geringer zijn. Groot Zandbrink heeft veel potentie om hersteld te worden als voor het gentiaanblauwtje. Uitbreiding van de populatie klokjesgentianen is daarvoor dringend gewenst. Op Groot Zandbrink (34) zou er veel aandacht moeten gaan naar uitbreiding van natte heide met klokjesgentianen. De heide is in het verleden deels vrij grootschalig geplagd en daardoor óf vrij monotoon óf sterk vergrast (m.n. in het noordoosten). Het is van belang om de populatie klokjesgentianen goed in kaart te brengen en vervolgens door gericht kleinschalig plaggen uit te breiden. Het belangrijkste blauwgrasland ziet er goed uit, maar lijkt nauwelijks nog gentianen te herbergen. De overige schraallandjes zijn soortenarmer. Onderzocht moet worden welke maatregelen voor versterking van de schraallanden mogelijk zijn en hoe de gentianen zich hier kunnen uitbreiden. Beschaduwing door omringend bos zou één van de problemen kunnen zijn (maar zeker niet het enige). Rond Groot Zandbrink zou, zoals ook voorgesteld in het Natuurgebiedsplan, een hydrologische bufferzone moeten worden ingesteld. Locatie 35 was in 1905 nog heide en kan daarbij als nieuwe natuur tot nat schraalland of natte heide worden ontwikkeld. Ook locaties 27, 28 en (het zuidelijk deel van) 37 stonden in 1905 nog als heide gekarteerd en bieden kansen voor natuurontwikkeling. Op locaties 27 en 28a zal daartoe een bosje tot heide moeten worden omgevormd. Dit geldt ook voor locatie 33. Dit bos bij Hardeveld lijkt goede potenties te bieden voor een kerngebied, omdat het wat groter is. Er is een kleine vijver in gegraven en de aanwezigheid van pijpestrootje geeft mogelijkheden voor heideherstel aan. Voorgesteld wordt om alleen het naaldbos om te vormen en het omringende loofbos te behouden. Locatie 30 bestaat uit een klein stukje ruigte met o.m. moerasspirea, kattestaart en moerasrolklaver. Deze locatie zou door gefaseerd of eventueel laat te maaien als nectarbron en stapsteen voor vlinders kunnen fungeren. De overige locaties (26, 29, 31, 32, 36 en 38) betreffen soortenarm cultuurgrasland en maïsakkers die potenties hebben om tot nat schraalland te worden omgevormd na ontgronding. DE VLINDERSTICHTING 2007 ROBUUSTE VERBINDING GENTIAANBLAUWTJE GELDERSE VALLEI 14

Modderbeek Langs de Modderbeek is vanuit het Natuurgebiedsplan een ecologische verbindingszone voorzien met aandacht voor ontwikkeling van natte natuur, waaronder ook nat soortenrijk grasland. Er zijn daartoe drie percelen geselecteerd met bestemming Zoekgebied Nieuwe Natuur (39) en Nieuwe Natuur (40-41). Locaties 39 en 41 bestaan thans uit soortenarm cultuurgrasland en locatie 40 uit maïsakker. Omdat deze percelen temidden van intensief agrarisch gebied liggen, zal er een flinke investering nodig zijn om hier geschikt te ontwikkelen. Daarmee is dit waarschijnlijk een zwakke schakel in de verbinding. Langs de Modderbeek vormt de intensieve landbouw vooralsnog een grote barrière voor het gentiaanblauwtje. Achterveld De directe omgeving van Achterveld is geen onderdeel van de in het Natuurgebiedsplan voorgestelde verbindingszone. Er is hier één perceel geselecteerd (42). Dit was in 1905 nog een heidegebied. Het bestaat nu deels uit een cultuurgrasland en deels uit een crossbaan. Het lijkt wat droog voor de ontwikkeling van natte heide, maar het heeft wel potenties voor droge heide en bloemrijk grasland. De hoogteligging suggereert dat er misschien toch mogelijkheden liggen voor de ontwikkeling van geschikt met klokjesgentianen, zeker wanneer er eerst wordt ontgrond. De ligging van het perceel aan de rand van de bebouwde kom en recreatiegebied maakt een bestemming natuur echter minder realistisch. Ponlijn (goederenspoorlijn) De Ponlijn is grotendeels begrensd als Zoekgebied Ecologische Verbindingszone. Het talud van de goederenspoorweg biedt een kans om een bloemrijke corridor te ontwikkelen. Daarvoor is een actief vegetatiebeheer nodig dat zich richt op de ontwikkeling van bloemrijke graslanden en ruigte, m.n. aan de warme ZW-kant van het talud. Het is onduidelijk of de Ponlijn ook voor het gentiaanblauwtje van betekenis zal kunnen zijn, aangezien de combinatie met, met uitzondering van de omgeving van De Boom, hier niet kansrijk is. Maar voor veel andere soorten zal een dergelijke corridor zeker wel waardevol kunnen zijn. Het talud van de Ponlijn biedt veel mogelijkheden voor een bloemrijke corridor. DE VLINDERSTICHTING 2007 ROBUUSTE VERBINDING GENTIAANBLAUWTJE GELDERSE VALLEI 15

