PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAAIDWIJK. Praktijkproef met bloedmeel bij sla in koude warenhuizen,195^»

Vergelijkbare documenten
\ u. A 1 v 78. Proefstation voor de Groenten- en Fruitteelt onder Glas 3 Naaldwijk DE INVLOED VAN DE METEODE VAN STOMEN OP DE

PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAALDWIJK.

Naaldwijk, oktober 1977 Intern verslag no. 65 <i

ca«. PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS 223 '2^2- hm/pap/csstikst Stikstofvormen bij intensieve bemestingssystemen voor kasteelten C.

Samenstelling en eigenschappen

c\? Z o SZ PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS De boriumvoorziening van trosanjers in steenwol bij verschillende ph niveau's

& 63 PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS TE NAALDWIJK PRAKTIJKONDERZOEK NAAR DE OORZAKEN VAN BRUIN BLAD IN ASTER ERICOÏDES "HONTE CASSINO"

STICHTING PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS TE NAALDWIJK. Proef met verschillende ammoniumtrappen bij paprika op voedingsoplossing

/~T 4r( Ol S O PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS. Onderzoek naar de optimale EC van de voedingsoplossing voor de teelt van komkommers in steenwol

»EFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAALDWIJK.

u DATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAALDWIJK.

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers

BAM - Bemonsterings- en analysemethodes voor bodem in het kader van het mestdecreet Bodem Bepaling van snel vrijkomende organische stikstof

2.1.6 Grasland zonder klaver: Natrium

Teelthandleiding. 4.7 magnesiumbemesting

CCBT-project: Optimalisatie bemesting in de biologische kleinfruitteelt

A 2. B 7$ Proefstation voor de Tuinbouw onder Glas te Naaldwijk

EM Onderzoek op blijvend grasland

PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS. Verslag zaaitijdenproef bij enkele herfstslarassen,1960

April 1990 Intern verslag nr 27

De toegevoegde waarde van Ammonium in Kalksalpeter

Het gebruik van salpeterzuur bij druppelbevloeiing. bij de teelt van paprika's in grond. A.L. v.d. Bos. Naaldwijk 1TZ 1*60^

w 73 ^ -2. \ STATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT, ONDER GLAS, TE NAALDWIJK. Verslag spinazierassenproef, door: W.P.

2 K PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAALDWIJK.

Inleiding. Grond is uw kaptitaal. Waarmee kunnen we de ondernemer helpen zo nauwkeurig mogelijk te sturen?

Bemesting kool en relatie tot trips.

De bemestende waarde van bermmaaisel, slootmaaisel en heideplagsel

Aardappelen. Toepassing van spuiwater in aardappelen: wat is het en wat is het waard? Wendy Odeurs, Jan Bries Bodemkundige Dienst van België vzw

Hoe maak je een bemestingsplan binnen de gebruiksnormen

Zwaartevan degronden stikstofbehoefte van suikerbieten

Bemesting Gras Hogere ruwvoeropbrengst

Het effect van het toepassen van ORGAplus Sierteelt of Hi-Cal op de opbrengst en maatsortering van tulpen op kalkrijke zavelgrond in 2008

Bemestingsonderzoek Grasland voor paarden voor de sloot

Wachten op geschikte bodemtemperatuur voor mesttoediening kost opbrengst!

HUMUSZUREN ALS HULPMIDDEL VOOR DE OPTIMALISATIE VAN

Vruchtkwaliteit. Meer is zeker niet altijd beter!!! Stikstofbemesting. Bemesting bij appel en peer. Er zijn zeer grote jaarsinvloeden

Fractioneren van de stikstofbemesting in aardappelen 6 jaar proeven

^z:z 3'Z-o3. çv? os K OJL. De invloed van de ph-waarde op het gebruik van Ethrel op tomaten ter versnelling van de rijping. W.

s 98 c-b Temperatuur- en gietproef bij herfstkomkommers. door: Ir.A.A.M.Sweep, Naaldwijk,1966. Z2J5.303I

Weersinvloeden op oogst Actualiteiten Ruwvoerteelten. Weersinvloeden op oogst Weersinvloeden op oogst Januari.

landbouw en natuurlijke omgeving plantenteelt gesloten teelten CSPE KB

Tips voor het uitvoeren van bemestingsproeven

Programma: Studiemiddag Klein- en Steenfruit

MAISTEELT 2019: DE SUCCESFACTOREN!

