In de vorige paragraaf hebben we gezien dat we een leer van de dingen (een ontologie)

Vergelijkbare documenten
DUALISME. René Descartes ( )

Rene Descartes. René Descartes, een interview door Roshano Dewnarain

Vraag Antwoord Scores. Opgave 1 Intussen in de wereld van de robots

Het begrip natuur in techniek, filosofie en religie. Deel I: Van voormodern naar modern denken

Eindexamen Filosofie havo I

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 1

Pijn Inleiding tot de filosofische benadering

Wat is Keuzeloos Gewaarzijn ofwel Meditatie?

filosofie vwo 2016-II

Vraag Antwoord Scores

naar: Jed McKenna, Jed McKenna s theorie van alles, Samsara, 2014

Wat is de mens? - Context. De opkomst van de filosofische antropologie

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Anomaal Monisme vergeleken met behaviorisme en functionalisme

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 4

Inleiding Filosofie en Ethiek Derde Bijeenkomst: De 2e wetenschappelijke revolutie Dinsdag 19 september 2006

de waarnemingsvoorkeur

Het lichaam-geest probleem

Pijn. Een filosofische benadering. Periode 4,

Stof tot denken. Rutger Kopland, Enkele andere overwegingen,

Wijsgerige antropologie:

11 De ontdekking van de mens en de wereld - internet oefentoets

Eindexamen filosofie havo I

een nieuwe methodologie vier basisprincipes principe van de evidentie principe van de probleemanalyse principe van de ordening

Politieke Filosofie Oudheid en Middeleeuwen

Wat is realiteit? (interactie: vraagstelling wie er niet gelooft en wie wel)

Openingstoespraak Debat Godsargument VU Faculteit der Wijsbegeerte 11 April Emanuel Rutten

Geest, brein en cognitie

INHOUDSOPGAVE 5 DEEL I KENNIS... 6 DEEL II WETENSCHAP... 76

filosofie vwo 2015-II

Eindexamen filosofie vwo I

Susanne Hühn. Het innerlijke kind. angst loslaten

Spinoza s Visie. Dag 3. Hoe verhoudt de mens zich tot de Natuur?

Samenvatting Filosofie Emoties

Computing machinery and Intelligence. A. M. Turing. Samengevat door: Matthijs Melissen

Opgave 1: Vrije wil als zelfverwerkelijking

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 woensdag 16 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Heeft God het Kwaad geschapen?

Eindexamen Filosofie havo I

Het Beeld van Onszelf

Waarom we een derde van ons leven missen Nieuwe wegen naar het innerlijke leven. Hoe de wetenschap dromen grijpbaar maakt 24

Vraag Antwoord Scores. Opgave 3 Hoe is het om een vleermuis te zijn?

Marleen Schippers Bewustzijn en Handelen Eindopdracht 6 februari 2004

Spinoza - ook tafels hebben een ziel

Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

Materie en geest. Grenzen aan het fysische wereldbeeld. Gerard Nienhuis. Universiteit Leiden. Workshop Conferentie SCF, 20 januari 2018

AANTEKENINGEN WAAROM WERD GOD EEN MENS?

Samenvatting Filosofie Hoofdstuk 3 Kennen en Weten

JONG HOEZO ANDERS?! EN HOOGGEVOELIG. Informatie, oefeningen en tips voor hooggevoelige jongeren

Vraag Antwoord Scores. geesten op metafysisch niveau, omdat er geen andere bewustzijnsvormen bestaan 1

geloof en wetenschap Prof.dr. Cees Dekker Kavli Institute of NanoScience Delft

Eindexamen filosofie vwo I

Immanuel Kant Kritiek van het oordeelsvermogen

ogen en oren open! Luister je wel?

4.De vierde Edele Waarheid is de waarheid van de weg, die leidt naar het beëindigen van het lijden.

Je doel behalen met NLP.

Je zintuigen kunnen lang niet alles waarnemen. Veel dieren kunnen beter zien, horen, proeven en ruiken dan de mensen.

Voel jij wat ik bedoel? 17/5/2008

Het huis van de angst en het huis van de liefde Preek van Jos Douma over Romeinen 8:15

Nu Leven Wij Hier Zonder Zin of Zinloos? Overwegingen die wijzen naar het pad naar Verlichting

HC zd. 22 nr. 32. dia 1

WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK. Wat is dat? Eva van de Sande. Radboud Universiteit Nijmegen

DIS-Q VRAGENLIJST. Voorbeeld In welke mate is de volgende uitspraak op U van toepassing. Ik kan moeilijk een beslissing nemen.

VOORBEELD / CASUS. Een socratisch gesprek volledig uitgeschreven. Moet je je aan een afspraak houden?

Eindexamen filosofie vwo I

Uit: Niks relatief. Vincent Icke Contact, 2005

Vraag Antwoord Scores. Opgave 1 Een sceptische schnauzer en een sceptische arts

Bezoeker: Het is een dagelijkse ervaring dat de wereld plotseling verschijnt als we wakker worden. Waar komt die vandaan?

