6,3. Werkstuk door een scholier 1730 woorden 11 oktober keer beoordeeld

Transcriptie

1 Werkstuk door een scholier 1730 woorden 11 oktober ,3 85 keer beoordeeld Vak Economie Inhoudsopgave Voorwoord Hfst:1 De stamboom van de koninklijke familie Hfst:2 Wat is prinsjesdag? Hfst:3 De troonrede 2004 Hfst:4 De Miljoenennota Hfst:5 De rijksbegroting Hfst:6 De overheid Hfst:7 De 1ste en de 2de kamer Hfst:8 Het interview Het slot Voorwoord: Ik heb dit onderwerp gekozen omdat prinsjesdag een belangrijke dag is. Zelf wist ik ook nog niet zo heel veel over dit onderwerp. Omdat ik er nog niet veel van wist leek het me leuk om allemaal informatie over dit onderwerp te gaan zoeken. En dat is gelukt. Ook heb ik op het internet hele mooie foto s gevonden die bij het onderwerp passen. Prinsjesdag is ook elk jaar op de televisie te zien. Ik kijk zelf maar sommige stukjes want als je heel de troonrede kijkt, word het ook wel een beetje saai. Je kunt ook de volgende dag in de krant kijken. Daar staat meestal een heel verslag in over de troonrede. Hoofdstuk:1 De stamboom van de Koninklijke Familie Dit is de stamboom van de Koninklijke familie van Oranje. De stamboom begint rond 1800 bij Koning Willem I en Wilhelmina van Pruisen II. En eindigt bij het jongste lid van de familie prinses Amalia. Hoofdstuk:2 Wat is prinsjesdag? Op welke dag wordt prinsjesdag gehouden en vanaf wanneer? Vanaf 1815 werd de troonrede gehouden op de eerste maandag in november. Later werd dat de eerste maandag in oktober. Weer later in 1848 werd het weer vervroegd naar de derde maandag in september. Het werd steeds vervroegd omdat de Staten-Generaal steeds meer tijd nodig hadden om de hele rijksbegroting te behandelen. Dit moest voor het einde van het jaar gebeurt zijn. De rijksbegroting bestaat Pagina 1 van 5

2 namelijk uit wetsvoorstellen die door de Staten-Generaal goedgekeurd moeten worden. Dan pas mag op 1 januari het geld uitgegeven worden. Toch was de maandag niet zo n goede dag. In die tijd waren er nog geen snelle auto s en andere voertuigen. Kamerleden die ver van Den Haag afwoonde moesten dan op zondag al gaan reizen om op tijd te komen. De Christelijke partijen vonden het niet goed om op zondag te reizen, want dat is een rustdag. Daarom is er in 1887 besloten om de troonrede te houden op de derde dinsdag in september. Waar komt de naam Prinsjesdag vandaan? Vanaf 1930 wordt de derde dinsdag van september Prinsjesdag genoemd. Toen Willem V stadhouder was, werd zijn verjaardag (8 maart) Prinsjesdag genoemd. In die tijd was dat een van de populairste volksfeesten. Dit was een dag om hun liefde aan de Prins te tonen. Niemand weet waarom na een heleboel jaar de naam weer is terug gekomen. Misschien komt het doordat ook op deze dag de Koninklijke familie kon worden toegejuicht. Waar word de troonrede voorgelezen? Al vanaf het begin van ons koninkrijk (1815) wordt er jaarlijks het begin van het werkjaar voor de Staten- Generaal geopend. De Staten-Generaal is de eerste en tweede Kamer bij elkaar. Zij zijn de volksvertegenwoordigers. De eerste troonrede was in de Trêvezaal in Den Haag. Toen in 1815 België bij Nederland werd gevoegd, verdubbelde het aantal tweede Kamerleden. Dit zorgde ervoor dat er een eerste en een tweede kamer kwam. Toen dat gebeurde werd deze zaal te klein. Daarom werd de troonrede verplaatst naar de zaal waar toen de tweede Kamer vergaderde. Tot 1830 vond de troonrede om het jaar plaats in Den haag en in Brussel. Toen de Belgen zich weer van Nederland losmaakten (1830), werd de troonrede alleen nog maar gedaan in Den Haag. Vanaf 1904 werd de troonrede gehouden in de Ridderzaal. Welke route wordt er gereden? Als de klok een uur slaat komt de koninklijke familie uit paleis Noordeinde. Beatrix en Claus stapten in de Gouden Koets, de anderen in gewone rijtuigen. Onder begeleiding van militairen wordt dan een route gereden die de koningin naar de Ridderzaal moet brengen. Die route is in de loop van de jaren veranderd. Doordat de Gouden Koets tegenwoordig niet meer door de poort tussen Buitenhof en Binnenhof kan, wordt er omgereden. Als de koningin op het Binnenhof is aangekomen wordt het volkslied, het Wilhelmus, gespeeld. Hier zie je de route die de koningin rijdt met de gouden koets. Hoofdstuk:3 De troonrede De Koningin leest de Troonrede voor, maar ze schrijft hem niet zelf. Dat doen de ministers gezamenlijk. Iedere minister schrijft over zijn eigen 'terrein' een verhaal. Dat betekent dat de minister van Verkeer en Waterstaat over de plannen voor nieuwe wegen kan schrijven en de minister van Onderwijs over nieuwe plannen om meer geld aan leraren te geven. De minister-president maakt van al die verhalen één verhaal. Hij probeert het ook zo begrijpelijk mogelijk te maken. De 'Troonrede' is dus een verhaal van de regering. Pagina 2 van 5

