Voortplanting en celdeling

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 + 4

Door recombinatie ontstaat een grote vescheidenheid in genotypen binnen een soort. (genetische

3 Rundveefokkerij Melkproductiecontrole Selectie Fokwaardeschatting Inseminatieplannnen 69 3.

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Biologie: Erfelijke informatie in de cel 6/29/2013. dr. Brenda Casteleyn

3.Mitose. 2.Mitose. Hoeveel chromatiden bevat een menselijke cel maximaal tijdens te mitose?

6,4. Samenvatting door E woorden 6 december keer beoordeeld. Biologie voor jou

Jongetje of meisje? hv12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

8,6. Samenvatting door Jasmijn 2032 woorden 9 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie samenvatting hoofdstuk 4 Genetica

Begrippenlijst Biologie DNA

Periode 9 - deel 1 MOLECULAIRE GENETICA

Celdeling vmbo-kgt12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

6.7. Werkstuk door een scholier 1654 woorden 17 april keer beoordeeld. Biologie voor jou. Erfelijkheidsmateriaal

Begrippenlijst DNA adenine Eén van de nucelotidebasen die in DNA en RNA voorkomen. Adenine (A) vormt een basenpaar met thymine (T) in het DNA en met

We wensen je veel succes met studeren en het halen van jouw tentamens!

2. Erfelijkheid en de ziekte van Huntington

Juli blauw Biologie Vraag 1

Juli geel Biologie Vraag 1

Hetzelfde DNA in elke cel

4.5. Boekverslag door N woorden 11 april keer beoordeeld. Biologie voor jou BS1

Biologie (jaartal onbekend)

Samenvatting Biologie Thema 3 en 4

Begrippenlijst Biologie Thema 4 DNA, paragraaf 1 t/m 9

ERFELIJKHEID. 1 N i e t a l l e m a a l h e t z e l f d e Afbeelding 17-2

4,4. Praktische-opdracht door een scholier 2016 woorden 4 november keer beoordeeld

Oplossingen Biologie van 2000

Een modificatie is een verandering in je fenotype, je geeft dit echter niet door aan volgende generaties het is dus geen genotype.

Bij ongeslachtelijke voortplanting groeit een deel van een individu uit tot een nieuw individu. Dit kan op verschillende manieren :

Van mens tot Cel oefenvragen 1. De celdeling bestaat uit verschillende fasen. Hoe heten de G1, S en de G2 fase samen?

Tussen de trofoblast en de kiemschijf wordt de navelstreng gevormd.


BIOLOGIE MOLECULAIRE GENETICA EIWITSYNTHESE VWO KLASSE 6

Mitose is een ander woord voor gewone celdeling. Door gewone celdeling blijft het aantal chromosomen in lichaamscellen gelijk (46 chromosomen).

Thema: Inleiding in de biologie & Cellen

1. Wat is erfelijke informatie en hoe functioneert het?

Basisstof 7 Genetische variatie


DNA & eiwitsynthese Oefen- en zelftoetsmodule behorende bij hoofdstuk 16 en 17 van Campbell, 7 e druk December 2008

Samenvatting Biologie Voortplanting

6.9. Boekverslag door S woorden 24 maart keer beoordeeld. Thema 4 DNA

Werkstuk Biologie DNA

Samenvatting Biologie H3 Organen en cellen

Antwoorden door een scholier 1825 woorden 28 februari keer beoordeeld

Begrippen Hoofdstuk 3

Mitochondriële ziekten

3. Eén gen kan vele allelen hebben. Hoeveel allelen van één gen heeft ieder individu?

9, Samenvatting door een scholier 1855 woorden 27 november keer beoordeeld. Hoofdstuk 2 Biologie bedrijven

Samenvattingen. Samenvatting Thema 4: Erfelijkheid. Basisstof 1. Basisstof 2. Erfelijke eigenschappen:

Teveel centrosomen in kankercellen

THEORETISCHE ACHTERGROND VOOR LERAREN. Basis van het leven. Gekaderd binnen het leerplan. Aardrijkskunde-Natuurwetenschappen 3 e graad

De cel metabolisme cel cel- membraan eiwitsynthese DNA aminozuren 1.1 De cel celcyclus celmembraan Afbeelding 1.1

Examen Voorbereiding Cellen

Biologie 3. Deel 3: Erfelijkheid PROFESSIONELE BACHELOR IN HET ONDERWIJS SECUNDAIR ONDERWIJS. Auteurs: Caroline Hammels & Hilde Rutten

Concept cartoons zijn meerkeuzevragen in de vorm van een dialoog met plaatje. Dat ziet er bijvoorbeeld zo uit:

Spierziekten en genetica

<A> Thymine is een pyrimidinebase en vormt 3 waterstofbruggen met adenine. <B> Adenine is een purinebase en vormt 2 waterstofbruggen met thymine.

<A> Adenine is een purinebase en vormt 2 waterstofbruggen met thymine. <B> Guanine is een pyrimidinebase en vormt 2 waterstofbruggen met cytosine.

6,1. Samenvatting door een scholier 1949 woorden 7 februari keer beoordeeld. Biologie voor jou

Desoxyribose heeft 5 C-atomen. De fosfaatgroep zit aan het 5e C-atoom en de stikstofbase aan het 1e C-atoom.

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk?

Biologie Vraag 1 <A> <B> <C> <D> Vraag 1. Dit zijn een aantal gegevens over een nucleïnezuur.

Klinische Genetica. Autosomaal recessieve overerving

Grootste examentrainer en huiswerkbegeleider van Nederland. Biologie. Trainingsmateriaal. De slimste bijbaan van Nederland! lyceo.

ZONDER CELDELING GEEN KANKER

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk?

De romp bestaat uit een borstholte en een buikholte, gescheiden door het middenrif.

Jongetje of meisje? vmbo-kgt12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

DNA & eiwitsynthese Vragen bij COO-programma bij hoofdstuk 11 en 12 Life

Evolutie van de generatiewisseling

Begrippenlijsten biologie 4 havo en 5 havo PENTA College CSG Scala Rietvelden

Samenvatting Biologie DNA

Genetische Selectie. Eindwerk: hondenfokker 2 de jaar. Sabine Spiltijns

Samenvatting Biologie Thema 1: Organen en cellen

Klinische Genetica. Autosomaal dominante overerving

Scheikunde Chemie Overal Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 15 Hoofdstuk 18

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3: Cellen

Examen Voorbereiding DNA. Teylingen College Leeuwenhorst 2015/ JasperOut.nl. Thema 2 DNA

S e k S u e l e v o o r t p l a n t i n g r e d u c t i e d e l i n g o f m e i o S e e n g e n e t i S c h e v a r i a t i e

BOUWSTENEN VAN HET LEVEN

1 Na + Na + Na + ATP K +

HAVO 5 Begrippenlijst Erfelijkheid allel Allelen zijn verschillende vormen van een gen. Zij liggen in homologe chromosomen op precies dezelfde

94 Transcriptie en vorming van mrna bij prokaryoten en eukaryoten

Samenvatting Erfelijkheid Vmbo 3a Biologie voor Jou. Erfelijke informatie ligt in de celkern in de chromosomen. Chromosomen bestaan weer uit DNA.

Erfelijkheid van de ziekte van Huntington

Stamcellen zijn ongedifferentieerde cellen die zich blijven delen. Drie verschillende stamcelbronnen zijn:

Het genotype van een individu staat in de chromosomen. Daar staat namelijk de erfelijke informatie in van alle eigenschappen die erfelijk zijn.

