Maatschappijleer Rechtsstaat - HAVO Lesbrief 1 Inleiding rechtsstaat Rechtsstaat Nederland is een rechtsstaat. In het woord rechtsstaat worden twee woorden met elkaar verbonden: recht en staat. We spreken van een staat als een overheid macht en gezag uitoefent over een bepaald volk op een bepaald grondgebied. In een rechtsstaat is deze staat gebonden aan het recht: het geheel van geldende rechtsregels. Rechtsregels worden voor een hele samenleving gemaakt, niet voor een individu. Verschillende instanties, zoals de politie, de Belastingdienst, de Immigratie- en naturalisatiedienst (IND) en natuurlijk de rechter beslissen aan de hand van de rechtsregels of iemand ergens recht op heeft of dat iemand de wet heeft overtreden. Op basis van rechtsregels geven gemeenten vergunningen af, int de Belastingdienst belastingen en kan de politie iemand arresteren. Rechtsregels regelen niet alleen wat burgers wel of niet mogen of waar ze recht op hebben. Ze regelen ook welke bevoegdheden overheidsinstanties hebben. Een rechter mag geen wetten maken, maar een politicus mag ook niet op de stoel van een rechter gaan zitten. De Nationale Ombudsman Ook de bevoegdheden van de ombudsman zijn omschreven in de rechtsregels, in de Wet Nationale Ombudsman. De Nationale ombudsman komt op voor burgers die zich door de overheid slecht behandeld voelen en is onafhankelijk en onpartijdig. De ombudsman is geen rechter, maar naar zijn oordeel wordt wel geluisterd. Er bestaat ook een kinderombudsman die controleert of de kinderrechten in Nederland worden nageleefd door de overheid, maar ook in het onderwijs, de kinderopvang, jeugdzorg en de gezondheidszorg. De Kinderombudsman adviseert het parlement en organisaties en maakt mensen bewust van de kinderrechten. Op die manier verbetert hij de positie van kinderen en jongeren in Nederland. De Kinderombudsman adviseert kinderen en jongeren over manieren waarop ze voor hun rechten kunnen opkomen. Kenmerken van een rechtsstaat
In een rechtsstaat ligt de macht nooit bij één persoon of instantie. Een staat die zichzelf een rechtsstaat wil noemen, moet de grondbeginselen van de rechtsstaat respecteren. Daarbij moet in principe voldaan worden aan vier kenmerken die met elkaar samenhangen: 1. de aanwezigheid van grondrechten De klassieke grondrechten beschermen burgers tegen machtsmisbruik door de overheid. Grondrechten beperken de macht van de overheid. Burgers kunnen zich in conflict met de overheid beroepen op bepaalde grondrechten, bijvoorbeeld het recht op privacy. Andere bekende grondrechten zijn de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en het recht op de onaantastbaarheid van het lichaam. De Grondwet vormt de basis van onze rechtsstaat. Daar staan de belangrijkste uitgangspunten in. Andere wetten mogen niet botsen met artikelen uit de Grondwet. Het is bijvoorbeeld onmogelijk om een wet in te voeren die het verbiedt om alleen op basis van godsdienst mensen de toegang tot Nederland te weigeren, omdat artikel 1 van de Grondwet discriminatie verbiedt. De Grondwet kan gewijzigd worden, maar daar is een lange, democratische procedure voor nodig (deze staat in de Grondwet, artikel 137-142). Kort samengevat: eerst moeten de Eerste en Tweede Kamer met een meerderheid een Grondwetswijziging aannemen. Vervolgens moet de Tweede Kamer worden ontbonden. Dat betekent dat er verkiezingen komen en er een nieuwe Tweede Kamer wordt gekozen. Deze stemt dan opnieuw (met de oude Eerste Kamer) over de wijziging. Pas als er bij deze stemming een tweederde meerderheid is, is de Grondwetswijziging aangenomen. 2. een machtenscheiding (trias politica) In een democratische rechtsstaat is het belangrijk dat er een machtenscheiding is. Deze verdeling van de macht staat ook bekend als de trias politica. De Franse filosoof Charles de Montesquieu (1689-1755) vond dat drie machten elkaar moesten controleren en in balans houden. Hij onderscheidde daarbij de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechterlijke macht. Ofwel: de wetgever, het bestuur en de rechter.