Hoofdstuk 6 / Conclusie De hier gepresenteerde verbindingszone biedt mogelijkheden voor uitwisseling van populaties van het gentiaanblauwtje op de middellange termijn. De voorgestelde ontwikkelingen vergen veel tijd en middelen. Voor een functionerende verbindingszone zal ook in het aansluitende Gelderse deel een robuuste verbinding moeten worden ontwikkeld. In dit rapport is een voorstel gedaan voor een robuuste verbinding van natte heide en nat schraalland voor het gentiaanblauwtje. De verbinding voert door de Provincie Utrecht van Landgoed Den treek op de Utrechtse Heuvelrug naar de Gelderse Vallei tot de omgeving van Achterveld. Van daaruit zal aansluiting gevonden moeten worden op de Gelderse populaties van het gentiaanblauwtje op de Appelsche en Kruishaarsche heide. Stapstenen aan de Gelderse kant zijn o.m. Landgoed Erica en natte heide bij de Akkerweg. Voor de ontwikkeling van de verbinding is op de Utrechtse Heuvelrug versterking en uitbreiding van natte heide nodig tot een aantal belangrijke kerngebieden. In de Gelderse Vallei worden stapstenen met voorgesteld. Daarbij zal landbouwgrond en op sommige plekken bos tot nat schraal grasland en natte heide moeten worden omgevormd. Groot Zandbrink kan daarin als kerngebied in de Gelderse Vallei worden hersteld. De ontwikkeling van de verbindingszone zal in belangrijke mate afhangen van de mogelijkheden voor verwerving. Daarnaast zal toetsing aan de Flora- en Faunawet en de Boswet nodig zijn. Bij de definitieve keuze voor verwerving en inrichting van landbouwgrond tot voedselarme natuur zullen de potenties daarvoor eerst vastgesteld dienen te worden door nader bodemchemisch onderzoek. Het is niet goed bekend hoe de dispersie van het gentiaanblauwtje kan worden bevorderd door een landschap waarin ontbreekt. Nader onderzoek is wenselijk om vast te stellen of bloemrijke corridors hierin een functie kunnen vervullen en welke afstanden dan overbrugbaar zijn. De verbinding tussen Groot Zandbrink aan de Utrechtse kant en Landgoed Erica aan de Gelderse kant is via de Modderbeek en Achterveld moeilijk ter realiseren. Het lijkt kansrijker om de verbinding oostelijker over het complex van dekzandruggen te laten verlopen. Het is raadzaam de mogelijkheden hiervoor in de provincie Gelderland te onderzoeken. DE VLINDERSTICHTING 2007 ROBUUSTE VERBINDING GENTIAANBLAUWTJE GELDERSE VALLEI 16

