Eindrapportage van de werkgroep 'optimalisering zorgaanbod voor jeugdigen met ernstige gedragsproblemen'



Vergelijkbare documenten
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Inzicht in de jeugdzorg en de samenhang met gerelateerde domeinen

Zorg voor jeugdigen in Nederland

Vereniging van Nederlandse Gemeenten BAOZW Annelies Schutte en Wim Hoddenbagh

Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus EA Den Haag. der Staten-Generaal T (070)

Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Lambrechts over de opvang van jongeren in particuliere en niet erkende opvanghuizen.

Evaluatie urgentieplan Verloop en effecten van het urgentieplan voor de crisisopvang van jongeren in Justitiële inrichtingen

Hoe beïnvloedt de scheiding de advisering rond strafrechtelijke of civielrechtelijke plaatsing?

maar niet alleen! Persoonlijk Toekomstgericht Deskundig

Datum 2 maart 2009 Onderwerp Kamervragen over het veiligheidsbed in justitiële jeugdinrichtingen

Bijlage 2 bij voortgangsrapportage jeugdzorg september 2005 Financieel kader provincies en grootstedelijke regio s 2005 tot en met 2008

Statenvoorstel nr. PS/2005/1211

Veranderingen in de Jeugdzorg Zeeland: Vraag- en antwoord

Bijlage Programma van Eisen

Datum 12 maart 2012 Onderwerp antwoorden op de vragen van lid Kooiman (SP) over de financiering van Multi Systeem Therapie

Bijlage 1 bij voortgangsrapportage jeugdzorg september 2005 Wijzigingen op het landelijk beleidskader jeugdzorg 2005 tot en met 2008

Tweede Kamer der Staten-Generaal

informatiebrochure Wet op de jeugdzorg

Jeugdzorg verandert. Decentralisatie +

de jeugd is onze toekomst

Bureau Jeugdzorg Gelderland Bereikbaar en Beschikbaar

Jeugdbescherming in Nederland

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ZIKOS Indicatieformulier

Informatiebrochure. Wet op de jeugdzorg. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Factsheet gemeente Westland

Kinderen beschermen we samen. Gemeente en Raad voor de Kinderbescherming in het nieuwe Stelsel voor de jeugd

Jeugdzorg in Gelderland september 2011

FACTSHEET PLEEGZORG 2012

1 De Kinderwetten: de tuchtschool en het rijksopvoedingsgesticht heden: van tucht en opvoeding naar opvang en behandeling 45

JEUGDHULPVERLENING. JEUGDBESCHERMING. GEESTELIJKE GE-

DECENTRALISATIES SOCIAAL DOMEIN. Raadsvoorstellen 2014

Samenwerkingsafspraken crisisinterventie Jeugd in de Gelderse jeugdhulpregio s

Project Octopus. Zorglijn orthopsychiatrie

Rapportage wachtlijsten jeugdzorg 2004

Commissie Zorg, Welzijn en Cultuur

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 2, vierde lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ;

Wat is provinciale jeugdzorg?

Amarant Amar De W oens else oens else Poort Juni Jun

Transitie Jeugdzorg. Presentatie PMA Donderdag 24 november Monique te Wierik Beleidsadviseur Gemeente Apeldoorn

Welke AFSPRAKEN gelden bij partijen die betrokken zijn bij de JEUGDZORG in Zeeland?

Jeugdzorg in Gelderland april 2009

statenstukken Provinciale Staten Vragen van het statenlid Peter van Dijk (PVV) ingevolge artikel 44 reglement van orde AANHANGSEL

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Nieuwe taken naar gemeenten. de mens centraal. 21 mei 2012

rekenkamer Centrale onderzoeksvraag Aan Provinciale Staten van de provincie Zuid-Holland 19 mei /GM/067

Transitie Jeugdzorg. Door José Vianen; Adviseur

Wat zijn de feiten rondom de jeugdzorg in Zeeland? Wat zijn de feiten rondom de jeugdzorg in Zeeland?

Raadsvoorstel 2005/16502

even Als kinderen en ouders geen raad meer weten

Jeugdzorg in Brabant. Statencommissie Zorg Welzijn Cultuur 19 oktober 2007

Aanvullende informatie op toelichting maatregelen ggz van VWS inzake de eigen bijdrage

* * Statenfractie GroenLinks Mevrouw P.M. Brunklaus Postbus MC S-HERTOGENBOSCH

BELEIDSKADER SOCIAAL DOMEIN (NIEUWE WMO EN JEUGDWET)

ZIKOS Indicatieformulier

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Toelichting aanvraag nieuwe toelating

Perceel: Klinisch. : Annex Jeugdige justitiabelen in de GGZ

Toelichting aanvraag wijziging bestaande toelating

Transitie jeugdzorg informatieavond gemeenteraden BAR

De drie decentralisaties, Holland Rijnland en de gemeente Teylingen. Presentatie Commissie Welzijn 5 maart 2012

Perceelbeschrijving JeugdzorgPlus

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Concept-Convenant verlaging caseload gezinsvoogdij. Convenant. 1. De Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering

Vereniging Gehandicapten Nederland T.a.v. de heer drs. H.G. Ouwerkerk Postbus AK UTRECHT. Indicatiestelling licht verstandelijk gehandicapten

Nader door Bureau Jeugdzorg (BJz) uit te voeren onderzoek.

Factsheet Voor alle kinderen. Jeugdwet en minderjarige vreemdelingen

Inhoudsopgave Ontwerpbesluit pag. 3 Toelichting pag. 5 Bijlage(n): 1

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 10 juni 2014 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

1.3.4 Recente wetswijzigingen De organisatie van de jeugdhulpverlening Samenwerkingsvormen... 17

RECHTEN IN JUSTITIËLE JEUGDINRICHTINGEN Evaluatie Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen SAMENVATTING

De Nederlandse jeugdzorg, problemen en perspectief

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 14 september 2010 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

gewoon meedoen! Ketenzorg met toekomst

VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND (IRVK)

Evaluatie convenanten met gemeenten inzake aansluiting jeugdzorg en jeugdbeleid

Verder treft u hieronder de integrale teksten van het regeerakkoord aan die van toepassing zijn op het werk van Wmo-raden:

De uitvoering van het jeugdstrafrecht

Jeugd-lvg AWBZ OBC s betreft het aantal cliënten in Orthopedagogische Behandelcentra (OBC s); Zie verder Kerncijfers LVG (PWC, 2009).

Zorgen voor het bedreigde kind. Onderzoek naar de samenwerking tussen Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg

Bestuurlijk akkoord GGZ en gemeenten

Factsheet Jeugd in cijfers 2011

HULPVRAAG Doelgroepen Doelstellingen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Transitieavond Maandag 16 april uur uur. 1.Inleiding 2.Jeugdzorg 3.AWBZ 4.WWNV

Meander Nijmegen. Samen groot worden. Zorg voor jeugdigen. Begeleiding en (tijdelijk) wonen voor kinderen, jongeren en gezinnen BEGELEID (KAMER) WONEN

ONDERSTEUNING BESCHERMING TOEZICHT

gewoon meedoen! Ketenzorg met toekomst

HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH = = = = =

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 10 april 2012 Betreft Zesde voortgangsrapportage Wtcg

Datum 15 september 2009 Onderwerp Beantwoording kamervragen jeugdige criminelen met ernstige gedragsproblemen

WvGGZ - Situatie per 1 januari Inleiding Wet Verplichte Geestelijke Gezondheidszorg

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van C. van Viegen (PvdD) (d.d. 2 februari 2010) Nummer Aan de leden van Provinciale Staten

Plan van Aanpak. Project : Toeleiding naar scholing en werk van jongeren met een Roma achtergrond in Lelystad. Aanleiding

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Beleid 'onvrijwillige zorg' Vrijheidsbeperking binnen Lang Verblijf. woonzorg en dagbesteding

7 Het zorgaanbod jeugdzorg Inleiding Provinciale jeugdzorg (voormalige jeugdhulpverlening) 135

Regeling spoedzorg Gehandicaptenzorg

Transcriptie:

Eindrapportage van de werkgroep 'optimalisering zorgaanbod voor jeugdigen met ernstige gedragsproblemen'

