EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN



Vergelijkbare documenten
MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

MEDEDELING AAN DE LEDEN

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 maart 2000 (OR. en) 5685/00 Interinstitutioneel dossier: 96/0304 (COD) LIMITE ENV 22 CODEC 68

Date de réception : 18/10/2011

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 juli 1999 *

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

9975/16 mak/cle/sv 1 DRI

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

*** ONTWERPAANBEVELING

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

MEDEDELING AAN DE LEDEN

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1

MEDEDELING AAN DE LEDEN

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1973 VAN DE COMMISSIE

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

Date de réception : 01/03/2012

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988*

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 april 2002 (02.05) (OR. en) 8318/02 LIMITE PROCIV 16 FSTR 3

2. kennelijk ook van mening is dat verzoeker geen recht had op schadevergoeding.

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

1. DOEL EN TOEPASSINGSBEREIK

MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

Voorstel voor een. VERORDENING (EU) Nr. VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

GEZAMENLIJKE VERKLARING VAN DE RAAD EN DE COMMISSIE BETREFFENDE DE WERKING VAN HET NETWERK VAN MEDEDINGINGSAUTORITEITEN

ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2011/2275(INI)

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 maart 2018 (OR. en)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Ontwerp BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE. van [...]

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 13 april 2000 *

BESLUIT (EU) 2017/935 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

Deze herziene versie van het verslag is opgesteld na bespreking in de Groep materieel strafrecht van 23 juni 2004.

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 maart 2007 (13.04) (OR.en) ST 8028/07 Interinstitutioneel dossier: 2006/0135(CNS) LIMITE JUSTCIV 75

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Gewijzigd voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

Brussel, 16 april 2003 (23.04) SECRETARIAAT

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 *

Raad van de Europese Unie Brussel, 17 oktober 2017 (OR. en)

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN

13395/2/01 REV 2 ADD 1 gys/hb/dm 1 DG I

ARREST VAN HET HOF 15 maart 1994 *

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Uittreksel van het arrest van het Hof van Justitie, AETR, zaak (31 maart 1971)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Transcriptie:

EUROPEES PARLEMENT 2004 Commissie verzoekschriften 2009 7.03.2008 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 124/2007, ingediend door Stewart Muir en Joyce Robson (Britse nationaliteit), over excessieve urbanisatie in Monóvar (Alicante) en vermeende inbreuken op de EG-wetgeving inzake de toegang van het publiek tot informatie en overheidsopdrachten 1. Samenvatting van het verzoekschrift Indieners zijn van mening dat het algemene plan voor de stadsplanning (PGOU, Plan General de Ordenación Urbana) van Monóvar (Alicante) de weg vrijmaakt voor een excessieve urbanisatie van het gebied, doordat het voorziet in een herindeling van gebieden, teneinde de bouw van ten minste zevenduizend huizen en de aanleg van drie golfbanen en een vliegveld mogelijk te maken. Indieners beweren dat het PGOU inbreuk maakt op de Europese wetgeving inzake overheidsopdrachten, alsook op Richtlijn 85/337/EG betreffende de milieueffectbeoordeling, aangezien het plan geen aandacht schenkt aan de potentiële problemen met de watervoorziening of aan de onomkeerbare milieuschade. Volgens indieners voldeed het goedkeuringsproces niet aan de voorschriften van Richtlijn 2003/4/EG over openbare raadpleging. Indieners vragen het Europees Parlement de Commissie de situatie te laten onderzoeken. 2. Ontvankelijkheid Ontvankelijk verklaard op 1 juni 2007. De Commissie is om inlichtingen verzocht (artikel 192, lid 4 van het Reglement). 3. Antwoord van de Commissie, ontvangen op 7 maart 2007. HET VERZOEKSCHRIFT Indieners protesteren tegen een excessieve urbanisatie in Monóvar (Alicante) die voorziet in CM\713621.doc PE404.404