Gebruiksruimte anders verdelen tussen maïs en gras?

landbouw en natuurlijke omgeving 2010 plantenteelt open teelten CSPE BB

Om optimaal te groeien heeft een plant verschillende voedingsstoffen nodig:

Masterclass Fruitteelt

Bodem en bodemverzorging

EC IN RELATIE TOT HET TYPE SUBSTRAAT BIJ DE TEELT VAN SLA IN EEN GESLOTEN TEELTSYSTEEM. Proef Intern verslag 4. z.2<*m^7

Trends in bodemvruchtbaarheid in Nederlandse landbouwgronden

De invloed van een goede ph op maïsopbrengsten, na bekalking met Ankerpoort kalk

E 38 GRONDBEDEKKINGSPROEF BIJ IJSSLA (VOORJAAR 1976) door : H.G.A. veen Esch. Naaldwijk, oktober 1976 No. 743/11/ J2-1 no?

Specifieke ioneffecten bij tuinbouwgewassen (teeltjaar 1973)

4.17. ORGANISCHE BODEMVERBETERING - LANGE TERMIJNPROEF SEIZOEN 2002 (TWEEDE TEELTJAAR): HERFSTPREI

Invloed van ph op de N-mineralisatie Jan Bries, Stijn Moermans. Bodemkundige Dienst van België W. de Croylaan Heverlee

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009)

Bemestingsplan. Hans Smeets Adviseur DLV team boomteelt. DLV Plant

landbouw en natuurlijke omgeving plantenteelt open teelten CSPE BB

Het gebruik van gips in de fruitteelt

Meer theorie over bodem & compost

Voortgang veldproefen Klei naar de Veenkoloniën

Naar een duurzaam bodemen nutriëntenbeheer via de kringloopwijzer akkerbouw

Bodemkwaliteit, bemesting en teelt van maïs. Jaap Schröder

Teelthandleiding wettelijke regels

Bemestingsproef snijmaïs Beernem

STATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, Verslag van de proef met de teelt van tomaten in grindkultuur,1957

Stikstof en fosfor bij primula en viool

Het Wortelrapport 2017 De effecten van de toepassing van mycorrhiza, schimmels en bacteriën op de groei van wortels

Vergelijking van verschillende types van bemesting in een biologische fruitaanplanting van Conference. Eindrapport Project 2016 (Extra jaar)

Beproeving mineralenconcentraten en spuiwater in diverse gewassen. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving. Inhoud

Beter stikstofadvies voor grasland op komst

Paddestoelen in biologische glasgroenten

Bemesten van gras na mais en mais na gras?

Bodemkunde. Datum: vrijdag 24 juni 2016 V 2.1. V3.1 V4.1

N-index: wat zeggen de cijfers?

VOORJAARSBEMESTING IN PREI: EFFECT VAN MAGNESIUM

6.5. Werkstuk door een scholier 1097 woorden 2 maart keer beoordeeld. Keuzeopdracht; Hoofdstuk 6.4, opdracht B; Bron

Naaldwijk A B 67 PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAALDWIJK. Potgrondproef met bij tomaat. door: G.A.

Module Plantenvoeding

Bemestingsproef Spinazie

"2,-72. QZ. 67 A 05 H 40. Invloed zaadzetting op houdbaarheid. door:f.v.d.helm K.Buitelaar H.van Esch int.verslag 7

ORGANISCHE STOF BEHEER

Lieve dames, beste heren (Leden van Bonsai vereniging Koya).

Bemestingsonderzoek Grasland voor paarden voorste deel Postbus 115

Structuur tot de bodem uitgezocht. Gjalt Jan Feersma Hoekstra Christiaan Bondt

landbouw en natuurlijke omgeving plantenteelt open teelten CSPE KB

ZWAVEL (= S) : STEEDS BELANGRIJKER IN DE BEMESTING

Opbouw van presentatie: Plantsapmetingen verminderen teeltrisico s. Bemesting en productkwaliteit. Hoe groeit een plant?

25 jaar biologische teelt op zandgrond: waar staan we nu?