Samenvatting door een scholier 1681 woorden 19 juni keer beoordeeld. Genetica

Biologie. L. Standaert

GENEXPRESSIE VERVOLGOPDRACHT

4 HAVO thema 4 Erfelijkheid EXAMENTRAINER OEFENVRAGEN

ANTWOORDEN HOOFDSTUK 6 VAN GEN TOT EIWIT

HERKANSINGSTENTAMEN Moleculaire Biologie deel 2, 5 Jan 2007

het machtigste leven op aarde erfelijkheid & ordening

2 Voortplanten met organen Bouw en werking van geslachtsorganen Werking van geslachtshormonen Afsluiting 31

Nederlandse samenvatting

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk?

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk?

Samenvatting Biologie Thema 5 Erfelijkheid en Evolutie

Genetische aspecten. Inleiding

Transcriptie:

Voortplanting en celdeling Inleiding Kenmerkend voor de levende natuur is het streven om de soort in stand te houden. Voor de groene plant als groep komt daar nog bij het vastleggen en beschikbaar maken van zonne-energie voor zichzelf en voor anderen. Bij het in stand houden van de soort gaat de soort voor het individu. Oude exemplaren hebben geen functie meer en sterven. Ze worden vervangen door jonge exemplaren. Daarvoor is vermeerdering noodzakelijk. Vermeerdering gaat altijd gepaard met groei (celdeling en celstrekking). Om het verschil tussen ongeslachtelijke en geslachtelijke voortplanting te begrijpen behandelen we de twee variaties van celdeling. 1 Ongeslachtelijke en geslachtelijke voortplanting Voortplanting is een belangrijk onderdeel van de levenscyclus van elk organisme. Dat geldt zowel planten, mensen en dieren. In de evolutie zijn veel manieren van vermeerdering ontstaan. Globaal kun je ze verdelen in: 1 Ongeslachtelijke voortplanting; Hierbij ontstaat het nieuwe individu uit een deel van het oude individu: dit deel kan eencellig of meercellig zijn; 2 Geslachtelijke voortplanting; Hierbij ontstaat het nieuwe individu uit een zygote. Dit is een cel die tot stand is gekomen door versmelting van twee geslachtscellen of gameten. 1.1 Ongeslachtelijke voortplanting Ongeslachtelijke voortplanting, vegetatieve voortplanting ofwel aseksuele reproductie is voortplanting waarbij slechts een ouder betrokken is. Ongeslachtelijke voortplanting is die manier van voortplanten waarbij een deel van het ouderindividu (plant of dier) uitgroeit tot een compleet nieuw individu. Bij ongeslachtelijke vermeerdering heb je maar een ouder. Hierdoor hebben de nakomelingen dezelfde eigenschappen als de ouder. Biologie 2 1 vermeerdering en celdeling

1.2 Geslachtelijke voortplanting Geslachtelijke voortplanting ofwel generatieve vermeerdering berust op het versmelten van twee geslachtscellen (gameten) tot een zygote. Dit gebeurt tijdens de bevruchting. Door dit versmelten komen de eigenschappen van 2 organismen bij elkaar en zullen er nakomelingen ontstaan die anders zijn dan de beide ouders. Hierdoor zijn organismen in de loop der tijd steeds veranderd (geëvalueerd) en beschikken ze over een gevarieerde genetische samenstelling. Door deze variatie in genetische eigenschappen kunnen alleen individuen die zich aangepast hebben aan veranderende milieuomstandigheden zich handhaven. Daardoor hebben soorten zich zo ontwikkeld en aangepast dat ze de soort in stand konden houden. Soorten die dat niet konden zijn niet succesvol of uitgestorven. Om het doorgeven van erfelijke eigenschappen te begrijpen moeten we eerst de celdeling bespreken. Essentieel daarbij zijn het verdubbelen van DNA, de zo genaamde DNA replicatie, en de eiwitsynthese. 2 Erfelijkheidsmateriaal Organismen bestaan uit cellen. Die cellen zorgen ervoor dat alles in een orgaan goed werkt. Elke cel bevat een kern met een volledige kopie van het erfelijkheidsmateriaal, in de vorm van chromosomen. Bij elke celdeling wordt er een kopie gemaakt van al het erfelijkheidsmateriaal. Chromosomen bestaan uit een stof die DNA heet. Een stukje afgebakend DNA dat het recept bevat voor een eigenschap, noemen we een gen. Genen bepalen alle erfelijke eigenschappen, zoals de kleur van ons haar en onze ogen. Verder zorgen de genen ervoor dat bepaalde eigenschappen overerven. Ook spelen ze een rol bij de aanleg voor een bepaalde aandoening. 2.1 Chromosomen Chromosomen zijn voor te stellen als lange strengen, die uit DNA (desoxyribonucleïnezuur) bestaan. De chromosomen zijn de dragers van ons erfelijkheidsmateriaal en bevinden zich in de celkern. Biologie 2 2 vermeerdering en celdeling