Literatuur Anonymus (2005) Reconstructieplan Gelderse Vallei / Utrecht-Oost: van wet naar werkelijkheid. Provincie Gelderland, Arnhem / Provincie Utrecht, Utrecht. Provincie Utrecht (2004) Notitie Heideherstel Beleidskader voor omvorming van bos naar open natuur in de provincie Utrecht. Provincie Utrecht, Sector Landelijk Gebied Ontwikkeling, Utrecht. Provincie Utrecht (2006) Ontwerp Natuurgebiedsplan Gelderse Vallei Herziening 2006. Utrecht. Van Swaay, C.A.M. (2006) Basisrapport Rode lijst dagvlinders. Rapport VS2006.002, De Vlinderstichting, Wageningen. Wallis de Vries, M.F. (2003) Beschermingsplan Gentiaanblauwtje 2003-2007. Rapport EC-LNV nr. 2003/230, Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, s Gravenhage. Wallis de Vries, M.F. & Rossenaar, A.J.G.A. (2000) Toekomstperspectief voor het heidegentiaanblauwtje in de Provincie Utrecht. Rapport VS2000.017, De Vlinderstichting, Wageningen. DE VLINDERSTICHTING 2007 ROBUUSTE VERBINDING GENTIAANBLAUWTJE GELDERSE VALLEI 17

Bijlage 1 / Locaties voor de robuuste verbinding Nr Gebied Status Natuurgebiedsplan Functie Omschrijving Voorstel maatregelen gentiaanblauwtje 1 Hazenwater Bestaande natuur Kerngebied Natte heide Verdere uitbreiding gentianengroeiplaats; afronding omvorming bos tot heide 2 Laagte bij Hazenwater Bestaande natuur Potentieel Natte heide Kleinschalig plaggen + bekalken 3 Ven Ingeborg Bestaande natuur Potentieel Ven geen (periodiek opslag verwijderen) 4a Grasland Ingeborg Nieuwe natuur Te ontwikkelen Soortenarm nat schraalland Maaien en afvoeren; herstel hydrologie 4b Heitje Paradijsweg Bestaande natuur Potentieel Natte heide Kleinschalig plaggen + bekalken; gentianen uitzaaien 5 Ven Buurtweg Bestaande natuur Potentieel Ven Opslag berken verwijderen; uitzaaien gentianen 6 Droogmakerij Nieuwe natuur Te ontwikkelen kerngebied 7 Laagte Waterlooweg Bestaande natuur Te ontwikkelen 8 t Waswater Nieuwe natuur Te ontwikkelen kerngebied 9 Langeveen Nieuwe natuur Te ontwikkelen kerngebied 10 Grasland/akker De Troet Nieuwe natuur Te ontwikkelen 11a Grasland/akker bij Ooyevaarshorst Zoekgebied nieuwe natuur Te ontwikkelen Grasland in laagte Naaldbos in laagte Grasland in laagte Grasland in laagte Gradiënt hoog-laag van maïsakker tot vochtig grasland Gradiënt hoog-laag van maïsakker tot vochtig grasland Herstel hydrologie; afplaggen; heidemaaisel opbrengen Bos kappen 1 ; afplaggen Herstel hydrologie; afplaggen; heidemaaisel opbrengen Herstel hydrologie; afplaggen; heidemaaisel opbrengen Maaien en afvoeren; herstel hydrologie; akker ontgronden Maaien en afvoeren; herstel hydrologie; akker ontgronden 11b Bos bij Ooyevaarshorst Bestaande natuur Te ontwikkelen Naaldbos langs hoogtegradiënt Bos kappen; afplaggen 12 Weiland Ooyevaarshorst Zoekgebied nieuwe natuur Te ontwikkelen 13 Bos Treekerweg Bestaande natuur Te ontwikkelen Naaldbos langs hoogtegradiënt Bos kappen 1 ; afplaggen 14 Schraal grasland Den Treek Nieuwe natuur Potentiële stapsteen Recent hersteld nat schraalland Voortzetting maaien en afvoeren 15 Weiland_15 Nieuwe natuur Te ontwikkelen DE VLINDERSTICHTING 2007 ROBUUSTE VERBINDING GENTIAANBLAUWTJE GELDERSE VALLEI 18