3 Als de Koningin klaar is met voorlezen wordt er 'Leve de Koningin!' geroepen. Daarna vertrekt de Koningin weer, terug naar het Paleis Noordeinde. Tenslotte verschijnt de koninklijke familie op het balkon om naar de mensen te zwaaien. Hoofdstuk:4 De Miljoenennota Elk jaar op Prinsjesdag maakt de regering haar plannen voor het komende jaar bekend in de rijksbegroting en de Miljoenennota. Ieder ministerie stelt een begroting op, waarbij de volgende vragen beantwoord worden: wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? En wat gaat dat kosten? Al deze begrotingen samen vormen de rijksbegroting. Een overzicht van de belangrijkste plannen en de financiële gevolgen daarvan is opgenomen in de Miljoenennota. De Miljoenennota is in feite een algemene toelichting op de rijksbegroting. Hoofdstuk:5 De rijksbegroting De rijksbegroting bestaat uit deelbegrotingen van de afzonderlijke ministeries. Elke begroting wordt in de vorm van een wetsvoorstel aan de Tweede en Eerste Kamer voorgelegd. Pas als de Tweede en Eerste Kamer de voorstellen hebben behandeld en hebben aangenomen, kunnen de ministers de plannen uitvoeren. Het geld mag pas vanaf 1 januari van het nieuwe jaar uitgeven. Net als ieder ander wetsvoorstel is de begroting, het begrotingsvoorstel, opgebouwd uit artikelen. Elk artikel staat voor een beleidsdoel dat de regering wil bereiken. Het geeft een samenhangend antwoord op de vragen: "Wat willen we bereiken, wat gaan we daarvoor doen en wat mag dat kosten?" Om die reden worden de artikelen ook wel beleidsartikelen genoemd. Dit zijn voorbeelden van deelbegrotingen van de afzonderlijke ministeries. Hoofdstuk:6 De overheid De overheid is een soort baas over een stuk grond en ook over de mensen die er wonen. We hebben 3 verschillende soorten overheid een landelijke overheid, een provinciale overheid en een gemeentelijke overheid. De overheid is er voor iedereen. Iedereen heeft de overheid wel eens nodig. Of het nu gaat om het aanvragen van een rijbewijs, het zorgen voor schone schoolgebouwen, trouwen of om het bestrijden van zware misdaad. De overheid heeft trouwens omgekeerd ook de burgers nodig. Zij kan wel zorgen voor een schone leefomgeving, maar als iedereen zijn rotzooi op straat gooit merk je daar niet veel van. Op alle drie niveaus voert de overheid beleid, stelt wetten of regels vast en ziet erop toe dat die ook worden nageleefd. Soms houdt de overheid zich op de achtergrond en stelt alleen algemene eisen vast. Zo kan een vereniging van ouders bijvoorbeeld zelf een vrije, christelijke of islamitische school oprichten. Maar de overheid bepaalt de regels voor goed onderwijs, waar alle scholen zich aan moeten houden. In Nederland heeft het bestuur van de overheid de vorm van een parlementaire democratie. Het parlement, de volksvertegenwoordiging, heeft het laatste woord. Het parlement bestaat uit een Tweede en een Eerste Kamer. Verder bestaat de overheid uit een regering met een staatshoofd. Dat is in Nederland de koningin. Ook de gekozen volksvertegenwoordigers en bestuurders van de provincie en de gemeenten horen bij de overheid. Pagina 3 van 5