Rapport van de voortijdig beëindigde bemestingsproef in hyacinten op kalkrijke zandgrond 2008

Beredeneerde bemesting bij tomaat

sumptieaardappelen KW 406, KW 407 Door: ing H.W.G.Floot

DE INVLOED VAN EFFECTIEVE MICROBEN OP OPBRENGST EN NPK OPNAME DOOR ENGELS RAAIGRAS IN EEN POTPROEF

Naar 95% benutting van N uit kunstmest Herman de Boer Divisie Veehouderij, Animal Sciences Group (Wageningen UR), Lelystad

FOSFAAT NATUURLIJK FOSFAAT NATUURLIJKE MAÏSMESTSTOF NATUURLIJK FOSFAAT

Mest zo efficiënt mogelijk gebruiken

Resultaten KringloopWijzers 2016

NutriNorm.nl. Op NutriNorm vindt u praktische en onafhankelijke informatie over bemesting, meststoffen, bodem en strooien.

Bemesting en Kringloopwijzer Gerrit Bossink Dier / Bodem / Bemesting /Gewas / Teelt. 2. Grondmonster analyse: Grasland / Bouwland

Transcriptie:

PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAAIDWIJK. Praktijkproef met bloedmeel bij sla in koude warenhuizen,195^» door: J.P.C.Knoppert. Naaldwijk,1955.

Doel Tan de proef» Het doel van de proef is, om na te gaan of door toediening van bloedmeel aan de verschillende gronden een verschil in vrijkomen van opneembare stik-% stof is te constateren. Opzet van de proef., De proef werd gehouden bij de kwekers? J. Euigrok, Vredenburghlaan 6, De Lier (klei). M.v.Straalen, Boshek, 's-gravenzande (kalkrijk zand). P.J. Nederpel, Kedemblikstraat, 1 s-gravenhage (ïïumeus zand).. Mast, Kralingseweg, Botterdam (veen), Bij genoemde tuinders, werd een kap in een koud warenhuis in de.lengte en in het midden in de breedte in tweeën verdeeld, zodat vier vakjes van gelijke grootte ontstonden. Van deze 4 vakjes werden twee vakjes met kunstmest en 2 vakjes met bloed en kunströest bemest en wel zodanig, dat in de beide gevallen evenveel voedingsstoffen aan de grond werden toegediend» De bemestingen werden zodanig gegeven, dat de vakjes met bloed en de vakjes met kunstmest schuin tegenover elkaar kwamen te liggen en aangeduid met A,B,C,D» De plattegrond van de kapjes gag er dus als volgt uit s A B 1. _ D 0 Najaar 1953 werden de percelen normaal bemonsterd, waarvan de volgende analyses? Humus 'cac03 Ph kacl Gloeirest ïtf P K Mg Mn Fe Al 8.2 1.72 7.4 0.035 0.21 6,1 1.9 4.0 156 3:0 0.2 0.0 1.6 1.08 7.5 0.009 0.07 2.3 2.0 3.5 29 2.3 0.6 O.4 2.9 0.36 7.6 0.053 0.33 6.0 2.4 18.8 90 1.8 2.3 1.4 31.8 0.04 6.2 0.026 1 0.47 3.1 1.7 31.5 >200 1.3 4.O 2.6 n De volgende bemestingen werden toegediend? Buy gr ok s Vak A en Cs 1 kg bloed + 1 kg 12-10-18 + 1 kg super + 1 kg patentks li. Vak B en Ds lf kg 12-10-13 Buygrok v.straalen Mederpel Mast \ + X kg super + -g: kg patentkali.