Opgave 2 Neuroplasticiteit en wilsbekwaamheid

leren omgaan met Diversiteit In je gemeente

Leren Filosoferen. Zesde avond

Tot dusverre hebben we telkens een bepaalde opvatting over de geest besproken en ons

Bijgeloof en half geloof

Luisteren naar de Heilige Geest

Verdeling van de samenvattingen van de hoofdstukken:

DE GROTE LERAREN ALS SPIEGEL VOOR ZELFREFLECTIE?.

Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

Inhoudsopgave Voorwoord 1. Inleiding en leeswijzer 2. Energie Psychologie 3. Gedachten jouw jouw 4. Verantwoordelijkheid

Tolstoj als pedagoog CAHIER. Waarom Tolstoj onderwijs in aardrijkskunde en geschiedenis overbodig en zelfs schadelijk vond

Samenvatting Filosofie Wijsgerige antropologie

[IN 3 STAPPEN JE EX TERUG.]

Ik besloot te verder te gaan en de zeven stappen naar het geluk eerst helemaal af te maken. We hadden al:

(Deel van) Zijn Lichaam

Spinoza s Visie. Dag 1. Wie is Spinoza en wat is ware kennis?

EMOTIONELE INTELLIGENTIE

Verbindingsactietraining

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

In de loop van de vele jaren dat ik in mijn bediening sta, constateerde

Geloven en redeneren. Samenvatting

De Werking van een Ei

WIJ DENKEN OVER DENKEN, HANDELEN EN VOELEN. Verwerkingsboek. Philippe Boekstal DAMON. WD wb 4sept vsb.indd :21:08

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 2

WANNEER, GOD, WANNEER?

COMMUNICATIE DE AXIOMATA

Wat je voelt is wat je denkt! De theorie van het rationeel denken

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

Kennis, hoe te benaderen en hoe te funderen..? Violette van Zandbeek Social research Datum: 15 april 2011

Zondag 29 gaat over het Heilig Avondmaal (2)

OBSERVATIE. Hoe kom je in een creatieve mindset? De observatie van een kunstenaar en hoe hij aan zijn creativiteit komt. Robbert Kooiman G&I 1-C

Transcriptie:

II DUALISME 1 De eerste gedachte: de mens is een uniek verschijnsel In de vorige paragraaf hebben we gezien dat we een leer van de dingen (een ontologie) goed moeten onderscheiden van een leer over de kennis van de dingen (een epistemologie) en van een theorie over de begrippen voor de dingen (een betekenisleer). Dat moeten we dus ook doen als we het over de dingen lichaam en geest hebben. Aan het slot van de eerste paragraaf hebben we het dualisme genoemd. Een dualist is iemand die beweert dat de mens bestaat uit een lichaam en een geest. Blijkbaar vindt een dualist dat die twee, lichaam en geest, totaal verschillend zijn. Maar bedoelt hij dat het verschillende dingen zijn? Of dat lichaam en geest op een verschillende manier gekend worden? Of dat de begrippen lichaam en geest niet bij elkaar thuis horen? Dat maakt natuurlijk nogal wat uit. Het zijn drie verschillende uitspraken. Iemand die zegt dat lichaam en geest twee totaal verschillende dingen zijn, kun je een ontologisch dualist noemen, want hij zegt: 1. Er bestaat een innerlijk rijk van de geest. 2. Dit geestelijke rijk bestaat op zichzelf, het is ontologisch zelfstandig en fundamenteel. 3. Er bestaat een stoffelijk rijk, waarin het lichaam zich bevindt. 4. Dit stoffelijk rijk bestaat op zichzelf, het is ontologisch zelfstandig en fundamenteel. 5. Deze twee rijken zijn ontologisch gescheiden.

Wat betekent ontologisch fundamenteel? (Merk op dat ik door enkele aanhalingstekens rond het woord te gebruiken duidelijk maak dat ik het over het woord heb.) Een voorbeeld maakt dat duidelijk. Een ouderwetse zeilboot is gemaakt uit planken van een bepaalde houtsoort. Die planken zijn ontologisch fundamenteler dan die zeilboot, om de eenvoudige reden dat die planken wel kunnen bestaan zonder dat die boot bestaat, maar dat, omgekeerd, die zeilboot niet zou bestaan zonder die planken. De ontologisch dualist zegt dus dat de geest niet te vergelijken valt met die zeilboot. De geest kan bestaan zonder de hersenen, de enige noodzakelijke eigenschap van de geest is dat hij kan denken. Waarom zou iemand nu dit ontologisch dualisme aanhangen? Het eenvoudige antwoord luidt: omdat hij of zij denkt dat de geest een aantal eigenschappen heeft dat het lichaam niet heeft. Aan wat voor eigenschappen denken ontologisch dualisten? Lichamelijke processen zoals de reacties van zenuwcellen in de hersenen, spelen zich altijd af op een bepaalde plaats in de ruimte. Dat is een groot verschil met gedachten, vinden dualisten. Voor een gedachte is het niet wezenlijk wààr die gedacht wordt. Wat maakt het uit voor de stelling van Pythagoras of die in je voorhoofd of in je achterhoofd zit? Dus een eerste verschil tussen lichaam en geest is dat lichamelijke processen de essentiële eigenschap hebben dat ze op een bepaalde plaats in de ruimte moeten plaatsvinden, terwijl dat voor geestelijke verschijnselen, zoals gedachten, niet essentieel is. Een tweede verschil heeft te maken met ons gevoel dat onze wil vrij is. Dat geloof in wilsvrijheid is zo diep geworteld in ons leven dat het gewoon niet onwaar kan zijn. Bijvoorbeeld, iedere vier jaar worden er in ons land verkiezingen gehouden voor de

