DE GRONDWET - ARTIKEL 51 - EERSTE EN TWEEDE KAMER

Vergelijkbare documenten
DE GRONDWET - ARTIKEL 52 - ZITTINGSDUUR

met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen.

DE GRONDWET - ARTIKEL 34 - OUDERLIJK GEZAG MINDERJARIGE KONING

DE GRONDWET - ARTIKEL 55 - VERKIEZING EERSTE KAMER

DE GRONDWET - ARTIKEL 65 - TROONREDE

DE GRONDWET - ARTIKEL 39 - LIDMAATSCHAP KONINKLIJK HUIS WETENSCHAPPELIJK COMMENTAAR ARTIKEL 39 - LIDMAATSCHAP KONINKLIJK HUIS - G.

De Eerste Kamer uitgelegd

DE GRONDWET - ARTIKEL 60 - AMBTSAANVAARDING

DE GRONDWET - ARTIKEL 50 - VERTEGENWOORDIGING. De Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk.

DE GRONDWET - ARTIKEL HANDHAVING BESTAANDE REGELGEVING

DE GRONDWET - ARTIKEL 74 - RECHTSPOSITIE LEDEN

DE GRONDWET - ARTIKEL TOEKENNING BEVOEGDHEDEN

WETENSCHAPPELIJK COMMENTAAR ARTIKEL 45 - MINISTERRAAD - E.J. JANSE DE JONGE

DE GRONDWET - ARTIKEL 40 - UITKERING KONINKLIJK HUIS

DE GRONDWET - ARTIKEL KIESRECHT GEMEENTERAAD NIET-NEDERLANDERS

DE GRONDWET - ARTIKEL 67 - QUORUM


Bestuurslagen in Nederland rijksoverheid provinciale overheid gemeentelijke overheid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag. Datum 5 oktober 2018

HERZIENING VAN DE GRONDWET. Herziening van de Grondwet, teneinde de Senaat af te schaffen. (Voorstel van de heer Bart Laeremans c.s.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

DE GRONDWET - ARTIKEL 57 - INCOMPATIBILITEITEN

DE GRONDWET - ARTIKEL 28 - AFSTAND KONINGSCHAP DOOR HUWELIJK

Bij het beantwoorden van de vragen is de volgorde van het verslag aangehouden.

Gemeente Amersfoort BEANTWOORDING SCHRIFTELIJKE RAADSVRAGEN. Reglement van orde van de raad (artikel 43)

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag. Datum 26 oktober 2016 Betreft Belastingvrijdom

Consultatieversie. Memorie van toelichting. Algemeen. 1. Inleiding

Beginselen van het Nederlands Staatsrecht

Puzzel Historische ontwikkelingen parlementair stelsel

DE GRONDWET - ARTIKEL 63 - GELDELIJKE VOORZIENINGEN

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME

DE GRONDWET - ARTIKEL 68 - INLICHTINGENPLICHT BEWINDSLIEDEN

Oostenrijk. Staten en kiesstelsels

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Beginselen van de democratische rechtsstaat

Nederland is helemaal geen representatieve democratie

Wat is een constitutie?

Samenstelling van het Europees Parlement met het oog op de verkiezingen van 2014

DE GRONDWET - ARTIKEL 64 - ONTBINDING KAMERS

Het bestaansrecht van de Eerste Kamer

DE GRONDWET - ARTIKEL 43 - REGERING EN MINISTERS. De minister-president en de overige ministers worden bij koninklijk besluit benoemd en ontslagen.

ADVIES. Inleiding. Voorstel. Commentaar. inzake

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Handboek Politiek 2. Derde Kamer der Staten-Generaal

e Kamer Derde Kamer Handboek Politiek 2 der Staten-Generaal

DE GRONDWET - ARTIKEL GEMEENSCHAPPELIJKE REGELINGEN

DE GRONDWET - ARTIKEL 54 - VERKIEZING TWEEDE KAMER

DE GRONDWET - HOOFDSTUK 7 - DECENTRALISATIE WETENSCHAPPELIJK COMMENTAAR HOOFDSTUK 7 - W. VAN DER WOUDE

Samenvatting Maatschappijleer Politiek - Democratie en rechtstaat

Wat is een constitutie?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Constitutioneel recht

Handboek Politiek deel 2

Het koningschap wordt erfelijk vervuld door de wettige opvolgers van Koning Willem I, Prins van Oranje-Nassau.

De Eerste Kamer zegt ja of nee tegen een wetsvoorstel

Doe mee en test je kennis. Stuur je antwoorden naar mij en ik informeer je over de scoren.

5,9. Samenvatting door een scholier 1292 woorden 15 februari keer beoordeeld. Maatschappijleer

6,3. Werkstuk door een scholier 1730 woorden 11 oktober keer beoordeeld

Samenvatting Geschiedenis Staatsinrichting van Nederland

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Het koningschap wordt erfelijk vervuld door de wettige opvolgers van Koning Willem I, Prins van Oranje-Nassau.