Eindrapportage van de werkgroep 'optimalisering zorgaanbod voor jeugdigen met ernstige gedragsproblemen' Den Haag, 15 juni 2004

2 Inhoudsopgave Magagementsamenvatting 4 1 Inleiding 9 1.1 Aanleiding 9 1.2 Taakopdracht en werkgroep 11 1.3 Uitgangspunten en werkwijze 12 1.4 Urgentieplan 13 1.5 Leeswijzer 14 2 Beschrijving van de bestaande situatie 15 2.1 Taakverdeling tussen de sectoren verantwoordelijkheidskader 15 2.2 Het juridische kader 16 2.3 Het convenant crisisplaatsingen 17 2.4 Het financiële kader 18 2.5 De JJI-sector plaatsen en plaatsingen 20 2.6 De overige sectoren hun aanbodmogelijkheden 23 2.7 Bureau jeugdzorg 26 2.8 Praktijkinitiatieven 27 2.9 Een analyse van de vraag, ramingen en wachtlijsten 27 3 Uitkomsten van de onderzoeken 30 3.1 Evaluatie van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (VU) 30 3.2 Crisisplaatsingen in de opvanginrichtingen (NIZW) 31 3.3 Beleving van samenplaatsen (Verwey-Jonker Instituut) 33 4 Beantwoording van de vragen 34 4.1 Passend aanbod 34 4.2 Samenplaatsen of niet 35 4.3 Taakverdeling tussen de sectoren 36 5 Advies 38

3 Bijlage I II III IV V VI VII VIII Leden van de werkgroep Opdracht van de werkgroep Overzicht van onderzoeken en beloftevolle experimenten Verantwoordelijkheidskader Juridisch kader Convenant crisisplaatsingen Financieel kader Standpunt van de werkgroepleden van het IPO en de drie grootstedelijke regio's

4 Managementsamenvatting Advies De kern van het advies is: 1. zorg voor een voldoende en passend alternatief aanbod van crisisopvang/interventie en behandeling voor de doelgroep van de provinciaal gefinancierde jeugdzorg, de lvg-sector en de jeugd-ggz; 2. beëindig tegelijkertijd de plaatsing van de jeugdigen in de justitiële jeugdinrichtingen die met het primaire doel van bescherming worden opgenomen. Dit advies is veelomvattend en vraagt om een zorgvuldige uitwerking. De werkgroep stelt een gefaseerde aanpak voor: Eerste fase (2004-2005): Geef uitvoering aan het urgentieplan, waardoor er sneller diagnostiek en ambulante hulpverlening aan jeugdigen in de crisisopvang kan worden geboden. Bepaal, analoog aan het onderzoek van het NIZW, bij de huidige instromers op civielrechtelijke titel wat het meest passende zorgaanbod voor deze doelgroep is, zodat nieuw zorgaanbod in de andere sectoren gericht kan worden ontwikkeld. Start met de ontwikkeling van dit zorgaanbod. Creëer de financiële en wettelijke randvoorwaarden waaronder de provinciaal gefinancierde jeugdzorg, de lvg-sector en de jeugd-ggz zorgaanbod voor deze doelgroep kunnen ontwikkelen. Versterk de ketenregie, zowel wat betreft de inzet van het bureau jeugdzorg/de gezinsvoogden als de afspraken met de andere sectoren, om een versnelde uitstroom van de doelgroep uit de opvang- en behandelinrichtingen mogelijk te maken. Beëindig de samenplaatsing binnen de justitiële opvanginrichtingen. Tweede fase (2005-2006): Implementatie van het nieuwe zorgaanbod in de jeugdzorg en onderzoek naar de effectiviteit ervan. Beperking van de instroom van plaatsingen in de justitiële jeugdinrichtingen. Derde fase (2006-2007): Beëindiging van de plaatsing van jeugdigen in de justitiële jeugdinrichtingen met het primaire doel van bescherming van de jeugdige.

5 Taakopdracht De aanleiding voor het instellen van de werkgroep ligt in de volgende gesignaleerde knelpunten: 1. Het aantal civiele crisisplaatsingen van jeugdigen met ernstige gedragsproblemen in de justitiële opvanginrichtingen neemt sterker toe dan de beschikbare capaciteit, de oorzaak hiervan is niet helder aan te tonen. 2. In de politieke discussie is de vraag aan de orde of de justitiële jeugdinrichtingen (JJI s) (opvang- en behandelinrichtingen) het passende aanbod hebben voor ernstig gedraggestoorde jeugdigen. 3. Daarnaast speelt al geruime tijd een politieke discussie over het samenplaatsen van jeugdigen op strafrechtelijke en civielrechtelijke titel in de justitiële jeugdinrichtingen. Deze knelpunten leiden tot de noodzaak van een (her)overweging waarbij wordt nagegaan, hoe het aanbod van de JJI s zo mogelijk meer passend kan worden gemaakt en wat de alternatieven voor het aanbod van de JJI s zijn van andere jeugdzorgsectoren. De Minister van Justitie en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) hebben aan de Tweede Kamer toegezegd vóór het zomerreces te komen met voorstellen c.q. een plan van aanpak. Ten behoeve van een nadere analyse en het formuleren van voorstellen hebben de bewindspersonen de werkgroep optimalisering zorgaanbod voor jeugdigen met ernstige gedragsproblemen ingesteld. De taakopdracht van de werkgroep, vastgelegd tijdens de bijeenkomst van 10 maart 2004 en bekrachtigd in het bestuurlijk overleg van 12 mei 2004, luidt als volgt: De werkgroep optimalisering zorgaanbod voor jeugdigen met ernstige gedragsproblemen zal binnen de geldende hoofdlijnen, beleidskaders en beleidsafspraken voorstellen doen voor verbetering van het zorgaanbod voor jeugdigen met ernstige gedragsproblemen. De voorstellen betreffen zowel de mogelijkheden voor optimalisering van het aanbod van de justitiële inrichtingen als de mogelijkheden voor optimalisering van het aanbod van de provinciale jeugdzorg, de jeugd-ggz en de lvg-sector. Het staat de werkgroep vrij om oplossingen buiten de kaders voor te stellen. Met inachtneming van de in de aanleiding geformuleerde punten is de werkgroep gevraagd de volgende vragen te beantwoorden: Specifiek met betrekking tot de JJI s: Moet de samenplaatsing in de JJI s worden gehandhaafd? In welke specifieke gevallen wel, eventueel onder welke condities en in welke gevallen niet?

6 Breed voor alle betrokken sectoren: JJI s, provinciaal gefinancierde jeugdzorg, de jeugd-ggz en de lvg-sector: In welke gevallen is wel en in welke gevallen is geen passend aanbod voor jeugdigen met ernstige gedragsproblemen beschikbaar? Welke verbeteringen zijn mogelijk om het aanbod meer passend te maken? Wat kan verbetering van de afstemming en samenwerking in de jeugdzorgketen daaraan bijdragen? In welke mate kunnen verbeteringen door welke sector worden gerealiseerd? Op welke termijn is dat mogelijk? Wat zijn de financiële gevolgen van de voor te stellen verbeteringen? De totale omvang van de groep jeugdigen met ernstige gedragsproblemen is niet bekend. Belangrijkste focus van de werkgroep is daarom die groep jeugdigen geweest, die op civielrechtelijke titel in de crisisopvang binnen een justitiële jeugdinrichting is geplaatst. Werkwijze en verantwoording Bij de uiteindelijke standpuntbepaling heeft de werkgroep zich in belangrijke mate gebaseerd op een analyse van de huidige situatie in de sectoren die gericht zijn op zorg aan jeugdigen met ernstige gedragsproblemen, te weten: justitiële jeugdinrichtingen, de provinciaal gefinancierde jeugdzorg, de jeugd-ggz en de lvg-sector. Daarnaast heeft de werkgroep gebruik gemaakt van de uitkomsten van een drietal onderzoeken die eind april/begin mei beschikbaar zijn gekomen, gesprekken met diverse betrokken actoren en de presentatie van een aantal praktijkinitiatieven. De fase van analyse en informatieverzameling is afgerond in een werkconferentie op 18 mei 2004. De werkgroep heeft voor het dilemma gestaan te adviseren in de vorm van verschillende mogelijke scenario s met voor- en nadelen of in de vorm van een eenduidig en zo scherp mogelijk geformuleerd advies. Voor dit laatste is op gezag van de voorzitter gekozen. Deze helderheid is in het belang van een goede besluitvorming. Daarbij is het streven naar consensus losgelaten. De werkgroepleden vanuit IPO/grootstedelijke regio s onderschrijven het advies met betrekking tot de beëindiging van de plaatsing van de jeugdigen in het kader van de jeugdbescherming niet. Zij zijn van mening dat binnen de huidige verantwoordelijkheidsverdeling voldoende mogelijkheden aanwezig zijn om tot oplossingen te komen. Een wijziging van deze verantwoordelijkheidsverdeling kost veel tijd en energie zonder dat dit op zich een bijdrage levert aan het verbeteren van het zorgaanbod. Als bijlage VIII is het standpunt van de werkgroepleden van IPO/DGS integraal toegevoegd.