4 Bij de overheid werken tienduizenden ambtenaren. Sommigen bereiden beleid en wetgeving voor. Anderen voeren beleid uit, zoals politiemensen, militairen en leraren in het openbare onderwijs. Hoe de overheid eruit ziet is vastgelegd in de Grondwet. In de Grondwet staan ook de rechten en vrijheden die burgers hebben en de plichten die de overheid heeft tegenover de burgers. Hoofdstuk:7 De 1ste en de 2de kamer De Eerste en de Tweede kamer heeft alles te maken met de mensen die in onze volksvertegenwoordiging zitten. We noemen de beide kamers samen ook wel Staten-Generaal. 'Staten' was vroeger de naam voor de provincies van Nederland en 'generaal' is een ander wordt voor algemeen, iets waar iedereen bij betrokken was. Het was dus een groep mensen uit verschillende provincies die met elkaar kwamen vergaderen. Tegenwoordig word de Tweede kamer meestal eens in de vier jaar door de inwoners van Nederland gekozen. Die Tweede Kamer bestaat uit 150 mensen van verschillende politieke partijen. Zij regeren samen met de ministers het land. De Eerste kamer wordt op een hele andere manier gekozen. Eens in de vier jaar wordt er ook gestemd voor de Provinciale Staten (mensen die de provincies besturen). En die mensen kiezen dan de leden van de Eerste Kamer. In die Eerste Kamer zitten 75 mensen, ook van verschillende politieke partijen. Hoofdstuk: 8 Het interview Ik heb ook nog een interview gemaakt. Daarbij heb ik verschillende klasgenootjes geïnterviewd over wat zij van prinsjesdag vinden. Dat heb ik gedaan omdat het me leuk leek wat de mening was van andere klasgenootjes. Ik heb 5 vragen gesteld en de eerste vraag was: Wat vind je van prinsjesdag? De meeste van de ondervraagde kinderen vind prinsjesdag wel interessant en een enkeling vind het stom of nutteloos. De volgende vraag is: Volg je prinsjesdag elk jaar op de televisie? De meeste volgen het soms op de televisie. En de rest volgt het helemaal niet op de televisie. Vraag 3 is: Weet je wat er precies gebeurd op die dag? Niemand weet wat er precies gebeurd. Maar de meeste kinderen weten het wel een beetje. Wat vind je het mooiste van prinsjesdag? De meeste kinderen vinden toch wel de gouden koets het mooist. Zelf vind ik de paarden die voor de gouden koest lopen het mooist. Daarvoor gebruiken ze meestal Friese paarden. En tot slot de laatste vraag: Weet je waar het koffertje voor dient? Het antwoord op deze vraag wisten de meeste kinderen wel. Een enkeling wist niet helemaal waar het koffertje voor dient maar de rest gelukkig wel. Pagina 4 van 5

5 Het slot Nadat ik dit hele werkstuk heb gemaakt (wat best veel werk was) heb ik veel kennis opgedaan over prinsjesdag. Ik ben nu een stuk wijzer over prinsjesdag. Sommigen stukjes waren best moeilijk bijvoorbeeld het stuk over de rijksbegroting. Maar nadat ik er informatie over had gezocht en dat had uitgepuzzeld snapte ik het veel beter. Ik heb wel veel geleerd over dit onderwerp. Het leukste om te doen vond ik: mooie plaatjes zoeken die bij de tekst passen. Pagina 5 van 5