Tweede Kamer. In het stemhokje mag je dan stemmen op de politieke partij die jij goed vindt. Jij bent vrij om te stemmen op wie je wilt. Lichamelijke processen, daarentegen, en dus ook machines, hebben zo n wilsvrijheid niet. Dus kunnen ze volgens dualisten ook niet stemmen. Aangezien de wil een geestelijk verschijnsel is, kunnen we dus zeggen dat een tweede verschil tussen lichaam en geest is dat het lichaam gehoorzaamt aan de wetten van de natuurkunde, maar dat de geest vrij is te willen wat hij wil. Een derde verschil is bewustzijn. Mensen zijn zich, dankzij hun geest, bewust van wie ze zijn, wat ze doen, van wat ze voelen, en wat ze denken. Ons denken, zeggen ontologisch dualisten, is voor een groot deel afhankelijk van ons bewustzijn. We weten niet alleen iets, we zijn ons er ook van bewust dat we iets weten. Een zenuwcel, daarentegen, weet niet wat hij weet: hij reageert alleen maar. Een elektrische stroom in een computer is zich er niet van bewust dat hij een bepaald circuit door het systeem volgt. Volgens ontologisch dualisten hebben alleen geesten bewustzijn. In de inleiding werd gesteld dat de filosofie van de geest zich bezighoudt met vragen als de volgende: wat is de relatie tussen lichaam en geest? wat is denken? wat is bewustzijn? is er een onderscheid tussen emoties en rationeel denken? hoe moeten we mentale toestanden beschrijven? wat is de plaats van de geest in de wereld van de natuurwetenschappen? hoe nemen we de werkelijkheid waar? kunnen we gedachteninhouden altijd kennen?

kunnen we andere geesten kennen? wat of wie ben ik? Één prominent en invloedrijk antwoord op deze vragen is gegeven door het dualisme van de Franse filosoof René Descartes (1596-1650). 1 In de filosofie is het altijd een aanbevelingswaardige strategie voor het zoeken naar het antwoord op een vraag eerst te kijken naar de ontstaanswijze van de vraag. De ontstaanswijze leert ons immers op grond van welke uitgangspunten en vooronderstellingen een vraag is opgekomen. In dit geval kan het antwoord op die vraag naar de ontstaanswijze kort zijn: de moderne wijsbegeerte en het dualisme zijn reacties op het succes en de opkomst van de natuurwetenschappen. 1 Een goede en beknopte biografie van Descartes kunt U vinden in professor dr. Th. Verbeeks inleiding bij zijn vertaling van Descartes Discours de la Méthode, Boom, Meppel, [1977] (1987).

2 De Méditations Métaphysiques De Méditations Métaphysiques (de eerste Latijnse uitgave verscheen in 1641) is een boek dat iedereen gelezen moet hebben. Het heeft de Westerse wijsbegeerte en wetenschap diepgaand beïnvloed. Het werk is bovendien buitengewoon helder geschreven, zodat het één van de weinige wijsgerige werken is die zowel voor de leek als voor de vakfilosoof het lezen waard zijn. Dat hierop een korte samenvatting volgt is dus geen excuus om het boek niet te lezen. Het boek bestaat uit zes meditaties. Dit aantal is uiteraard niet willekeurig. God schiep de wereld in zes dagen en net zo gaat Descartes in zes dagen de wereld