de bouw van tenminste 7000 woningen en de aanleg van 3 golfterreinen en een vliegveld, zonder dat daarbij de bepalingen van de toepasselijke richtlijnen inzake overheidsopdrachten en het milieu worden nageleefd. Indieners verzoeken het Europees Parlement de Commissie deze kwesties te laten bestuderen. COMMENTAAR VAN DE COMMISSIE a. Overheidsopdrachten Het verzoekschrift heeft betrekking op twee geïntegreerde actieprogramma s (PAI Boticaria en PAI Mayorazgo) die door de gemeente van Monóvar op 18 mei 2006 zijn goedgekeurd overeenkomstig de Valenciaanse wet 6/1994 inzake stedenbouwkundige activiteiten (LRAU), gewijzigd door de Valenciaanse wet 16/2005 inzake urbanisatie (LUV), echter zonder dat de toepasselijke bepalingen op het gebied van overheidsopdrachten zijn nageleefd. Een derde geïntegreerd actieplan (PAI Secanet) zou in de nabije toekomst goedgekeurd kunnen worden, gerekend vanaf de aanvang van de toewijzingsprocedure in november 2006. De Europese Commissie verwijst naar haar eerdere mededelingen over dit onderwerp. Zoals aangegeven in genoemde mededelingen, zijn deze twee wetten voorwerp van een inbreukprocedure die is ingesteld tegen het Koninkrijk Spanje op grond van artikel 226 van het EG-Verdrag, wegens vermeende inbreuk op de Richtlijnen 93/37/EEG en 92/50/EEG (overheidsopdrachten voor werken en dienstverlening), die inmiddels zijn gewijzigd door Richtlijn 2004/18/EG, alsmede op bepaalde algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht. De Commissie heeft op 13 december 2005 een met redenen omkleed advies gestuurd waarin is geconcludeerd dat de LRAU onverenigbaar is met de richtlijnen en bovengenoemde algemene beginselen. De LRAU is vervolgens vervangen door de LUV. De laatstgenoemde wet is op 22 december 2005 door de autonome deelregering van Valencia goedgekeurd en op 1 februari 2006 in werking getreden. De Commissie heeft na bestudering van de bepalingen van de LUV geconcludeerd dat met deze nieuwe wet de inbreuken van de LRAU niet zijn gecorrigeerd. Bovendien lijken andere bepalingen betreffende de rechtsregeling die op deze geïntegreerde actieplannen van toepassing zijn, in strijd te zijn met de bepalingen van de richtlijnen inzake overheidsopdrachten. Verder lijkt het niet vast te staan dat de Spaanse autoriteiten maatregelen hebben genomen om de inbreuk op te heffen. De Commissie heeft derhalve op 10 april 2006 een aanvullende ingebrekestelling gestuurd. Het antwoord van de autoriteiten dateert van 10 juli 2006. Na bestudering van hun verklaring heeft de Commissie besloten om op 12 oktober 2006 een aanvullend met redenen omkleed advies te sturen. De Spaanse autoriteiten hebben deze op 19 januari 2007 beantwoord. De Commissie heeft in het kader van de inbreukprocedure de zaak op 27 juni 2007 aanhangig gemaakt bij het Hof van Justitie. Door deze inbreukprocedure tegen Spanje voort te zetten, wil de Commissie, conform de rol die aan haar overeenkomstig het EG-Verdrag is voorbehouden, bereiken dat er een rechtskader wordt ingesteld dat wederom in overstemming is met het Gemeenschapsrecht inzake overheidsopdrachten. Deze actie van de hoedster van de Verdragen staat los van het beroep dat particulieren, in voorkomend geval, kunnen instellen bij de nationale rechtbanken op grond van erkende en PE404.404 2/6 CM\713621.doc

