Verkeersveiligheidsbeleid: inhoudelijke uitdagingen in wetenschappelijk perspectief



Vergelijkbare documenten
Vluchtstrook als rijstrook ter betere benutting van autosnelwegen

LETSELPREVENTIE-ONDERZOEK: SYMPTOOMBESTRIJDING OF NOODZAAK?

Beheer en onderhoud. 4 onafhankelijke onderzoeken: 1. Federal Highway Administration. 2. Low Cost Measures. 3. Warnke Studie. 4.

Beheer en Onderhoud. Inhoud van de presentatie

Recente ontwikkelingen in de veiligheid van snorfiets ers

Evaluatie verkeersveiligheidseffecten 'Bromfiets op de rijbaan'

Agenda nr. commissie: Waterstaat en Verkeer 1 september 1997 Gedeputeerde met de verdediging belast: Nr /411/22 Middelburg, 19 augustus 1997

21 juni Besluit B&W d.d. 13 juli 2004 nummer: 1.9. Nijmeegse verkeersituatie is een quick-scan uitgevoerd.

Mobiliteit mag - Veiligheid moet

Op weg naar 0 vermijdbare ernstige verkeersslachtoffers in Zeeland

Tweede Kamer der Staten-Generaal

DERTIG KAN HET ANTWOORD ZIJN

Verkeersveiligheidsmonitor. Gemeente Slochteren

De verkeersveiligheid in 2008

Letselongevallen van voetgangers en fietsers

Verkeersveiligheid in de provincie Gelderland Afstudeerscriptie Integrale Veiligheidskunde

Aantal verkeersdoden en ernstige verkeersgewonden,

R Ir. A. Dijkstra Leidschendam, 1989 Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid SWOV

Bijlage 1: Verkeersongevallenmonitor 2015 Gemeente Eindhoven, november 2016

Minder ongevallen door slimmer samenwerken

SWOV-Factsheet. Verkeersdoden in Nederland

Tijdreeksanalyse in verkeersveiligheidsonderzoek met behulp van state space methodologie

Het verkeer moet veiliger en kan veiliger

Verkeersveiligheid fietsers en infrastructuur: enkelvoudige ongevallen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

EuroRAP Road Protection Score

Commissie bestuur en financiën

Fact sheet. Verkeersveiligheid nummer 3 augustus 2008

De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID

E K 0 N 3 J. betreft ons kenmerk datum Beleidsimpuls Verkeersveiligheid FLO/U juli 2012 Lbr. 12/065

Bevindingen ongevallengegevens

Verkeersveiligheid en fietsgebruik in Driebergen- Rijsenburg

VEILIGHEID; WISSELWERKING VAN DE VERSCHILLENDE FACTOREN VAN HET VOERTUIG, INFRASTRUCTUURt. VOERTUIGBESTUURDER, ECOSYSTEMEN

Doodsoorzaak: VERKEER

Ans Hoenderdos-Metselaar bestuurder/directeur Randstedelijke Rekenkamer

ZICHTBAARHEID EN VISUELE GELEIDING VOOR WEGGEBRUIKERS

Aanvullende rapportage verkeersveiligheidseffecten experimenten 130km/h

Mededeling. Registratienummer Datum 18 juni 2019 Afdeling/Bureau SENB. Onderwerp Ongevallencijfers Flevoland 2018

Toelichting op de rekenprogramma's 'Besparing slachtoffers bij gebruik van beveiligingsmiddelen '

Ouderen in het verkeer anno

Verkeersveiligheidsbeleid in Vlaanderen

FLO/U Lbr. 12/065

Verkeersveiligheids monitor. Gemeente Waterland

*U * Ruimtelijke Ontwikkeling. De leden van de gemeenteraad. Onderwerp Aanpak veilig fietsen - fase 1. Geachte raadsleden,

Strategisch plan verkeersveiligheid. Kennisnetwerk SPV

Het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer wordt gewijzigd als volgt:

Verkeersslachtoffers onder jongeren. Dia 1

SWOV-Factsheet. Verkeersdoden in Nederland

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Samenwerkende gemeenten West- Brabant: gemeente Moerdijk

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Meer doden onder fietsers, minder onder motorrijders. Meeste verkeersdoden onder twintigers

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum 2 november 2009 Onderwerp Verkeersveiligheid landbouwverkeer

Verkeersveiligheidsmonitor

Beleidende nota Onderdeel B2 van het project "Veilige fiets en letselpreventie" van het Masterplan Fiets