2. v. Straal en s Vak A en Cs 1 kg bloed + lg- kg 12-10-18 + -g- kg super + 1 kg patentkali» Vak B èn Bs 2 kg 12-10-18. Nederpel % Vak A en Cs 1 kg bloeà + 1 kg 12_10-l8 + 1 kg super Vak B en Ds kg kalkamm onsalpe t er + 1 kg 12-10-18 + js kg super. W.Med; s Vak A en Cs 1 kg bloed -i- 1^ kg 12-10-18 +1- - kg super + kg patentkali. Vak B en Ds 1- kg 12-10-18. Ongeveer half Februari werd direct na de vorstperiode de stand van het gewas gecontroleerd bij Ruygrok, v.straalen en Nederpel. De sla bij Buygrok had het meest van de vorst te lijden gehadj + ] â uitval. Bij v.straalen trad practisch geen uitval op. Bij Nederpel was het percentage op dat moment 5 â 6;S. Bij Mast is de sla na de vorst gepoot, dus was daar geen sprake van vorstschade. Bij Buygrok en Nederpel is het percentage aan wegvallers tot aan de oogst opgelopen tot + 20 â 25,» en meer. Bij v.straalen en Mast is geen noemenswaardige schade ten gevolge van de vorst opgetreden# Methodiek ter bepaling van de vrijkomende stikstof in de grond. Dr Ir D.A.v.Schreven van het bodemkundig Laboratorium voor de NQ-polder heeft in de NO polder onderzoekingen gedaan naar het vrijkomen van minerale stikstof en vond correlatie tussen de opbrengst van verschillende landbouwgewassen en het vermogen van de grond om minerale stikstof te leveren. Onder zijn leiding werd een Laboratoriummethode ontwikkeld, teneinde na te gaan hoeveel stikstof door een bepaalde grond voor de plantenvoeding onder bepaalde omstandigheden geleverd kan worden. Voor een uitvoerige beschrijviz van deze methode zie proefverslag Mineralisatieproef met organische meststoffen bij tomaten in O-potten. De mineralisatiemonsters voor deze proef werden zo gestoken f dat van ieder vakje een monster (10 potten) kon worden onderzocht De monsters werden gebracht op 65/j van hun maximale vochtcapaciteit en periodiek op in wateroplosbare stikstof ondergocht. In een grafiek(bijlage a,b,c? en d) zijn de gevonden stikstofgehalten uitgezet tegen de tijd. Na het planten van de sla zijn ook uit de vakjes periodiek monsters gestoken z.g. practijkmonsters, die eveneens onderzocht werden op wateroplosbare stikstof. De waarden van de stikstof in deze monsters zijn in dezel de grafieken eveneens uitgezet.

3. Theoretisch moeten dus de curven van de mineralisatiemonsters naar gelang de tijd hoger liggen dan van de practijkmonsters, daar de vrijkomende stikstof onder practijkomstandigheden door de plantenwortels kan worden opgenomen, terwijl de stikstof in dé mineralisatiemonsters niet werd opgenomen» De grafieken zullen nu een'voor een worden besproken. Grafiek a» Ruygrok. De rode lijn geeft het verloop van de stikstof in de mineralisatiemonsters dus de monsters, die gestoken zijn in de vakjes A en G (Bloed en kunstmest)«de blauwe lijn geeft het verloop van de stikstof in de mineralisatiemonsters gestoken in de vakjes B en D (alleen kunstmest). De groene en bruine lijn geven van respectievelijk dezelfde vakjes het vrijkomen van de stikstof onder de practijkomstandigheden aan» De laatste lijnen lopen verder door dan die van de mineralisatiemonsters, doordat na de 10 weken, welke nodig waren voor het mineralisatieonderzoek, de practijkmon stername tot het einde van de slateelt is voortgezet. Een in het oog vallend feit is in de eerste plaats dat zowel de met bloed en kunstmest als met alleen kunstmest bemeste grond onder practijkomstandigheden tegen het einde van de teelt een scherpe daling van het stikstofgehalte te zien geeft. Dit stemt overeen met de bewegingen, dat sla tegen het einde van de teelt veel stikstof uit de grond opneemt. Leverde in de mineralisatiemonsters de grond welke alleen met kunstmest bemest was na 10 weken maximaal 10.7 N per 100 gr.grond,onder practijkomstandigheden blijkt dit nog iets hoger te liggen, n.l. 12.5 N en wel op 24/2. In het geheel blijkt dat de met kunstmest bemeste vakjes in het algemeen iets hoger liggen in II gehalte, dan waar bloed + kunstmest is gebruikt. Grafiek b. v. Straalen. In deze grafiek blijkt dat de grond in z'n geheel minder stikstof levert dan bij Buygrok. Bij v. Straalen maximaal 7*5 m S r P r ^00 gr.grond, bij Buygrok maximaal 12,5 mgr. Dit is niet vreemd, wanneer men weet dat de tjiin van Buygrok bestaat uit vrij zware kalkrijke kleigrond, terwijl bij van Straalen de grond een kalkrijke zandgrond is, die van nature armer aran organische stof iâ dan de kleigrond bij Ruygrok. De scherpe daling? clie we bij Buygrok tegen het einde van de teelt in de practijkmonsters waarnamen, blijkt ook bij van Straalen,hoewel minder scherp, aanwezig. In de grond werd onder practijkomstandighedën minder stikstof teruggevonden dan in de mineralisatiemonsters.