beschermde rechten. Bovendien herinnert de Commissie de jurisprudentie van het Hof van Justitie op het gebied van voorlopige maatregelen, dat bepaalt dat: " de rechter bij wie een door het gemeenschapsrecht beheerst geding aanhangig is, de mogelijkheid moet hebben, voorlopige maatregelen te gelasten ter verzekering van de volle werking van de rechterlijke uitspraak die moet worden gedaan over het bestaan van de rechten waarop krachtens het gemeenschapsrecht een beroep wordt gedaan (arrest Factortame e.a., reeds aangehaald, punt 21, en het arrest van 11 januari 2001, Siples, C-226/99, Jurispr. blz. I-277, punt 19)" (Unibet C-432/05, blz.67). Er dient in ieder geval ook te worden opgemerkt dat "in geval van twijfel over de verenigbaarheid van nationale bepalingen met het gemeenschapsrecht gelden voor de eventuele toekenning van voorlopige maatregelen tot schorsing van de toepassing van deze bepalingen totdat de bevoegde rechter zich heeft uitgesproken over de verenigbaarheid daarvan met het gemeenschapsrecht, de criteria die zijn vastgesteld in het nationale recht dat voor deze rechterlijke instantie van toepassing is, voor zover deze criteria niet ongunstiger zijn dan die voor soortgelijke nationale vorderingen en zij de voorlopige rechterlijke bescherming van dergelijke rechten niet praktisch onmogelijk of uiterst moeilijk maken". b. Het milieu Indiener wijst erop dat de goedkeuring van deze twee geïntegreerde actieplannen inbreuk zou maken op Richtlijn 2003/4 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en Richtlijn 85/337/EG betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten. DG ENV heeft de stedenbouwkundige plannen voor Monóvar reeds eerder bestudeerd in het kader van schriftelijke vraag 2780/06. Uit de verstrekte informatie kan worden opgemaakt dat de vraag betrekking heeft op de plannen voor de bouw van woningen en de aanleg van een aantal golfterreinen en een vliegveld, die in mei 2006 door de gemeente van Monóvar zouden zijn goedgekeurd. In artikel 3, lid 2 van Richtlijn 2001/42/EG 1 (ook wel bekend als de Strategische milieueffectbeoordeling (SMEB) Richtlijn) is een definitie gegeven van de soorten plannen en programma's waarop de richtlijn van toepassing is. Normaalgesproken wordt er voor plannen met betrekking tot ruimtelijke ordening en grondgebruik een strategische milieueffectbeoordeling gemaakt wanneer zij voldoen aan de in artikel 2 en 3 opgenomen voorwaarden. De lidstaten hadden Richtlijn 2001/42/EG uiterlijk op 21 juli 2004 in hun nationaal recht moeten hebben omgezet. Artikel 13, lid 3 van de richtlijn bepaalt dat de in artikel 4, lid 1 2, bedoelde verplichting van toepassing is op plannen en programma's waarvoor de eerste formele voorbereidende handeling vóór 21 juli 2004 plaatsvindt en die later dan 24 maanden na dat tijdstip worden aangenomen of ingediend, tenzij de lidstaten per geval beslissen dat dit 1 Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's. Publicatieblad L 197 van 21.7.2001. 2 "Artikel 4, lid 1, "De in artikel 3 bedoelde milieubeoordeling wordt uitgevoerd tijdens de voorbereiding en vóór de vaststelling of onderwerping aan de wetgevingsprocedure van een plan of programma". CM\713621.doc 3/6 PE404.404