Ministeriele verantwoordelijkheid in Nederland

Machte^scheiding. Maarten T. Oosterhagen Gouda Quint. sanderc

Strafrechtelijke vervolging van politieke ambtsdragers: naar een normalisering van procedures

Derde Kamer Handboek Politiek 2

Bijlage 6 Achtergrondkenmerken van Tweede en Eerste Kamerleden en het gebruik van parlementaire instrumenten

Procedure voor de benoeming van de leden van het CvdR. De procedures in de verschillende lidstaten

Het nóg vrijere mandaat van een zetelrover

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1993 Nr. 51. Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Grondwet. Wijzigingsvoorstellen

Inhoud. Voorwoord XI. 3 Staatshoofd en ministers De liefde van een crimineel De Grondwet Het Statuut 50

Politiek in Nederland

Wie beslist wat? Duur: minuten. Wat doet u?

Handboek Politiek 2. Derde Kamer der Staten-Generaal

Varianten voor de Eerste Kamer die in Nederland hebben bestaan of ooit zijn voorgesteld

Staatsrecht College 2 Wetgevende macht. Prof. dr. Gunter Maes

Maatschappijleer par. 1!

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Derde Kamer Handboek Politiek 1

Eerste Kamer wijst grondwetsherziening rond gekozen burgemeester af

Beginselverklaring van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, 1980

Samenvatting Maatschappijleer 1 Politiek

Verdieping: welke staat past bij jou?

Schriftelijk overleg over het initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van de Mededingingswet ter versterking van de positie van leveranciers uit het mkb

Geachte medeleden, Wij zijn aan het einde gekomen van de laatste vergadering van de Kamer voor het reces.

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio's

MODULE III BESLISSINGEN NEMEN IN EUROPA? BEST LASTIG!!!

Er zijn tal van landen waar burgers nauwelijks rechten hebben, of waar die rechten door machtshebbers worden genegeerd.

Advies gemeentelijke herindelingen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

DE GRONDWET - ARTIKEL INSTELLING PROVINCIES EN GEMEENTEN

HC 5A, , Het Koninkrijk der Nederlanden en de internationale rechtsorde

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 t/m 4

Transcriptie:

DE GRONDWET - ARTIKEL 51 - EERSTE EN TWEEDE KAMER 1. De Staten-Generaal bestaan uit de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. 2. De Tweede Kamer bestaat uit honderdvijftig leden. 3. De Eerste Kamer bestaat uit vijfenzeventig leden. 4. Bij een verenigde vergadering worden de kamers als één beschouwd. WETENSCHAPPELIJK COMMENTAAR Inhoudsopgave 1. Het tweekamerstelsel 2. Kritiek op het tweekamerstelsel 3. Het primaat van de Tweede Kamer 4. De ledenaantallen van de Kamers 5. De verenigde vergadering 6. Literatuur 7. Historische versies Versie januari 2016 [1] 1. HET TWEEKAMERSTELSEL Veel maar lang niet alle moderne parlementen bestaan uit meerdere kamers of huizen. Een tweekamerstelsel kan uiteenlopende doelen dienen. Sommige Europese tweekamerparlementen bestonden oorspronkelijk uit een afzonderlijke adelskamer, een vertegenwoordiging van de aristocratie, en een kamer voor het gewone volk, zoals in het Britse stelsel respectievelijk het House of Lords en het House of Commons. [2] In de loop van de negentiende eeuw, onder invloed van processen van democratisering en het ontstaan van een sociaal economische middenklasse, verliezen veel van dergelijke hogerhuizen geleidelijk hun aristocratische karakter en is het niet langer legitiem alleen daarvoor een tweekamerstelsel te behouden. Een andere reden om een tweekamerstelsel te hebben, is gelegen in een federale staatsvorm. In een federale senaat zijn steeds op een of andere wijze de deelstaten binnen de federatie vertegenwoordigd, waardoor die betrokken zijn bij de vaststelling van federale wetgeving, zoals onder meer in Duitsland, Oostenrijk en PAGINA 1 VAN 12