herscheppen. Tijdens zijn studietijd in la Flèche was hij verplicht iedere dag te beginnen met mediteren, dus ook naar die praktijk verwijst het gebruik van het woord meditaties. Meditatie I In de eerste meditatie introduceert Descartes zijn methodische twijfel. Hij sluit zijn ogen en beseft dan dat hij de logische mogelijkheid dat een kwaadwillend genie hem voortdurend een rad voor ogen draait niet kan uitsluiten. De introductie van deze methodische twijfel moet gezien worden tegen de achtergrond van de strijd die ten tijde van Descartes woedde tussen de protestantse Hugenoten en de katholieke contrareformatie over de vraag wat het ware geloof is. (De Franse godsdienstoorlogen vonden plaats tussen 1562 en 1598). 2 Meditatie II In de tweede meditatie stelt Descartes zich de vraag of er echt niets is dat hij met absolute zekerheid kan weten. Stel, zegt Descartes, dat ik niets met zekerheid kan weten en dat ik aan alles moet twijfelen. Dan nog weet ik één ding zeker: dat ik twijfel. Aangezien twijfelen een vorm van denken is, mag ik dus concluderen dat ik denk; en als ik denk, moet er iets zijn dat denkt, dus indien ik denk, besta ik: Cogito ergo sum! Maar wie is dat ik dat denkt? Een eerste ding dat we daarover kunnen zeggen is dat wat ik ook mag zijn, het de vaardigheid heeft om bewust te kunnen denken als essentiële eigenschap. Bewust denken is een essentiële eigenschap van de geest. Aangezien ik in dit stadium van de meditaties nog geen andere kennis als waar mag aanvaarden, betekent dat ik in essentie een denkend ding ben en niets anders. Ik ken mijn geest beter dan mijn lichaam. 2 Voor de historische achtergrond van het scepticisme zie R. H. Popkin, History of Skepticism, (1979).

Meditatie III In de derde meditatie stelt Descartes zich de vraag of er een tweede idee in zijn geest aanwezig is dat even dwingend is als cogito, ergo sum. Dat idee treft Descartes aan in de idee van God. Voor zijn tijdgenoten was deze volgorde natuurlijk blasfemisch: God is het hoogste wezen dat bestaat. Hoe kan Descartes nu menen dat het Cogito een helderder en duidelijker idee is dan de idee van God? Descartes meent dat hij het bestaan van God als volgt kan bewijzen. Om te beginnen gebruikt hij het Middeleeuwse onderscheid tussen esse obiectivum en esse formale. Ideeën in ons hoofd kunnen op twee manieren beschouwd worden. We kunnen kijken naar de objectieve inhoud van de idee en we kunnen het beschouwen als concrete gebeurtenis in ons hoofd. Denken we bijvoorbeeld aan de stelling van Pythagoras, dan is de objectieve inhoud van die gedachte de stelling dat de som van het kwadraat van de lengte van een rechthoekzijde van een driehoek en het kwadraat van de lengte van de andere rechthoekzijde gelijk is aan het kwadraat van de schuine zijde (a 2 + b 2 = c 2 ). Deze objectieve inhoud leidt een bestaan buiten ruimte en tijd, dit is het esse obiectivum van de idee de stelling van Pythagoras. Het esse formale daarentegen is de idee zoals die nu door de wiskundige mijnheer Jansen op een bepaald tijdstip wordt gedacht. Een tweede voorbeeld: neem de gedachte Bonifatius werd in 754 nabij Dokkum vermoord. Het esse obiectivum van deze gedachte heeft als objectieve inhoud het feit dat deze gebeurtenis in 754 plaatsvond. Beschouwd naar haar formele bestaan, haar esse formale, heeft de idee de eigenschap dat zij nu door iemand anno 1999 wordt gedacht. Toegepast op de idee van God houdt dit in dat, indien wij in onszelf een idee van God aantreffen, deze idee ook een esse obiectivum en een esse formale heeft. Een tweede belangrijke premisse die Descartes gebruikt in zijn redenering voor de conclusie dat God bestaat is opnieuw een beginsel dat ontleend is aan de Middeleeuwse wijsbegeerte. Dat beginsel luidt dat er in de oorzaak van een verschijnsel evenveel realiteit moet zijn als in het verschijnsel zelf. Een banaal voorbeeld maakt de intuïtie die

aan dit verschijnsel ten grondslag ligt duidelijk: je kunt geen gazpacho maken van denkbeeldige tomaten, die tomaten moeten ook daadwerkelijk bestaan in ruimte en tijd. Nu tref ik, aldus Descartes, in mijzelf een idee aan van een Wezen dat oneindig, onveranderlijk, onafhankelijk, alwetend, schepper van alles, almachtig is. Deze idee heeft zowel een esse obiectivum als een esse formale. De idee moet een oorzaak hebben die buiten mij ligt, want ik ben niet oneindig, almachtig, alwetend, onveranderlijk, schepper van alles, allemaal eigenschappen van de objectieve inhoud van de idee van God (dus beschouwd als esse obiectivum). Die oorzaak kan niemand anders zijn dan God, dus God moet bestaan. 3 Meditatie IV In de vierde meditatie betoogt Descartes dat het Cogito niet alleen de idee is waar hij zijn kennisbouwwerk op meent te kunnen funderen; het verschaft hem ook een waarheidscriterium. Ten einde vergissingen te voorkomen besluit hij alleen die ideeën voor waar te aanvaarden die even helder en duidelijk zijn als het Cogito. Dit voornemen vooronderstelt een bepaalde oordeelstheorie. Descartes meent dat het mogelijk is dat ideeën vrijelijk voor de geest zweven of de denker ze nu voor waar houdt of niet. Het is vervolgens een besluit van de wil om in te stemmen met een idee of om het juist te verwerpen. Het waarheidscriterium dient nu om de wil te beteugelen en alleen die ideeën te aanvaarden die even helder en duidelijk zijn als het Cogito. Meditatie V In de vijfde meditatie stelt Descartes zich de vraag hoe het komt dat hij naast het Cogito en de idee van God ook ideeën in zijn geest aantreft van objecten buiten zijn geest. Hij analyseert die ideeën van materiële objecten en komt tot de conclusie dat die één 3 Een verwante redenering werd ook al door de filosofen die tot de Stoa behoorden verdedigd.