7 Toelichting op het advies De werkgroep heeft het belang van een passend zorgaanbod voor de jeugdigen met ernstige gedragsproblemen voorop gesteld. Daarvoor was het in eerste instantie noodzakelijk om na te gaan wat de hulpvraag van deze jeugdigen is. Uit het onderzoek van het NIZW en een analyse van de huidige situatie in de vier sectoren, blijkt dat er bij deze groep jeugdigen sprake is van meervoudige problematiek, die zich veelal voordoet op het grensvlak van de verschillende sectoren. Het betreft jeugdigen met ernstige opvoed- en opgroeiproblemen, psychiatrische problematiek en ook een licht verstandelijke handicap. Deze jeugdigen hebben soms bescherming nodig omdat ze anders weglopen en niet te handhaven zijn. De werkgroep heeft vastgesteld dat het huidige aanbod voor deze groep jeugdigen ontoereikend is. De crisisplaatsing in de opvanginrichtingen van de JJI s biedt geen passend zorgaanbod. De beperkte flexibiliteit van het regime binnen de justitiële opvanginrichtingen vormt een belemmering om de civielrechtelijk geplaatste jeugdigen goed te helpen (dominantie van uitvoering van straffen en maatregelen in het kader van het strafrecht). Bovendien is er sprake van een slechte aansluiting tussen de aanbodmogelijkheden op vrijwillige basis in de provinciaal gefinancierde jeugdzorg, de jeugd-ggz en de lvg-sector enerzijds en de gesloten mogelijkheden in de justitiële jeugdinrichtingen (opvang en behandeling) anderzijds. Het ontbreken van passend vervolgaanbod leidt er in de praktijk toe, dat jeugdigen onnodig lang onder het regime van de justitiële jeugdinrichtingen verblijven, waardoor sprake is van onnodige vrijheidsbeperking. Ook de andere sectoren zijn onvoldoende toegerust om voor deze groep jeugdigen een passend aanbod te bieden. Enerzijds omdat er sprake is van meervoudige problematiek. Anderzijds omdat veelal een wettelijk kader voor toepassing van dwang ontbreekt. In de jeugd-ggz en de lvg-sector biedt de Wet BOPZ mogelijkheden in dit kader. Het betreft echter een kader voor gedwongen opname. Behandeling kan uitsluitend op basis van vrijwilligheid plaatsvinden. Wat betreft de provinciaal gefinancierde jeugdzorg ontbreken de mogelijkheden voor het toepassen van dwang in het geheel. De optimalisering van het zorgaanbod voor jeugdigen met ernstige gedragsproblemen moet tot stand komen door het ontwikkelen van een passend aanbod in de provinciaal gefinancierde jeugdzorg, de jeugd-ggz en de zorg voor licht verstandelijk gehandicapten. Het gaat zowel om nieuw áls aangepast zorgaanbod, zowel ambulant als residentieel. De randvoorwaarden, waaronder de wettelijke en financiële, moeten daarvoor worden gecreëerd. Het gaat dan primair om het toerusten van de andere sectoren dan de JJI s met mogelijkheden voor gesloten crisisopvang en behandeling en het creëren van nieuw aanbod in deze sectoren. Daarmee vervalt de noodzaak om puur op basis

8 van de beschermingsfunctie, gesloten plaatsingen van jeugdigen met een civielrechtelijke maatregel binnen de justitiële jeugdinrichtingen te realiseren. Daarmee wordt tevens een antwoord gegeven op de vraag over het samenplaatsen van jeugdigen met een civielrechtelijke en een strafrechtelijke titel.

9 1 Inleiding 1.1 Aanleiding De aanleiding voor het instellen van de werkgroep ligt in de volgende gesignaleerde knelpunten: 1. Het aantal civiele crisisplaatsingen van jeugdigen met ernstige gedragsproblemen in de justitiële opvanginrichtingen neemt sterker toe dan de beschikbare capaciteit, de oorzaak hiervan is niet helder aan te tonen. 2. In de politieke discussie is de vraag aan de orde of de justitiële jeugdinrichtingen (JJI s) (opvang- en behandelinrichtingen) het passende aanbod hebben voor ernstig gedraggestoorde jeugdigen. 3. Daarnaast speelt al geruime tijd een politieke discussie over het samenplaatsen van jeugdigen op strafrechtelijke titel en civielrechtelijke titel in de justitiële jeugdinrichtingen. Deze knelpunten leiden tot de noodzaak van een (her)overweging waarbij wordt nagegaan, hoe het aanbod van de JJI s zo mogelijk meer passend kan worden gemaakt en wat de alternatieven voor het aanbod van de JJI s zijn van andere jeugdzorgsectoren. (ad. 1) De sterke toename van het aantal civiele crisisplaatsingen in de justitiële opvanginrichtingen staat in verband met het convenant crisisplaatsingen dat in 2001 is afgesloten. De problematiek van de jeugdigen is daarentegen niet sterk veranderd. Eerder is de problematiek door de beschikbaarheid van de convenantafspraken zichtbaarder geworden. In de hiernavolgende tabel is het aantal crisisplaatsingen 1 vanaf 1998 weergegeven. Jaar 1998 1999 2000 2001 2002 2003 Aantal crisisplaatsingen 153 157 255 372 612 695 (ad. 2) De doelgroep voor de crisisopvang betreft voor een belangrijk deel jeugdigen waarop de andere sectoren hun tanden hebben stukgebeten. Dit heeft onvoldoende soelaas geboden. Wanneer zich dan een crisis voordoet, is even gesloten plaatsen, dat alleen gerealiseerd kan worden in een justitiële jeugdinrichting, een aanknopingspunt 1 Bron: Beleidsinformatie DJI