Zwitserland. Ook een senaat in een eenheidsstaat kan de regio s binnen dat land op nationaal niveau vertegenwoordigen, zoals in Spanje het geval is. De Ierse senaat kent onder meer vertegenwoordigers die worden gekozen door de afgestudeerden van twee universiteiten en leden die de belangrijkste sociaal economische sectoren representeren. [3] Verder kan een senaat ook bedoeld zijn om een zeker evenwicht in het politieke bestel te waarborgen. Zo rekent onze Eerste Kamer het tot haar taak om wetsvoorstellen die door de Tweede Kamer zijn aangenomen, te beoordelen op hun legislatieve en rechtsstatelijke kwaliteiten. Ook kan de Eerste Kamer een tegenkracht vormen tegen het overheersende monisme in de verhouding tussen regering en Tweede Kamer. Senaten die vooral fungeren als chambre de réflexion krijgen soms als kritiek dat ze het wetgevingsproces onnodig ophouden en een behoudzuchtige inslag hebben. In een aantal landen, waaronder Denemarken en Zweden, leidden dergelijke overwegingen uiteindelijk tot afschaffing van het tweekamerstelsel. [4] Aan de inrichting en het behoud van het Nederlandse tweekamerstelsel hebben in de periode na 1815 uiteenlopende motieven ten grondslag gelegen. De Grondwet van 1814 introduceerde een Staten Generaal, bestaande uit één kamer met 55 volksvertegenwoordigers. Deze werden benoemd door de Staten van de provinciën, waarbij het aantal vertegenwoordigers uit elke provincie was gerelateerd aan hun bevolkingsomvang. Zo koos Holland 22 leden, Drenthe één. [5] Toen die Grondwet in 1815 moest worden herzien bij gelegenheid van de aansluiting van de zuidelijke Nederlanden voor de zuidelijke gewesten betrof het de vaststelling van een nieuwe Grondwet werd onder aandrang van de Belgische vertegenwoordigers in de grondwetscommissie een tweekamerstelsel in het leven geroepen. [6] Vooral de adel in de zuidelijke provincies wenste een dergelijk instituut, dat hun rol in het bestuur van het nieuwe koninkrijk zou verzekeren. Tot een echte adelskamer naar Brits model kwam het niet; wel werd naast de bestaande kamer, waarvan het ledental werd verdubbeld en die voortaan Tweede Kamer zou heten, een door de Koning samengestelde Eerste Kamer gevormd. Door deze wijze van samenstellen waren de leden in de praktijk toch vrijwel steeds van adel. Na de afscheiding van de zuidelijke provincies, bij gelegenheid van de grondwetsherziening van 1840 die mede daardoor noodzakelijk was geworden, werd de Eerste Kamer ondanks kritiek op haar functioneren in de voorafgaande periode [7] (zie paragraaf 2) gehandhaafd. Deze keuze werd verdedigd met het argument dat het instituut een overwicht van democratische elementen kon voorkomen en dat het nodig was de troon te omringen met een bolwerk waartegen alle partijen afstuiten. [8] Kennelijk bestond de vrees dat de toen nog door provinciale staten gekozen volksvertegen woordigers in de Tweede Kamer een te sterke dadendrang zouden kunnen hebben en dat een door de Koning samengesteld PAGINA 2 VAN 12

instituut nodig zou zijn dat corrigerend en matigend kon optreden. Daarnaast werd de Eerste Kamer ook een functie toegedacht als bemiddelaar tussen de vorst en de natie, ter voorkoming van dwingelandij. Na de grondwetsherziening van 1848, toen niet langer de Koning, maar de leden van de provinciale staten de Eerste Kamer gingen samenstellen, verloor de klassieke bolwerktheorie haar betekenis als bestaansgrond. De Eerste Kamer werd voortaan in de eerste plaats gezien als een chambre de réflexion, waar wetsvoorstellen van regering en Tweede Kamer op basis van deskundigheid en ervaring zouden worden heroverwogen alvorens ze in werking konden treden. Dat is nog steeds de voornaamste functie van de Eerste Kamer. De beide zijden van het Binnenhof: rechts de Tweede Kamer, links de Eerste. In het midden de Ridderzaal, waar elke derde dinsdag van september de beide kamers in verenigde vergadering bijeen zijn. Foto: NRC.nl. De benamingen Tweede Kamer en Eerste Kamer dateren overigens al uit de tijd van de Bataafse Republiek. De Staatsregeling voor het Bataafsche Volk van 1798 bepaalde dat het Vertegenwoordigend Lichaam bestond uit zoveel leden als er twintigduizendtallen zielen in de Bataafse Republiek werden gevonden. Deze vergadering werd in haar geheel ineens gekozen, maar splitste zichzelf daarna in een Eerste Kamer (dertig leden) en een Tweede Kamer (de overige leden, ongeveer het dubbele aantal). Daarbij vormde de Eerste Kamer de wetgevende vergadering; de Tweede Kamer kon de voorstellen van de Eerste bekrachtigen, of die bekrachtiging weigeren. [9] 2. KRITIEK OP HET TWEEKAMERSTELSEL Al ten tijde van de grondwetsherziening van 1840 werd het bestaansrecht van de Eerste Kamer ter discussie gesteld. Doordat haar leden werden benoemd door Koning, bestond de Eerste Kamer bijna uitsluitend uit hoge adel, die loyaal was aan de Koning. Spottend werd de Eerste Kamer daarom wel la ménagerie du Roi, ofwel de koninklijke diergaarde, genoemd. [10] Bij de grondwetsherziening van 1840 PAGINA 3 VAN 12