eigenschap gemeen hebben, namelijk dat ze uitgebreid zijn. Het zijn res extensae, in tegenstelling tot de geest die een res cogitans is. Nu is er een vak dat heldere en duidelijk ideeën oplevert over uitgebreidheid. Dat vak is de geometrie. Hieruit concludeert Descartes dat ware kennis vervat is in die ideeën van materiële objecten in de werkelijkheid. Hij maakt hier echter wel een belangrijk voorbehoud op. Niet ieder idee dat we van een materieel object hebben kan beschreven worden in de geometrie. Slechts ideeën van die eigenschappen die wel in de geometrie beschreven kunnen worden leveren ware kennis op. Uitgebreid zijn is derhalve de essentiële eigenschap van materiële entiteiten. Vervolgens bewijst Descartes voor de tweede keer dat God bestaat. Dit Godsbewijs staat bekend als het ontologische Godsbewijs. Descartes begint met het trekken van een analogie. De essentie van een driehoek is dat de som van de drie hoeken gelijk is aan de som van twee rechthoeken. De essentie van een berg is dat die niet kan bestaan zonder een er naast gelegen vallei. Net zo zou uit de essentie van God voortvloeien dat Hij bestaat. De redenering is kort. God is het hoogste zijnde dat gedacht kan worden. Indien hij niet zou bestaan zou er een ander zijnde kunnen bestaan dat nog hoger zou zijn dan God. Maar dat kan niet, want de essentiële eigenschap van God is nu juist dat Hij dat hoogste zijnde is. Ergo: God bestaat.

Meditatie VI De zesde meditatie bevat een redenering voor het bestaan van materiële entiteiten en één voor het bestaan van een reëel onderscheid tussen lichaam en geest. Descartes begint met de constatering dat het zeer waarschijnlijk is dat materiële entiteiten bestaan, want hij kan immers heldere en klare ideeën over ze verwerven en God kan alles scheppen waarvan Descartes heldere en klare ideeën heeft. Dat materiële entiteiten bestaan wordt ook gesuggereerd door twee andere cognitieve vermogens: de verbeelding (imagination) en de waarneming. Beide vermogens moeten scherp onderscheiden worden van het zuivere intellect, want dat is volgens Descartes de hoogste intellectuele capaciteit die wij bezitten. Het intellect denkt, de verbeelding en de waarneming werken slechts met beeldjes. Descartes benadrukt dan ook dat wat hij ideeën noemt opgevat moeten worden als zijnde begrippen en niet als plaatjes die voor de geest zweven. Het intellect heeft, bijvoorbeeld, een duidelijk begrip van wat een duizendhoek is, waar de verbeelding moet werken met een onduidelijk plaatje. De zintuiglijke waarneming levert ons ideeën op van objecten. Sommige van die ideeën lijken objectief, waarmee bedoeld wordt dat ze corresponderen met eigenschappen die objecten in de werkelijkheid echt bezitten. Deze eigenschappen worden primaire qualiteiten genoemd en zijn de volgende: uitgebreidheid, vorm, beweging en getal. Andere ideeën van objecten lijken afhankelijk te zijn van de manier waarop ze waargenomen worden door een subject. Descartes noemt deze eigenschappen van objecten secundaire qualiteiten, zoals geur, smaak en kleur. De conclusie van de vijfde meditatie luidt dan ook dat zekere kennis van materiële objecten mogelijk is, maar dat die beperkt is tot die eigenschappen van objecten die beschreven kunnen worden in de taal van de geometrie. Secundaire qualiteiten zijn slechts verwarde ideeën in de geest van diegene die ze heeft.