SAMENVATTING. Speerpunt gordel. Achtergrond en doel perceptieonderzoek

Ministerie van Infrastructuur en Milieu Ons kenmerk

De risico s van vrachtwagens

Rekenkamercommissie. Jaarverslag datum sept Auteur. Rekenkamercommissie. Raadsnummer

Internationale vergelijking van verkeersveiligheid op basis van ongevallendata en risicofactoren

Voorstel voor een Maatschappelijke Verkenning naar de beleving van het begrip Veiligheid door de inwoners van Maassluis

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 21 oktober 2016 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. B. Potjer (GROENLINKS) (d.d. 22 april 2015) Nummer 3034

Datum 30 april 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over ongevallen met voorrangsvoertuigen van de politie, brandweer en ambulance

Transitieatlas: een instrument om voorzieningen in samenhang te optimaliseren

Advies over (verhoging van) rijsnelheden van bromfietsers als gevolg op de maatregel Bromfiets op de rijbaan

Een effectieve donormailing: vooral personen tussen de 45 en 49 jaar Zomer 2006

een theorie. Dan weten we in welk domein we de diverse processen kunnen lokaliseren.

SWOV Inherent veiliger wegverkeer: een kwestie van kiezen. Peter van der Knaap

Aan de voorzitter van de Commissie Stedelijke Ontwikkeling en Ruimtelijke ordening

Keurmerk Veilig Ondernemen Bedrijventerreinen SAMEN TEGEN CRIMINALITEIT EN ONVEILIGHEID

Naar een nieuwe benadering van zwaargewonden. Wouter Van den Berghe Directeur, Kenniscentrum BIVV

POSITIE EN VOORRANGSREGELING VAN FIETSERS EN BROMFIETSERS OP ROTONDES "NIEUWE STIJL"

N aar veilige spoedritten

lansingerland GEMEENTE De leden van de gemeenteraad Fax (010) Lokale aanpak veilig fietsen Onderwerp Geachte raadsleden,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

How to present online information to older cancer patients N. Bol

Verkeersveiligheidsonderzoek naar jongeren in het verkeer. Actuele stand van zaken op basis van de politieregistratie

Nationaal verkeerskundecongres 2017

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Airbags: gevaarlijk voor kinderen?

VERKEERSVEILIGHEIDSBELEID VAN AD HOC NAAR PLANMATIG HANDHAVEN. Edwin Vandereet, Commissaris PZ Leuven

2 Vergaderjaar

VERKEERSVEILIGHEIDSBELEID VAN AD HOC NAAR PLANMATIG HANDHAVEN

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

HET EFFECT VAN MARKERINGEN AAN DE ACHTERZIJDE VAN VRACHTWAGENS

Hierbij beantwoord ik de schriftelijke vragen van het lid Kröger (GroenLinks) over het inspraakproces luchthaven Lelystad (ingezonden 16 oktober 2017)

DEEL 1: Mobiliteit en Verkeersveiligheid in Vlaanderen. Universiteit Hasselt Bachelor- en master Verkeerskunde

DE VERKEERSONVEILIGHEID IN NEDERLAND

2015D08919 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

ANALYSE (BROM)FIETSONGEVALLEN MET DODELIJKE AFLOOP 1978 T/M 1981

ECONOMISCHE SCHADE DOOR VERKEERSONGEVALLEN 1970 t/m Aanvulling op tabel 31 in Tien jaar verkeersonveiligheid in Nederland

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill.

Cijfers over stijging aantal dodelijke fietsongevallen in 2006

Wat is je functie? (meerdere antwoorden mogelijk)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Zeeuwse wegbeheerders & Motorrijders Actie Groep

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG Datum 28 november 2011 Betreft Landelijke uitrol snelheidsverhoging

'Duurzaam-veilig': meer dan een goed idee

Transcriptie:

Verkeersveiligheidsbeleid: inhoudelijke uitdagingen in wetenschappelijk perspectief Bijdrage aan het Nationaal Verkeersveiligheidscongres, 12 maart 1998, Amsterdam D-98-3 Ir. F.C.~. VVe~an Leidschendam, 1998 Stichting VVetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid SVVOV

