Verslag bijeenkomst Zicht op het Marineterrein Donderdag 1 december 2011 Wegens voorgenomen bezuinigingen bij het Ministerie van Defensie is onlangs bekend geworden dat het Marineterrein mogelijk wordt afgestoten. Sindsdien houdt het de gemoederen bezig dat - na meer dan 350 jaar - de gelegenheid zich voordoet dat dit terrein aan het Oosterdok weer een openbaar onderdeel van Amsterdam zou kunnen worden. Er rezen vragen als: Wat kan het terrein toevoegen aan de stad? Wat vinden Amsterdammers belangrijk als ze aan een openbaar Marineterrein denken? Wat is de potentie van het gebied? Amsterdam heeft hiermee sinds dit jaar 'zicht heeft op het Marineterrein'. ARCAM (Architectuurcentrum Amsterdam), gelegen aan de andere kant van het Oosterdok, heeft al jaren letterlijk zicht op deze plek en wil het debat over de mogelijke toekomst van dit stuk Amsterdam stimuleren. Door ARCAM en de Gemeente Amsterdam werd op 1 december een debat georganiseerd als start van de verkenning van de toekomstmogelijkheden van het terrein. Wegens een enorm animo moest de aanmelding al na twee dagen worden gesloten, maar voor 300 gelukkigen vooral veel bewoners, enkele oud-medewerkers van de Marine, stedebouwkundigen en architecten ging bij uitzondering de poort van het Marineterrein open. Na een rondgang over een nat en donker terrein vond in het Conferentiecentrum het debat plaats onder leiding van Felix Rottenberg. Introductie Maarten Kloos, directeur van ARCAM, heet de aanwezigen welkom en attendeert hen er op dat dit niet de eerste keer is dat wordt nagedacht over een Marineterrein. Hij toont alternatieve ontwerpen van 1983 tot nu, waaronder de winnende ontwerpen van de Oosterdokprijsvraag uit 1986 en recente ideeën van onder meer Karres & Brands voor Vrijstaat Amsterdam. Het Marineterrein spreekt al tijden tot de verbeelding en Kloos is van mening dat dit soort plannen kunnen stimuleren bij het nadenken over de toekomst ervan. De verkenning Maar hoe groot is nu, na al die jaren van fantaseren, de kans dat het terrein wordt afgestoten? Bert Kwast, verantwoordelijk voor het vastgoed van het Ministerie van Defensie, en door Rottenberg steevast als de vastgoedkoning' getypeerd, beaamt dat fors moet worden bezuinigd bij het ministerie. We moeten veel verkopen, maar dit terrein staat paradoxaal niet te koop. Het gaat Defensie namelijk zwaar aan het hart als deze parel' in de verkoop zou komen. Daarom is er hier voor gekozen om allereerst met de gemeente Amsterdam mogelijkheden te verkennen die voor beide partijen gunstig zijn. Een tweede toekomstscenario zou volgens Kwast kunnen zijn om
bepaalde functies op het terrein te behouden, zoals het gebouw van de Marechaussee. Ook de mogelijkheid om in zee te gaan met private ontwikkelaars sluit Kwast niet uit. Hij benadrukt dat voor het afstoten van het terrein geldnood de enige reden is. Maarten van Poelgeest, wethouder Ruimtelijke Ordening bij de Gemeente Amsterdam, geeft toe dat het terrein al sinds de jaren '80 lonkt. Het belangrijkste streven is nu volgens hem dat het gebied openbaar toegankelijk wordt en dat de maritieme historie niet verloren gaat. Op de legitieme vraag hoe de gemeente denkt in deze tijd van crisis de aankoop te kunnen financieren, antwoordt Van Poelgeest dat vanavond over geld niet gepraat hoeft te worden maar dat hij de situatie liever vanuit een andere invalshoek wil bekijken. Het doel van de verkenning is een bestemming vinden die goed is voor de stad, en dat is volgens hem niet alleen aan de gemeente. Van Poelgeest sluit af met de vraag: Hoe kunnen we het terrein samen ontwikkelen?. Historie en geheimzinnigheid Esther Agricola, directeur Bureau Monumenten en Archeologie (BMA), neemt de zaal in hoog tempo mee door de geschiedenis van het terrein. Deze geschiedenis begint in 1660, toen 's Lands Zeemagazijn het huidige Scheepvaartmuseum als eerste gebouw op Kattenburg werd gebouwd. Hierna verscheen het langgerekte Poortgebouw, langs de Kattenburgerstraat, en de VOC-schepen in de binnenhaven. Rond 1900 werd het terrein enorm uitgebreid door het aanplempen van lagune's. Tussen 1961-1968 heeft het westelijk gedeelte van het terrein, waaronder een Renaissancistisch paleis, plaats moeten maken voor de IJ-tunnel. Agricola zet uiteen wat volgens BMA de monumentale waarde is van het terrein. Dit zijn allereerst het Scheepvaartmuseum, het Poortgebouw en wat losse kleine gebouwen. Het Marineterrein