10 voor een nieuwe aanpak. Een passend en tijdig vervolg ontbreekt nu echter in veel gevallen. Op het totaal aantal jeugdigen dat vanuit de verschillende sectoren zorg en behandeling krijgt is het echter wel een klein gedeelte. Circa 695 jeugdbeschermingspupillen die in een justitiële opvanginrichting verbleven in 2003 en circa 720 pupillen die dat jaar in de behandelinrichtingen verbleven, op een totaal van meer dan 20.000 2 jeugdbeschermingspupillen. Kijkend naar het totaal aantal jeugdigen dat door de verschillende sectoren zorg wordt geboden is het aantal relatief nog kleiner. De feitelijke omvang van de doelgroep jeugdigen met ernstige gedragsproblemen is niet precies bekend. Er zijn schattingen dat tot 10% van de jeugdigen die via het bureau jeugdzorg in de zorg terechtkomen tot deze doelgroep behoort. Grotendeels krijgen deze jeugdigen hulp vanuit de drie sectoren jeugd-ggz, lvg 3 en provinciaal gefinancierde jeugdzorg en vanuit het speciaal onderwijs. (ad. 3) Daarnaast speelt al geruime tijd een politieke discussie over het samenplaatsen van jeugdigen op strafrechtelijke en civielrechtelijke titel in de justitiële jeugdinrichtingen. Bij de behandeling van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen in maart 2000 heeft de Kamer de motie Duykers 4 aangenomen. Vanaf dat moment zijn door verschillende kamerleden tot op heden veelvuldig vragen gesteld over het onderwerp samenplaatsen. Met inachtneming van de in de aanleiding geformuleerde punten is de werkgroep gevraagd de volgende vragen te beantwoorden: Specifiek met betrekking tot de JJI s: Moet de samenplaatsing in de JJI s worden gehandhaafd? In welke specifieke gevallen wel, eventueel onder welke condities en in welke gevallen niet? Breed voor alle betrokken sectoren: JJI s, provinciaal gefinancierde jeugdzorg, de jeugd-ggz en de lvg-sector: In welke gevallen is wel en in welke gevallen is geen passend aanbod voor jeugdigen met ernstige gedragsproblemen beschikbaar? 2 Bron: Ministerie van Justitie. Jaarverslag 2003. Peildatum oktober 2003. 3 Lvg staat voor licht verstandelijk gehandicapten. Door het College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen is de volgende definitie geïntroduceerd: licht verstandelijk gehandicapte jongeren zijn personen tussen 5 en circa 21 jaar oud, die door een beperkt intellectueel functioneren én een beperking in de sociale redzaamheid, in hun ontwikkeling zijn vastgelopen. Vaak hebben zij bijkomende gedragsproblemen. 30 tot 50% van deze jongeren heeft ook een psychiatrische stoornis. 4 Kamerstukken II, 1999/2000, 26016, nr.13. De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat het onwenselijk is als civielrechtelijk geplaatsten en strafrechtelijk geplaatsten in dezelfde inrichting onder hetzelfde strafregime vallen; verzoekt de regering een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden om aan deze situatie het hoofd te bieden en de Kamer hierover binnen een half jaar te rapporteren.

11 Welke verbeteringen zijn mogelijk om het aanbod meer passend te maken? Wat kan verbetering van de afstemming en samenwerking in de jeugdzorgketen daaraan bijdragen? In welke mate kunnen verbeteringen door welke sector worden gerealiseerd? Op welke termijn is dat mogelijk? Wat zijn de financiële gevolgen van de voor te stellen verbeteringen? 1.2 Taakopdracht en werkgroep De Minister van Justitie en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) hebben aan de Tweede Kamer toegezegd vóór het zomerreces te komen met voorstellen c.q. een plan van aanpak. Ten behoeve van een nadere analyse en het formuleren van voorstellen hebben de bewindspersonen de werkgroep optimalisering zorgaanbod voor jeugdigen met ernstige gedragsproblemen ingesteld. De volgende partijen en instanties nemen deel aan de werkgroep 5 onder leiding van een onafhankelijke voorzitter: IPO/DGS Maatschappelijke Ondernemersgroep Zorgverzekeraars Nederland GGZ-sector LVG-sector Dienst Justitiële Inrichtingen, sector Jeugd Raad voor de Kinderbescherming Ministerie van Justitie Ministerie van VWS Ministerie van Financiën De taakopdracht van de werkgroep, vastgelegd tijdens de bijeenkomst van 10 maart 2004 en bekrachtigd in het bestuurlijk overleg van 12 mei 2004, luidt als volgt: De werkgroep optimalisering zorgaanbod voor jeugdigen met ernstige gedragsproblemen zal binnen de geldende hoofdlijnen, beleidskaders en beleidsafspraken voorstellen doen voor verbetering van het zorgaanbod voor jeugdigen met ernstige gedragsproblemen. De voorstellen betreffen zowel de mogelijkheden voor optimalisering van het aanbod van de justitiële inrichtingen als de mogelijkheden voor optimalisering van het aanbod van de provinciale jeugdzorg, de jeugd-ggz en de lvg-sector. Het staat de werkgroep vrij om oplossingen buiten de kaders voor te stellen. Het streven naar consensus daarbij is niet noodzakelijk. Indien dit laatste het geval is en oplossingen buiten de huidige (wettelijke) kaders vallen wat betreft verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden van de verschillende sectoren en financiers, dan dient dit 5 Zie voor de samenstelling van de werkgroep bijlage I.

12 expliciet te worden aangegeven. Daarbij is echter ook vastgesteld dat de Wet op de jeugdzorg per 1 januari 2005 in werking treedt en dat de implementatie daarvan volop in gang is. Voor voorstellen die buiten de kaders treden, dienen goede gronden te zijn. De werkgroep rapporteert aan de DG PJS van Justitie en de DG MZ van VWS. De opdracht is integraal opgenomen in bijlage II. 1.3 Uitgangspunten en werkwijze Om haar werk te kunnen doen heeft de werkgroep de ruimte genomen om met een open houding en los van de deelbelangen overwegingen te maken en voorstellen te ontwikkelen. Bij de overwegingen en het ontwikkelen van voorstellen is uitgegaan van een samenwerking tussen de betrokken deelnemers op gelijkwaardig niveau. Verschillen van inzicht tussen de deelnemers zijn vermeld in de rapportage (zie hoofdstuk 4). Er is in de opdrachtformulering een aantal uitgangspunten of randvoorwaarden beschreven, te weten: Het is duidelijk dat zich ook in de andere sectoren van de jeugdzorg (provinciaal gefinancierde jeugdzorg, jeugd-ggz en de lvg-sector) knelpunten voordoen en wachtlijsten aanwezig zijn. De recente Voortgangsrapportage jeugdzorg die op 23 januari 2004 aan de Tweede Kamer is aangeboden, doet daarvan verslag. Met die problemen die in de jeugdzorg aanwezig zijn, zal rekening worden gehouden. Bij het ontwikkelen en doen van voorstellen zijn het effect van die voorstellen op de onderscheiden sectoren en de consequenties voor de financiers c.q. financiering verduidelijkt. Ontwikkelingen in de verschillende sectoren die relevant zijn voor het onderwerp van de werkgroep worden door de deelnemers ingebracht zodat de verwachte effecten daarvan bij de voorstellen van de werkgroep kunnen worden betrokken. Overeenkomstig de Wet op de jeugdzorg is uitgangspunt dat alle jeugdigen van wie is vastgesteld dat zij in verband met opgroei-, opvoedings- of psychiatrische problemen bepaalde zorg nodig hebben die zorg ook moeten krijgen. Bij de uitwerking van de voorstellen is gespecificeerd hoe na inwerkingtreding van de Wet op de jeugdzorg en de overige van toepassing zijnde weten regelgeving, de specifieke verantwoordelijkheidverdeling is. In het bijzonder is van belang hoe de verantwoordelijkheidsverdeling van de overheden en financiers voor (toekomstige) aanspraken is. Deze verantwoordelijkheidsverdeling en dit uitgangspunt geven een kader. Echter ook oplossingen die aanpassing van deze verantwoordelijkheidsverdeling vragen, kunnen worden onderzocht. In de definitieve voorstellen van de werkgroep wordt een onderscheid gemaakt tussen voorstellen die binnen de geldende verantwoordelijkheidsverdeling kunnen worden gerealiseerd en