Documentbeschrijving Rapportnummer: Titel: Ondertitel: Auteur(s): Projectnummer SWOV: Opdrachtgever: Trefwoord( en): Projectinhoud: Aantal pagina's: Prijs: Uitgave: 0-98-3 Verkeersveiligheidsbeleid: inhoudelijke uitdagingen in wetenschappelijk perspectief Bijdrage aan het Nationaal Verkeersveiligheidscongres, 12 maart 1998, Amsterdam Ir. F.C.M. Wegman 57.802 Het onderzoek waarvan dit rapport verslag doet, werd uitgevoerd in het kader van de jaarlijkse doelsubsidie van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Safety, policy, accident rate, prevention, cost benefit analysis, NetherIands. In deze bijdrage staan drie kwesties centraal: ten eerste het opstellen van meer doelgerichte verkeersveiligheidsinspanningen die per saldo zouden moeten leiden tot het bereiken van de taakstellingen, ten tweede aandacht voor een afweging tussen kosten en baten van maatregelen, en ten slotte het ontwikkelen van een 'Nieuwe Kijk' op een aantal verkeersveiligheidsonderwerpen. 14 blz. f 15,- SWOV, Leidschendam, 1998 Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveilighetä SWOV Postbus 1090 2260 BB Letäschendam Telefoon 070-3209323 Telefax 070-3201261

Inhoud l. 2. 3. 4. Bereikbaarheid verkeersveiligheidstaakstellingen Doorgaan met taakstellingen, maar wel met aanvullingen Agenda voor een 'Nieuwe Kijk'... Ten slotte 4 9 12 14 3

1. Bereikbaarheid verkeersveiligheidstaakstellingen Heel binnenkort wordt er bepaald welke landen zullen toetreden tot de Europese Monetaire Unie. Elk land dient te voldoen aan eisen inzake de inflatie, het begrotingstekort en de nationale schuld. De afspraken daarover zijn heel precies: het jaarlijkse begrotingstekort van de overheid mag bijvoorbeeld hooguit 3% van het Bruto Nationaal Produkt zijn. Er zijn echter ook afspraken gemaakt die wat meer ruimte laten voor interpretatie: de staatsschuld zou minder moeten zijn dan 60% van het Bruto Nationaal Produkt of zij zou, zoals staat aangegeven, in bevredigende mate moeten afuemen. Het is een voorbeeld van een kwantitatieve doelstelling voor een beleidsterrein. Ook op andere beleidsterreinen is het heel gebruikelijk met kwantitatieve taakstellingen te werken, zoals: de milieudoelstellingen en de discussie over het aantal vliegbewegingen dat Schiphol mag accommoderen teneinde binnen bepaalde geluidscontouren te blijven. Over de formulering van de doelstellingen voor het beleid, over de waarschijnlijkheid dat de doelen bereikt zullen gaan worden, en over de benodigde extra maatregelen om deze doelen alsnog binnen bereik te brengen als dat niet dreigt te lukken, vinden op genoemde terreinen verhitte politieke debatten plaats. Zoals bekend, zijn in Nederland in het begin van de jaren tachtig ook op het terrein van de verkeersveiligheid kwantitatieve doelstellingen geformuleerd. Zo hebben we de bekende doelstelling '-25% slachtoffers in 2000 vergeleken met de aantallen in 1985' uit het Meerjarenplan Verkeersveiligheid. En iets later volgde in het Structuurschema Verkeer en Vervoer de doelstelling 'reductie van 50% van de verkeersdoden en 40% van de gewonden ten gevolge van verkeersongevallen in het jaar 20 10 vergeleken met de aantallen in 1986'. Er bestaat absoluut geen twijfel dat over het bereiken van de verkeersveiligheidstaakstellingen eenzelfde discussie zal ontstaan als over het bereiken van de criteria van de EMU of over het toestaan van het aantal vliegbewegingen op Schiphol. Toch is het wel interessant om zo vlak voor het jaar 2000 eens de balans op te maken. In Afbeelding 1 worden allereerst de zogenaamde maandelijkse voortschrijdende totalen van het aantal verkeersdoden weergegeven. Er treedt een forse afuame op in het begin van de jaren tachtig. In het begin van de jaren negentig stagneert het jaarlijks aantal verkeersdoden duidelijk, en de laatste twee jaar tekent zich gelukkig weer een verdere reductie af. Maar - om welke reden dan ook - de ontwikkelingen nu zijn minder positief dan in de jaren tachtig. 4