3 Verschillende vormen van dualisme Descartes komt dus uit op een ontologisch dualisme van lichaam en geest. Zoals we al zagen laat een dergelijk ontologisch dualisme zich samenvatten in vijf stellingen: 1. Er bestaat een mentaal rijk. 2. Dit mentale rijk is ontologisch fundamenteel. 3. Er bestaat een fysisch rijk. 4. Dit fysieke rijk is ontologisch fundamenteel. 5. Deze twee rijken zijn ontologisch gescheiden. Ontologie is de leer van de zijnden qua zijnden. Ontologisch dualisme houdt derhalve in dat er twee verschillenden soorten zijnden bestaan: geestelijke zijnden en stoffelijke zijnden. Filosofische opvattingen verdwijnen als schepen in de nacht. Dualisme is nu van het wijsgerig firmament verdwenen als serieus te nemen positie. We moeten ons derhalve enige moeite getroosten te achterhalen waarom dualisme voor een geniaal filosoof als Descartes een aantrekkelijke opvatting is geweest. De methode om daar achter te komen wordt wel rationele reconstructie genoemd. Dat is een poging een redenering te construeren die Descartes er toe gebracht kan hebben het dualisme te verdedigen. Eén mogelijke rationele reconstructie neemt als uitgangspunt het corpusculaire wereldbeeld dat Descartes en veel van zijn verlichte tijdgenoten aanhingen. Volgens dat wereldbeeld bestaat de materiële werkelijkheid uit kleine deeltjes, atomen of corpusculae genaamd. Stel dat dit corpusculaire wereldbeeld waar is; wat moeten we doen met een verschijnsel als de geest? Immers: materiële verschijnselen spelen zich altijd af in ruimte en tijd, maar geestelijke verschijnselen zijn niet ergens gelocaliseerd. Waar bevindt zich de gedachte die wij aanduiden met de naam de stelling van Pythagoras?

Minder abstracte gedachten, ja gewone zintuiglijke ervaringen, geven echter ook onmiddellijk aanleiding tot vragen. Als de werkelijkheid uit kleine deeltjes bestaat, waar is dan de geur van rozen, de smaak van aceto balsamico, de kleur van het avondlicht op een midzomernacht, de klank van de stem van Maria Callas? Het dualisme biedt op deze vragen een antwoord. Geuren, klanken, smaken en kleuren bestaan niet in de materiële werkelijkheid, maar alleen in de geest van diegene die ze waarneemt. Het zijn eigenschappen van objecten die afhankelijk zijn van de waarnemer. De waarnemer projecteert die eigenschappen op het object dat hij ziet, proeft, hoort of ruikt. Om deze dualistische stellingname aannemelijk te maken, zou je even moet denken aan een wijnproeverij voor amateurs. Zouden de geur van kersen, de smaak van perziken en frambozen die deze wijnliefhebbers menen waar te nemen echte eigenschappen van de wijn zijn? Is het niet veel waarschijnlijker dat die mensen eigenschappen die zij wel kennen projecteren in die wijn? Het dualisme biedt ruimte voor de intuïtie die ten grondslag ligt aan deze laatste vraag. Volgens het dualisme is de waarneming in het lichaam een zuiver causaal en materieel proces. Door corpusculae die ons netvlies raken worden in onze zenuwbanen kleine deeltjes, zogenaamde esprits animaux in trilling gebracht die zich voortbewegen naar de hersenen. Pas als in de geest ideeën geactiveerd worden door een trilling van het membraan dat ter hoogte van de pijnappelklier, een orgaan in de hersenen, de meest intieme contactplaats vormt tussen lichaam en geest, pas dan nemen wij een appel als een appel waar. Wanneer wij geen idee van appel zouden hebben, zouden wij het hooguit als een rond ding zien, maar niet als een appel. De ideeën in onze geest brengen dus structuur aan op ons beeld van de werkelijkheid. Hoe wij de werkelijkheid waarnemen is dus een projectie van de geest. Descartes dualisme impliceert dus een projectie-theorie van de waarneming.

We zagen dat de ontologisch dualist een aantal eigenschappen meende te hebben gevonden dat de geest wel heeft, maar de hersenen niet: De geest is volgens Descartes niet een proces dat zich in de ruimte afspeelt. Je kunt niet een gedachte aanwijzen in je hoofd. Het heeft geen zin te vragen: waar in mijn hoofd heb ik nu ook al weer de stelling van Pythagoras liggen? In de geest vindt denken plaats. Dat denken, zoals het oplossen van een wiskunde vraagstuk, of het grammaticaal correct schrijven van een Nederlandse zin, gehoorzaamt aan wetten die het denken voorschrijven wat het moet doen. Stoffelijke gebeurtenissen, zoals het samentrekken van een spiercel of het opbouwen van een actiepotentiaal door een zenuwcel, verlopen ook volgens wetten, maar die wetten zijn geen voorschriften, maar beschrijvingen. Een biljartbal heeft geen keus: als hij door een andere bal aangeraakt wordt rolt hij een bepaalde kant uit. Mensen daarentegen hebben wel een keus: wij kunnen naar links of naar rechts gaan. Wij hebben stemrecht en dat betekent dat we het bestuur van ons land zo hebben ingericht dat we er van uitgaan dat de mens over een vrije wil beschikt. Dit brengt ons bij een derde eigenschap die de geest wel heeft en de hersenen niet: de geest beschikt over een vrije wil en de hersenen niet. De geest heeft bovendien een bewustzijn; de hersenen niet. Tenslotte kun je zeggen dat het denken in de geest altijd ergens op gericht is. Als je denkt, denk je altijd aan iets; je kunt niet zomaar denken, er zweeft je altijd iets voor de geest, wanneer je denkt. Stoffelijke gebeurtenissen zijn niet op die manier ergens op gericht. In de negentiende eeuw heeft de Duitse filosoof Franz Brentano