13 voorstellen die een aanpassing van deze verantwoordelijkheidsverdeling vragen. De voorstellen van de werkgroep worden in een bestuurlijk overleg jeugdzorg besproken, waarbij de betrokken partijen in staat worden gesteld hun opvattingen over de voorstellen kenbaar te maken. Daarna zal besluitvorming over de voorstellen plaatsvinden. De totale omvang van de groep jeugdigen met ernstige gedragsproblemen is niet bekend. Belangrijkste focus van de werkgroep is daarom die groep jeugdigen geweest, die op civielrechtelijke titel in de crisisopvang binnen een justitiële jeugdinrichting is geplaatst. Bij de uiteindelijke standpuntbepaling heeft de werkgroep zich in belangrijke mate gebaseerd op een analyse van de huidige situatie in de sectoren die gericht zijn op zorg aan jeugdigen met ernstige gedragsproblemen, te weten: justitiële jeugdinrichtingen, de provinciaal gefinancierde jeugdzorg, de jeugd-ggz en de lvg-sector. Daarnaast heeft de werkgroep gebruik gemaakt van de uitkomsten van een drietal onderzoeken die eind april/begin mei beschikbaar zijn gekomen, gesprekken met diverse betrokken actoren en de presentatie van een aantal praktijkinitiatieven. De fase van analyse en informatieverzameling is afgerond in een werkconferentie op 18 mei 2004. De werkgroep heeft voor het dilemma gestaan te adviseren in de vorm van verschillende mogelijke scenario s met voor- en nadelen of in de vorm van een eenduidig en zo scherp mogelijk geformuleerd advies. Voor dit laatste is op gezag van de voorzitter gekozen. Deze helderheid is in het belang van een goede besluitvorming. Daarbij is het streven naar consensus losgelaten. 1.4 Urgentieplan De werkgroep optimalisering zorgaanbod voor jeugdigen met ernstige gedragsproblemen heeft gefunctioneerd in de periode eind februari tot eind mei 2004. Gedurende deze periode is er een zogenoemd urgentieplan opgesteld, passend binnen de lijn van de werkzaamheden en aanbevelingen van de werkgroep. De hoofdlijnen van het urgentieplan worden in deze paragraaf beschreven. In het bestuurlijk overleg jeugdzorg op 12 mei 2004 tussen staatssecretaris Ross-van Dorp (VWS) en minister Donner (Justitie), IPO/DGS, de Maatschappelijke Ondernemersgroep, GGZ Nederland, de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland en Zorgverzekeraars Nederland zijn afspraken gemaakt over het zogenoemde urgentieplan. Het urgentieplan rondom de crisisplaatsingen in de jeugdinrichtingen is de voorloper van een plan van aanpak, gebaseerd op het advies van de werkgroep, dat een structurele oplossing moet bieden.

14 1.5 Leeswijzer In het kader van het urgentieplan zijn de volgende werkafspraken gemaakt: Per justitiële jeugdinrichting wordt een multidisciplinair team gevormd. Aan dit team nemen deskundigen vanuit de bureaus jeugdzorg, de justitiële jeugdinrichting, de organisaties voor licht verstandelijk gehandicapten en de jeugd-ggz deel. Om deze teams op korte termijn te kunnen vormen zullen VWS en Justitie een lijst met contactpersonen bij deze organisaties samenstellen. Het multidisciplinaire team neemt de lijst met alle crisisgeplaatste jongeren door en screent op de volgende vragen: o Bij welke jongere is het noodzakelijk om diagnostisch onderzoek uit te voeren waarvoor ggz- of lvg-deskundigheid vereist is? o Bij welke jongeren kan met ambulante psychiatrische hulp in de JJI worden gestart? o Welke jongeren staan bovenaan de urgentielijst t.b.v. de extra klinische plekken? Binnen drie maanden is voor alle jongeren de eerste screening uitgevoerd. Indien uit de screening blijkt dat diagnostisch onderzoek of ambulante psychiatrisch hulp gewenst is, wordt de naam van de jongere onmiddellijk bij de contactpersonen van de jeugd-ggz of de lvg-sector aangemeld. Over drie maanden vindt een terugkoppeling plaats, waarbij in ieder geval bekeken wordt: o hoeveel jongeren er per JJI zijn gescreend o hoeveel jongeren ambulante hulp ontvangen o hoeveel extra klinische plekken er beschikbaar dienen te komen In het tweede hoofdstuk wordt een nadere beschrijving gegeven van de huidige situatie wat betreft het verantwoordelijkheidskader, het juridische kader en het financiële kader betreffende het (brede) jeugdzorgstelsel. Er wordt tevens kort stilgestaan bij de vier afzonderlijke sectoren. Het tweede hoofdstuk beschrijft als het ware de situatie zoals deze nu is en die dus om verbetering vraagt. In het derde hoofdstuk wordt de bestaande situatie op een aantal specifieke aspecten met betrekking tot de opdracht van de werkgroep nader onder de loep genomen. Daartoe dienen de onderzoeken die in opdracht van het Ministerie van Justitie reeds waren geëntameerd. Het betreft de evaluatie van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, een onderzoek naar de beleving van het samenplaatsen en een onderzoek naar de hulpvraag van jeugdigen die momenteel in de crisisopvang verblijven. Daarna worden in hoofdstuk vier de vragen die zijn voorgelegd aan de werkgroep beantwoord. In hoofdstuk vijf wordt tot slot het advies geformuleerd.

15 2 Beschrijving van de bestaande situatie Kenmerkend van de groep jeugdigen met ernstige gedragsproblemen is dat er sprake is van meervoudige problematiek. Het betreft een problematiek die zich veelal voordoet op het grensvlak van de verschillende sectoren. Het betreft jeugdigen met ernstige opvoed- en opgroeiproblemen, psychiatrische problematiek en ook een licht verstandelijke handicap. In dit hoofdstuk wordt een nadere beschrijving geven van de bestaande situatie in de sectoren die gericht zijn op zorg aan jeugdigen met ernstige gedragsproblemen, te weten: justitiële jeugdinrichtingen, de provinciaal gefinancierde jeugdzorg, de jeugd-ggz en de lvg-sector. Dit hoofdstuk geeft dus een schets van de situatie die momenteel om verbetering vraagt. Tegelijkertijd wordt in dit hoofdstuk de context beschreven, waarin de veranderingen moeten plaatsvinden. In de eerste paragraaf is de taakverdeling tussen de sectoren (het verantwoordelijkheidskader) beschreven. In de tweede paragraaf volgt het juridische kader en in de vierde paragraaf het financiële kader. In de derde paragraaf komt het convenant crisisplaatsingen aan bod. In de eerste vier paragrafen worden vooral de hoofdpunten van de kaders beschreven. Meer informatie is in de bijlagen opgenomen. Nadat de drie meer brede kaders aan de orde zijn geweest, volgt een beknopte weergave van de situatie in de vier sectoren afzonderlijk. Het hoofdstuk eindigt met een beknopte weergave van een analyse van de vraag, ramingen en wachtlijsten. 2.1 Taakverdeling tussen de sectoren verantwoordelijkheidskader De werkgroep heeft de verdeling van verantwoordelijkheden, taken en werkzaamheden tussen de vier sectoren (provinciaal gefinancierde jeugdzorg, jeugd-ggz, lvgsector en JJI) in kaart gebracht. Daarbij is uitgegaan van de Wet op de jeugdzorg zoals die per 1 januari 2005 zal gelden. De volledige beschrijving van het verantwoordelijkheidskader is opgenomen in bijlage IV. De kernpunten zijn: De algemene verantwoordelijkheid voor de planning en financiering van provinciaal gefinancierde jeugdzorg berust bij de provincies. Het is ook aan de provincies om regie te voeren en tot afstemming te komen met Justitie/DJI en zorgkantoor waar het gaat om het zorgaanbod JJI respectievelijk jeugd-ggz en de lvg-sector, dit binnen het algemene landelijke inhoudelijke en financiële kader. Inzet van zowel de eigen planningstaak als de rol van regievoerder is het bewerkstelligen van een genoegzaam aanbod op de geïndiceerde vraag naar jeugdzorg. Via de Wet op de jeugdzorg bestaat er jegens de provincie een aanspraak op zorg vanuit de provinciaal gefinancierde jeugdzorg en via de AWBZ bestaat er