stelde de regering desondanks geen wijzigingen voor ten aanzien van het tweekamerstelsel. Het bestaansrecht van de Eerste Kamer motiveerde de regering slechts terloops met de verklaring dat het behoud van die kamer `eene der fundamentele verordeningen van het Nederlandsche Staatsregt' was. [11] Thorbecke keerde zich in zijn geschriften over de Grondwet echter tegen het bestaansrecht van de Eerste Kamer; hij noemde haar zonder grond en zonder doel. [12] Ook de conservatief Van Hall bepleitte in een memorie aan Koning Willem II in 1841 de afschaffing van de Eerste Kamer, omdat die overbodig zou zijn: De verdeeling der vertegenwoordiging in twee Kamers, bij de Grondwet van 1815 ingevoerd, bij die van 1814 onbekend, levert in ons land eene nuttelooze complicatie en kostbaarheid op'. [13] Bij de grondwetsherziening van 1848 overleefde de Eerste Kamer opnieuw de twijfel aan haar bestaansrecht. De regering verdedigde dat bestaansrecht door te stellen dat deze kamer overijling diende te voorkomen van hare driftige zuster bedoeld werd de Tweede Kamer. [14] Na 1848 ontwikkelde de Eerste Kamer zich geleidelijk tot een kamer van heroverweging; bij de grondwetsherziening van 1887 werd haar bestaan zonder enig protest van betekenis gecontinueerd. [15] Het in tweede instantie op basis van degelijkheid en onafhankelijkheid nogmaals beoordelen van voorstellen van wet werd en is nog steeds de voornaamste taak van de Eerste Kamer. [16] Bij gelegenheid van de grondwetsherziening van 1922 werd wel aandacht besteed aan het bestaansrecht van de senaat. Doordat werd voorgesteld de verkiesbaarheidsvereisten voor de beide Kamers gelijk te stellen, zou de senaat nog meer een loutere doublure van de Tweede kamer lijken. [17] Een voorstel om de Eerste Kamer dan maar af te schaffen [18] haalde het echter niet. Haar behoud werd, opnieuw, vooral gerechtvaardigd met de revisiegedachte. [19] Ook bij de grondwetsherziening van 1983 werd enige aandacht besteed aan de positie van de Eerste Kamer. De regering was van opvatting dat de heroverweging van door de Tweede Kamer aangenomen wetsontwerpen als een waardevol element van het wetgevingsproces was. Daarnaast erkende de regering niettemin dat de Eerste Kamer wat haar niet wetgevende activiteiten betreft tot op zekere hoogte kon worden gezien als een overbodige doublure van de Tweede Kamer. [20] De laatste decennia is er vrijwel voortdurend kritiek op het functioneren van de Eerste Kamer te horen: zij zou te activistisch en te weinig terughoudend zijn, voornamelijk vertragend werken bij de totstandkoming van wetgeving en daarbij over een zwakke democratische legitimatie beschikken door haar indirecte, archaïsche manier van verkiezen. [21] Het huidige kabinet Rutte II kan zelfs niet rekenen op een gunstig gezinde politieke meerderheid in de senaat, wat het soms moeilijk maakt in het regeerakkoord aangekondigde wetgeving en beleid tot stand te brengen. [22] Begin 2016 is besloten dat een staatscommissie de werking van ons PAGINA 4 VAN 12

parlementaire stelsel zal gaan onderzoeken, waarbij ook de positie van de Eerste Kamer aan de orde zal komen. [23] 3. HET PRIMAAT VAN DE TWEEDE KAMER De volgorde waarin artikel 51 de beide Kamers noemt eerst de Tweede, dan de Eerste is niet toevallig: de grondwetgever heeft hiermee tot uitdrukking willen brengen dat het politieke primaat binnen de Staten Generaal aan de Tweede Kamer toekomt. [24] De grotere betekenis van de Tweede Kamer in ons parlementaire stelsel hangt samen met de zwakkere democratische legitimatie van de indirect gekozen Eerste Kamer, de beperktere bevoegdheden van de Eerste Kamer, met name in de wetgevingsproce dure, en de praktijk rond de totstandkoming van regeerakkoorden en de vorming van kabinetten. [25] De formulering van artikel 51, eerste lid, weerspiegelt deze verhouding tussen de kamers. Dit betekent echter niet dat er in het werk van de Eerste Kamer geen plaats kan zijn voor politieke overtuigingen. De wijze van samenstelling van de Eerste Kamer verkiezing door de leden van de Provinciale Staten en de politieke achtergrond en belangstelling die veel van haar leden gewoonlijk hebben, leiden ertoe dat ook in de Eerste Kamer politiek wordt bedreven. Daarbij dient zij terughoudendheid te betrachten jegens Tweede Kamer en regering in de zin dat zij geacht wordt de hoofdlijnen van de reeds gemaakte politieke keuzen, zeker als die behoren tot de kern van het regeringsbeleid en zijn neergelegd in een regeerakkoord, te respecteren. Een garantie dat de Eerste Kamer zich dan steeds zal neerleggen bij de wens van de Tweede Kamer en de regering, biedt de Grondwet echter niet. In de nacht van 18 en 19 mei 1999 verwierp de Eerste Kamer met één stem verschil [26] een wetsvoorstel dat behoorde tot de kern van het regeerakkoord voor het kabinet Kok II, aangaande de invoering van het correctief wetgevingsreferendum. Deze Nacht van Wiegel bracht het kabinet ertoe zijn ontslag aan te bieden; de crisis kon echter worden bezworen en na enkele dagen trok het kabinet zijn ontslagaanvrage weer in. [27] Omdat de verkiezingen voor de Eerste Kamer en de Tweede Kamer op verschillende momenten plaatsvinden, en ook de wijze van verkiezen verschilt, kan het voorkomen dat de politieke samenstelling van de beide Kamers flink verschilt. Een gevolg kan zijn dat een kabinet dat wel steunt op een meerderheid in de Tweede Kamer, geen meerderheid heeft in de Eerste Kamer. In zo n situatie kan de Eerste Kamer een nog prominentere politieke factor zijn. Het huidige kabinet Rutte II, dat zich in die situatie bevindt, dient voor de realisatie van zijn plannen terdege rekening te houden met de verlangens van de oppositie, die de meerderheid vormt in de Eerste Kamer. Enigszins in strijd met de gedachte van het politieke primaat van de Tweede Kamer PAGINA 5 VAN 12