is geen beschermd stadsgezicht, en dus ook geen UNESCO-werelderfgoed. Het hoort echter wel bij de zogenaamde 'vierde-uitleg' - waar de grachtengordel ook toe behoord waarvan de oostelijke kant helemaal Marineterrein is. Onder de grond zal zich ook veel van archeologische waarde bevinden. Het gaat hier volgens Agricola niet om enkele geïsoleerde monumenten maar om een terrein met een enorme historische en maritieme waarde. Met het oog op de toekomst refereert ze aan twee soortgelijke terreinen. Namelijk het Shell-terrein, net zo'n enclave maar dan van een grootindustrieel, dat met behoud van schitterende gebouwen is vrijgegeven aan de stad. En het Roeterseiland, dat nu wordt opengewerkt. Het unieke van het Marineterrein is, volgens Agricola, dat het de laatste hedendaagse vertaling is van historische continuïteit en dat het laatste stuk centrum is wat je kan bebouwen. Ze raad aan het terrein langzaam te veroveren, want we hebben hier goud in handen. Haig Balian, directeur van Natura Artis Magistra, ziet het centrum zich oostwaarts uitbreiden door de ontwikkelingen in de Plantagebuurt, het Oostelijk Havengebied en IJburg. De Plantagebuurt, waar zeventien culturele instituten in het groen liggen en worden omringd door water, neemt Balian
als voorbeeld voor het Marineterrein. Zo pleit hij ervoor meer te doen met wat er is: water, land, groene energie. Balian: Landschap wordt vaak vergeten, sorry architecten Hij pleit er voor niet te denken op korte termijn, vanuit economische belangen, en het terrein haastig op te delen en vol te bouwen met woningen. Daarvoor in de plaats moet ontwikkeld worden op lange termijn en vooral vanuit sociale verbanden. Hierbij moet worden gedacht aan samenwerkingsverbanden, bijvoorbeeld met jonge generaties, en het generen van tijdelijke en gemengde functies op het terrein. Liesbeth van der Pol, de architecte (Dok architecten) van het Depotgebouw aan de rand van het Marineterrein en van het vernieuwde Scheepvaartmuseum, heeft een andere visie op het terrein. Een van de doelen die de gemeente Amsterdam met de Structuurvisie Amsterdam 2040 voor ogen heeft is het komen tot een dynamisch waterfront. Zij is van mening dat dit doel al is bereikt en dat we daar trots op kunnen zijn. Amsterdam is stedebouwkundig internationaal befaamd. Van der Pol: En dan weten wij ineens niet meer wat we met het terrein als dit moeten? Een metropolitane plek moet het volgens haar worden, internationaal beroemd en waar iedereen zich welkom voelt. Ze ziet de bebouwing al voor zich: hoog, meeslepend, drastisch en stralend. Mits de twee kernpunten geheimzinnigheid en historie gekoesterd worden. Van der Pol geeft toe dat ze het schetsen niet heeft kunnen laten en toont een reeks van drie tekeningen waarin de rol van het water steeds groter wordt. Langzaam en laag, snel en hoog Ton Schaap (Stedenbouwkundige bij de Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam) begint met een poging het enthousiasme in de zaal te temperen door negatieve aspecten als asbest en bodemverontreiniging te noemen kansloos, want hij moet toegeven euforisch te zijn over het terrein. Maar bij de soortgelijke enclave, het toenmalige Shell-terrein, is zoveel geld betaald dat de gemeente het noodgedwongen wel vol moest bouwen. Hiervoor wil hij waken bij het Marineterrein. Schaap ziet wel mogelijkheden om middels bruggen het gebied met de IJ-oevers en met de bestaande stad te verbinden. Door hoge bebouwing een meter of 45 te realiseren, kunnen de gebieden ook visueel met elkaar worden verbonden. Schaap acht het van belang om de vele grote bomen, die hem opvielen tijdens de rondgang voorafgaand aan het debat, te behouden. Roberto Payer (General Manager Hilton Amsterdam) wil de situatie van het kleine stukje stad bezien vanuit de rest van de wereld en roemt de mogelijke internationale allure. Payer vraagt Wat betekent de stad voor de wereld?, en antwoordt dat Nederland zich positioneert met water en innovatie en pleit ervoor deze kwaliteiten in te zetten in de ontwikkeling van het Marineterrein. Het terrein kan de OBA, NEMO en het Scheepvaartmuseum met elkaar te verbinden. Hij geeft de voorkeur aan een versterking van wat er nu is: géén hoge gebouwen dus. En al moet het gebied voor iedereen openbaar toegankelijk zijn, wel zo dat het financieel exploitabel is. Als Rottenberg hem vraagt wat er nog ontbreekt in de stad, is het antwoord: Een hoogwaardig pretpark.