niet haalbaar is en het publiek van hun beslissing op de hoogte stellen. Indiener legt uit dat de "Conselleria de Territorio y Vivienda" (Regionaal ministerie van Ruimtelijke Ordening en volkshuisvesting) van de Valenciaanse deelregering nog geen goedkeuring voor het plan heeft gegeven. Voordat een plan kan worden aangenomen, dienen de nationale autoriteiten ervoor te zorgen dat de Europese milieuwetgeving correct wordt toegepast. Aangezien uit de versterkte informatie blijkt dat er nog geen goedkeuring is gegeven, kan in dit stadium geen inbreuk op de bepalingen van de SMEB-Richtlijn worden vastgesteld. Er dient tevens te worden opgemerkt dat stadsontwikkelingsprojecten vallen onder punt 10 b) van bijlage II van Richtlijn 85/337/EEG 1 (ook wel bekend als de Milieueffectbeoordeling (MEB) Richtlijn), zoals gewijzigd door de Richtlijnen 97/11/EG 2 en 2003/35/EG 3. Voordat de lidstaten hun goedkeuring geven voor projecten die zijn opgenomen in bijlage II, dienen zij vast te stellen of deze projecten aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Zo ja, dan dient er een milieueffectbeoordeling te worden uitgevoerd. Indiener wijst erop dat er sprake is van een inbreuk op de richtlijnen betreffende de inspraak van het publiek bij het besluitvormingsproces. Met het oog hierop vermeldt hij Richtlijn 2003/35/EG en Besluit 2005/370/EG van de Raad van 17 februari 2005. Dit besluit heeft betrekking op de goedkeuring, namens de Gemeenschap, van het Verdrag van Aarhus. In de communautaire rechtsorde zijn met Richtlijn 2003/35/EG de regels betreffende de inspraak van het publiek volledig in overeenstemming gebracht met de bepalingen van dit verdrag. In dit geval dient er derhalve uitsluitend rekening te worden gehouden met laatstgenoemde richtlijn. Artikel 2, lid 5 van Richtlijn 2003/35/EG bepaalt dat "dit artikel [betreffende de inspraak van het publiek in plannen en programma s] niet van toepassing [is] op plannen en programma's zoals bedoeld in bijlage I waarvoor een inspraakprocedure wordt gevolgd krachtens Richtlijn 2001/42/EG...of krachtens Richtlijn 2006/60/EG... tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid". Hoe het ook zij, uit het verzoekschrift blijkt dat er tussen december 2005 tot en met 27 januari 2006 wel degelijk een inspraakprocedure voor het publiek is gehouden. Het publiek heeft de reële mogelijkheid gehad opmerkingen kenbaar te maken (punt 8 a) en c) van het verzoekschrift) die in aanmerking zijn genomen. Het is niet aan de Commissie om een standpunt in te nemen over de aanwijzing, opgenomen in het verzoekschrift, dat bepaalde opmerkingen niet in aanmerking zijn genomen vanwege het feit dat het "fotokopieën of beledigingen" betrof noch over de latere overwegingen in dit opzicht. Over het algemeen dient in herinnering te worden gebracht dat bij inspraak van het publiek 1 Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten. Publicatieblad L 175 van 05/07/1985. 2 Richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997 tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten. Publicatieblad L 073 van 14/03/1997. 3 Richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 tot voorziening in inspraak van het publiek in de opstelling van bepaalde plannen en programma's betreffende het milieu en, met betrekking tot inspraak van het publiek en toegang tot de rechter, tot wijziging van de Richtlijnen 85/337/EEG en 96/61/EG van de Raad. Publicatieblad L 156 van 25.6.2003. PE404.404 4/6 CM\713621.doc