komt het voorzitterschap van de verenigde vergadering toe aan de voorzitter van de Eerste Kamer (artikel 62 Grondwet). Dit is sinds 1815 steeds zo geweest. Pogingen om bij gelegenheid van de grondwetsherziening van 1983 verandering in deze zaak te brengen, strandden tot tweemaal toe doordat de betreffende wetsvoorstellen door de Eerste Kamer werden verworpen. [28] 4. DE LEDENAANTALLEN VAN DE KAMERS De Grondwet van 1814 riep een Staten Generaal in het leven die bestond uit één kamer met 55 leden. Al in 1815 kwam daarin grondig verandering, doordat de zuidelijke Nederlanden ruwweg het huidige België bij het koninkrijk werden gevoegd. Het ledental van de bestaande Staten Generaal, voortaan de Tweede Kamer, werd verdubbeld om ook vertegenwoordigers van de zuidelijke provincies te huisvesten. De nieuwe Eerste Kamer had geen vast ledental, maar bestond uit ten minste 40 en ten hoogste 60 leden, door de Koning te benoemen. In 1840 was weer een grondwetswijziging nodig, onder meer als gevolg van de erkenning door Nederland van de afsplitsing van België. Feitelijk was dat al gebeurd in het najaar van 1830, waardoor de Staten Generaal al langere tijd niet konden functioneren overeenkomstig de Grondwet van 1815 de vertegenwoordigers van de zuidelijke provincies ontbraken immers. Het aantal leden van de Tweede Kamer werd in het kleinere koninkrijk teruggebracht naar 58; in de Eerste Kamer benoemde de Koning ten minste twintig en ten hoogste dertig leden. De Grondwetswijziging van 1848 bracht de rechtstreekse verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, en als grondslag voor die verkiezing het districtenstelsel. Dat had opnieuw gevolgen voor de ledentallen van de Tweede Kamer: het aantal kamerzetels werd gerelateerd aan het inwonertal van het koninkrijk en aan de daarop gebaseerde kiesdistricten; daarmee kon het ledental variëren. In de Grondwet van 1887 werd het aantal Tweede Kamerleden toch vastgelegd op 100, onder meer omdat het steeds aanpassen van districtsgrenzen aan verschuivingen in de bevolkingsaantallen omslachtig was. Ook bleek het bepalen van districtsgrenzen gevoelig voor misbruik: door bepaalde gebieden in een district te sluiten of juist erbuiten te houden, was het mogelijk de uitkomst van verkiezingen in dat district te beïnvloeden (het fenomeen gerrymandering ). In 1848 werd het ledental van de Eerste Kamer, die voortaan werd verkozen door de leden van de Provinciale Staten, op 39 gesteld; in 1887 werd dat verhoogd tot 50. In 1956 werden de huidige aantallen vastgelegd: 150 en 75 leden voor respectievelijk de Tweede en de Eerste Kamer. De voornaamste aanleiding voor deze verhogingen van de ledentallen was dat de omvang van het takenpakket van de overheid aan het einde van de negentiende eeuw en vooral na de Tweede Wereldoorlog sterk toenam. Die ontwikkeling maakte ook de taken van de volksvertegenwoordigers complexer en omvangrijker. In 1983, bij de algehele grondwetsherziening, zijn geen wijzigingen aangebracht, PAGINA 6 VAN 12