3. het legaliteitsbeginsel In een rechtsstaat is pas iets strafbaar als het in de wet staat. Ook mag de overheid alleen dat doen wat in de wet staat dat ze mag doen. Dit heet het legaliteitsbeginsel. De overheid is dus gebonden aan de bevoegdheden zoals die in de wet omschreven staan. 4. een onafhankelijke rechtspraak In een rechtsstaat moeten rechters onafhankelijk zijn. Niemand mag ze vertellen wat voor uitspraken ze moeten doen. Niemand mag ze ter verantwoording roepen of zomaar ontslaan. Rechters moeten onpartijdig zijn. Zij mogen zelf geen belang hebben in een zaak of te zeer betrokken zijn bij een van de partijen in een zaak. Rechters spreken recht in zaken tussen overheid en burgers, tussen burgers onderling of wanneer overheidsinstanties met elkaar botsen. De rechters baseren zich op wetten die door de wetgevende macht zijn gemaakt. Deze vier kenmerken zijn de pijlers van de rechtsstaat. Toch bestaan er grote verschillen tussen rechtsstaten. Er zijn bijvoorbeeld landen die weliswaar een grondwet hebben, maar die in de praktijk de grondrechten van burgers schenden. Een staat moet zich dus zowel in theorie als in praktijk houden aan de beginselen van een rechtsstaat voordat deze zichzelf een rechtsstaat mag noemen.
Lesbrief 2 - Verschillende rechtsstaten Gelijkheidsbeginsel & homoseksualiteit Het respecteren van grondrechten lijkt vanzelfsprekend, maar dat is lang niet overal het geval. Op 1 april 2001 vond het allereerste homohuwelijk ter wereld in Amsterdam plaats. Getrouwde Nederlandse homostellen hebben dezelfde rechten als getrouwde heterostellen. Dat sluit aan op artikel 1 van onze Grondwet, waarin staat dat iedereen in gelijke gevallen gelijk behandeld moet worden en dat discriminatie verboden is. Ook in de Italiaanse Grondwet staat dat alle burgers voor de wet gelijk zijn, maar in de wet is het homohuwelijk niet geregeld. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, waar zowel Nederland als Italië zich aan moet houden, verbiedt discriminatie, maar het verdrag verplicht landen niet om het homohuwelijk in te voeren. Over het huwelijk zegt het verdrag alleen dat mannen en vrouwen van huwbare leeftijd het recht hebben om te trouwen en een gezin te stichten volgens de nationale wetten. Landen beslissen zelf over hun eigen familierecht en wie met wie mag trouwen. Zo kan het gebeuren dat een geldig Nederlands huwelijk in een ander land niet erkend wordt. Gelijke rechten zijn dus gebonden aan landsgrenzen. Ook in landen buiten Europa zijn er grote verschillen als het gaat om homorechten. In de VS zijn er zelfs verschillen tussen staten. In de ene staat mogen homostellen wel trouwen, maar in een andere staat niet, terwijl het om hetzelfde land gaat. Nederland Italië en de VS staan internationaal bekend als rechtsstaten. Toch is er een groot verschil in hoe zij met het gelijkheidsbeginsel omgaan. Het gelijkheidsbeginsel is het uitgangspunt dat alle burgers in gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden. Dit beginsel is verwerkt in het gelijkheidsrecht. In veel landen is homoseksualiteit verboden, zoals in Marokko, Oeganda en Afghanistan, In deze landen kunnen homo s een gevangenisstraf krijgen. In Iran staat zelfs de doodstraf op homoseksualiteit. Iran is dan ook geen rechtsstaat. Vrijheid van meningsuiting Een democratische rechtsstaat kan niet zonder mondige burgers die opkomen voor hun rechten en die de overheid bekritiseren via de media of tijdens demonstraties. In een