Liesbeth Jansen (18 jaar directeur Westergasfabriek, kernlid Stad-Forum en directeur Linkeroever) twijfelt niet aan de creativiteit in Amsterdam, en hoe deze ten goede kan komen aan de transitie van stedelijke gebieden. Maar dat het wat moet kosten, daar gaat het toch om. Een belangrijke les die ze heeft geleerd na achttien jaar betrokken te zijn geweest bij de ontwikkeling van de Westergasfabriek: voorafgaand aan het transitieproces met de verschillende partijen één richting bepalen, te definiëren wat het eindbeeld wordt. En er moet worden uitgegaan van de kracht van de plek. Bij de transitie van het Marineterrein zou ze een verbinding willen maken met het thema sport, om daarmee jonge mensen naar de stad te halen. Duco Stadig (Strategisch adviseur Colliers International & Voorzitter H(erbestemmings)team, Oudwethouder Amsterdam) heeft in de twaalf jaar als wethouder Ruimtelijke Ordening ook al gesprekken gevoerd met Defensie over een mogelijke verkoop van het Marineterrein. Toen dit op niets uitliep was zijn reactie: Het terrein loopt niet weg. Nog steeds adviseert Stadig zowel de gemeente als Defensie het rustig aan te doen. Hiernaast geeft hij Hans Hillen, minister van Defensie, de volgende raad mee: Het terrein brengt meer op als je gebouw voor gebouw verkoopt. De gemeente koopt toch niet één heel terrein. Stadig benadrukt dat men van projectontwikkelaars al helemaal niets hoeft te verwachten, zo bleek uit een peiling door Rottenberg eerder op de avond dat er zit in de zaal welgeteld één projectontwikkelaar zit. Het volgende scenario heeft de oudwethouder voor ogen. Voor het teruggeven van het terrein aan de stad is het openen van de poort en het aanleggen van een loopbrug naar NEMO genoeg. Vervolgens kunnen enkele gebouwen worden herbestemd, door een tijdelijke of vaste bestemming te krijgen. Andere gebouwen kunnen in bezit van Defensie blijven. Stadslandbouw, schepen, uitgaan en meer Rottenberg laat een aantal de omwonenden van het terrein aan het woord en verklaard de suggesties voor genoteerd. Een greep uit de reacties: het terrein een overbrugging te laten zijn om de nieuwbouw aan het Oosterdok met de oostelijke binnenstad te verbinden, stadslandbouw op het terrein toepassen, stukken grond te transformeren tot water, meer ruimte creëren voor schepen, een 24-uurs uitgaansgelegenheid faciliteren, hier het Nationaal Historisch Museum vestigen, het terrein bestemmingsvrij maken. Bovendien zijn er vragen, onder meer omtrent de toekomst van de civiele taken die op het terrein hun basis hebben bij grote evenementen in de stad of bij rellen. Commandant Anton Nieland antwoordt dat de ME inderdaad het terrein als uitvalsbasis heeft. Het blijkt praktisch vanuit het centrum te opereren, omdat het centraal gelegen is. Zo is er een helikopterveld op het terrein, en kan je met een helikopter snel ergens zijn. Wat te doen met dit praktische element bij de transformatie van het terrein, blijft de vraag. Ook blijkt er bezorgdheid over de werkgelegenheid die het terrein in de toekomst zal bieden.
De verkenning gaat verder Op de vraag wat na deze avond rapporteerwaardig is voor minister Hillen, antwoordt Bert Kwast dat de verschillen in opvatting zijn niet zo groot zijn. Maar hij waarschuwt dat Hillen kan besluiten het terrein niet af te stoten. Als het niet lukt, dan niet. En dan gaan bij de Marine de champagnekurken tegen het plafond. Hij benadrukt nogmaals geen haast te hebben. Maarten van Poelgeest is het deze avond opgevallen hoeveel mensen er op het debat zijn afgekomen: Amsterdammers stemmen met hun voeten. Ondanks dat er volgens Van Poelgeest tijdens het debat een onderhandelingsbenadering werd gehanteerd en hij liever invulling wil geven aan de belangen van de mensen, meent hij dat er een omslag plaats heeft gevonden. Er is geen cesuur meer tussen de situatie en de toekomst. En tot slot: De mythe is ontkracht dat er een enorme ontwikkeling moet plaats vinden. Juist in een gezamenlijk proces van Marine en Gemeente ziet hij een krachtig middel. De verkenning is gestart met een fundamentele openbare gedachtewisseling over de potenties van het Marineterrein en gaat de komende maanden verder. Verslag: Victorien Koningsberger Foto s: Carlos van Onna