Samenvatting Maatschappijleer Massamedia Samenvatting door een scholier 1814 woorden 15 oktober 2004 6,2 18 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer Maatschappijleer h1 massamedia Communicatie: het proces waarbij een zender, bedoeld of onbedoeld, een boodschap overbrengt aan een ontvanger. (met of zonder hulpmiddelen, met of zonder taal, met of zonder directe reactiemogelijkheid) Vormen van communicatie: - zender en ontvanger zijn allebei aanwezig (face to face). Directe reactie (feedback) is mogelijk en zender en ontvanger kunnen dus van functie wisselen - zender en ontvanger maken gebruik van een communicatiemiddel. Soms is directe reactie mogelijk (telefoon) en soms niet (brief). - De zender richt zich tot een groot, meestal betrekkelijk anoniem publiek. Soms is reactie mogelijk (in een zaal) maar meestal niet (radio, tv) Kern communicatieproces = boodschap, bevat informatie en wordt op die informatie correct gereageerd. Is dat niet het geval dan is er een communicatiestoornis. Verbale communicatie: als er gesproken taal wordt gebruikt. Non-verbale communicatie: als er geen gesproken taal wordt gebruikt maar bijv. gebarentaal. Telefoongesprek: dan is er sprake van een indirecte vorm van communicatie. Twee media: taal en gebarentaal Massacommunicatie: communicatie waarbij de zender met technische hulpmiddelen (media) in staat is om grote aantallen mensen met een boodschap te bereiken. Kenmerken massamedia: - de geboden informatie is openbaar en voor iedereen toegankelijk - die informatie die wordt overgebracht is in principe bedoeld voor een groot, heterogeen en anoniem publiek. Pagina 1 van 6
- De relatie tussen degene die de informatie verstuurt (zender) en de ontvanger is van onpersoonlijke aard. - Meestal verloopt de communicatie eenzijdig. Directe feedback is bijna onmogelijk. De ontvanger kan achteraf reageren (indirect). De volgende media voldoen aan deze kenmerken: - de gedrukte media: kranten en tijdschriften - de audio-visuele media: radio en televisie. Paragraaf 2: Functies van de massamedia: - nieuws - amusement: quizzen, shows, soaps. Commerciële zenders is het de hoofdzaak. De publieke omroepen zenden iets minder amusementswaarde uit. - Educatie: programma s waar info wordt uitgezonden waarvan je iets kan leren. (Teleac) - Opinievorming: discussieprogramma s als het buitenhof en het lagerhuis en sommige talkshows. Politieke functies van de massamedia: - woordvoerders- of spreekbuisfunctie: Door middel van bijvoorbeeld een enquete laat de massamedia zien hoe de mensen over de standpunten denken. - Informatieve functie: politiek nieuws heeft in de meeste massamedia een vaste plek. - Commentaarfunctie: de massamedia geeft dan commentaar op de politieke besluiten. - Onderzoeksfunctie: journalisten zijn niet alleen een doorgeefluik van nieuwsfeiten maar zij onderzoeken ook de achtergronden en zeker als ze vermoeden dat er iets mis is. Soms heeft de publicatie van die onderzoeken grote gevolgen. - Controlerende functie: komt voort uit de voorgaande functies. Zoals bijv. politici die in hun werk- en privé-sfeer in de gaten worden gehouden. In een democratie vervult de vrije pers een belangrijke rol, omdat de vijf functies ervoor zorgen dat er maar weinig iets achter de schermen kan afspelen. De relatie tussen overheid en burgers blijft daardoor doorzichtig. Wat voor de algemene functies van massamedia geldt: dat ze in de praktijk vaak met elkaar vermengd zijn, geldt ook voor de politieke functies. Paragraaf 3: Vier theorieen over de invloed van de massamedia: - de selectieve-perceptietheorie: iedereen verandert de informatie zo zodat het past in zijn referentiekader. Mensen selecteren hun waarnemingen. - De agendatheorie: deze richt zich op de betekenis van de massamedia bij het bepalen van de publieke agenda zodat sommige onderwerpen helemaal geen aandacht krijgen. Pagina 2 van 6