rechtsstaat kan de overheid een krantenartikel of een demonstratie daarom niet zomaar verbieden. Nationale overheden mogen wel zelf regels maken wanneer en hoe er gedemonstreerd wordt. De openbare orde en veiligheid van burgers mag immers niet in het gedrang komen. En hoewel de persvrijheid een groot goed is in een democratische rechtsstaat, mogen nationale overheden de mediawetgeving wel aanscherpen. Hierin bestaan tussen rechtsstaten dus ook verschillen. Landen maken immers andere afwegingen en keuzes bij dit soort dilemma s, gevoed door de lokale omstandigheden. In niet-rechtsstaten staan de vrijheid van meningsuiting, persvrijheid en recht op betoging nog vaker onder druk. Er is vaak sprake van censuur: controle door de overheid op voor publicatie bestemde artikelen, televisie-uitzendingen, boeken en films. Om problemen te voorkomen censureren journalisten daarom vaak hun eigen artikelen: ze schrappen de meest kritische zinnen vóór publicatie: zelfcensuur. Wanneer is een rechtsstaat een rechtsstaat? Inmiddels weet je dat een rechtsstaat aan een aantal kenmerken moet voldoen. Maar ook dat onderlinge verschillen tussen rechtsstaten groot kunnen zijn. Een echte checklist waaruit blijkt of een land wel of geen rechtsstaat is ontbreekt. Verdragen als het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, biedt landen namelijk veel vrijheid om zaken zelf onafhankelijk van andere landen te regelen. Rusland heeft zich bijvoorbeeld meerdere malen voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg moeten verantwoorden wegens de schending van de vrijheid van meningsuiting. Dit hof baseert zich op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Als een land zich niets aantrekt van een uitspraak, blijft een situatie onveranderd en kan het land zichzelf een rechtsstaat blijven noemen.
Lesbrief 3 vrijheidsstrijders/burgerrechtenactivisten Een vrijheidsstrijder is een rebel of activist die zich inzet voor de vrijheid van zijn of haar onderdrukte volk. Dat kan gepaard gaan met geweld, maar het kan ook om geweldloos verzet gaan. Vaak beschouwt een bepaalde groepering of bevolkingsgroep een persoon of een groep personen als een vrijheidsstrijder, terwijl deze door anderen juist als opstandeling, militant of terrorist bestempeld wordt. Een burgerrechtenactivist is iemand die, zoals het word als zegt, zich actief inzet voor gelijke burgerrechten. Opdracht Stap 1 Beantwoord de onderstaande vragen voor de vrijheidsstrijder /burgerrectenactivist die jij toegewezen krijgt tijdens de les. Na het afronden van de totale opdracht heb je informatie verzameld over: Mahatma Ghandi Dalai Lama Nelson Mandela Malala Martin Luther King 1. Vat de belangrijkste punten uit de biografie van deze persoon samen. 2. Welke strijd voert deze persoon (of heeft deze persoon gevoerd)? 3. Door wie wordt deze persoon beschouwd als held? 4. Wie zijn de tegenstanders van deze persoon? Wat is hun motief? 5. Als je deze persoon zou ontmoeten, wat zou je hem/haar dan willen vragen? 6. Ga op zoek naar een mogelijk antwoord en leg uit hoe je daar aan komt. Stap 2
Je wisselt de informatie uit vraag 1 t/m 4 uit met je klasgenoten die informatie hebben verzameld over de andere vrijheidsstrijders/ burgerrechtenactivisten.
