Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 6 en 7.6 t/m 7.8

Vergelijkbare documenten
NASK1 - SAMENVATTING KRACHTEN en BEWEGING. Snelheid. De snelheid kun je uitrekenen door de afstand te delen door de tijd.

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 7, Krachten

Samenvatting Natuurkunde hoofdstuk 4

Warmte. Hoofdstuk 2. Vaak zetten we Chemische energie om in Warmte

Opdrachten voortgezet onderwijs

4VMBO H2 warmte samenvatting.notebook September 02, Warmte. Hoofdstuk 2. samenvatting. Vaak zetten we Chemische energie om in Warmte

B = 3. Eenparig vertraagde beweging B = 4. Stilstand C = 3. Eenparig vertraagde beweging

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

12,6 km m. 102 km m. 34 cm m. 0,3 m cm. 0,012 m cm. 30 minuten s. 1,3 uur s. 125 s minuten. 120 km/h m/s. 83 km/h m/s. 19 m/s km/h.

Naam: Klas: PROEFWERK WARMTE HAVO

Werkblad 3 Bewegen antwoorden- Thema 14 (NIVEAU BETA)

Na leren van paragraaf 5.1 kun je

Extra opdrachten Module: bewegen

Samenvatting Natuurkunde H3 Beweging

Antwoorden Natuurkunde Hoofdstuk 2

Samenvatting Natuurkunde Verwarmen en isoleren (Newton)

Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2)

10 Materie en warmte. Onderwerpen. 3.2 Temperatuur en warmte.

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 4

NASK1 SAMENVATTING VERBRANDEN EN VERWARMEN

2.1 Onderzoek naar bewegingen

Hoofdstuk 6: Veiligheid in het verkeer

Botsing >> Snelheid >> Kracht

Opstel Nederlands Warmte

In dit document leggen we uit hoe isolatie werkt en hoe INSUL8eco werkt in uw gebouw.

Samenvatting snelheden en

Werkblad 3 Krachten - Thema 14 (niveau basis)

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

10 m/s = 36 km/h 5 km = 5000 m 4 m/s = 14,4 km/h. 15 m/s = 54 km/h 81 km/h = 22,5 m/s 25 m/s = 90 km/h

Groep 8 - Les 4 Duurzaamheid

Uitwerkingen van 3 klas NOVA natuurkunde hoofdstuk 6 arbeid en zo

Dit examen bestaat uit negen opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

Naam van de kracht: Uitleg: Afkorting: Spierkracht De kracht die wordt uitgeoefend door spieren van de mens. F spier

In autotijdschriften staan vaak testrapporten van nieuwe auto s. In de figuur op de bijlage is zo n overzicht afgedrukt.

Snelheid en kracht. 4.1 Inleiding. 4.2 Soorten krachten

Mkv Dynamica. 1. Bereken de versnelling van het wagentje in de volgende figuur. Wrijving is te verwaarlozen. 10 kg

Oefentoets warmte. 2. Welk materiaal zou erg geschikt zijn om een pan van te maken?

Werkblad 1 - Thema 14 (NIVEAU GEVORDERD)

<<RIJOPLEIDING IN STAPPEN>> Training Rijden onder specifieke omstandigheden

10 m/s = km/h 5 km = m 4 m/s = km/h. 15 m/s = km/h 81 km/h = m/s 25 m/s = km/h. 2,25 h = h min 3 m/s = km/h 6 min = s

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3: energie en warmte

QUARK_5-Thema-01-elektrische kracht Blz. 1

Gefeliciteerd met uw vernieuwde woning!