wordt verondersteld dat het publiek in een zo vroeg mogelijk stadium reële mogelijkheden krijgt tot het indienen van opmerkingen. Bij de goedkeuring van besluiten dient er op gepaste wijze rekening te worden gehouden met de ingediende opmerkingen. De bevoegde autoriteiten dienen zich ten slotte naar behoren van haar taak te kwijten het publiek te informeren over de besluiten die zijn genomen en de motivering daarvan (artikel 2, lid 2 van Richtlijn 2003/35/EG). Overigens bestaat er geen juridische verplichting elke brief of klacht te beantwoorden die na afloop van de inspraaktermijn van het publiek is ingediend, dit in tegenstelling tot hetgeen beweerd lijkt te worden in het verzoekschrift (punt 8 d) en e)). Inspraak van het publiek wil ook niet zeggen dat de ingediende opmerkingen dienen te worden aangenomen. Het betekent alleen dat ze in aanmerking genomen moeten worden, maar ze hoeven niet te worden opgevolgd. Uiteraard is het zeer wenselijk dat de autoriteiten zo snel, duidelijk en volledig mogelijk uitleg geven over het vervolg dat aan de opmerkingen van het publiek is gegeven. Voor de plannen en programma's is echter slechts vereist dat het publiek "naar behoren" wordt geïnformeerd over de motivering van de besluiten. Ten slotte is het van belang op te merken dat de artikelen 7 en 8 van het Verdrag van Aarhus inzake de inspraak van het publiek betreffende plannen en programma's betrekking hebbende op het milieu of tijdens de voorbereiding van uitvoerende regelingen en/of algemeen toepasselijke wettelijk bindende normatieve instrumenten, geen specifieke juridische verplichtingen scheppen voor de partijen bij het verdrag maar hen richtsnoeren geven. Met betrekking tot waterschaarste, stelt de Kaderrichtlijn Water (KRLW) 2000/60/EC 1 dat er een nauwkeurige planning noodzakelijk is voor het gebruik van waterbronnen teneinde het gebruik van niet-duurzame oplossingen en onherstelbare milieuschade te voorkomen middels de ontwikkeling van stroomgebiedbeheersplannen (SGBP's). Het eerste SGBP zal, overeenkomstig de KRLW, in december 2009 worden gepubliceerd. Een van de belangrijkste uitdagingen met betrekking tot het milieubeleid is ervoor te zorgen dat dit beleid wordt geïntegreerd in het beleid op andere terreinen, waaronder het beleid voor stadsontwikkeling en toerisme. Artikel 14 van de KRLW bepaalt dat de lidstaten verplicht zijn de actieve participatie van alle betrokken partijen bij de ontwikkeling van stroomgebiedbeheersplannen aan te moedigen. De op participatie gebaseerde benadering van de KRLW biedt mogelijkheden de beleidsintegratie te verbeteren en de bescherming en een duurzaam beheer van water in de toekomst te bevorderen. Vanaf 2009 dient elk plan of programma dat invloed heeft op waterbronnen of de waterkwaliteit te worden gecoördineerd volgens de bepalingen van het stroomgebiedbeheersplan, opdat de milieudoelstellingen van de KRLW kunnen worden behaald. Op 18 juli 2007 heeft de Commissie een mededeling betreffende waterschaarste en droogte aangenomen teneinde een brede discussie over deze kwesties op gang te brengen in verband met de alsmaar grotere gevolgen van deze problemen in heel Europa. 1 Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid. Publicatieblad L 327 van 22.12.2000. CM\713621.doc 5/6 PE404.404

In de mededeling wordt het begrip waterhiërarchie geïntroduceerd, dat inhoudt dat waterbesparing, waterefficiëntie en kosteneffectieve acties prioriteiten moeten worden. De aanleg van extra watervoorzieningsinfrastructuur kan worden overwogen als andere opties, waaronder een doeltreffend waterprijsstellingsbeleid en kosteneffectieve alternatieven, zijn uitgeput. Economische ontwikkeling, waaronder de ontwikkeling van toeristische infrastructuur en recreatievoorzieningen, kan ongunstige gevolgen hebben voor de beschikbaarheid van water en een onbalans veroorzaken tussen de behoeften aan water en de bestaande waterreserves. Bodembestemming is dan ook een van de belangrijkste sturende factoren van watergebruik. Alle economische activiteiten moeten worden afgestemd op de plaatselijk beschikbare waterhoeveelheid. Indiener wijst er ook op dat er sprake is van een inbreuk op Richtlijn 2003/4/EG 1. De Commissie beschikt echter niet over een aantal bijlagen die in het verzoekschrift worden vermeld en op grond waarvan zij de ingediende opmerkingen kan beoordelen. CONCLUSIE De Commissie zal voor wat betreft het aspect van de overheidsopdrachten, de Commissie verzoekschriften op de hoogte houden van de lopende inbreukprocedure bij het Hof. Wat betreft het milieuaspect, op basis van de in het verzoekschrift verstrekte gegevens en de onder punt 3.1.2 opgenomen analyse kan er geen inbreuk op het gemeenschapsrecht worden vastgesteld. 1 Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad. Publicatieblad L 41 van 14 februari 2003, blz. 26. PE404.404 6/6 CM\713621.doc