Zij bevatten de volledige genetische informatie die noodzakelijk is voor het ontwikkelen, in stand houden en voortplanten van een individu. Van elk chromosoom hebben we twee exemplaren. De genen die op deze overeenkomstige chromosomen liggen, zijn dus ook overeenkomstig. Dat betekent dat elk gen in tweevoud aanwezig is. Eén gen is afkomstig van de moeder (op het moederlijke chromosoom) en het andere gen is afkomstig van de vader (op het vaderlijke chromosoom) Chromosomen zijn voor te stellen als lange, dunne strengen, die bestaan uit een stof die chromatine wordt genoemd. Bij mensen bevat elke lichaamscel normaal 46 chromosomen, die twee aan twee gelijk zijn. In totaal heeft iedere cel dus 23 chromosomenparen. Chromosomen zijn zo dun dat we ze zelfs met de microscoop niet kunnen zien. Alleen wanneer de cel zich gaat delen, zijn ze zichtbaar onder de microscoop. Dat komt doordat de chromosomen zich dan spiraliseren en verdikken. Wanneer chromosomen gerangschikt worden op grootte en vorm ontstaat een chromosomenkaart of karyogram: een overzichtelijk plaatje van alle aanwezige chromosomen. Zo is te zien of er chromosomen ontbreken, te veel zijn of qua vorm en grootte afwijken. Biologie 2 3 vermeerdering en celdeling

2.2 DNA Genen bestaan uit DNA. Het DNA bevat de code waarin al onze erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd DNA heeft de vorm van een spiraalvormige draad die met een andere DNA-draad een dubbele helix vormt, een soort trap die gedraaid is zijn lengteas. om De zijkanten van deze trap bestaan uit een dubbele keten van nucleotiden. Elke nucleotide bestaat uit: - suiker (desoxyribose); - fosforzuur; - verschillende 4 basen. Losse nucleotiden komen massaal voor in het kernplasma en in het cytoplasma. Telkens zijn er twee basen met elkaar verbonden die samen een trede van de trap vormen. Het DNA bevat de volgende basen: - adenine (A); - thymine (T); - cytosine (C); - guanine (G). De twee DNA- draden passen op elkaar doordat; - adenine alleen verbonden kan worden (een trede kan maken) met thymine; - cytosine alleen verbonden kan met guanine. Biologie 2 4 vermeerdering en celdeling