Waar men weet dat bij van Straalen aanmerkelijk minder groeistoring ten gevolge van de vorst is opgetreden dan bij Buygrok, mag worden aangenomen dat door een betere wortelwerking in dit geval ook inderdaad meer stikstof is opgenomen. Tussen de bemesting met bloed + kunstmest en die alleen met kunstmest ligt weinig verschil in vrijkomende stikstof,- zowel in de mineralisatiemonstd als onder practijkomstandigheden. Dit is mogelijk te verklaren, wanneer men weet dat op dit bedrijf reeds vele malen met Schiedammer of rotte mest is gewerktj zodat de betrekkelijk kleine hoeveelheid bloed hierop geen noemenswaardige invloed heeft uitgeoefend. Grafiek c. IJederpel. In deze grafiek komt evenals bij de beide vorige grafieken naar voren, dat er tegen het einde van de teelt een daling van het stikstofgehalte in de practijk zichtbaar is. Verder is hier duidelijk bij de practijkmonsters zichtbaar, dat aan het begin van de teelt meer in watej? oplosbare stikstof aanwezig is, in de veldjes welke met kunstmest zijn bemest dan die waar met bloed + kunstmest is bemest. Of de afname van eerstgenoemde hoeveelheid wordt veroorzaakt door opname van de planten, moet sterk in twijfel worden getrokken, daar de groei van de planten in die periode vrij gering is geweest. De afname kan evenwel een gevolg zijn van vastlegging door bacteriën etc. In de mineralisatiemonsters komt naar voren, dat er weer geen groot verschil is tussen de stikstofleverantie van de met bloed + kunstmest en de met alleen stikstof bemeste grond. Grafiek d. TF.Mast. Door de vorst konden bij. Mast niet regelmatig practijkmonsters worden genomen. Na eind Maart geraakte het gewas volgroeid, zodat er niet meer tussen gelopen kon worden om monsters te nemen, daarom zijn na die' datum geen practijkmonsters genomen. In deze grafiek valt sterk op, dat er grote schommelingen optreden in het H gehalte. Dit zijn voor een groot deel vermoedelijk tevens monster en inzetfouten. Men kan echter wel aannemen, dat er gemiddeld in de mineralisa tiemonsters een hoeveelheid van 23«5-15 = i 8.5 meer N is vrijgekomen. Het praktijkonderzoek is te kort geweest om een conclusie mogelijk te.maken. Bij Mast zijn op de veldjes geen gelijke hoeveelheden stikstof gegeven. Het bloed is op de À en C veldjes extra gegeven, deze veldjes hadden dus iets meer stikstof en wel die hoeveelheid, welke overeenkomt met de in water oplosbare IT aanwezig in 1 kg bloed (12/b). Een noemenswaardige invloed op de totale hoeveelheid vrijkomende stikstof blijkt dit nauwelijks te hebben.

5 Berekening hoeveelheid M en conclusies» Gaan we in de grafieken na de hoeveelheden îî, welke in de grond zijn vrijgekomen, dan kan de volgende hoeveelheid berekend wordeng J «Buy gr ok» Mineralisatiemonsters s Bloed + kunstmest 4»1 Wg^ N per 100 gram grond. Alleen kunstmest 5*5 zuivere N per 100 gram grond. Practijkmonsters g Bloed + kunstmest 6.5 mgr. Alleen kunstmest 7«4 mgr N. M.v.Straalen. Mineralisatiemonsterss Bloed + kunstmest 3.7 mgr N per 100 grai grond. Alleen kunstmest 3.2 mgr N. Practijkmonsterss Bloed + kunstmest 0.2 mgr H. Alleen kunstmes' I.9 mgr N. F.J.Nederpel«Mineralisatiemonsters s Bloed + kunstmest 2.9 mgr N per 100 grai grond. Kunstmest 3.1 mgr. Practijkmonsters s Bloed + lcunstmest 2.9 mgr N per 100 gram grond$ kunstmest 2.4 mgr. W. Mast. Mineralisatiemonsters % Bloed -t- kunstmest 10.8 mgr H per 100 g grond. Kunstmest 8.0 mgr. Practijkmonsters? Bloed + kunstmest 8.9 mgr N per 100 gram grondj kunstmest 10.4 mgr. Uit het bovenstaande kan afgeleid worden, dat bij de mineralisatiemön sters geen practisch verschil in vrijkomende stikstof is opgetreden tussen met bloed en niet met bloed bemeste grond. In de practi jkmizmsters was tussen deze beide ook geen duidelijk verband merkbaar. Een oorzaak hiervoor kan zijn, dat op de gronden waar deze proef is gehouden de afbraak van eiwitachtige stoffen die regelmatig met organische mest worden toegevoegd, reed s in voldoende mate stikstof levert, waardoor toediening van een betreklcelijk geringe hoeveelheid organische stof zoals bloed weliswaar de N verliezen op peil houdt, doch op het evehwicht van die afbraak geen noemenswaardoge directe invloed uitoefent. In de ondervolgende tabel is een overzicht gegeven van de hoeveelheden vrijgekomen N,uitgedrukt in kg kalkammonsalpeter per rr en in gr ïl per 1 bodernvocht. mgr H jkg kalkam- gewicht 1 aantal gram N/ 100 gram monsalpeter van 1 L liter liter grond 1 rr^ droge water water Bemesting grond rr2 B + K 1 K IB + IC K B + K K Kuigrok Iclei 724 4.I 5.5 0.6 0.8 756 0.16 0.21 v.straalen zand 874 3.7 3.2 0.6 0.6 408 0.29 O.29 Nederpel zand 884 2.9 3.1 0.5 0.5 668 0.15 O.I5 Mast veen 486 10.8 8.0 1.0 0.8 1148 0.17 O.I7

