Woordpakketten groep 6 Week 1 Net-als-woorden: marmot, kuiken, ezel, kikker Marmot: kuiken: ezel: kikker: Medeklinker einde klankgroep tweetekenklank lange klank korte klank de hemden de broeken katoen dikke de jurken de mouwen de kleding de petten korte de riemen de kragen de rokken de mutsen ruiten de mode de sokken de wanten de truien de zebra de stippen Week 2 Net-als-woorden: pech, lucht, lieve, boze -ch -ch(t) -f/-v- -s/-z- het gejuich de aandacht de druiven de dozen de lachfilm de achterkant de duiven de laarzen gekuch echte scheve de hazen de klacht de slurven glanzen het nachthemd stijve vriezen slechts tachtig Week 3 Net-als-woorden: ei, ij, handig, vrolijk Ei ij -ig -lijk de aardbei het konijn angstig dadelijk eigen het nijlpaard deftig duidelijk het eiland de spijker stevig eindelijk het geheim de tijger veertig makkelijk het weiland lijken vochtig vriendelijk
Week 5 Net-als-woord: gitaar /ie/ als i geschreven de dirigent juni de minuut prima de figuur de kilo de piano de rivier de giro het klimaat de piloot de sigaar de gitaar de kritiek de piraat de taxi het idee de liter het pistool de titel Week 6 Net-als-woorden: ei, ijs het afscheid het paleis de bladzijde de wedstrijd allebei de scheiding het ijzer de woestijn eigenwijs steil nijdig bijten het gewei het terrein het tapijt rijden de meisjes veilig de vijand slijpen Week 7 Net-als-woorden: slang, bank -ng -ng -nk -nk de honger de paling het anker mank de honing de ringslang blank het stinkdier de houding de spanning Frankrijk de tuinbank de mening de zanger de frisdrank de stronk de omvang de zitting het geschenk de vonk
Week 9 Net-als-woord: cent c = /s/ de cel centrale december de oceanen het cement het centrum de decimeter precies de cent het cijfer de lucifer de provincie de centimeter de cirkel het medicijn de provincies centraal de citroen de oceaan het recept Week 10 Net-als-woord: insect C = /k/ de acrobaat de club controleren de postcode actief de cola correct het product de camera het concert de disco het project het circus het contact directeur de reclame de clown de controle het insect de seconde Week 11 Net-als-woorden : ezel, kikker Lange klank lange klank korte klank korte klank foo-too-graaf straa-ten a le ka-po te de fotograaf de straten alle kapotte grote de tenen de ballen de puzzel de haren vele de ballon de strikken de loten de vogels dapper witte het mobieltje nemen boffen kussen
Week 13 Werkwoorden en begrippen Meer Ik een een ander fietsen fiets fietst fluiten fluit fluit huilen huil huilt klimmen klim klimt praten praat praat spelen speel speelt springen spring springt vliegen vlieg vliegt zingen zing zingt zwemmen zwem zwemt Week 14 Werkwoorden en begrippen Woordenboekvorm ik-vorm bakken horen begin krijg dansen juichen drink lach eten lusten gil schreeuw geven roepen hol verveel helpen snappen klets win Week 15 Tijd van toen/tijd van nu Tijd van nu tijd van toen Meer een meer een Ik een ander ik/een ander lopen loop loopt liepen liep kiezen kies kiest kozen koos nemen neem neemt namen nam vragen vraag vraagt vroegen vroeg weten weet weet wisten wist
Week 17 /ie/ als i geschreven Net-als-woord: gitaar Afrika de finale de klarinet de pagina de bami de file de kiwi de sigaret de benzine juli de minister de sirene het diploma de kantine de muzikant de spinazie de familie de kapitein de olifant het uniform Week 18 Hoofdletters, weglatingsteken Net-als-woorden: Europa, s morgens Ameland Leeuwarden s avonds s winters Amsterdam Nederland s middags s zomers Europa Noord-Holland s morgens m n Friesland Rozenstraat s nachts t Jaap Smit Waddenzee s ochtends zo n Week 19 Net-als-woord: tekenen -elen -enen -eren huppelen oefenen fladderen knutselen openen gisteren puzzelen regenen de kinderen stapelen rekenen gisteren stempelen tekenen knikkeren struikelen wandelen luisteren slenteren toveren de wonderen