Wanneer de volgorde van de ene streng bekend is, kunnen we dus afleiden wat de volgorde van de andere streng zal zijn. De strengen zijn complementair. De basen volgen elkaar op in één lange draad, met steeds een andere volgorde. Deze lange reeks van basen bevat de unieke code voor de erfelijke eigenschappen. Indien de DNA-strengen uit één celkern achter elkaar gelegd zouden worden, ontstaat er een draad van twee meter. Een celkern is daarvoor te klein (een gemiddelde cel heeft een diameter van ongeveer vijftien miljoenste meter). Daarom zijn de draden opgewonden rond eiwitbolletjes. Op deze manier ontstaat de structuur die we chromatinedraad (chromatine) noemen. Deze chromatinedraad is ook weer spiraalvormig opgevouwen tot een chromosoom. 2.3 Genen Genen spelen de hoofdrol in de erfelijkheid, zij bevatten de informatie voor alle erfelijke eigenschappen. Een gen is een stukje van het DNA dat de code bevat voor een eigenschap. Genen liggen dus verspreid op de chromosomen. 2.4 Eiwitsynthese Genen bepalen de eigenschappen van het lichaam. Dit is mogelijk doordat de genen bepalen welke eiwitten er worden gemaakt. Eiwitten zijn de bouwstenen van ons lichaam. Zij zorgen voor de stevigheid van een cel en bepalen of de cel een zenuwcel, spiercel, haarcel wordt of een andere taak krijgt. Sommige eiwitten zijn enzymen die biochemische reacties sturen of die onderdeel van de spijsvertering zijn. Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren. De volgorde van de verschillende aminozuren bepaalt de eigenschappen van het eiwit. Een aminozuur wordt gecodeerd door drie achtereenvolgende basen, dit wordt een triplet of codon genoemd. Afhankelijk van de volgorde van de verschillende basen, kunnen er zo'n 20 verschillende aminozuren gevormd worden. Bijvoorbeeld: Het codon AGC (adenine, guanine, cytosine) codeert voor het aminozuur serine. Elk gen bevat de door zijn DNA de code voor een reeks van aminozuren, die dan samen weer een eiwitcode vormen. Biologie 2 5 vermeerdering en celdeling

Eiwitten worden gemaakt door de ribosomen die zich in het endoplasmatisch riticulum bevinden. Doordat DNA niet uit de celkern kan treden gebeurt het maken van eiwitten via een omweg: Als er behoefte is aan een bepaald eiwit dan wordt het verantwoordelijke gen geactiveerd. Het DNA vormt dan een afdruk van zichzelf, met dat verschil dat thymine vervangen wordt door Uracil. Deze afdruk heet messenger RNA (m- RNA). m-rna verlaat de kern en gaat tegen het ribosoom liggen. In het cytoplasma bevinden zich losse nucleotiden. Deze vormen een complementaire keten tegenover de het m-rna. Deze keten wordt transport RNA (t-rna) genoemd. Het t-rna gaat op zoek naar bijpassende aminozuren. Enzymen zorgen voor de koppeling van de aminozuren tot eiwitten. In feite wordt op deze manier een nieuwe levende stof gevormd. Biologie 2 6 vermeerdering en celdeling

3 Celdeling Je weet dat elke cel DNA bevat. Deze liggen op de chromosomen in de celkern. Het aantal en de vormen van de chromosomen (het DNA) zijn kenmerkend voor de soort. Om te kunnen groeien is het nodig dat levende cellen zich continu splitsen. Dit heet celdeling. Bij de vorming van lichaamscellen is het van belang dat de dochtercellen precies hetzelfde zijn dan de oudercel. Dit betekent voor de vorming van lichaamscellen dat de chromosomen eerst moeten verdubbelen voordat de cel in tweeën deelt. Dit gebeurt tijdens de normale celdeling. Deze wordt ook wel mitose genoemd. Voor de vorming van geslachtscellen geldt dat gameten samensmelten. Als lichaamscellen zouden samensmelten zou het aantal chromosomen bij elke versmelting verdubbelen. Dit is niet het geval. De vorming van geslachtscellen verloopt n.l. anders dan de vorming van lichaamscellen. Hier vindt, voor het delen geen verdubbeling van de chromosomen plaats. Er ontstaan als het ware cellen met de helft van het aantal chromosomen. Dit is mogelijk doordat de chromosomen 2 aan 2 voorkomen. Na versmelting is de inhoud weer normaal. Bij de vorming van geslachtscellen ofwel gameten spreken we over reductiedeling ofwel meiose. Bij de mitose blijft het aantal chromosomen dus gelijk terwijl dit bij de meiose gehalveerd wordt. 3.1 Gewone celdeling In de definitie van ongeslachtelijke voortplanting staat dat er een nieuw plantje of dier ontstaat. Dit is waar, maar men moet het woord nieuw wel goed begrijpen. Het belangrijke bij ongeslachtelijke voortplanting is dat alle nakomelingen die op deze manier uit een ouder ontstaan, precies hetzelfde zijn wat betreft hun erfelijke eigenschappen. Hoe dit kan zul je beter begrijpen als je de mitose (= de gewone deling) hebt bestudeerd. Biologie 2 7 vermeerdering en celdeling