16 een aanspraak jegens de zorgverzekeraars op zorg vanuit de ggz-sector en lvgsector. De aanspraak op zorg in een JJI is via het Burgerlijk Wetboek en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen geregeld. De toegang tot alle jeugdzorgvoorzieningen (m.u.v. JJI strafrechtelijk) is geregeld in de Wet op de jeugdzorg en wordt via een indicatiestelling door bureau jeugdzorg geregeld. Dit betreft ook de toedeling aan sectoren. Voor de indicatie zijn echter ook andere instanties (mede) bevoegd of betrokken: o Artsen bij uitzondering voor jeugd-ggz. o RIO/LCIG voor de lvg-sector. Momenteel wordt in pilots uitgezocht hoe de afstemming tussen bureau jeugdzorg en RIO/LCIG het beste kan worden vormgegeven. o Kinderrechters dienen aanvullend op de indicatiestelling van bureau jeugdzorg een machtiging af te geven in het kader van een ondertoezichtstelling en (gesloten) uithuisplaatsing. De sectoren worden op drie manieren gefinancierd: via begroting VWS/provincies (provinciaal gefinancierde jeugdzorg), via de AWBZ (jeugdggz en de lvg-sector) en via de begroting van Justitie (JJI en onderdelen van de provinciaal gefinancierde jeugdzorg). Gekoppeld aan de financiering gelden voor de sectoren drie sturingskaders/instanties: de provincies voor de provinciaal gefinancierde jeugdzorg, de zorgkantoren voor jeugd-ggz en lvg-sector en Justitie voor de JJI s. Wat betreft deze laatste drie sectoren wel in afstemming met de provincies. De positie van het (speciaal) onderwijs is hier buiten beschouwing gelaten omdat onderwijs in alle gevallen voor (leerplichtige) jeugdigen beschikbaar is ongeacht de deelsector waarin deze jeugdigen zich bevinden. Bekostiging vindt regulier plaats vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. 2.2 Het juridische kader De hulpverlening aan de doelgroep jeugdigen met ernstige gedragsproblemen wordt geregeld op basis van zes wettelijke kaders: De Wet op de jeugdzorg (treedt in werking op 1 januari 2005) De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) De Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) De Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) Het Burgerlijk Wetboek De Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen In bijlage V is een tabel opgenomen, waarin de wettelijke kaders zijn voorzien van een korte toelichting wat betreft hun reikwijdte. Een aanvullend wettelijk kader is dat betreffende het (speciaal) onderwijs. Dit kader wordt niet afzonderlijk benoemd en beschreven, maar de onderwijssector vormt eigenlijk de vijfde (deel)sector en kan in

17 een totaal aanbod voor de doelgroep jeugdigen met ernstige gedragsproblemen niet ontbreken. Vrijheidsbeneming en toepassing van dwang vereisen op basis van de Grondwet en het (Europese) Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) altijd een formele wettelijke basis. De justitiële jeugdinrichtingen hebben in die zin de meest verregaande wettelijke mogelijkheden om gesloten opvang en behandeling te bieden. De Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen regelt het gebruik van dwangmiddelen in justitiële jeugdinrichtingen. In de jeugd-ggz en in de lvg-sector is gebruik van dwangmiddelen mogelijk in het kader van de Wet BOPZ. De Wet BOPZ is echter een kader dat gedwongen opname mogelijk maakt. Behandeling kan uiteindelijk alleen op basis van vrijwilligheid plaatsvinden. De WGBO is dan van toepassing. De provinciaal gefinancierde jeugdzorg beschikt niet over dergelijke wettelijke mogelijkheden. De uitbreiding van de opvang- en behandelmogelijkheden, waarbij toepassing van dwang mogelijk is, voor ernstig gedragsgestoorde jeugdigen in de provinciaal gefinancierde jeugdzorg stuit nu op juridische belemmeringen. 2.3 Het convenant crisisplaatsingen In aanvulling op de zes relevante wettelijke kaders is op 15 juni 2001 het voorlopige Convenant Crisisplaatsingen in werking getreden. In juli 2002 is het definitieve convenant afgesloten na een evaluatie van de voorlopige versie. In het convenant zijn afspraken tussen de bureaus jeugdzorg (GVI s), de DJI en het Ministerie van Justitie vastgelegd over de plaatsing van jeugdigen (OTS of onder voogdij gesteld) die zich in een acute, zeer ernstig bedreigende situatie bevinden en voor wie plaatsing in een justitiële opvanginrichting 6 nodig is. De aanleiding tot het afsluiten van het convenant is de motie Kalsbeek/Halsema 7 van november 2000. De tekst van het convenant is opgenomen in bijlage VI. 6 Het convenant heeft nadrukkelijk betrekking op de civielrechtelijke crisisplaatsingen in de opvanginrichtingen, dit als uitzondering op de bestaande wettelijke kaders. De bestaande kaders maken namelijk al (gesloten) civielrechtelijke plaatsingen mogelijk, echter alleen in de behandelinrichtingen. 7 De motie Kalsbeek/Halsema (27400-VI, nr. 22) luidt als volgt: de Kamer, overwegende, dat de doorlooptijden van jeugdstrafzaken en de wachttijden voor plaatsing in een jeugdinrichting veel te lang zijn en dat dit al enige jaren het geval is; overwegende, dat het tot nu toe gevoerde beleid kennelijk onvoldoende effectief is; verzoekt het kabinet, tijdig voor de behandeling van de Voorjaarsnota een plan van aanpak te presenteren, waarin wordt aangegeven hoe verzekerd wordt dat jeugdstrafzaken (ten minste) binnen zes maanden berecht kunnen worden; verzoekt het kabinet tevens, noodvoorzieningen te treffen opdat jongeren die in crisissituaties verkeren en jongeren die ernstige problemen hebben en strafbare feiten hebben gepleegd binnen één week na die beslissing daartoe kunnen worden geplaatst.

18 Het convenant heeft betrekking op een aantal specifieke categorieën jeugdigen, te weten: Slachtoffers van gedwongen prostitutie Slachtoffers van een seksueel misdrijf Slachtoffers van geestelijke of lichamelijk mishandeling Er is sprake van een situatie waarin politiebemoeienis verdere escalatie van geweld van de jeugdige tegen zijn directe omgeving moet voorkomen en waarin afgezien is van aangifte en strafrechtelijke vervolging wegens bloedverwantschap of angst voor represailles Het convenant regelt de afspraken die tussen de DJI, Justitie en de bureaus jeugdzorg (GVI s) zijn gemaakt inzake de werkwijze, procedures en termijnen bij plaatsing van de genoemde categorieën jeugdigen in een opvanginrichting. Voor de directie DJI/JJI bestaat de inspanningsverplichting om de jeugdige een week na ontvangst van het plaatsingsverzoek met machtiging van de kinderrechter te plaatsen. Met de invoering van het crisisconvenant is de ketensamenwerking tussen de bureaus jeugdzorg (GVI s) en de JJI s verbeterd. Het crisisconvenant als afsprakenkader voor de samenwerking tussen het bureau jeugdzorg en de justitiële jeugdinrichtingen geldt nog steeds. Momenteel wordt een aangepaste versie opgesteld. Daarin wordt voorgesteld om er naar te streven de maximale duur van de crisisplaatsing naar 12 weken te brengen. Daarmee wordt de termijn aangepast aan de termijnen die gelden in de Wet op de jeugdzorg. De verlenging van de termijn wordt tevens voorgesteld om dat wat wenselijk is en werkelijk mogelijk is dichter bij elkaar te brengen. Tevens zijn de werkafspraken verder aangescherpt en verbeterd, nadrukkelijk wat betreft de inzet van de afzonderlijke partijen gedurende de crisisopvang. Zo is het voorstel om naast crisisopvang ook nadrukkelijk crisisinterventie te plegen (in het gezin van de jeugdige). Zolang het beleid nog niet is gewijzigd, zal met het convenant verder worden gewerkt. De samenwerkingsrelaties die in het kader van de invoering van het crisisconvenant zijn ontwikkeld, kunnen een aanknopingspunt geven voor verdere verbetering. 2.4 Het financiële kader De werkgroep heeft het financiële kader in kaart gebracht. Dit betreft drie soorten gegevens: beschikbare bedragen, kostprijzen en mogelijk volume (bedragen gedeeld door kostprijzen). Daarnaast heeft de werkgroep de wachtlijsten in kaart gebracht. De werkgroep heeft het kader toegespitst op de residentiële voorzieningen. De volledige beschrijving van het financiële kader is opgenomen in bijlage VII.