2500. ~................... - '...... - - '... -.. -.... -. - 2000 1500., 1000 ',," -., -. -;'.. :.....,., 500 -. '.~ -. -. -. - ',... '. ~._ '. I - - _, _ '., -. _ r - _ I '. -., r - - '. ' - - 0,... " o 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 -.- aantal verkeersdoden Afbeeling 1. Maandelijkse voortschrijdende totalen van het aantal verkeersdoden in de periode 1980-1998. (Bron: SWOVop basis van A VV-BG/CBS-gegevens) Is te verwachten dat de doelstellingen voor het jaar 2000 bereikt zullen worden? In Afbeelding 2 is de ontwikkeling van het jaarlijks aantal verkeersdoden sinds 1985 weergegeven. Tot 1995 zag het er nog echt naar uit dat de doelstelling van -25% voor het jaar 2000 heel waarschijnlijk buiten bereik zou blijven. Gelukkig zijn de ontwikkelingen in de laatste twee jaar, dus 1996 en 1997, hoopgevender.een nadere analyse van de meest recente ontwikkelingen zal nog duidelijk moeten maken hoe structuree Ide recente dalingen zijn. 5

.. 1600 1. -... 1400 ----- -- ~...... 1200 1000 800 600 ::: ~... -. -.-. "'---.-- ----\.. O ~;;- I 1988 1990 1992 r-~-;;l~;- I-;;;;l 1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 2010 --. aantal overleden slachtoffers Afbeelding 2. Totaal aantal overleden slachtoffers naar jaar (* =doelstelling). (Bron: BIS-V: AVVIBG) Als we de ontwikkelingen over de periode sinds 1985 op het terrein van de verkeersgewonden bekijken, dan is het nodig een onderscheid te maken tussen de ernstig gewonden, bijvoorbeeld degenen die in een ziekenhu't; worden opgenomen, en de overige gewonden. Rede'nvoor dit onderscheid is de gebrekkige kwaliteit van de registratie van de overige gewonden, waardoor het voor deze categorie slachtoffers niet mogel IJ<. 't; uitspraken te doen of de gestelde doelen al dan niet bereikt zullen worden. Wat de ziekenhuisgewonden betreft, is dat sinds enige tijd wel mogelijk. Een correcte schatting van de aantallen ziekenhuisgewonden is na recent onderzoek op dit terrein nu wel te geven. Dit onderzoek werd uitgevoerd na een nadrukkelijke oproep vanuit het parlement, waaraan twee kamerleden - te weten de huidige minister en de huidige SWOV -voorzi l~r - indertijd een belangrijke bijdrage hebben geleverd, In Afbeelding 3 worden de ontwikkelingen voor de ernst k gewonden weer gegeven: de onderste lijn geeft de ontwikke ling voor de aantallen zoals de politie die heeft geregistreerd (VOR-aantallen), de bovenste lijn geeft de werkelijke aantallen weer. Het werkelijk aantal slachtoffers dat in een ziekenhuis werd opgenomen in 1985 was 21500, de aantallen in 1996 bedroegen 19.5 00: dit is een afname van nog geen 10%. Het is derhalve zeer te betwijfelen of verhoogde inspanningen de komende jaren de gestelde doelen binnen bereik zullen brengen. 6

25000 20000 -. -.--~----..-. --.~ -.-.-., 15000 - -. _.... '11 ~._ -.-11 10000 l. '-. 'w 5000.. o --r--i r--r-j I 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 19962000 2010 -. - VOR-aantallen (ziekenhuisopnamen) - e - werkelijke aantallen (ziekenhuisopnamen) Afbeelding 3. VaR-aantallen ziekenhuisgewonden en werkelijke aantallen ziekenhuisgewonden naar jaar (* = doelstelling). (Bron: A VV á3g, IVO) Het is bij dit soort beschouwingen ook weleens nuttig om over de grens te kijken. Hierbij kan Nederland zich vergelijken met de kopgroep in Europa; de landen die als het meest veilig binnen Europa te beschouwen zijn: het Verenigd KoninkrÏJk, Noorwegen, Zweden en Finland. En wat blijkt nu? Nederland is wat aan het wegzakken uit de kopgroep. - ---------- --- ~-- 140 r 120 100 80 60 40 --r-,-- ----r ~,-- I 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 - Engeland (GB) e - Finland Nederland ~ Noorwegen Zweden Afbeelding 4.Aantal verkeersdoden G985 = JOO) naar land. (Bron :BIS V :IRTAD) 7