hoewel de ledenaantallen wel voorwerp van discussie waren. Enkele leden van de staatscommissie die de herziening voorbereidde, stelden een vermindering van het aantal leden voor; de meerderheid van de commissie en de regering achtten dit echter geen reële optie, onder meer omdat het aantal leden van beide kamers in relatie tot de omvang van de bevolking klein was in vergelijking met andere landen en bovendien de omvang en complexiteit van het werk van de volksvertegenwoordiging gestaag toenamen.!29!#{noot} Uitbreiding van de ledenaantallen werd door de regering eveneens van de hand gewezen, met als belangrijkste argument dat in de periode sinds 1956 niet was gebleken dat een groter aantal Kamerleden duidelijke voordelen zou bieden. [30] In 1990 leidde een onderzoek naar de doorstroming van leden van de Tweede Kamer tot de constatering dat de werkdruk van Kamerleden erg hoog was geworden. Om dit probleem te ondervangen zou uitbreiding van het aantal Tweede Kamerleden kunnen worden overwogen. [31] Een concreet voorstel daartoe werd echter niet gedaan en sindsdien is uitbreiding van de ledentallen niet meer serieus overwogen. 5. DE VERENIGDE VERGADERING Voor bepaalde in de Grondwet genoemde zaken vergaderen en besluiten de beide Kamers gezamenlijk, waarbij ze dan één vergadering vormen. De Grondwet schrijft een verenigde vergadering van de beide Kamers van de Staten Generaal voor in de volgende gevallen: de vaststelling van een toestemmingswet voor het huwelijk van een lid van het Koninklijk Huis (artikel 28); de beslissing om een of meer personen uit te sluiten van de troonerfopvolging (artikel 29); het benoemen van een Koning of troonopvolger (artikel 30); de beëdiging en inhuldiging van een nieuwe Koning, in Amsterdam (artikel 32); het nemen van een besluit over het ouderlijk gezag en de voogdij over een minderjarige Koning (artikel 34); het verklaren dat de Koning buiten staat is het koninklijk gezag uit te oefenen (artikel 35); het vaststellen van de wet waarmee de Koning de uitoefening van zijn gezag tijdelijk wenst neer te leggen (artikel 36); het vaststellen van de wet waarmee de regent wordt benoemd en van andere wettelijke regelingen rondom het regentschap, alsmede bij de eedaflegging door de regent (artikel 37, tweede en vierde lid); bij de Troonrede op de derde dinsdag van september (artikel 65); het verlenen van toestemming voor de verklaring dat het Koninkrijk in oorlog is, alsmede voor het beëindigen van die toestand (artikel 96); het besluiten over de voortduring van de uitzonderingstoestand (artikel 103). Een verenigde vergadering van de Staten Generaal is uitsluitend in de genoemde gevallen mogelijk. De beide Kamers kunnen niet op eigen initiatief bijeenkomen om over andere dan de in de Grondwet genoemde zaken in verenigde vergadering te besluiten. [32] De regering onderbouwde deze lezing van artikel 51 bij gelegenheid van de grondwetsherziening van 1983 door te stellen dat de Staten Generaal in onderling overleg niet zouden mogen afwijken van de grondwettelijk PAGINA 7 VAN 12

gewaarborgde procedure inzake de wetgeving. Bovendien vreesde de regering een ondermijning van de positie van de Eerste Kamer indien de mogelijkheid van behandeling van wetgeving in één instantie zou worden toegestaan. [33] De leden van de Eerste Kamer zijn in een verenigde vergadering immers veruit in de minderheid ten opzichte van de leden van de Tweede Kamer: zij vormen slechts een derde van het ledental van de verenigde vergadering. Het vierde lid van artikel 51 geeft slechts aan dat in die gevallen de beide Kamers als één orgaan optreden. Volgens de regering betekent dit gezamenlijk bijeenkomen vanzelfsprekend dat het verschil in karakter van de kamers teloor gaat. [34] 6. LITERATUUR P.P.T. Bovend Eert, H.R.B.M. Kummeling, Het Nederlandse parlement, 11de druk, Kluwer: Deventer 2010 B.H. van den Braak, De Eerste Kamer. Geschiedenis, samenstelling en betekenis 1815 1995, diss. 1998 M.C. Burkens, De huidige Eerste Kamer, RegelMaat 1987, p. 111 118 S.W. Couwenberg, Het tweekamerstelsel als staatsrechtelijk instituut, Namens 1990, p. 28 33 F.A.J.Th. Kalberg, De staatsrechtelijke positie van de Eerste Kamer der Staten Generaal I, II en III, TvO 1990, p. 302 306; p. 333 338 en p. 364 366 H. Krabbe, De Eerste Kamer, De Gids 1910, tevens opgenomen in: Staatsrechtelijke Opstellen uitgegeven ter gelegenheid van het aftreden van prof. Krabbe als hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Leiden, eerste deel, Verspreide opstellen, 's Gravenhage 1927, p. 146 205 R. Kranenburg, De Eerste Kamer, in: Studiën over Recht en Staat, Haarlem 1919, p. 131 142 H.R.B.M. Kummeling, De Eerste Kamer: Chambre de Révolution?, NJB 1990, p. 261 268 A. Postma, L.M. de Rijk, A. Sprey, J.J. Vis, Y.P.W. van der Werff (red.), Aan deze zijde van het Binnenhof. Gedenkboek ter gelegenheid van het 175 jarig bestaan van de Eerste Kamer der Staten Generaal, 's Gravenhage 1990 W.C.D. Olivier, Van de Staten Generaal, 's Gravenhage 1876 A.Ch.M. Rijnen, De Eerste Kamer; op zoek naar de kwadratuur van de cirkel?, AA 1975, p. 61 85 Tweehonderd jaar Eerste Kamer. Veelzijdig in deeltijd. De laatste 25 jaar in het vizier, Bju: Amsterdam, 2015 J. Vis, Wetgeving op de valreep. De Eerste Kamer als medewetgever, Publiek Domein 1990, p. 112 116 Volkeren Vertegenwoordigd. De Interparlementaire Unie 100 jaar, 's Gravenhage 1989. P.L. de Vos, De uitgang van het Binnenhof, Arnhem 1990 F. de Vries, De staatsrechtelijke positie van de Eerste Kamer, diss. Groningen, PAGINA 8 VAN 12