19 De kernpunten van het financiële kader zijn: De kostprijzen van voorzieningen voor residentiële zorg 8 in de diverse sectoren lopen uiteen van ca. 45.000 euro (provinciaal gefinancierde jeugdzorg) tot ca. 113.000 euro (jeugd-ggz - zeer intensieve zorg). De kostprijzen in de lvgsector liggen hier tussen. De kostprijzen 9 voor gesloten (besloten) opvang en behandeling lopen in de diverse sectoren uiteen van ca. 111.000 euro (lvg-sector) tot ca. 122.000 euro (Rijksinrichtingen - behandeling). De kosten voor een BOPZ plaats in de jeugd-ggz liggen hier tussen. Voor de provinciaal gefinancierde jeugdzorg (exclusief toegang bureau jeugdzorg) komen jaarlijks extra middelen beschikbaar oplopend tot circa 30 mln euro in 2007 op een totaal budget van 650 mln euro in 2004. In veel gevallen zijn door provincies op basis van knelpunten in de aansluiting tussen vraag en aanbod aan deze middelen al bestemmingen gegeven. De omvang van het type zorgaanbod residentieel is circa 300 mln euro. Voor de JJI s groeit het jaarlijkse budget in de periode tot 2007 met circa 40 mln euro op een totaal budget van 280 mln euro in 2004. Het is niet mogelijk de toename in de beschikbare middelen voor jeugd-ggz en de lvg-sector (beide onderdeel van de AWBZ) te vermelden, onder andere omdat het budget niet is verdeeld naar subsectoren. De totale hoeveelheid middelen van de jeugd-ggz bedraagt in 2004 352 mln euro. Het totale budget voor de lvg-sector bedraagt in 2004 191 mln euro. Voor de totale AWBZ is van 2004 tot 2007 een volumegroei voorzien van 3% 10. In alle vier de sectoren is tevens sprake van bezuinigingen 11. Hoewel er dus tevens sprake is van groei, gaat het er feitelijk om dat de sectoren meer moeten doen met minder geld. 8 Verblijf en behandeling/begeleiding (kosten inclusief kapitaalslasten). 9 Inclusief kapitaalslasten. 10 1,5% nominaal (kostenindex) en 1,5% reële groei. 11 Voor alle sectoren geldt dat zij tevens moeten bezuinigen. In het Bestuursakkoord Financieel Kader Wet op de jeugdzorg is tussen Rijk en provincies/grootstedelijke regio s een inspanningsverplichting opgenomen om doelmatigheidswinst te realiseren teneinde de Wet op de jeugdzorg binnen de voor de komende jaren beschikbare rijksmiddelen te kunnen uitvoeren, inclusief het wegwerken van de bestaande wachtlijsten in de provinciaal gefinancierde jeugdzorg en het opvangen van de verwachte autonome groei van de vraag daarna. Voor de andere sectoren geldt dat er recent (weer) een plafond is vastgesteld voor de AWBZ-gefinancierde zorg (groei terug van 7% naar 3%) en dat de JJI s moeten bezuinigen (taakstelling oplopend tot ca. 20 mln euro in 2007).

20 In de hiernavolgende tabel volgen enkele capaciteits- en wachtlijstgegevens per deelsector wat betreft de residentiële zorg 12. Deelsector Capaciteit (aantal Wachtlijst (aantal Gemiddelde wachttijd plaatsen) cliënten) Provinciaal gefinancierde 6.565 13 1.500 14 Langer dan 45 werkdagen jeugdzorg Jeugd-ggz 15 1.244 - - Lvg-sector 16 2.649 Wonen: 2.145 Kort verblijf: 3.250 Behandeling en verblijf: 1.100 Wonen: 24 weken Kort verblijf: 22 weken Behandeling en verblijf: 7 weken Justitiële jeugdinrichtingen 2.320 Opvang civiel: 9 jongens Wisselend 1 meisje Behandeling civiel: 75 jongens 62 meisjes 2.5 De JJI-sector plaatsen en plaatsingen Plaatsingen in de JJI s kunnen op basis van twee rechtelijke gronden plaatsvinden, namelijk via het strafrecht en via het civiele recht. Strafrechtelijk hebben de JJI s een taak/verantwoordelijkheid in de uitvoering van de preventieve hechtenis, jeugddetentie en de PIJ-maatregel 18. Civielrechtelijk hebben de JJI s een taak/verantwoordelijkheid in het uitvoeren van een gesloten uithuisplaatsing in het kader van een ondertoezichtstelling (OTS en de voogdij-maatregel. De JJI s kennen twee soorten inrichtingen, namelijk opvanginrichtingen en behandelinrichtingen. Uitvoering van de preventieve hechtenis en jeugddetentie vindt plaats in de opvanginrichtingen. Ook de civielrechtelijke crisisplaatsingen vinden in de opvanginrichtingen plaats. Uitvoering van de PIJ-maatregel en de civielrechtelijke (gesloten) behandeling vinden plaats in de behandelinrichtingen. 12 De gegevens in de tabel betreffen alle residentiële zorg waarvan dus een veel bredere doelgroep gebruik maakt dan alleen de jeugdigen met ernstige gedragsproblemen. 13 Gegevens betreffende 2004. Bron: Capaciteitsontwikkeling en overige kengetallen, bijlage bij de Voortgangsrapportage jeugdzorg 2004. 14 Bron: Taskforce wachtlijsten. 15 Gegevens betreffende 2002. Bron: Kjp. Januari 2004 is de rapportage Wachtlijsten ggz-instellingen verschenen. In deze rapportage is echter een onderscheid gemaakt naar aanmelding, beoordeling en behandeling. Behandeling betreft niet alleen de behandeling in een intramurale setting, maar ook ambulant. Meer in het bijzonder geldt dat nagenoeg al het beschikbare aanbod van de jeugd-ggz ambulant is. Om deze reden zijn in de tabel geen gegevens opgenomen. 16 Bron: Signaleringsrapport licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen met gedragsproblemen, College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen. Januari 2004. 17 Beschikbare gegevens betreffende 2004. Bron: Begroting Ministerie van Justitie. Gegevens wachtlijsten en wachttijden d.d. 28-05-2004. Bron: Cumulatiewachtlijsten IJZ d.d. 28-05-2004. Van de 137 wachtenden wachten er 46 jeugdigen op een behandeling in een setting met specifieke lvg deskundigheid en 10 jeugdigen op een behandeling in een setting met specifieke ggz deskundigheid. 18 PIJ staat voor plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.

21 In de hiernavolgende figuur is deze situatie schematisch weergegeven. Strafrechtelijk Dienst Justitiële Inrichtingen OPVANG Jeugdreclassering Civielrechtelijk 35% Strafrechtelijk 65% Civielrechtelijk Dienst Justitiële Inrichtingen BEHANDELING Civielrechtelijk 65% Strafrechtelijk 35% (Gezins)voogdij Crisis (Gezins)voogdij De situatie betreffende de (beschikbare) plaatsen in de JJI-sector is als volgt: Per 1 januari 2004 waren er verspreid over 15 JJI s in totaal 1.115 opvangplekken en 1.332 behandelplekken binnen de JJI s. De JJI s hebben vaak een aantal locaties. Een gemiddelde locatie heeft een capaciteit van 85 plaatsen waarbij onderscheid wordt gemaakt naar de bestemming: opvang/behandeling, jongens/meisjes, open/gesloten en tevens een aantal landelijke specialisaties/bestemmingen, namelijk lvg, zeden en psychiatrie. 50% van de locaties kent alleen behandelplaatsen, 20% kent alleen opvangplaatsen, terwijl 30% zowel opvang- als behandelplaatsen kent. Binnen de JJI s wordt geplaatst in groepen van in de regel 10 tot 12 jeugdigen, waarbij zoveel als mogelijk rekening wordt gehouden met de kenmerken van de jeugdige en de samenstelling van de groep. Zo moet bijvoorbeeld worden voorkomen dat een jeugdige van 13 jaar geplaatst wordt in een groep van overwegend 16- of 17-jarigen. Er wordt gestreefd naar regionale plaatsing, tenzij een landelijke bestemming noodzakelijk is. Naarmate bij het plaatsingsproces met meer aspecten rekening wordt gehouden, komt het uitgangspunt van regionaal plaatsen meer onder druk te staan.