Proef 1: - Leg een fiche op een drinkglas - Plaats een geldstuk op de fische - Schiet met je wijsvinger de fiche horizontaal weg

5,7. Samenvatting door L woorden 14 januari keer beoordeeld. Natuurkunde

Grootheid: eigenschap die je kunt meten (met een meetinstrument) Eenheid: maat waarin de grootheid wordt uitgedrukt

VAK: natuurkunde KLAS: Havo 4 DATUM: 20 juni TIJD: uur TOETS: T1 STOF: Hfd 1 t/m 4. Opmerkingen voor surveillant XXXXXXXXXXXXXXXXXXX

Naar een besparings programma voor energie in 2014

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 t/m 3

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2, Beweging

Samenvatting NaSk Hoofdstuk t/m 4.5

Oefenopgaven versnelling, kracht, arbeid. Werk netjes en nauwkeurig. Geef altijd berekeningen met Gegeven Gevraagd Formule Berekening Antwoord

Samenvatting NaSk 1 Natuurkrachten

Uitwerkingen opgaven hoofdstuk 4

Hoe je woning te verwarmen. Een beginners handleiding om je comfortabel te voelen.

Gefeliciteerd met uw vernieuwde woning!

6 Bewegen. Bewegingen vastleggen. Nova

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS.

Correctievoorschrift examen VMBO 2002

NASK1 Leerjaar 4 basis 1/2

5 Kracht en beweging. Beweging in diagrammen. Nova

MAVO-D II. Donderdag 13 junj, uur. Dit examen bestaat uit elf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRIJDAG 04 JULI 2008 TIJD : UUR (Mulo III kandidaten) UUR (Mulo IV kandidaten)

Rekenmachine met grafische display voor functies

BEWEGING HAVO. Raaklijnmethode Hokjesmethode

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2 (elektriciteit)

Inleiding opgaven 3hv

Elementen Thema 5 Wonen

Warmteleer van gebouwen

(s,t)-diagram Een diagram waarin je op de verticale as de afstand (s) uitzet en op de horizontale as de tijd (t). actuator Een automatische

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 t/m 3

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1985 MAVO-C NATUURKUNDE. Donderdag 13 juni, uur. MAVO-C Il

4 Kracht en beweging. 4.1 Krachten. 1 B zwaartekracht Op het hoogste punt lijk je gewichtloos te zijn, maar de zwaartekracht werkt altijd op je.

Kracht en Beweging. Intro. Newton. Theorie even denken. Lesbrief 4

REFLECTIE? SLIM GEVONDEN!

Achter het correctievoorschrift zijn twee aanvullingen op het correctievoorschrift opgenomen.

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.

bij het oplossen van vraagstukken uit Systematische Natuurkunde deel VWO Hoofdstuk 2

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN HAVO 2015

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 4

1. Zwaartekracht. Hoe groot is die zwaartekracht nu eigenlijk?

INKIJKEXEMPLAAR. WisMon WisTaal. Natuurkunde vaktaal. theorie & opgaven. havo/vwo. I I

Begripsvragen: Cirkelbeweging

TOELATINGSEXAMEN NATIN 2009

[HANDLEIDING CAT S60]

jaar: 1990 nummer: 06

Vlaamse Fysica Olympiade 27 ste editie Eerste ronde

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

Botsingen. N.G. Schultheiss

Overal Natuurkunde 3 V Uitwerkingen Hoofdstuk 4 Kracht en beweging

Arbeid & Energie. Dr. Pieter Neyskens Monitoraat Wetenschappen pieter.neyskens@wet.kuleuven.be. Assistent: Erik Lambrechts

Krachten (4VWO)

VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRIJDAG 04 JULI 2008 TIJD : UUR (Mulo III kandidaten) UUR (Mulo IV kandidaten)

Lessen in Krachten. Door: Gaby Sondagh en Isabel Duin Eckartcollege

Energiebesparende maatregelen Samen investeren in energiebesparing en duurzaamheid

natuur- en scheikunde 1 CSE KB

Opdrachten basisonderwijs

Inhoud 1/2. Kachelbouw varianten. Warmte afgifte KACHELBOUWER

Transcriptie:

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 6 en 7.6 t/m 7.8 Samenvatting door een scholier 1645 woorden 26 mei 2004 7,3 39 keer beoordeeld Vak Natuurkunde PTA H 6+H 7 6 t/m 8 Hoofdstuk 6 6.2 Krachten in evenwicht Als iets op zijn plaats blijft, dan werken er krachten op dat voorwerp die elkaar precies opheffen. Zijn de krachten op een voorwerp niet meer in evenwicht, dan komt het voorwerp in beweging. Dan verandert de snelheid van het voorwerp. Als twee krachten niet in evenwicht zijn, dan is er een kracht over. Deze overblijvende kracht noemen we de nettokracht. Door deze nettokracht komt het voorwerp in beweging. Het voorwerp gaat versnellen. Hoe groter de nettokracht, des te groter is de snelheidsverandering. Wanneer op een voorwerp krachten werken die elkaar niet opheffen, dan is er een nettokracht. Als de krachten op een voorwerp in dezelfde richting werken, kun je ze optellen. Als de krachten in tegengestelde richting werken, dan kun je de nettokracht uitrekenen door ze van elkaar af te trekken. Bijv: Er is een kracht die naar rechts gaat 400 N en die naar links gaat 300 N. de nettokracht is dan 400 N 300 N = 100 N naar rechts. 6.3 Krachten bij beweging Om een kar vooruit te trekken, moet je een voortstuwende kracht uitoefenen. Die kracht is groot bij het mulle zand. Dat komt doordat je door het mulle zand ene grote tegenwerkende kracht krijgt. Op het harde zand langs de vloedlijn is de tegenwerkende kracht veel kleiner. Dan is een kleinere voortstuwende kracht voldoende. Bewegingsrichting?? Tegenwerkende kracht Voortstuwende kracht? Pagina 1 van 6

Wanneer je over een vlakke horizontale weg fiets, moet je voortdurend blijven trappen. Jij zorgt voortdurend voor een voortstuwende kracht. Als je ophoudt met trappen, kom je tot stilstand. Er is dus een tegenwerkende kracht. Deze wordt veroorzaakt door de luchtweerstand en de zogenaamde rolwrijving van de banden met het wegdek. De tegenwerkende kracht is groot bij tegenwind of fietsen over een zandweg. Houd je op met trappen dan sta je stil. Op een gladde asfaltweg rijd je langer door. Hoe kleiner de tegenwerkende kracht is, des te verder rijd je nog door. Bij bewegingen is er (bijna) altijd een tegenwerkende kracht. Om in beweging te blijven, is een voortstuwende kracht nodig. 6.4 Rijden met een constante snelheid - De voortstuwende kracht is groter dan de tegenwerkende kracht. Er is een nettokracht in de richting van de beweging. Je gaat steeds sneller: je versneld. - De tegenwerkende kracht en de voortstuwende kracht zijn tijdens het rijden precies even groot. Ze heffen elkaar op. Je gaat dan niet steeds sneller rijden. Maar je remt ook niet af. Kortom: je blijft met dezelfde snelheid rijden. - De tegenwerkende kracht is groter dan de voortstuwende kracht. Je remt af. Je snelheid wordt kleiner: je vertraagd. 6.5 Traagheid Om de snelheid van een voorwerp te veranderen, is er kracht nodig. Bij het remmen wordt op de auto een kracht uitgeoefend. Daardoor wordt alles wat vastzit aan de auto afgeremd. Maar jij zit niet vastgeschroefd aan de auto. Jouw lichaam wordt niet afgeremd. Daardoor schiet je naar voren. Dit heeft in de natuurkunde traagheid. Traagheid betekent dat een voorwerp dat beweegt, door wil gaan met die beweging. Tenzij op dat voorwerp een (netto-)kracht wordt uitgeoefend. Traagheid betekend ook dat een voorwerp dat stil staat, op zijn plaats zal blijven. Tenzij er een (netto-)kracht op wordt uitgeoefend. Traagheid: het verschijnsel dat elke massa wil volharden in de bewegingstoestand waarin het verkeerd. - Bewegende voorwerpen blijven bewegen als er geen nettokracht op werkt. - Voorwerpen die stil staan, blijven stilstaan als er geen nettokracht op werkt - Hoe groter de massa van het voorwerp is, des te groter is de traagheid. - Hoe groter de traagheid is, des te moeilijker is het voorwerp in beweging te krijgen of te stoppen. 6.6 Veiliger onderweg Door de rek in de autogordel wordt de remafstand (iets) vergroot. Daardoor wordt de kracht kleiner. Omdat de gordel breed is, wordt de kracht verdeeld. Kreukelzone: bij botsingen kan de auto daar een beetje in elkaar kreuken. Daardoor wordt de remafstand groter en de krachten tijdens de botsing kleiner. Pagina 2 van 6