Wanneer een cel niet bezig is met delen liggen de chromosomen als lange uitgerekte draden in de kern. Onder de microscoop ziet men dan de kerninhoud als een rommelige massa. Wanneer de kern zich klaarmaakt om te gaan delen rollen de chromosomen zich als spiralen op en worden daardoor korter en dikker. Hierdoor worden de chromosomen zichtbaar. De mitose wordt in een aantal fasen ingedeeld. De namen van de fasen verwijzen naar beelden die onder de microscoop te zien zijn en die in onderstaande figuur in schema zijn weergegeven. Bij het bekijken van die beelden is het goed te bedenken dat dit momentopnamen zijn in een proces dat vaak enkele uren of langer duurt. De afbeeldingen geven een sterk geschematiseerd beeld van een delende cel bij een vergroting van ongeveer 2000 x. Er zijn hier in de kern voor de duidelijkheid maar 4 chromosomen getekend. Bij de mens zijn het er 46. Biologie 2 8 vermeerdering en celdeling

Biologie 2 9 vermeerdering en celdeling

afbeelding 1; Interfase Periode tussen twee delingen. In de kern van een cel die niet in deling is zijn geen chromosomen te zien. Die worden pas zichtbaar als de kern gaat delen. In deze periode vindt DNA-replicatie (verdubbeling) plaats. Deze is mogelijk doordat zich in de kern veel lossen nucleotiden bevinden. afbeelding 2; Profase Dan begint de profase (pro = voor). Na verloop van enige tijd is te zien dat de chromosomen elk uit twee strengen bestaan, de chromatiden. Deze zitten op één plek, het centromeer, aan elkaar vast. Soms is nog te zien dat de chromatiden een spiraalstructuur hebben. De kernmembraan verdwijnt langzamerhand. Afbeelding 3 en 4; Metafase In de volgende fase, de metafase (meta = na) verdichten de chromosomen zich nog meer en is de spiraalstructuur niet meer te zien. Ze verzamelen zich in een vlak in het midden van de cel, dat dwars op de (toekomstige) delingsrichting staat, het equatoriaal vlak. Aan weerszijden van het equatoriale vlak, aan de polen van de cel, ontstaan de zogeheten poolkapjes, van waaruit zich draden ontwikkelen naar de centromeren. Het geheel van draden wordt wel de delingsspoel genoemd. Afbeelding 5 en 6; Anafase In de volgende fase, de anafase (ana = tegenover), worden de chromatiden van elk chromosoom uit elkaar getrokken (de centromeer deelt nu ook) naar de polen van de cel. Er bevindt zich nu een volledige set chromatiden aan de ene kant van de cel en één aan de andere kant. Hierna beginnen de chromatiden hun compacte uiterlijk te verliezen, ze vervagen steeds meer en er ontstaat een nieuwe kernmembraan om de twee groepen chromatiden, die vanaf nu weer chromosomen worden genoemd. Tenslotte zijn de chromosomen niet meer als aparte structuren te zien. Afbeelding 7; Telofase De laatste fase heet telofase (telos = einde). Hiermee is de kerndeling voltooid. Afbeelding 8 en 9; Celdeling Hierna deelt de cel zich. Biologie 2 10 vermeerdering en celdeling

3.2 Reductiedeling Veel organismen bezitten een dubbel stel chromosomen in hun cellen, dus van elk chromosoomtype een paar. Men noemt zo n cel diploïd. Alle genen komen dan 2 keer voor. Dit wordt aangegeven met 2n. Bij de diploïde organismen treedt meiose op bij de ontwikkeling van gameten, die daardoor het halve aantal chromosomen hebben. Dit heet haploïd ofwel 1n. Op de volgende afbeelding kun je zien hoe de reductieverdeling verloopt. Biologie 2 11 vermeerdering en celdeling