In Afbeelding 4 ziet u de genoemde 'relatiefverkeersveilige' landen van Europa. Als we het jaarlijks aantal doden in 1985 op 100 stellen, dan ziet u dat Nederland terrein aan het verliezen is op de kopgroep. Het aantal verkeersdoden in Nederland in 1996 is 18% lager dan in 1985; in Finland is dit 25%, in het Verenigd Koninkrijk is de reductie 30% en in Noorwegen en Zweden is dit percentage zelfs ongeveer 35%. Uit deze vergelijkingen valt afte leiden dat hier geen bewijs kan worden gevonden voor de gedachte dat een relatief hoog niveau van veiligheid leidt tot een geringere potentie om tot verdere verbeteringen te komen. de wet van de verminderende meeropbrengst. Het omgekeerde lijkt eerder waar: relatief veilige landen verbeterden meer dan de relatief onveilige. Wordt het aantal verkeersdoden gerelateerd aan het aantal inwoners, dan blijkt wederom dat Nederland de laatste tien jaar achterblijft. Eenzelfde beeld doemt op wanneer we het aantal doden relateren aan de omvang van de mobiliteit in een land. Hoewel ook hier sprake is van een aanzienlijke verbetering - het risico in Nederland nam af met maar liefst 40% in de beschouwde periode - presteerden de andere landen beter. Als de doelstellingen voor het veiligheidsbeleid serieus worden genomen, dan maken de hiervoor getoonde cijfers duidelijk, dat er in het geheel geen reden is om rustig achterover te leunen. extra inspanningen zijn nodig! Deze vergelijkingen moeten een stimulans zijn voor Nederland om niet te versagen, maar verdere verbeteringen na te streven. Men moet bijvoorbeeld niet denken dat de relatief gunstige positie die ons land inneemt, het bereiken van verdere verbeteringen in de weg zou staan. 8

2. Doorgaan met taakstellingen, maar wel met aanvullingen De taakstellingen die in de jaren tachtig op het gebied van de verkeersveiligheid zijn gefonnuleerd, waren indertijd zeker niet bedoeld als een gewenste eindsituatie. Immers, elk ongeval met doden en gewonden is er een te veel. Een kwantitatieve taakstelling zoals de '-25%' maakt een compromis zichtbaar tussen enerzijds de wenselijke verbeteringen in de richting van een aanzienlijk veiliger wegverkeer en anderzijds de realiteit, waarbinnen deze aanzienlijke verbeteringen niet van de ene op de andere dag zijn te bereiken. De vraag dient zich echter wel aan, zeker nu de taakstellingen voor 2000 buiten bereik lijken te blijven, wat nu eigenlijk de voordelen zijn van zo'n taakstelling. Voor de beantwoording van deze vraag, wordt gebruik gemaakt van de resultaten van een OESO-studie over dit onderwerp. (Een Nederlands onderzoek over de doorwerking van de taakstellingen in het verkeersveiligheidsbeleid is niet bekend). In deze OESO-studie werd nagegaan op welke wijze men in verschillende landen is omgegaan met kwantitatieve taakstellingen. Dit zijn taakstellingen met een kwantitatief karakter, met een precieze tijdsdimensie erbij en met de mogelijkheid om vast te stellen of de taakstellingen bereikt zijn. De belangrijkste conclusie uit de OESO-studie is dat ambitieuze taakstellingen op vier manieren een gunstige werking kunnen hebben. In de eerste plaats verbetert de kwaliteit van het verkeersveiligheidsbeleid, doordat de taakstellingen leiden tot doelgerichte en effectieve verkeersveiligheidsprogramma's en tot een betere besteding van de schaarse publieke middelen. In de tweede plaats worden verkeersveiligheidsprofessionals door ambitieuze taakstellingen meer gemotiveerd. In de derde plaats leiden zulke taakstellingen tot een grotere geloofwaardigheid van het beleid en meer draagvlak voor maatregelen bij de bevolking. Ten slotte, maken kwantitatieve taakstellingen het beter mogelijk om een vinger aan de pols te houden: de beleidsontwikkelingen te volgen en eventueel bij te sturen. Als we dit laatste toepassen op de Nederlandse situatie, dan is er maar één conclusie mogelijk: er is alle reden om tot bijsturing te komen. Of met andere woorden: er is alle reden om tot uitvoering van goede voornemens te komen. Het positieve effect van het opnemen van een kwantitatieve taakstelling blijkt verder wel uit het feit dat landen die zo'n taakstelling hanteren zoals Engeland, Finland, Denemarken, na het verstrijken van de periode, besloten met de taakstelling verder te werken. Het is wel opvallend dat het in ons land nog niet is gelukt om taakstellend beleid op het gebied van de veiligheid te fonnuleren. Met andere woorden : van programma's/plannen is het op voorhand duidelijk dat, als ze tot uitvoertng worden gebracht, ze naar verwachting zullen leiden tot het bereiken van de taakstellingen. In Nederland zijn de doelen (waaronder '-25%') te afstandelijk gebleven. Bovendien is het niet echt duidelijk in hoeverre het beleid, nationaal, regionaal en lokaal, hierdoor geihspireerd is. 9