- De injectienaaldtheorie: uitgangspunt van de theorie juist, dan is het mogelijk dat de samenleving het door de druk aanvaard. Als machthebbers de kans hebben om de massamedia te gebruiken als propagandamachine, die alleen de informatie beschikt die zij willen, dan kunnen zij het denken geheel beheersen en manipuleren. - De aanhaaktheorie: deze theorie gaat er ook van uit dat de mensen niet in staat zijn een oordeel te vormen over onderwerpen op basis van de grote hoeveelheid informatie die tot hun komt. Ze sluiten zich aan bij de meningen van mensen die betrouwbaar en terzake zijn. Dergelijke figuren worden opinieleiders genoemd. Meest indringende vorm van reclame: dagbladen, radio en televisie. Televisiereclame is het meest in het oog springend. Reclame is eenzijdige informatie. Om de consument zo goed mogelijk te beïnvloeden, maakt men in de reclame gebruik van een aantal trucs : - gebruik van bekend persoon die binnen bepaalde doelgroepen positief wordt beoordeeld. - Gebruiken van zogenaamde wetenschappelijke termen. - Gebruik maken van termen uit andere talen. - Proberen een product aan een bepaalde sfeer te koppelen. - Proberen in te spelen op specifieke gevoelens van de consument. - Muziek. - Inspelen op trends. - Gericht benaderen van doelgroepen - Humor. Nadeel: men herinnert zich wel de grap maar niet het product. - De consument zelf aan het woord laten. - Het grootste succes dat de reclamemaker zich kan wensen is dat de merknaam van het aangeprezen product tot soortnaam wordt zoals maggi. Reclame is effectief en vanuit commercieel oogpunt van groot belang. Naamsbekendheid is een belangrijke factor bij de productiekeuze. Normen zijn gedragsregels, gebaseerd op de waarheid. Waarden worden opvattingen aangeduid. Socialisatie: proces waarbij individu de cultuur van een samenleving eigen maakt. Bron van specialisatie: MTF & TMF: je hoort niet alleen de muziek van je voorkeur, maar je ziet ook degenen met wie je je graag identificeert. Agressief gedrag: gedrag dat bewust is gericht op het toebrengen van schade aan anderen of aan zaken die bij anderen horen. 3 meningen: - de reductiethese: aanhangers van deze visie wijzen op de socialiserende rol van televisie. Juist dankzij de tv, die kennelijk een deel van de opvoeding overneemt, leren die kinderen zich maatschappelijk toch staande te houden. Pagina 3 van 6
- De geen-effectthese: een belangrijk voorstander van deze visie is de britse socioloog Halloran. Voor een goed begrip van de oorzaken moet je je richten op de samenleving. - De stimulatiethese: geweld op tv maakt je agressief. Commissariaat voor de media moet toezien dat er voor 21.00 uur geen geweldsscènes te zien zijn op de tv. Paragraaf 4: Om invloed te kunnen hebben moet je zeker een groot publiek kunnen trekken. De krant is het oudste massamedium. Dankzij de uitvinding van de boekdrukkunst rond 1450 in Duitsland. 1848: persvrijheid werd in de Nederlandse grondwet opgenomen. Persvrijheid is een belangrijke voorwaarde voor democratie. Persvrijheid is: - kritische standpunten innemen en openlijk publiceren - vrijheid van nieuwsgaring (verzameling van nieuws voor de pers) kranten waren rond 1900 duur en vooral door de hoge belasting die erop werd geheven. De prijs daalde door: - afschaffen van het zogenaamde dagbladzegel in 1896. - Door ontwikkelingen van nieuwe druktechnieken - En door de nieuwe inkomstenbron: reclame. Belangrijke factor bij het ontwikkelen van de krant tot massamedium was de politieke emancipatie van de bevolking, die zich manifesteerde in de vorm van oprichting en groei van politieke partijen en vakbonden. In een moderne democratie kenmerkt de pers zich door pluriformiteit (veelvormigheid). De verzuiling gaf de pluriformiteit hier een heel eigen gezicht. Trouw = lezerspubliek dat overwegend protestants-christelijk is. Reformatorisch dagblad en het Nederlandse dagblad = orthodox-protestantse lezers. Volkskrant = meest gelezen des tijde katholieke krant. Tijdens de ontzuiling ontwikkelde de volkskrant zich tot een progressief, links-georiënteerde krant, met als tegenhanger de meer behoudende Telegraaf. Kwaliteitskranten (serieus): Populaire kranten: telegraaf Iedere krant heeft vaste journalisten in dienst die gespecialiseerd zijn op een aantal gebieden. Uitgevers van dagbladen halen hun inkomsten maar voor een beperkt deel uit abonnementsgelden en de opbrengst van de losse verkoop. Bijna driekwart bestaat uit de verkoop van advertentieruimte. Pagina 4 van 6