De zygote die na bevruchting ontstaat is weer diploid ofwel 2n en kan door een groot aantal mitosen uitgroeien tot een nieuw individu. Bij bijna alle planten treedt ergens in de geslachtelijke cyclus meiose op; het moment van de cyclus waarop deze plaatsvindt is echter zeer uiteenlopend. Reductiedeling of meiose vindt uitsluitend in diploïde cellen plaats. Om tot een halvering van het chromosomenaantal te komen, verloopt de meiose in bepaalde opzichten anders dan de mitose. 3.3 Mitose en meiose Mitose en meiose wisselen elkaar af. Na de reductiedeling vindt altijd een gewone celdeling plaats. Daardoor wordt het aantal gameten verdubbeld. Na het eerste gedeelte van de reductiedeling (meiose-1) de-spiraliseren de chromosomen in beide haploïde cellen niet. Ze leggen zich in het equatorvlak van de jonge cellen. Daarna volgt de normale deling (meiose-2). Elk afzonderlijk chromosoom wordt in zijn twee chromatiden gesplitst; elke dochtercel ontvangt van elk chromosoom één chromatide. Na meiose-1 en meiose-2 zijn er dus vier haploïde cellen ontstaan. Biologie 2 12 vermeerdering en celdeling

Vragen en opdrachten 1 Iedereen weet al het een en ander van voortplanting af en zal zijn eigen definitie van voortplanting kunnen geven. Schrijf hieronder, in je eigen woorden, op wat jij onder voortplanting verstaat. Later kom je nog definities tegen en dan kun je ze vergelijken. 2 Bij het in stand houden van de soort gaat de soort voor het individu. Leg met een voorbeeld uit wat we hieronder verstaan. Denk bijvoorbeeld aan zwakke exemplaren. 3 Bij dieren kunnen we zeggen dat voortplanting dient voor instandhouding van de soort. Bij planten komt daar nog een reden bij. Welke? Biologie 2 13 vermeerdering en celdeling

4 Veel organismen kunnen zich zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk vermeerderen. Op welke manier lijken de nakomelingen het meest op de ouders? 5 Leg uit wat een zygote is. 6 Geef een andere naam voor geslachtelijke voortplanting. 7 Geef 2 andere namen voor ongeslachtelijke voortplanting. 8 Leg uit dat geslachtelijke voortplanting eraan bijdraagt dat organismen zich op de lange termijn aanpassen aan veranderende omstandigheden. 9 Wat zijn chromosomen? Biologie 2 14 vermeerdering en celdeling

10 Wat zijn genen? 11 DNA bevat 4 basen. a) Noem de basen in de groepen van 2 zoals ze altijd tegenover elkaar liggen b) Geef met 2 horizontale lijnen een stukje aan dat een gen zou kunnen zijn. 12 Noem 3 stoffen waaruit een nucleotide is opgebouwd. 13 Wat is chromatine? 14 We onderscheiden 2 vormen van celdeling. a) Benoem ze. Geef voor elke vorm 2 namen. b) Leg het verschil uit tussen deze 2 vormen. Biologie 2 15 vermeerdering en celdeling

15 Naast het begrip DNA kom je ook het begrip RNA tegen. a) Wat is het verschil tussen DNA en RNA? b) Welke twee vormen van RNA onderscheidt men? c) Welke functie heeft RNA? 16 Verklaar dat reductiedeling alleen kan voorkomen bij diploïde cellen. 17 Leg uit dat DNA gebruikt kan worden om iemand te identificeren. Biologie 2 16 vermeerdering en celdeling

18 Welke stoffen worden er bij de eiwitsynthese aan elkaar gekoppeld? Biologie 2 17 vermeerdering en celdeling