Veiligheidsvoorzieningen bij een auto: - Hoofdsteunen - Veiligheidsstuurkolom - Airbag - ABS - Verstevigingen in portieren 6.7 De bromfietshelm Kokosnoot valt wel van 30 m hoog uit de boom. Het blijft toch onbeschadigd. Dat komt door de speciale opbouw. Aan de buitenkant zitten veel vezels. Daarna komt een harde schaal. Binnen in zit het vruchtvlees. Een bromfietshelm heeft een harde buitenkant die voorkomt schaafwonden als je met je hoofd over de weg glijd. Ook verdeelt de harde buitenkant de kracht over een groter oppervlak. De druk op het hoofd wordt is dan kleiner. Aan de binnenkant zit een schokabsorberende laag, die laag bestaat uit een soort piepschuim. Deze laag wordt ingedrukt wanneer je op je helm valt. Hierdoor wordt de remafstand langer en de kracht op het hoofd kleiner. De ingedeukte laag veert niet terug, de schokabsorberende laag blijft daar dun. Daarom moet je de helm na een harde val vervangen. 6.8 Remmen Te hard rijden en te weinig afstand houden. Die combinatie is vaak de oorzaak van verkeersongelukken. Als je remt, sta je niet meteen stil. Je hebt een zekere remafstand. Die remafstand wordt snel groter naarmate je sneller rijdt. Verband tussen de snelheid en de remafstand voor een middelklasse auto. Snelheid (km/h) 40 50 60 80 100 120 Remafstand (m) 8 12,5 18 32 50 72 Reactietijd is de tijd die je nodig hebt om te reageren. Bij een automobilist is dat gemiddeld 1 seconde (s). Tijdens de reactietijd verandert de snelheid van een voertuig niet. Je legt nog een bepaalde afstand af. Deze afstand is de reactieafstand. Bijv: Je rijdt met een snelheid van 5 m/s door de straat. Dat betekent dat je elke seconde een afstand aflegt van 5 m. na 2 s leg je 2 x 5 = 10 m af. Na 8 s leg je 8 x 5 = 40 m af. Plotseling moet je remmen. Je reactietijd is 0,8 s. in die tijd leg je dan nog 0,8 x 5 = 4 m af. Daarna rem je pas. Stopafstand = reactieafstand + remafstand Reactieafstand = snelheid x reactietijd??? S = V x t Pagina 3 van 6

Je rijdt 54 km/h. je reactietijd is 0,4 s. Stopafstand is 26 m. Wat is de snelheid in m/s: 54 km/h : 3,6 = 15 m/s Wat is de reactieafstand: V x t = S 15 m/s x 0,4 s = 6 m Hoe groot is de stopafstand: 6 m + 26 m = 32 m (reactieafstand) S : (snelheid) V = (reactietijd) t (snelheid) V x (reactietijd) t = (reactieafstand) S (Reactieafstand) S: (reactietijd) t = (snelheid)v 108 km/h? 30 m/s Tussen het waarnemen en het stilstaan verstrijkt een tijd. Eerst moet je reageren en dan pas rem je. De totale afstand die je dan aflegt, bestaat uit twee stukken. Het reactiegedeelte en het remgedeelte. Je reactietijd hangt af van een aantal factoren: - Je leeftijd - Hoeveel glazen alcohol je hebt gedronken - Of je medicijnen gebruikt, die de rijvaardigheid beïnvloeden - Of je drugs gebruikt die ook een negatieve invloed hebben op je reactiesnelheid en je waarnemingsvermogen Je remafstand hangt af van het weer: - Heeft het gesneeuwd - Heeft het geijzeld - Is het wegdek droog - Is het wegdek nat - Bestaat het wegdek uit asfalt - Bestaat het wegdek uit klinkers + de samenvatting uit het boek op blz. 175 Hoofdstuk 7 7.6 Warmtetransport Stroming (bijv: CV installatie): warmte wordt opgenomen en ergens anders weer afgegeven waarbij Pagina 4 van 6