2000 7. HISTORISCHE VERSIES Eerste lid: Art. 78 Gw 1815: De Staten Generaal bestaan uit twee kamers (art. 80 Gw 1840). Art. 75 Gw 1848: De Staten Generaal zijn verdeeld in eene Eerste en Tweede Kamer (art. 79 Gw 1887; art. 80 Gw 1922; art. 82 Gw 1938; art. 89 Gw 1953). Tweede lid: Art. 56, eerste volzin, Gw 1814: De vergadering der Staten Generaal bestaat uit vijf en vijftig leden. Art. 79 Gw 1815: Eene dier kamers bestaat uit 110 leden (...). Art. 81 Gw 1840: Eene dier Kamers bestaat uit acht en vijftig leden (...). Art. 77 Gw 1848: Het getal van de leden der Tweede Kamer wordt bepaald naar de bevolking, voor ieder 45 000 één. Art. 81, eerste lid, Gw 1887: De Tweede Kamer bestaat uit honderd leden (...)(art. 82, eerste lid, Gw 1922; art. 84, eerste lid, Gw 1938; art. 91, eerste lid, Gw 1953). Art. 91, eerste lid, Gw 1956: De Tweede Kamer bestaat uit honderd en vijftig leden (...). Derde lid: Art. 80 Gw 1815: De andere kamer, welke den naam van eerste draagt, is zamengesteld uit niet minder dan veertig en niet meerder dan zestig leden, den vollen ouderdom van veertig jaren bereikt hebbende, (...) (art. 82 Gw 1840, behoudens dat i.p.v. `niet minder dan veertig en niet meerder dan zestig leden' wordt gelezen `niet minder dan twintig en niet meerder dan dertig leden'). Art. 78, eerste lid, Gw 1848: De Eerste Kamer bestaat uit 39 leden. Art. 82, eerste lid, Gw 1887: De Eerste Kamer bestaat uit vijftig leden (art. 83, eerste lid, Gw 1922; art. 85, eerste lid, Gw 1938; art. 92, eerste lid, Gw 1953). Art. 92, eerste lid, Gw 1956: De Eerste Kamer bestaat uit vijf en zeventig leden. Vierde lid: Art. 104, eerste lid, Gw 1815: Wanneer volgens deze grondwet, de beide kamers eene vereenigde zitting houden, het zij de tweede kamer in enkelen of in dubbelen getale zij, zitten de leden zonder onderscheid, tot welke kamer zij behooren (art. 105, eerste lid, Gw 1840). Art. 103, eerste lid, Gw 1848: Bij eene vereenigde zitting worden de beide Kamers als slechts ééne beschouwd en nemen hare leden, naar willekeur, door elkander plaats (art. 108, eerste lid, Gw 1887; art. 109, eerste lid, Gw 1922; art. 111, eerste lid, Gw 1938; art. 118, eerste lid, Gw 1953). NOTEN 1. Dit commentaar is een bewerking en aanvulling van het commentaar bij PAGINA 9 VAN 12

dezelfde bepaling in: A.K. Koekkoek (red.), De Grondwet. Een systematisch en artikelsgewijs commentaar, 3de druk, Deventer: W.E.J. Tjeenk Willink, 2000, eveneens van de hand van G. Leenknegt. 2. Erskine May's Treatise on the Law, Privileges, Proceedings and Usage of Parliament, 24th ed., Malcolm Jack, London 2011, p. 11. 3. Voor een overzicht van uiteenlopende tweekamerstelsels in de (tegenwoordige) wereld, zie www.rijksoverheid.nl/ documenten/ rapporten/ 2015/ 11/ 27/ parlementaire tweekamerstelsels een internationalevergelijking. Zie ook: P.P.T. Bovend Eert, H.R.B.M. Kummeling, Het Nederlandse parlement, 11de druk, Kluwer: Deventer 2010, p. 29 e.v. 4. Het Deense parlement werd in 1953 unicameraal, het Zweedse in 1970. 5. Artikel 56 van de Grondwet van 1814. 6. Uitvoerig hierover: H. de Schepper, De Eerste Kamer in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, in: A. Postma e.a. (red.), Aan deze zijde van het Binnenhof. Gedenkboek ter gelegenheid van het 175 jarig bestaan van de Eerste Kamer der Staten Generaal, Den Haag 1990, p. 15 e.v. 7. Zie hierover uitvoerig De Schepper, a.w. 1992, p. 30 57 en G.A.M. Beekelaar, Tussen twee revolutiejaren. De Eerste Kamer van 1830 tot 1848, in: Gedenkboek 175 jarig bestaan van de Eerste Kamer, Den Haag 1990, p. 83 137. 8. Bovend Eert/ Kummeling, a.w. 2010, p. 33. 9. Zie de artikelen 51 70 van de Staatsregeling voor het Bataafsche Volk van 1798. 10. Bovend Eert/ Kummeling, a.w. 2010, p. 33. 11. Hand. II 1839 1840, p. 433 en 434. 12. J.R. Thorbecke, Bijdrage tot de herziening der grondwet, Amsterdam 1948, met notities en bijlagen van C.W. de Vries, p. 46. 13. F.A. van Hall, Memorie met opdrachtbrief d.d. 23 december 1841, opgenomen in L.C. Suttorp, F.A. Van Hall en Zijne Constitutionele Beginselen, diss. RUL, Amsterdam 1932, p. 188 en 189. 14. W.C.D. Olivier, Van de Staten Generaal, 's Gravenhage 1876, p. 65. 15. Over deze periode uitvoerig: J.J. Vis, Van 'Ménagerie du Roi' tot politiek college. De Eerste Kamer van 1849 tot 1887, in: Gedenkboek 175 jarig bestaan van de Eerste Kamer, Den Haag 1990, p. 163 209. 16. J.T. Buijs, De Grondwet. Toelichting en kritiek, deel I, Arnhem: Gouda Quint, 1883, p. 403, 404; H. Krabbe, De Eerste Kamer, in: De Gids 1910, tevens opgenomen in Staatsrechtelijke opstellen uitgegeven ter gelegenheid van het aftreden van Prof. H. Krabbe als hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Leiden, eerste deel, 's Gravenhage 1927, p. 185 186. 17. Zie o.a. het Verslag van de Staatscommissie ingesteld bij KB van 20 PAGINA 10 VAN 12