(1838-1917) dit verschil tot basis van zijn psychologie gemaakt. Volgens hem vertoont het denken intentionaliteit, het is altijd ergens op gericht. Als we het denken willen beschrijven, moeten we dus de verschillende manieren waarop het denken over dingen denkt onder de loupe nemen. Deze manier van filosofiebeoefenen is door een Duitse filosoof, Edmund Husserl (1859-1938) uitgewerkt tot een aparte stroming in de filosofie die hij fenomenologie heeft genoemd. We komen daar in het onderstaande op terug. Een epistemologisch dualist gooit het over een andere boeg. Wat voor ding de geest ook wezen moge, vast staat, volgens de epistemologisch dualist, dat wij de geest op een heel andere manier kennen dan stoffelijke dingen. De hersenen kunnen we beetpakken, door midden snijden, bekijken met onze ogen. Met de geest kunnen we dat allemaal niet. De geest leren we kennen, volgens de epistemologisch dualist, door ons geestesoog naar binnen te keren en zo te bekijken wat er zich in ons binnenste afspeelt. Ieder mens heeft zijn eigen geest, die is niet alleen privé-bezit, maar ook alleen privétoegankelijk. Om die reden moet de wetenschap van de geest ook een geheel andere zijn dan de wetenschap van de fysieke werkelijkheid. Psychologie is geen vorm van natuurkunde volgens de epistemologisch dualist: die twee wetenschappen bedienen zich van een totaal andere methode. De conceptueel dualist let niet zo op de dingen, maar vooral op de woorden en de daarmee samenhangende begrippen lichaam en geest. Misschien is de geest wel een verzameling hersenprocessen, zegt hij, maar waar het mij om gaat is dat als we mensen beschrijven, we dat op twee of drie totaal verschillende manieren kunnen doen. We

kunnen de mensen beschrijven als een wezen dat gevoelens heeft, gedachten koestert, plannen met zijn leven heeft of verliefd is. Wanneer we dat doen, kijken we naar de mens door de bril van de psycholoog. We kunnen ook naar de mens kijken alsof het een wezen is die bepaalde functies moet uitvoeren, zoals eten verteren, ademhalen, of rechtoplopen. Als we zo naar de mens kijken, dan bestuderen we hem alsof we arts of ingenieur zijn, bijvoorbeeld wanneer we iemand weer willen laten lopen, wanneer hij een onderbeen is kwijtgeraakt. Tenslotte kunnen we ook de mens bestuderen om te zien uit wat voor biologisch materiaal hij gemaakt is. Dan bestuderen we de mens net zo als een scheikundige een onbekende stof analyseert. De conceptueel dualist zegt nu dat de eerste manier van praten over de mens, niets te maken heeft met de andere twee manieren van praten. De psycholoog gebruikt een hele andere theorie over de mens dan de arts, de ingenieur en de scheikundige. Psychologie, zegt de conceptueel dualist, is geen natuurwetenschap, zoals scheikunde en zelfs geneeskunde dat wel zijn. Hoe belangrijk het is om deze verschillende vormen van dualismen te onderscheiden blijkt als we teruggaan naar de vraag of er een wezenlijk onderscheid bestaat tussen mensen en machines. De verschillende dualisten geven namelijk andere antwoorden op deze vraag. De ontologisch dualist zal zeggen dat er een absoluut verschil is tussen mensen en machines. Mensen hebben een geest en machines niet. Dat betekent dat volgens de

ontologisch dualist mensen niet opgevat kunnen worden als machines, en omgekeerd dat machines nooit en te nimmer specifiek menselijke eigenschappen kunnen hebben. De epistemologisch dualist zegt dat de geest alleen maar van binnenuit gekend kan worden. Die manier van kennen is zo speciaal dat volgens sommige filosofen een machine die nooit zal bezitten. Een machine zal volgens hen nooit een ik-gevoel hebben. (We zullen zien dat dit de Amerikaanse filosoof John Searle dit het belangrijkste argument vindt tegen de gedachte dat machines kunnen denken.) De conceptueel dualist laat de mogelijkheid open dat machines zullen kunnen denken. Hij zegt alleen dat, wanneer een machine een geest heeft, wij over die machine net zo moeten gaan praten, zoals psychologen nu alleen nog maar over mensen praten. Maar de conceptueel dualist acht het niet onmogelijk dat er een tijd komt waarin wij gaan praten over de psychologie van een machine. Ontologisch dualisme Epistemologisch dualisme Conceptueel dualisme Lichaam en geest zijn twee totaal verschillende dingen. We kennen de geest op een geheel andere manier dan we het lichaam kennen. De woorden lichaam en geest horen niet bij elkaar. Psychologie en neurologie hebben niets met elkaar te maken.