Waarneembaar is dat het onderwerp regelmatig op de agenda staat in de Tweede Kamer. De vertaling van deze taakstellingsgedachte naar andere actoren is echter tamelijk onzichtbaar gebleven. Daarom worden hier drie concrete voorstellen gedaan om in Nederland voluit de vruchten te plukken van het werken met een kwantitatieve taakstelling. Ten eerste stellen wij voor om tussen het jaar 2000 en 2010 twee extra formele peilmomenten in te voeren: bijvoorbeeld 2003 en 2006. Op elk van deze momenten zou een discussie ten principale dienen te worden gevoerd over de voortgang en de effectiviteit van beleid; een tijdshorizon van tien jaar is naar het oordeel van de SWOV te lang om het benodigde terugkoppelingsmechanisme te laten werken. Ten tweede pleit de SWOV ervoor taakstellende programma's in het Nederlandse verkeersveiligheidsbeleid te ontwikkelen. Met een dergelijke werkwijze is wellicht ook een brug te slaan tussen de abstracte landelijke taakstellingen, en activiteiten op het lokale en regionale niveau. Dergelijke lokale en regionale activiteiten zijn in deze gedachte dan onderdeel van een groter geheel: nationaal, regionaal en lokaal afgestemde activiteiten. Dit zou een belangrijke invulling kunnen zijn van de aanbevelingen van de evaluatie over de decentralisatie van de uitvoering van het verkeersveiligheidsbeleid: het zogenaamde Berenschot-rapport. Met andere woorden: doorgaan met de nationale taakstellingen, maar ook, via de vertaling daarvan naar doelgerichte veiligheidsprogramma's, het inzichtelijk maken van de wijze waarop deze taakstellingen moeten worden bereikt. Van daaruit zou dan een werving kunnen uitgaan naar al degenen (gemeenten, provincies, politie en justitie, bedrijfsleven, enzovoort) die een bijdrage zouden kunnen leveren. Een belangrijk punt hierbij is dat het stellen van taakstellingen ook kansrijker wordt als actoren zich daadwerkelijk committeren aan het doen realiseren van deze programma' s. Een goed voorbeeld hiervan, of beter een goede aanzet hiertoe, wordt het Startprogramma Duurzaam Veilig geacht. De ondertekenaars hebben zich gebonden aan het realiseren van het Startprogramma waarbij nu de 'doorvertaling' zou moeten plaatsvinden naar degenen die werkelijk maatregelen moeten gaan nemen, zoals: alle wegbeheerders. In het verlengde van het voorgaande, bepleit de SWOV dat dergelijke programma's worden afgerond met uitspraken over te verwachten veiligheidseffecten, waarbij de veronderstellingen die ten grondslag liggen aan de schattingen uiteraard vooraf zijn geëxpliciteerd. Hier wordt overigens over 'verkeersveiligheidsprogramma's' gesproken. Hiermee wordt niet alleen verwezen naar programma's en activiteiten met de nadrukkelijke bedoeling de verkeersveiligheid te bevorderen, maar evenzeer, of misschien nog wel meer wordt verwezen naar al die maatregelen en activiteiten die een nadrukkelijke invloed hebben op de verkeersveiligheid. Ter illustratie volgt nu een voorbeeld. In discussies over grote infrastructurele werken als de Betuwelijn of de Hoge Snelheidslijn, waarbij de wegverkeersstructuur en de afwikkeling van het verkeer In een flink deel van het land wordt beïnvloed, zou ook naar de mogelijke gevolgen voor de verkeersveiligheid gekeken moeten worden. De resultaten zouden wellicht tot een aanpassing van de oorspronkelijke plannen moeten leiden. Een vergelijkbare opmerking is te maken voor de zogenaamde VIN EX-bouw - locaties. Het zou onbegrijpelijk zijn als verkeersveiligheid, bijvoorbeeld de 10