Persconcentratie: ontwikkeling dat reclame steeds meer werd uitgezonden via de tv zodat de kranten er minder aan verdiende. Dit werd beschouwd als een bedreiging voor de pluriformiteit van de pers. Om deze bedreiging het hoofd te bieden kwam een deel van de STER-opbrengsten ten goede aan de krantenuitgevers. Het bedrijfsfonds voor de pers verdeeld die gelden. Sterke concurrentie, stijgende kosten en dalende oplagecijfers leiden echter tot een steeds verdergaande persconcentratie. Tijdschriften kun je indelen in: - opinieweekbladen: nieuws op politiek en cultureel gebied. Ze zijn niet gebonden aan een politieke partij. De belangrijkste opinieweekbladen: Vrij Nederland, Elseviers Magazine, HP/De Tijd, de Groene Amsterdammer en Hervorm Nederland. - gezinsbladen en sensatiepers: artikels vooral gericht op amusement. Panorama, nieuwe Revu, Weekend en Privé. Filmsterren, bekende Nederlanders en het koningshuis vormen het journalistieke hoofdvoedsel voor berichtgeving. Sensatie en sappigheid staan in deze berichten voorop. Die berichten zijn meestal in het beste geval overdreven en in het slechtste geval onjuist. Hebben vrijheid van drukpers. - wetenschappelijke, populair-wetenschappelijke en hobbybladen radio: eind 19e eeuw uitgevonden. In NL eerste radio-uitzending in november 1916. Daarna werden er omroepen opgericht. 1924: NCRV, gevolgd door VARA, KRO, VPRO en AVRO. 1951: begin van de experimentele televisie-uitzendingen. Binnen enkele jaren ontwikkelden de verzuilde radio-omroepen zich tot verzuilde radio- en televisieomroepen. Piratenzenders op de radio: Radio Veronica en Radio Noordzee. Zij spraken veel luisteraars aan rond de jaren 60. Eerste niet aan een zuil gebonden omroep: TROS. Binnen enkele jaren ontwikkelde de TROS zich met zijn aanbod van vooral amusementsprogramma s tot een van de grootste omroepen. Er moest dus meer amusement en minder programma s die de levensbeschouwelijke identiteit van de omroepvereniging benadrukten komen. Deze omroepen die door de TROS ook gingen veranderen omdat dat meer kijkers trok functioneerden binnen het kader van het oude omroepbestel dat via de Mediawet van 1988 door de overheid werd gereguleerd. Deze wet stelde een aantal eisen aan de zendgemachtigde publieke omroepen: - een omroep diende een bepaalde culturele, maatschappelijke of geestelijke stroming in de samenleving te vertegenwoordigen en niet gericht te zijn op het maken van winst. - Een omroep diende gevarieerde programma s aan te bieden: 25% informatieve programma s, 25% culturele programma s, 5% educatieve programma s, 25% amusement en 20% mocht vrij worden ingevuld. - Een omroep diende tenminste 150.000 leden te hebben. Pagina 5 van 6
Het commissariaat zag toe op de naleving van deze eisen. Omroepen die aan deze eisen voldoen kregen een financiële bijdrage van de overheid, die dat geld opbracht via de kijk- en luistergelden. De overheid financierde bovendien de uitzendingen van de NOS, die zich moest richten op nieuws- en nieuwsachtergronden. Er ontstond een nieuwe situatie toen de commerciële zenders zich aandienden, die juist wel wilde streven naar winst en niet naar deze eisen willen werken. Hun inkomsten komen uit reclame en sponsoring van programma s. Zenders als RTL4 en SBS 6 deden hun intrede en Veronica veranderde van en publieke omroep in een commerciële zender. Nu heb je dus publieke bestel gereguleerd door de mediawet en de commerciële zenders. Tegelijk met bovengenoemde ontwikkelingen waren de kabelmaatschappijen opgekomen. Tot het eind van de jaren 70 stond bij iedereen op het dak een antenne voor de ontvangst van radio en tv. De aanleg van de een kabelnet maakte niet alleen een einde aan de problemen die antennes konden geven voor een goede ontvangst, het betekende ook een enorme uitbreiding van het aanbod tot tientallen zenders. Kabelmaatschappijen zijn verplicht om de publieke Nederlandse en Nederlandstalige Belgische zenders door te geven, maar verder zijn ze vrij in de samenstelling van hun pakket. Dat enorme zenderaanbod heeft geleid tot een nieuw verschijnsel: zenders die niet, zoals de traditionele omroepen een totaalpakket van programma s aanbieden, maar zich specialiseren. De kabel heeft ook een enorme stoot gegeven aan de ontwikkeling van de regionale en lokale omroepen. Beperkten zij zich eerst tot radio-uitzendingen, dankzij de kabel kunnen zij met betrekkelijk eenvoudige middelen volwaardige tv-programma s aanbieden. Overheidssteun blijkt nog steeds noodzakelijk om de regionale en lokale omroepen overeind te houden. Al deze ontwikkelingen maken van de mediawet van 1988 een verouderde wet. Tijdens het eerste kabinet Kok (1994/1998) werd besloten dat deze wet aangepast moest worden om de snelle veranderingen het hoofd te kunnen bieden. Pagina 6 van 6