Week 21 Werkwoorden, tijd van nu Net-als werkwoord: lopen tijd van nu meer een ik een ander woordenboekvorm ik-vorm ik-vorm + t blazen schrijven blaas schrijf blaast schrijft brengen staan breng sta brengt staat buigen voelen buig voel buigt voelt denken weten denk weet denkt weet praten zeggen praat zeg praat zegt Week 22 Werkwoorden, tijd van nu Net-als-werkwoord: lopen Tijd van nu Meer een Ik een ander Woordenboekvorm ik-vorm ik-vorm + t begrijpen knippen begrijp knip begrijpt knipt betalen komen betaal kom betaalt komt durven pakken durf pak durft pakt fluisteren tekenen fluister teken fluistert tekent gapen verzinnen gaap verzin gaapt verzint Week 23 Werkwoorden, tijd van nu Net-als-werkwoord: lopen doen schieten meedoen opschieten eten slapen opeten uitslapen komen sluiten tegenkomen opsluiten lezen vallen voorlezen omvallen luisteren vouwen afluisteren opvouwen
Week 25 Meervoud op s Net-als-woord: zebra s de auto s de kano s de opa s de programma s de diploma s de kilo s de pagina s de salto s de eskimo s de komma s de paraplu s de ski s de foto s de menu s de piano s de taxi s de iglo s de oma s de pinda s de zebra s Week 26 -heid net-als-woord: vrijheid de bezigheid de gezelligheid de narigheid de vrijheid de boosheid de gezondheid de schoonheid de waarheid de duidelijkheid de hoeveelheid de snelheid de werkelijkheid de eenzaamheid de moeilijkheid de veiligheid de wijsheid de gelegenheid de mogelijkheid de viezigheid de zekerheid Week 27 Meervoud op s, -heid Net-als-woorden: ezel, kikker de bezem helemaal de emmer de messen de boterham de lepels de flessen de pannen bovenop de vazen de jassen de vissen de deken de wagen de klokken de zakken de glazen wonen de matrassen vallen
Week 29 Werkwoorden, tijd van nu, -den Net-als-woorden: rijden aankleden houden ophouden snijden antwoorden landen opwinden verbinden braden luiden raden verbranden (zich) branden melden redden verkleden glijden onthouden rijden vinden Week 30 Werkwoorden, tijd van nu, -den Net-als-woorden: rijden, lopen beantwoorden optreden dromen pesten bidden schudden duren rusten bieden verraden halen slapen broeden voeden kraken stoppen laden worden logeren zitten Week 31 Werkwoorden, tijd van nu, bijzondere werkwoorden, -den Meer een Woordenboekvorm ik-vorm jij-vorm hij-vorm u-vorm hebben heb hebt heeft heeft kunnen kan/kun jij kunt kan kunt mogen mag mag mag mag willen wil wilt wil wilt zijn ben bent is bent zullen ik zal/zul jij zult zal zult
Week 33 -tie net-als-woord: vakantie de actie de felicitatie de organisatie de reparatie de advertentie de garantie de politie de situatie de arrestatie de illustratie de portie de traktatie de attentie de informatie de prestatie de variatie de directie de operatie de reactie de vakantie Week 34 /zj/ = g, ei Net-als-woorden: bagage, ei de bagage de etage de etalage de garage het horloge de lekkage de manege de reportage de stage de slijtage de leiding het seizoen het heimwee weinig beide de reiziger allerlei de leider bereiken weigeren Week 35 Au/ou, -tie, /zj/ = g, ei Net-als-woorden : blauw, kou augustus nauwelijks eenvoudig flauwekul de automaat de juffrouw de astronaut de autobus de kabouter klautert de kabeljauw de oudste nauwkeurig de augurk de schouwburg de toeschouwers trouwens verkouden vertrouw onthouden