'duurzaam-veilig' ontwerpprincipes, daar geen uitgangspunt voor de planvorming zou zijn. In het kader van het vooraf aangeven van de verwachte verkeersveiligheidseffecten van bepaalde programma's, volgt nu een recent Europees voorstel op dit gebied. Behalve de effectiviteit van programma's en maatregelen is het meer en meer van belang inzicht te hebben in de kosten van die maatregelen in relatie tot de verwachte opbrengsten: ofwel de kosten/batenverhouding van maatregelen. De Europese Commissie heeft voorgesteld om voor elke maatregel de zogenoemde One Mil/ion ECU-test uit te voeren. Hiermee wordt bedoeld dat voor het besparen van een dode (en daarbij inbegrepen de gewonden) ongeveer 1 miljoen ECU (ruim 2 miljoen gulden) uitgegeven zou mogen worden, teneinde de verwachte maatschappelijke baten, in de zin van kostenbesparingen, hoger te laten zijn dan de kosten van de maatregelen. Dit is een goede methode om te beoordelen of een maatregel maatschappelijk rendabel is. Bovendien kan dit het vraagstuk over financiering van maatregelen, in het bijzonder maatschappelijk renderende maatregelen, waarvoor geen financierder is te vinden wat prominenter onder de aandacht brengen van potentiële geldschieters. In 1996 is in Nederland een onderzoek uitgevoerd waarin het maatschappelijk rendement is uitgerekend van het investeren in een duurzaam-veilig wegverkeer. Het resultaat van die studie liet zien dat bij een investering van dertig miljard gulden in een periode van dertig jaar het rendement 9% zou bedragen; dit is aanzienlijk hoger dan het rendement dat Verkeer en Waterstaat wenst bij investeringen in de infrastructuur. Deze beslisregel op het gebied van kosten-baten, in combinatie met de beoordeling ofmet alle maatregelen de gestelde doelen zijn bereikt, zou een belangrijk criterium moeten worden bij de keuze van toekomstige maatregelen. De SWOV pleit ervoor deze benadering standaard voor potentiële verkeersveiligheidsmaatregelen toe te passen. Hierbij kunnen twee korte kanttekeningen worden gemaakt: niet iedere maatregel laat zich op deze wijze gemakkelijk doorrekenen. Dit zou kunnen leiden tot een bevoorrechting van maatregelen waar de rekensom wel te maken is. Een tweede opmerking: als wordt besloten deze lijn te volgen, dan zullen er echt meer inspanningen gericht moeten worden op het verkrijgen van de benodigde informatie van effecten en kosten van maatregelen. 11

3. Agenda voor een 'Nieuwe Kijk'... De vraag die na de eerste hoofdstukken onmiddellijk opdoemt is: hoe nu verder te gaan? In een recente studie heeft de SWOV zich samen met een aantal deskundigen hierover gebogen. In deze analyse werden de volgende conclusies getrokken. Ten eerste werd vastgesteld dat er in potentie veel draagvlak voor de bevordering van de verkeersveiligheid bestaat, en dat dit draagvlak groter is naarmate de problemen meer voor de deur en om de hoek van burgers liggen. Nu en waarschijnlijk ook in de toekomst zal de maatschappelijke, politieke en bestuurlijke aandacht voor 'verkeersveiligheid' echter niet veel groter worden. Het is wijzer en realistischer dit als realiteit te onderkennen, dan constant te klagen over gebrek aan politieke of bestuurlijke aandacht. Ten tweede blijken er binnen de sector verkeersveiligheid nog maar beperkte mogelijkheden te zijn voor verdere verbeteringen. Op het gebied van facetbeleid zijn er echter vele mogelijkheden die in theorie allang bekend zijn, maar waarvan de uitvoering in de praktijk slechts moeizaam van de grond komt. Een meer integrale aandacht voor de bevordering van de verkeersveiligheid zou derhalve een van de centrale thema's voor de toekomst kunnen zijn en met de 'duurzaam-veilig' visie is een goede inbreng op dit gebied mogelijk. Daarbij past dan de kanttekening dat nu niet voorzien lijkt te zijn in mechanismen, procedures of een bestuurlijke organisatie, om deze integrale besluitvorming te effectueren. Een derde conclusie is dat er op conceptueel niveau veel kennis beschikbaar is en dat er op uitvoerend niveau onvoldoende kennis is. Zou in Nederland besloten worden de effecten en de kosten beter te gaan schatten, dan is aanvuliende kennis nodig en moet het lerend vermogen worden verbeterd. Ten slotte is in de SWOV-analyse de conclusie getrokken dat op het terrein van technologische ontwikkelingen sprake is van een technology-push met een zwaar accent op de verbetering van de bereikbaarheid, en dat niet zonder meer verwacht mag worden dat veiligheidswinsten alvast ingeboekt zouden kunnen worden. Op basis van deze analyse zijn verdere voorsteilen ontwikkeld; deze vailen echter buiten het bestek van deze bijdrage. Daarom wordt volstaan met een enkele aanduiding: een agenda voor een nieuwe kijk. Ten eerste is het interessant te verkennen op welke wijze verkeersveiligheid hoger op de maatschappelijke en politieke agenda kan komen en daardoor op een meer structureel draagvlak kan rekenen voor veiligheidsmaatregelen. Ten tweede kan genoemd worden het ontwikkelen van een nieuwe kijk op de huidige speerpunten van beleid: rijden onder invloed, beschermingsmiddelen zoals de autogordel, en het rijden met onaangepaste en te hoge snelheden. De SWOV bepleit dat een goede analyse van deze problematiek wordt gemaakt waarbij voorlichting en politietoezicht in een inteiligente mix de kern van de aanpak voor de korte termijn zouden moeten vormen De verhouding tussen de kosten van de benodigde inspanningen en de verwachte baten daarbij is zeker ook een interessant terrein. Het derde onderwerp heeft betrekking op de realisatie van een duurzaam - veilig wegverkeer. Voor de korte termijn is het van groot belang te komen tot een gecategoriseerd wegennet; alle ingrediënten lijken aanwezig om binnenkort plannen op dit gebied tot besluitvorming te laten komen. Hierbij kunnen twee suggesties van toepassing zijn: ailereerst is het zinvol bewoners en weggebruikers te betrekken bij het proces van categorisenng, ook om op 12