Lesbrief 4 de rechtsgang Rechtsbronnen Grondwet, wetten, rechtspraak, verdragen en gewoonterecht 3 fases in de Nederlandse rechtsstaat Vanaf 1848: liberale rechtsstaat met vrijheidsrechten, Trias Politica, rechtsbescherming en legaliteitsbeginsel. Vanaf 1919: democratische rechtsstaat met politieke rechten, parlementair stelsel, ministeriele verantwoordelijkheid en de vertrouwensregel. Vanaf 1983: sociale rechtsstaat met regels voor behoorlijk bestuur, sociale grondrechten en de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) Soorten recht Privaatrecht: Recht dat alle relaties regelt tussen de burgers onderling. (kopen van een auto, oprichten van een vereniging) (= ook horizontale relaties) 1. Personen- en familierecht: Regelt alle zaken als het sluiten van een huwelijk, echtscheiding, geboorte of overlijden. 2. Ondernemersrecht: Regelt bijvoorbeeld de voorwaarden waaronder je een stichting, vereniging, of een bv kunt oprichten. 3. Vermogensrecht: Hierbij krijg je te maken als je bijvoorbeeld een huur- of arbeidsovereenkomst sluit. 4. Publiekrecht: Recht dat alle relaties regelt tussen de burgers en de overheid. (leerplicht, belastingplicht) (= ook verticale relaties) 1. Staatsrecht: Regelt de inrichting van de Nederlandse Staat. 2. Bestuursrecht: Regelt de bestuursactiviteiten van de overheid. (vergunning) Strafrecht: Staan alle wettelijke strafbepalingen in. Het rechtsproces Rechterlijke macht de derde macht in de trias politica (wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht) aan en tegelijkertijd de gehele juridische organisatie van de rechtspraak. Deze is als een piramide opgebouwd: 19 rechtbanken, 5 gerechtshoven en 1 Hoge Raad. Rechtsbescherming Iemand kan worden vrijgesproken door een vormfout van de overheid(/politie). Verdachten en gedetineerden hebben dan grondwettelijke rechtsbescherming. Belangrijk punt is onschuldvermoeden: een verdachte is onschuldig tot het tegendeel is bewezen. Daarnaast heeft een verdachte bij zijn arrestatie recht op een advocaat. Als hij daar geen geld voor heeft krijgt hij een pro-deo advocaat toegewezen. Het legaliteitsbeginsel staat er garant voor dat niemand zonder vorm van proces in de gevangenis mag worden geplaatst. Alle regels mbt de fasen van opsporing en berechting van strafbare feiten, staan in het Wetboek van Strafvordering. Deze regels bij elkaar noemen we strafprocesrecht. Er zijn 6 fasen in het gehele traject na ontdekking van een misdrijf tot aan het moment dat men de gevangenis in gaat: Aanhouding
Opsporing (onderzoek van het misdrijf) olv officier van justitie Vervolging door het Openbaar Ministerie Berechting door rechter(s) tijdens een openbare terechtzitting Eventueel hoger beroep en cassatie Uitvoering van de opgelegde strafbepalingen 1. Aanhouding Als je verdacht bent, mag de politie je staande houden (laten stilstaan en vragen naar je personalia). Een verdacht persoon kan de politie aanhouden (arresteren en meenemen naar het politiebureau voor verhoor). Als iemand op heterdaad wordt betrapt is iedereen bevoegd degene vast te houden tot de politie komt (ook een gewone burger). 2. Opsporing De politie begint met het verzamelen van informatie, zoals het verhoren van de verdachte en getuigen. Het verslag hiervan gaat als proces-verbaal naar de officier van justitie die het opsporingsonderzoek verder leidt en beslist of de zaak voor de rechter komt. Opsporingsbevoegdheden De politie mag tijdens opsporingsonderzoek dwangmiddelen gebruiken zoals fouilleren en inbeslagname van bewijsmateriaal. Voor sommige dwangmiddelen heeft de politie toestemming nodig van de officier van justitie of rechtercommissaris, omdat er grondrechten van mensen in de weg staan (zoals een huiszoekingsbevel, machtiging tot binnentreding en infiltratie in misdaadorganisatie). Verdachte langer vasthouden Rechtsstaat herken je doordat niet iedereen langer mag worden vastgehouden en een verdachte het recht heeft te weten waarvoor hij verdacht wordt. Na de eerste 6 uur op het politie bureau kan een (hulp)officier van justitie 2x toestemming vragen om iemand 3 dagen vast te houden. Daarna moet een rechter-commissaris toestemming geven voor verlenging. Als de officier van justitie of de advocaat de voorbereidingen voor een strafzaak na max. 110 dagen voorarrest nog niet heeft afgerond, volgt er een proformazitting. Daarin kan de rechter besluiten het voorarrest te verlengen en de rechtszaak uit te stelen. 