6* Indien men aanneemt, dat de toegediende hoeveelheid bloedmeel volledig zou worden omgezet in de mineralisatieperiode (of teeltperiode)dan komt uit 1 kg "bloedmeel dus 120 gram IT vrij. 7oor Mast zou dit betekenen (486 gram = 1 L droge grond) +_ 6 mgr K per 100 gram droge grond. Voör de zandgronden (88O gram f.1 L dröge grond) is dit ongeveer 3«5 rn S r N per, 100 gram droge" grond. Gezien echter de mineralisatiegegevens mag men zeggen, dat slechts bij Ruigrok en Hederpel het bloedmeel zichtbaar heeft gewerkt-. Bij deze twee.tuinders blijkt de bloedmeelbehandeling een läger N-nive&u te veroorzaken dan de kunstmestgiften (alleen in. het geval van Mast wótd het bloedmeel extra gegeven, in de andere gevallen werd het bloedmeel vol-ïe^ dig in mindering, van de totale Itf-bernesting gebracht). Dit verschil in N-niveau zou dus een maatstaf kunnen betekenen voor het achterblijven van de bloedmeelomzetting. Het is bij uygrok vrij aanzienlijk, bij Hederpel. onbetekenend (respectievelijk 1.4 en 0.2 mgr N). Bij van Straalen is er een verschil dat ten gunste is van de bloedmeelbehandeling (0.5-mgr N) hetgeen er dus wp wijst, dat deze meststof wellicht wat stimulerend heeft gewerkt op"de algehele M-mineralisatie. Wij menen uit de&'e tegenstrijdige gegevens echter geen conclusies te mogen trekken. Bvenmin mag men aan het verschil in B-niveau bij Mast (2.8 mg H), waar dus het bloedmeel als extra mestgift werd toegediend veel waarde hechtenf het zou kunnen betekenen, dat 55/^ van het bloedmeel was omgezet op' het tijdstip van monstername. Vergelijkt men uit de laatste tabel de aantallen uit de N-cijfers berekende kg kalkammonsalpeter, dan varieren deze hoeveelheden van 0*5 1.0 kg, maar berekent men het op de hoeveelheid vocht per 40Q0 1 grond (in 1 rr^) don zijn er per liter bodemvocht 0.15 tot 0.29 gram M aanwezig! (gerekend bij de vochttoestand dat^65-75/k van vöchtcapaciteit is gevuld met water). Hieruit blijkt dus eem te meer dat de N cijfers gerekend per 100 gram droge grond, een minder juist beeld geven van de werkelijkheid dan 2 berekend naar volumen grond of hoeveelheid water per rr. Samenvatting. De vergelijking van de werking van bloedmeel (l2}ó N) bij sla op een 4-tal bodemtypen, met die van kunstmest leert, dat volgens de minerlisatie gegevens en ook volgens de practijkmonsters, die tijdens de teelt werden genomen, geen noemenswaardige verschillen optraden. Dit kan ook haast niet anders, als men achteraf ziet hoeveel de grond reeds voor nature aaü. N naïever en, ook zonder bloeilmeel, waarvan slechts 1 kg/rr^ werd toegediend aan de behandelde vakken. De slaoogst werd niet geregistreerd, gezien de ongelijke, door vorst veroorzaakte stand bij enkele bedrijven.' 23 8-'55 D e Proefnemer, JB. J. Knoppert.

Illllll :

7\7èderbe l ; 'S-û'r^uenlace. ij&ed: C.

W.Mast