Samenvatting Duits Grammatica Samenvatting door een scholier 1253 woorden 18 maart 2008 4,7 34 keer beoordeeld Vak Methode Duits Na Klar! Duits na klar redemittel en grammatica (werkwoorden, 1e en 4e naamval, voornaamwoorden, geslacht en meervoud. ) Redemittel H1-4: H1 Goedendag! Guten Tag! Hallo! Hallo! Ik heet Lisa. Ich heiße Lisa. Ik ben Thomas. Ich bin Thomas. Doei! Tschüs! Tot ziens! Auf Wiedersehen! Dank je, goed! Danke, gut! Hoe gaat het me je? Wie geht s dir? Niet zo goed. Nicht so gut. Tot straks! Bis gleich! Dat is Claudia. Das ist Claudia. Wie is dat? Wer ist das? Tuurlijk! Na klar! Dat zeg ik niet. Das sage ich nicht. Het spijt me. Tut mir Leid. Jammer! Schade! H2 Hoi! Tag! En wie ben jij dan? Und wer bist du denn? Ja, met Eva. Is Resa thuis? Ja, hier Eva. Ist Resa da? Kan ik haar a.u.b. spreken? Kann ich sie bitte sprechen? Tot horens! Auf Wiederhören! Wie bedoel je? Wen meinst du? Bedoel je die daarginds? Meinst du die da drüben? Hoe ziet het eruit? Wie sieht es aus? https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-duits-grammatica-29215 Pagina 1 van 5
Hoe noem je dat in het Duits? Wie heißt das auf Deutsch? Welke kleur heeft het? Welche Farbe hat es? Aha! Nu begrijp ik het. Ach so! Jetzt verstehe ich. Wat betekent? Was bedeutet...? Je gebruikt het voor Man benutzt es für Waar heb je het voor nodig? Wozu braucht man es? Is het van hout? Ist es aus Holz? Je kunt ermee Man kann damit H3 Dus om vijf uur? Goed, tot dan. Ik kan niet. Ik weet het niet. Ga je mee? Succes! Veel plezier! Waarom dan? Ik vind Ja, precies. Wat een onzin! H4 Dat is leuk! Ik vind haar aardig. Ik ben blij voor je. Dat is precies wat ik zoek. Wat krijgen we nou? God zij dank! Wat jammer! Wat vreselijk! Nou en? Niets aan te doen. Wat moet ik nu? Ik hoop het. Ik ben bang. Ben je verdrietig? Dat bevalt me niet. Ik verveel me. Shit! Ik kan hem niet uitstaan. Au! Dat doet pijn. Ik hou van je. Also um fünf? Gut, bis dann. Ich kann nicht. Ich weiß nicht. Gehst du mit? Viel Glück! Viel Erfolg! Viel Spaß! Warum denn? Ich finde Ja, genau. So ein Quatsch. Das macht Spaß! Ich finde sie nett. Das freut mich für dich. Das ist genau, was ich suche. Was ist das denn? Gott sei Dank! Zum Glück! Wie schade! Wie furchtbar! Und wenn schon! Da kann man nichts machen. Was mache ich jetzt? Ich hoffe es. Ich habe Angst. Bist du traurig? Das gefällt mir nicht. Ich langweile mich. Mist! Ich kann ihn nicht leiden. Aua! Das tut weh. Ich liebe dich. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-duits-grammatica-29215 Pagina 2 van 5
Ik mag je niet. Ich mag dich nicht. Wat is dat lief! Ist das süß! Voor mijn part! Von mir aus. Ik ben ongerust. Ich mache mir Sorgen. Oostenrijkse begroeting Grüß Gott! Mag ik iets vragen? Darf ich etwas fragen? Ik kan u niet volgen. Ich verstehe Sie nicht. Een moment, a.u.b. Einen Moment noch, bitte. Aha! Ach so! Kunt u dat nog een keer herhalen? Können Sie das noch mal wiederholen? Zeg, Sag mal, Klopt dat? Stimmt das? Of vergis ik me? Oder irre ich mich? Heel even nog, ik ben zo klaar. Nur noch ganz kurz, ich bin gleich fertig. Hoe spreek je dat woord uit? Wie spricht man das Wort aus? Wat zei je? Wie bitte? Hoe schrijf je dat? Wie schreibt man das? Is dat zo goed? Ist das richtig so? Hoe zeg je dat in het Engels? Wie sagt man das auf Englisch? Begrijp je me? Verstehst du mich? Hoe zeg je dat? Wie sagt man das? Dus eerst en dan Also zuerst und dann Hoe bedoel je? Wie meinst du? Eh Wacht even Eh Einen Augenblick Onzin. Quatsch. Goed. Ik snap het. Gut. Alles klar. Oostenrijkse afscheidsgroet. Servus! Grammatica H1-4 Telwoorden: 1 = eins 11 = elf 2 = zwei 12 = zwölf 3 = drei 13 = dreizehn 4 = vier 14 = vierzehn 5 = fünf 15 = fünfzehn 6 = sechs 16 = sechzehn 7 = sieben 17 = siebzehn 8 = acht 18 = achtzehn 9 = neun 19 = neunzehn 10 = zehn 20 = zwanzig Werkwoorden: Wohnen heißen finden haben sein Ich wohn e bin https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-duits-grammatica-29215 Pagina 3 van 5
du -st heißt findest hast bist er/sie/es -t findet hat ist wir -en sind ihr -t findet seid sie -en sind Sie en sind Eerste en vierde naamval: mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud 1 der eine das keine 4 den einen die eine das keine Voornaamwoorden: Onderwerp LV Bez. vnw. Wed. vnw. ich mich mein.. mich du dich dein.. dich er ihn sein.. sich sie sie ihr.. sich es es sich wir uns unser.. uns ihr euch euer.. euch sie sie ihr.. sich Sie Sie Ihr.. Sich 1e naamval 4e naamval Geslacht en meervoud: Vrouwelijk, die - vrl personen+dieren - e, ung, ei heit, keit, schaft ion, ur, thek, tät o + n o + en o die Frau- die Frauen https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-duits-grammatica-29215 Pagina 4 van 5
die Adresse - die Adressen die Meinung - die Meinungen Mannelijk, der - mnl personen+dieren - nl: de - das o + ( )+e o der Stier - die Stiere o woorden op el/en/er - mv hetzelfde Onzijdig, das - nl: het - das - - chen o + e o das Schiff die Schiffe o woorden op el/en/er - mv hetzelfde https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-duits-grammatica-29215 Pagina 5 van 5