3. Vervolging Bij het vervolgingsmonopolie beslist de officier van justitie (die het Openbaar Ministerie vertegenwoordigt) of een zaak voor de rechter wordt gebracht. Ook op andere manieren kan een strafzaak afgehandeld worden: Transactie voorgesteld door officier (geldboete of taakstraf en wordt niet verder vervolgd). De officier kan seponeren (besluiten niet verder te vervolgen). 4. Berechting Bij strafvervolging krijgt de verdachte een dagvaarding. In deze brief staat wanneer de verdachte voor de rechter moet verschijnen en waarvan hij/zij beschuldigd wordt (de tenlastelegging). Een verdachte is niet verplicht bij de zitting van zijn strafzaak te zijn. Deze zaak begint bij de rechtbank en is openbaar. Slechts enkele zaken (minderjarige verdachten) zijn achter gesloten deuren. Op de terechtzitting hoort de rechter de getuigen en kijkt hij kritisch naar het bewijs dat tegen de verdachte is aangevoerd. Ook de verdachte wordt verhoord. Aan het eind van de zitting houdt de officier van justitie zijn requisitoir (schuld aantonen) en vraagt om een bepaalde straf,
waarna de advocaat zijn pleidooi (onschuld aantonen) houdt. De verdachte heeft het recht op het laatste woord. De rechter doet max 14 dagen erna zijn uitspraak (7 stappen in totaal). Elke rechtszaak kent dezelfde procedure. Deze onderstaande zeven stappen worden altijd gevolgd. Dit zorgt voor een gelijke behandeling van alle verdachten. Stap 1: De rechter opent de zaak en controleert of de verdachte ook is wie hij/zij denkt voor zich te hebben. Ook wijst hij/zij de verdachte op zijn zwijgrecht. Stap 2: De officier van justitie leest de tenlastelegging voor. Hierin staan de delicten waarvan de verdachte wordt verdacht. Stap 3: De rechter onderzoekt de zaak en stelt vragen aan de verdachte. Ook de officier van justitie stelt vragen. De advocaat of de verdachte beantwoorden de vragen maar zijn dit niet verplicht. Stap 4: De officier van justitie komt met zijn strafeis. Dit noem je het requisitoir. De officier van justitie onderbouwt zijn eis met bewijzen. Stap 5: De advocaat van de verdachte houdt zijn/haar pleidooi. Hij verdedigt de belangen van de verdachte en houdt ook het proces in de gaten oftewel of iedereen zich aan de procedureregels houdt Stap 6: De verdachte heeft de gelegenheid om het laatste woord te nemen. Hij/zij hoeft dit niet te doen. Stap 7: De rechter doet een uitspraak en licht deze toe. 5. Hoger Beroep Dit is na het vonnis mogelijk bij het gerechtshof, waar de strafzaak helemaal wordt overgedaan. Dit kan de verdachte doen, maar ook de officier van justitie als die vindt dat er een te lage straf is gegeven. Ook is cassatie daarna nog mogelijk bij de Hoge Raad. Die kijkt of het recht juist is toegepast. De uitspraak van de Hoge Raad is bindend. 6. Uitvoering van de opgelegde straf Een opgelegde gevangenisstraf wordt uitgevoerd door de 'uitvoerende macht', het ministerie van Veiligheid en Justitie, Dienst Justitiële Inrichtingen. De officier van justitie blijft verantwoordelijk voor de gang van zaken. De gevangenen hebben ook nog het recht voor gedetineerden. Ze hebben recht op voeding, bezoek en ontspanning. Gedetineerden hebben recht op voorwaardelijke invrijheidstelling na het uitzitten van 2/3 van de straf. Ex-gedetineerden hebben recht op ondersteuning van de reclassering bij terugkeer naar de maatschappij; de maatschappij is veranderd en ze krijgen te maken met vooroordelen.