Nr Gebied Status Natuurgebiedsplan Functie gentiaanblauwtje 16 Weiland Het Blok Zoekgebied nieuwe natuur Te ontwikkelen 17 Weiland Burgwal Geen Te ontwikkelen 18 Weiland Mofterbrug Zoekgebied nieuwe natuur Te ontwikkelen 19 Grasland De Boom_19 Nieuwe natuur Te ontwikkelen 20 Grasland De Boom_20 Nieuwe natuur Te ontwikkelen 21 Weiland Voskuilerweg Geen Te ontwikkelen 22 Weiland Voskuilerbeek Geen Te ontwikkelen 23 Weiland Nattegat Geen Te ontwikkelen 24 Weiland Nieuw Sniddelaar Geen Te ontwikkelen 25 Weiland Voskuilerdijk Geen Te ontwikkelen 26 Weiland Kolfschoterdijk Nieuwe natuur + zoekgebied Te ontwikkelen 27 Bosje Kolfschoterdijk Zoekgebied nieuwe natuur Te ontwikkelen 28a Bosje bij Romselaarsche beek Bestaande natuur Te ontwikkelen 28b Weiland bij Romselaarsche beek Zoekgebied nieuwe natuur Te ontwikkelen 29 Weiland/akker Siberienbeek Zoekgebied nieuwe natuur Te ontwikkelen Omschrijving Soortenarm, extensief gebruikt cultuurgrasland Soortenarm, extensief gebruikt cultuurgrasland Naaldbos op voormalige heide Loofbos op voormalige heide op voormalige heide en maïsakker 30 Nat graslandje Moorsterweg Zoekgebied nieuwe natuur Potentiële stapsteen Ruig graslandje met o.m. moerasspirea 31 Akker Midder Moorst Zoekgebied nieuwe natuur Te ontwikkelen Maïsakker Voorstel maatregelen Ontgronden; omvormen tot natte heide Bos kappen 1 ; afplaggen (ontwikkeling natte heide) Bos kappen 1 ; afplaggen (ontwikkeling natte heide) Ontgronden; omvormen tot natte heide Gefaseerd maaien en afvoeren DE VLINDERSTICHTING 2007 ROBUUSTE VERBINDING GENTIAANBLAUWTJE GELDERSE VALLEI 19

Nr Gebied Status Natuurgebiedsplan Functie gentiaanblauwtje 32 Weiland Moorsterweg Nieuwe natuur Te ontwikkelen 33 Bos Hardeveld Bestaande natuur Te ontwikkelen kerngebied 34 Groot Zandbrink Bestaande natuur Te herstellen kerngebied 35 Weiland Groot Zandbrink Nieuwe natuur Te ontwikkelen 36 Weiland/akker Roffelaar Zoekgebied nieuwe natuur Te ontwikkelen 37 Weiland De Mheent Zoekgebied nieuwe natuur Te ontwikkelen 38 Weiland_38 Zoekgebied nieuwe natuur Te ontwikkelen 39 Weiland_39 Zoekgebied nieuwe natuur Te ontwikkelen 40 Akker Modderbeek Nieuwe natuur Te ontwikkelen 41 Weiland Modderbeek Nieuwe natuur Te ontwikkelen Omschrijving Soortenarm, extensief gebruikt cultuurgrasland Naaldbos met vijver en ondergroei pijpestrootje Natte heide + schraalland Maïsakker Voorstel maatregelen Bos kappen 1 ; afplaggen (ontwikkeling natte heide) Kleinschalig plaggen en uitzaaien gentianen Ontgronden; omvormen tot natte heide Ontgronden; omvormen tot natte heide 42 Weiland/crossbaan Achterveld Geen Potentiële stapsteen Ontgronden; omvormen tot heide en bloemrijk grasland 43 Ponlijn (talud goederenspoorweg) Zoekgebied ecologische verbindingszone Potentiële corridor Stakenbos en ruigte ZW-kant van talud omvormen tot bloemrijk grasland en bloemrijke ruigte (opslag verwijderen, maaien en afvoeren) 1 onder voorbehoud van vergunning na toetsing Flora- en Faunawet en Boswet DE VLINDERSTICHTING 2007 ROBUUSTE VERBINDING GENTIAANBLAUWTJE GELDERSE VALLEI 20

Bijlage 2 / Ligging van de locaties 30 DE VLINDERSTICHTING 2007 ROBUUSTE VERBINDING GENTIAANBLAUWTJE GELDERSE VALLEI 21

Bijlage 3 / Hoogtekaart van het gebied (AHN) DE VLINDERSTICHTING 2007 ROBUUSTE VERBINDING GENTIAANBLAUWTJE GELDERSE VALLEI 22