december 1918, no. 78, aan welke is opgedragen de voorbereiding van eene herziening van de Grondwet. Zie ook Hand. II 1921/ 22, p. 662 664. 18. Bijl. Hand II 1921/ 22, nr. 90, p. 6 en 7. 19. N. Cramer, De Eerste Kamer na 1917 in heroverweging, in: Gedenkboek 175 jarig bestaan van de Eerste Kamer, Den Haag 1990, p. 283 296. 20. Nota inzake het grondwetsherzieningsbeleid, deel I, 's Gravenhage 1977, Bijl. Hand. II 1973/ 74, 12 994, nr. 2 (Nng, 12, p. 18 19). 21. Een voorbeeld is de kritiek die de VVD fractievoorzitter in de Tweede Kamer Zijlstra uitte in een interview in april 2013: www.volkskrant.nl/ politiek/ zijlstra te politieke eerste kamer beter afschaffen~a3428375/. Zie over de discussie over de rol van de Eerste Kamer gedurende de afgelopen 25 jaar: Tweehonderd jaar Eerste Kamer. Veelzijdig in deeltijd. De laatste 25 jaar in het vizier, Bju: Amsterdam, 2015; zie met name hoofdstuk 5 (p. 118 154). 22. Zie bijvoorbeeld: www.volkskrant.nl/ politiek/ eerste kamer tegen wetkamp energieakkoord dreigt te kapseizen~a4212908/. 23. www.nrc.nl/ nieuws/ 2016/ 01/ 19/ overeenstemming over staatscommissieeerste kamer. 24. Kamerstukken II 1976/ 77, 14 222, nr. 3, p. 9 en 1978/ 79, 14 222, nr. 7, p. 18 (Nng IIIa, p. 9 en 67). 25. Bovend Eert/ Kummeling, a.w. 2010, p. 37 39. 26. Aangezien het de tweede lezing van een voorstel tot herziening van de Grondwet betrof, was een tweederde meerderheid nodig. 27. Hierover: J. van Merriënboer, Carambole! De nacht van Wiegel in de parlementaire geschiedenis, in: Jaarboek Parlementaire geschiedenis 1999; zie ook www.parlement.com/ id/ vh8lnhrouwxi/ kabinetscrisis_1999_de_nacht_van_wiegel. 28. C.A.J.M. Kortmann, Grondwetsherzieningen 1983 en 1987, 2de druk, Kluwer: Deventer 1987, p. 215 216; zie ook het commentaar bij artikel 62 Gw. 29. Kamerstukken II 1976/ 77, 14 222, nr. 3, p. 9 10 (Nng IIIa, p. 9 10). 30. Kamerstukken II 1978/ 79, 14 222, nr. 7, p. 19 (Nng IIIa, p. 68). Overigens merkt de regering hierbij op dat de ledenaantallen in 1956 betrekkelijk willekeurig waren gekozen. 31. Aldus P.L. de Vos, Uitbreiding aantal Kamerleden gewenst!, in: Namens 1990, p. 14 23; zie ook P.L. de Vos, De uitgang van het Binnenhof, Arnhem 1990. 32. Kamerstukken II 1976/ 77, 14 222, nr. 3, p. 7 en 8 (Nng, IIIa, p. 7 8). 33. Kamerstukken II 1976/ 77, 14 222, nr. 3, p. 8 (Nng, IIIa, p. 8) en uitvoeriger de argumenten van de regering in Kamerstukken II 1978/ 79, 14 222, nr. 7, p. PAGINA 11 VAN 12

10 17 (Nng, IIIa, p. 59 66). 34. Kamerstukken II 1978/ 79, 14 222, nr. 7, p. 12 (Nng IIIa, p. 61). CITEER SUGGESTIE G. Leenknegt, Commentaar op artikel 51 van de Grondwet, in: E.M.H. Hirsch Ballin en G. Leenknegt (red.), Artikelsgewijs commentaar op de Grondwet, webeditie 2019 (www.nederlandrechtsstaat.nl). PAGINA 12 VAN 12 DOWNLOAD OP 27.07.2019 OM 22:42 UUR.