22 De situatie betreffende de plaatsingen in de JJI s is als volgt: Per 1 december 2003 was de verhouding strafrechtelijk versus civielrechtelijk geplaatsten binnen de opvanginrichtingen 65% : 35%. In 2003 zijn er in totaal 653 jeugdigen vanuit een crisisplaatsing in de opvanginrichtingen uitgestroomd (in totaal 695 jeugdigen geplaatst in 2003). De hiernavolgende tabel 19 geeft enige informatie over de verblijfsduur van deze jeugdigen in 2003. Verblijfsduur < 6 weken Verblijfsduur > 6 weken Verblijfsduur < 2 maanden Verblijfsduur > 2 maanden Aantal jeugdigen 20 109 544 147 506 Gemiddelde verblijfsduur - 164 dagen (5,5 maanden) - 172 dagen (5,7 maanden) In de behandelinrichting was per 1 december 2003 de verhouding strafrechtelijk versus civielrechtelijk geplaatste jeugdigen 35% : 65%, het spiegelbeeld dus van de opvanginrichtingen. De gemiddelde verblijfsduur 21 in de behandelinrichtingen is in de hiernavolgende tabel opgenomen, uitgesplitst naar de achtergrond van de titel. Aantal jeugdigen Gemiddelde verblijfsduur 22 PIJ maatregel 397 (377 jongens, 20 meisjes) 20 maanden gesloten en 12 maanden open OTS 721 (438 jongens, 283 meisjes) 5,5 maanden gesloten en 12 maanden open Voogdij 71 (47 jongens, 24 meisjes) 5 maanden gesloten en 15 maanden open Totaal 1.189 Er was per 28 mei 2004 sprake van een wachtlijst voor plaatsing in een opvanginrichting van 10 jeugdigen (civielrechtelijk) en voor plaatsing in een behandelinrichting van 137 jeugdigen (civielrechtelijk) 23. 19 Het betreft de gegevens van jeugdigen die vanuit de vrije maatschappij op een crisisplaats zijn geplaatst. Daarmee zijn de jeugdigen die gedurende het traject zijn omgezet van strafrechtelijk naar civielrechtelijk buiten beschouwing gebleven. Bron: TULP/JJI 20 Het aantal jeugdigen in deze tabel betreft het aantal dat uit de vrije maatschappij komt. Naast deze jeugdigen zijn er nog de jeugdigen met een voogdijmaatregel en jeugdigen die vanuit een strafrechtelijk traject worden omgezet in een civielrechtelijk traject. Het aantal jeugdigen in de opvanginrichting op niet-strafrechtelijke titel is daarmee hoger dan nu vermeld in de tabel, respectievelijk 135 (< 6 weken), 671 (> 6 weken), 187 (< 2 maanden), 619 (> twee maanden). In totaal gaat het dan om 111 jeugdigen. De gemiddelde verblijfsduur dat deze jongeren in de opvanginrichtingen verblijven is iets lager. De verschillen zijn echter minimaal (enkele dagen). 21 Bron: TULP/JJI 22 Het betreft de gemiddelde verblijfsduur van de jeugdigen die in 2003 zijn uitgestroom uit de behandelinrichtingen. 23 Bron: Cumulatiewachtlijsten IJZ d.d. 28-05-2004. Van de 137 wachtenden wachten er 46 jeugdigen op een behandeling in een lgv-setting en 10 jeugdigen op een behandeling in een ggz-setting. De wachttijden zijn wisselend en op korte termijn helaas niet te achterhalen.

23 2.6 De overige sectoren hun aanbodmogelijkheden Slechts een deel van de jeugdigen met ernstige gedragsproblemen komt uiteindelijk in aanmerking voor een (gesloten) plaatsing in een JJI. Het overgrote deel van de doelgroep (hoewel in omvang niet bekend) maakt momenteel echter gebruik van het aanbod van de provinciaal gefinancierde jeugdzorg, de jeugd-ggz en de lvg-sector. In deze drie sectoren is geen gesloten behandeling mogelijk. Door toepassing van de WG- BO is in enkele gevallen wel een vorm van besloten behandeling mogelijk (met name in de lvg-sector van toepassing). Besloten houdt in dat de cliënten in een afgesloten eenheid wonen en dat er een separeerruimte aanwezig is. Een dergelijke plaatsing vindt altijd plaats met toestemming van de cliënt. Het akkoord tussen de cliënt en de instelling kan op elk moment herroepen worden. Alleen de BOPZ maakt een gedwongen opname mogelijk, dit echter alleen indien de geestestoestand van de cliënt een ernstig gevaar vormt voor de cliënt of zijn/haar omgeving en de opneming in een psychiatrisch ziekenhuis niet door een andere vorm van zorg is te voorkomen. Als het gevaar is geweken moet de patiënt akkoord gaan met het verblijf. Gedwongen opname is geen waarborg voor behandeling, behandeling kan alleen op basis van vrijwilligheid. Onder de nieuwe Wet op de jeugdzorg bestaat er een aanspraak op jeugdzorg als er sprake is van ernstige opvoed- en opgroeiproblemen. Het gaat daarbij om psychosociale of gedragsproblemen van de jeugdige waar de ouders, met behulp van het eigen netwerk of hulp van voorliggende voorzieningen, niet het hoofd aan kunnen bieden. De aanspraken op jeugdzorg zijn functioneel geformuleerd. Dit betreft: Jeugdhulp Verblijf Observatiediagnostiek De aanspraak op plaatsing in een justitiële jeugdinrichting bestaat ingevolge de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen. De jeugd-ggz en de lvg-zorg wordt geboden op basis van een aanspraak ingevolge de AWBZ. Via de Wet op de jeugdzorg wordt wel de toegang tot deze vormen van jeugdzorg geregeld. Bureau jeugdzorg verzorgt daartoe de (onafhankelijke) indicatiestelling. Bij de jeugd-ggz gaat het over de jeugdafdelingen van het RIAGG en de poliklinieken en jeugdafdelingen van APZ en afdelingen bij academische ziekenhuizen en om (poli)klinieken van instellingen voor kinder- en jeugdpsychiatrie. De jeugd-ggz is een op behandeling gerichte sector. Daarbij gaat het om psychiatrische aandoeningen die een psychiatrische aanpak noodzakelijk maken. Waar jeugdigen een voorziening nodig hebben, waarin ze langdurig moeten verblijven, is de ggz daarvoor dan ook eigenlijk niet toegerust. Jeugdigen hebben immers behoefte aan een pedagogische setting. De ambulante jeugd-ggz kan echter wel in

24 aanvulling op de (residentiële) voorzieningen van andere sectoren een aanbod bieden. De laatste jaren is wat dat betreft vooral de samenwerking tussen jeugd-ggz en lvgsector sterk verbeterd. Tevens heeft in het afgelopen jaar een aantal pilots plaatsgevonden, waarin de jeugd-ggz ambulante hulp bood in de JJI s. Recent zijn deze pilots geëvalueerd 24. De jeugd-ggz biedt een aanbod dat gericht is op: Diagnostiek (ambulant) Observatiediagnostiek (residentieel) Opname Behandeling (ambulant) Tot slot de aanbodmogelijkheden in de lvg-sector. De gespecialiseerde instellingen, orthopedagogische zorgcentra (16 centra in totaal), hebben het volgende aanbod beschikbaar: Residentiële zorg - observatie en diverse vormen van wonen met zorg, variërend van begeleid wonen tot zeer intensieve residentiële behandeling in een besloten voorziening (achtervang). Kortdurende residentiële opvang - crisisopvang, weekend- en vakantieopvang; Behandeling gericht op zelfstandig wonen, waaronder intensief begeleid zelfstandig wonen voor jongeren boven de 18 jaar (dagbehandeling en naschoolse opvang). Ambulante hulp - poliklinische hulp, orthopedagogische gezinsbegeleiding en behandeling waaronder hulp volgens het principe van Family s First. Arbeidstoeleiding - projecten die erop gericht zijn cliënten na behandeling een perspectief op de arbeidsmarkt te geven. Eind jaren 90 zijn de eerste Multifunctionele Centra (MFC s) ontstaan. In deze MFC s werken de gehandicaptenzorg en de geestelijke gezondheidszorg nauw samen. Momenteel zijn er 12 MFC s. De eerste evaluatie heeft onlangs plaatsgevonden. Er is echter nog geen kwantitatief inzicht in het functioneren van de samenwerkingsverbanden in de MFC s. 24 Psychiatrie in de opvang-jji: Justitie en GGZ werken samen in de forensische jeugdpsychiatrie. Eindrapport. Een onderzoek in opdracht van VWS en DJI. Mei 2004. Research voor Beleid.