deze wijze begrip te creëren voor het gedachtengoed van 'duurzaam-veilig'. Een tweede suggestie is een voorstel voor de categorisering van wegen te leiden tot een raadsbesluit in gemeenten en een statenbesluit in de provincie teneinde te voorkomen dat een papieren tijger het levenslicht ziet. Misschien is het concept 'duurzaam-veilig' als uitgangspunt en kader voor gemeentelijk verkeersveiligheidsbeleid de komende jaren nog in de collegeprogramma's op te nemen. Het vierde onderwerp gaat over de informatietechnologie. Als je je de vraag stelt wanneer in Nederland de effecten hiervan zichtbaar zouden zijn in de ongevallenstatistieken van toepassingen, dan lijkt het geen boude bewering dat dat pas over zo'n tien à vijftien jaar het geval zal zijn. Daarmee wordt in het geheel niet gedoeld op de lage potenties op dit gebied, maar wel op de termijn van grootschalige invoering en effecten op de gevaarlijke typen wegen: de 80 km/uur-wegen en de wegen en straten binnen de steden en dorpen. 13

4. Ten slotte In deze bijdrage stonden drie kwesties centraal: allereerst het opstellen van meer doelgerichte verkeersveiligheidsinspanningen die per saldo zouden moeten leiden tot het bereiken van de taakstellingen, ten tweede aandacht voor een afweging tussen kosten en baten van maatregelen en ten slotte het ontwikkelen van een 'Nieuwe Kijk' op een aantal onderwerpen, zoals hiervoor is aangeduid. Veel mensen zullen schrikken als ze horen hoe groot het aandeel is van het jaarlijks aantal verkeersdoden bij een verkeersongeval tegen een obstakel. Dat is namelijk 25%. Met andere woorden: jaarlijks vallen in Nederland meer dan 300 doden als gevolg van een aanrijding tegen een boom, een paal, een hek, een muur, een mast, een verkeersbord, enzovoort. Bijna de helft van alle verkeersdoden tussen de 18 en 25 jaar overlijdt bij een botsing met een obstakel! En ruim 40% van de verkeersdoden bevindt zich in de leeftijdsgroep 25-34 jaar? Deze aantallen en percentages zijn heel hoog. Een fors deel hiervan, namelijk twee op de drie, zo'n 200 per jaar, rijdt zich dood tegen een boom. De SWOV wil uiteraard geen pleidooi houden om maar lukraak bomen te kappen, maar het lijkt een probleem dat zeker meer aandacht dan nu verdient. Het valt bijvoorbeeld op dat deze problematiek bij de ontwikkelingen op het gebied van 'duurzaam-veilig' tot nu toe in het geheel geen aandacht heeft gekregen. Verder rijden per jaar zo'n zeventig mensen zich dood tegen wegmeubilair die een wegbeheerder zelf heeft neergezet of heeft toegelaten om de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid te bevorderen: lichtmasten, lantaarnpalen, masten van verkeerslichtinstallaties, verkeerszuilen, hectometerpalen, vangrails, objecten met verkeerstekens. Dit lijkt nogal schrijnend, zeker als men zich realiseert dat dergelijke hoge aantallen niet hoeven. Daarom tot slot een oproep aan alle verantwoordelijkheden op het gebied van wegbeheer om op een structurele wijze meer aandacht aan deze problematiek te schenken, bijvoorbeeld in richtlijnen voor wegontwerp en aan de hand van ongevallenanalyses en daarop volgende inspecties van wegen. 14