4 Het dualistische antwoord op de tien vragen en het grote bezwaar tegen het dualisme Het dualisme zegt dus dat de mens een eenheid is van lichaam en geest, twee substanties die ieder tot een geheel andere ontologische orde behoren. Uiteraard doet zich dan onmiddellijk de vraag voor wat de relatie tussen lichaam en geest is. Immers, wij hebben allemaal de intuïtie dat stoffelijke processen ons denken beïnvloeden en dat omgekeerd dat wat wij willen en denken bepaalt wat ons lichaam doet. Maar hoe kan dat als lichaam en geest twee totaal verschillende substanties zijn? Deze vraag stelde een tijdgenote ook aan Descartes. Om deze correspondente, Elizabeth van de Palz, tevreden te stellen schreef Descartes een heel werk, Les passions de l âme. In dat werk probeerde hij aannemelijk te maken dat allerlei emoties ontstaan doordat de esprits animaux voor verschillende turbulenties zorgen in onze geest. De fundamentele vraag bleef echter onbeantwoord: hoe kunnen lichamelijke processen geestelijke verschijnselen veroorzaken en hoe kan ons denken ons handelen bepalen? Dit is een onoverkomelijk bezwaar voor het dualisme. In de hedendaagse literatuur kom je het bezwaar ook wel tegen in de volgende bewoordingen: de fysieke werkelijkheid is causaal gesloten. Dat houdt in dat er geen krachten van buiten het fysieke systeem werkzaam kunnen zijn binnen het systeem. Voor we echter deze theorie afwijzen is het nuttig om de kracht van de dualistische intuïties op ons te laten inwerken. Om dat te bewerkstelligen herhaal ik nog eens de tien vragen waarmee we dit hoofdstuk begonnen en voeg daar het dualistische antwoord aan toe: wat is de relatie tussen lichaam en geest? Lichaam en geest zijn twee aparte substanties die elkaar door trillingen in het membraan van de pijnappelklier beïnvloeden; maar het lichaam, de uitgebreide substantie (res extensa) kan niet denken, en de geest, de denkende substantie (res cogitans) is niet ruimtelijk.

wat is denken? Denken geschiedt met behulp van ideeën die aangeboren zijn. Deze ideeën moeten onderscheiden worden van beeldjes (images) en kunnen beter beschouwd worden als begrippen. Descartes geeft zelf het voorbeeld van de duizendhoek waar we wel een helder en duidelijk idee (begrip) van hebben, maar geen scherp beeld voor ogen. Pas als een combinatie van ideeën, een gedachte, helder en duidelijk is, mag onze wil die gedachte voor waar houden. wat is bewustzijn? Bewustzijn is het naar binnen keren van het geestesoog dat alle inhouden van de geest kan beschouwen. De geest is volkomen inzichtelijk voor zichzelf. Omdat Descartes aanneemt dat het intellect een dergelijke rol speelt, voelt hij niet de behoefte een onderscheid te maken tussen 1) fenomenaal bewustzijn, 2) bewustzijn van onze propositionele houdingen, en 3) bewustzijn van onze impliciete kennis. is er een onderscheid tussen emoties en rationeel denken? Ja, emoties zijn aandoeningen (passies) van de geest die het gevolg zijn van het feit dat het lichaam intiem verbonden is met de geest, waardoor de esprits animaux de geest voordurend in verwarring kunnen brengen. Rationeel denken, daarentegen, geschiedt met ideeën die helder en klaar zijn. hoe moeten we mentale toestanden beschrijven? We kunnen mentale toestanden beschrijven door met ons geestesoog naar binnen te kijken. We hoeven geen beroep te doen op een werkelijkheid buiten de geest, noch op het feit dat wij deel uit maken van een taalgemeenschap. wat is de plaats van de geest in de wereld van de natuurwetenschappen?

De geest valt buiten het bereik van de natuurwetenschappen en gehoorzaamt aan eigen wetten. Het lichaam is een machine die aan de wetten van de natuurwetenschappen gehoorzaamt. De geest valt daarbuiten. hoe nemen we de werkelijkheid waar? De waarneming van de werkelijkheid bestaat uit twee componenten. Ten eerste het passief geprikkeld zijn van de zintuigen, hetgeen je zou kunnen aanduiden met de term sensatie. Ten tweede het oordeel dat de geest velt over de prikkelingen die hem bereiken via de pijnappelklier. Er is dus een scherp onderscheid tussen de causale analyse van de waarneming en het waarnemingsoordeel dat geschiedt met behulp van ideeën. kunnen we gedachteninhouden altijd kennen? We kunnen al onze gedachteninhouden in beginsel kennen. De geest is volkomen doorzichtig (in Engelstalige literatuur wordt voor deze eigenschap vaak de term perspicuous gebruikt.) voor zichzelf en kan in zichzelf eeuwige waarheden vinden. kunnen we andere geesten kennen? We kunnen andere geesten slechts indirect kennen. Een ander mens heeft net zo n lichaam als ikzelf, dus zal de ander ook wel een geest hebben, maar zeker weten doe ik dat niet. wat of wie ben ik? Ik ben een denkend ding, een res cogitans.