materie (materiaal) zich verplaats. Geleiding (bijv: soeplepel): warmte wordt opgenomen en door de atomen aan elkaar doorgegeven. Straling (bijv: zon): geen tussenstof voor nodig. Als de verwarming in de oven aan gaat, dan stijgt de temperatuur in de oven. De warmte in de oven verdwijnt uit de oven. Er is sprake van warmte transport. Er zijn drie manieren waardoor warmte kan verdwijnen: geleiding, stroming en straling. Geleiding: In een ijzeren lepel kan warmte zich verplaatsen. Deze manier van warmte transport is geleiding. De warmte wordt door gegeven. Het duurt even voordat de warmte zich verplaatst heeft. In verschillende materialen verplaatst de warmte zich niet even snel. Koper is een goede warmtegeleider. Warmte-isolatoren: Materialen als kunststof, glas en hout geleiden warmte slecht. Dit zijn dan ook voorbeelden van warmte-isolatoren. Lucht is ook een slechte geleider. Koper geleid 15000 maal beter dan lucht. Ook stoffen waarin veel lucht zit, zijn slechte warmtegeleiders. Voorbeelden zijn: piepschuim en glaswol. Metalen zijn materialen die goed warmte geleiden. Lucht, glas en kunststof zijn isolatoren. Ze geleiden de warmte slecht. In een centrale verwarming gaat de warmte met het stromende water mee. In de radiator wordt de warmte van het water afgegeven aan het metaal van de radiator. De warmte gaat door de geleiding van de binnenkant van de radiator naar de buitenkant. Daar wordt warmte aan de lucht afgestaan. De verwarmde lucht rondom de radiator stijgt op en verspreidt zich door de kamer. De kamer wordt dus verwarmd door warmtetransport door stroming. Houd je handen om een gloeilamp, dan voel je de warmtestraling van de lamp. Hoe hoger de temperatuur, des te meer straling wordt uitgezonden. Alle voorwerpen zenden warmtestraling uit. Glanzende voorwerpen stralen weinig warmte uit, doffe voorwerpen veel. Ruwe oppervlakken stralen meer warmte uit dan gladde. 7.7 isoleren en besparen s Winters is de temperatuur in huis hoger dan buiten. Er zal dan warmte naar buiten verdwijnen. Dat gebeurt bij alle woningen, goed of slecht geïsoleerd. Uiteindelijk gaat alles (100 %) verloren. De kachel moet blijven branden. Bij een goed geïsoleerd huis verdwijnt de warmte langzamer dan bij een slecht geïsoleerd huis. Daardoor hoef je bij een goed geïsoleerd huis minder warmte te produceren. De Pagina 5 van 6

stookkosten zijn dan lager. - Warmte verlies je door ventilatie. (23% door openstaande ramen, en deuren). - Met het afvalwater van de afwas, het douchen, de wasmachine en dergelijke verdwijnt ongeveer 5 tot 6 % van de warmte uit het huis. - Warmte kun je ook verliezen door transmissie. Dit is het warmteverlies door daken, ramen, muren en vloeren. Hierdoor verdwijnt ong. 53 % van de geproduceerde warmte. Spouwmuren en dubbele ramen kunnen voor een goede isolatie zorgen. Nog minder warmteverlies krijg je door in de spouw geschikt isolatiemateriaal aan te brengen. In 1980 werd per woning 3200 m³ aardgas gebruikt. In 1998 was dat afgenomen tot 2150 m³. Het elektriciteitsverbruik in 1987 bedroeg 2760 kwh. In 1998 was dat toegenomen tot bijna 3200kWh. Toch zijn er nog steeds mogelijkheden het energieverbruik te verminderen. 1 GJ = 1 000 000 kj + de samenvatting uit het boek op blz. 202 Pagina 6 van 6