Samenvatting Economie Consument en producent

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Economie Consument en Producent

Samenvatting Economie Consument & Producent

Samenvatting Economie Consument en producent

Samenvatting Economie Consument en producent

Samenvatting Economie Lesbrief Consument & Producent

H1: De klant. 5,8. Samenvatting door een scholier 6276 woorden 5 augustus keer beoordeeld. 1.1 Marktaandeel.

Samenvatting Economie Consument en producent

8, Het marktaandeel. 1.2 De vraag naar consumenten. Samenvatting door een scholier 3973 woorden 1 april keer beoordeeld

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen.

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer

4.9. Samenvatting door K woorden 6 november keer beoordeeld Markt:

Domein D: markt (module 3) havo 5

Katern 2 Markten en welvaart

Samenvatting Economie Micro-economie

geeft aan wat de verhouding is tussen de afzet van een merk (Coca Cola) en de totale afzet van een productvorm (cola)

7,5. Samenvatting door R woorden 24 juni keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. De kledingmarkt. Omzet = prijs x afzet

Samenvatting Economie Module 2, 3, 4

Constante kosten - Kosten die niet afhangen van de productieomvang. Bv. Verzekeringskosten & afschrijvingskosten.

samenvatting micro economie. Onderdeel perfect werkende markt

Domein Markt. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. vwo Frans Etman

1 Volledige of volkomen competitieve markten Om te spreken van volkomen concurrentie moeten er 4 voorwaarden vervuld zijn:

Eco samenvatting; hs 2 + 5

Samenvatting Economie Vervoer

Domein D: markt (module 3) vwo 4

Het gevoel van welvaart neemt toe naarmate de schaarste wordt teruggedrongen

Domein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod.

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 3: We gaan voor de winst Exameneenheid: Arbeid en productie

Een keuze maken uit het grote aanbod van consumptiegoederen is steeds moeilijker.

Domein Markt. Uitwerking. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. Frans Etman

Domein markt: volkomen concurrentie

De (prijs)vraaglijn geeft het verband weer tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid.

H3 Hoe werken markten

7.3. Boekverslag door J woorden 18 oktober keer beoordeeld. Praktische economie. Economie Module 3 Hoofdstuk 1:

Economie Module 3. De marktstructuur is het geheel van kenmerken van de markt die het marktevenwicht beïnvloeden.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt

Economie Module 3 H1 & H2

1 Markt en marktvormen

Samenvatting Economie Module 2

MARKT & OVERHEID. HAVO 4 Blok 4

1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie

Economie Module 2 & Module 3 H1

Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18, 19

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk

I. Vraag en aanbod. Grafisch denken over micro-economische onderwerpen 1 / 6. fig. 1a. fig. 1c. fig. 1b P 4 P 1 P 2 P 3. Q a Q 1 Q 2.

Samenvatting Economie Rekonomie

2.1 De vraag naar spijkerbroeken

Samenvatting Economie Module 3 Hoofdstuk 1

Domein D: Concept markt. Havo 5 Module 2 en 3

1 De bepaling van de optimale productiegrootte

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

Domein D markt. Opgaven. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman

Domein D: markt. 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische

Domein D markt UITWERKINGEN. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman

Markt. Kenmerken van marktvormen:

UIT grafische elasticiteiten

Concrete markt: vragers, aanbieders, product op een bepaalde plaats. Abstracte markt: vraag en aanbod bepalen de prijs (denkmodel)

Samenvatting door een scholier 3455 woorden 13 februari keer beoordeeld. Onderdeel 2: Markten. Hoofdstuk 3: Hoe werken markten?

Samenvatting Economie Module 3

Evenwichtspri js MO WINST

Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18 en 19, Is de klant koning?

5,5. Samenvatting door een scholier 2992 woorden 20 oktober keer beoordeeld

Ev = % verandering gevolg dus prijselasticiteit: % verandering gevraagde hoeveelheid. % verandering oorzaak % verandering prijs

De mate waarin de gevraagde hoeveelheid van een product(qv) gevoelig is voor een verandering van de prijs van het product (p).

Samenvatting Economie Module1, H2 en H3

ALGEMENE ECONOMIE /06

Op zoek naar een spijkerbroek

Bestedingscategorieën: categorie waaraan geld bested kan worden, als alcohol, belastingen en vervoer.

Oefeningen Producentengedrag

Samenvatting door een scholier 496 woorden 2 april keer beoordeeld. Economie samenvatting hoofdstuk 8

OVER OMZET, KOSTEN EN WINST

UIT doelstellingen en grafieken

Samenvatting Economie Markt & Overheid

Hoofdstuk 1 Structuur, evenwicht en prestaties

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1

6,3. Samenvatting door een scholier 2646 woorden 23 juni keer beoordeeld. Economie Lesbrief Vervoer Hoofdstuk 1 t/m 5

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR

2. wat nog belangrijker is welke wensen je bovenaan je lijstje zet. Je moet je wensen op volgorde zetten: wat het meest belangrijk is bovenaan.

Kruislingse prijselasticiteit Complementair aanvullend (negatief) Substituut vervangend (positief)

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

UIT deel 2 elasticiteiten. H2 elasticiteiten. H2.1 drie kenmerken van elasticiteiten (verbanden)

Hoofdstuk 4: Elasticiteiten en Schokken

T3: Niet-competitieve en onvolkomen competitieve markten

Lesbrief Markt en Overheid 2 e druk

2 Katern Consumenten en producenten

ALGEMENE ECONOMIE /02

Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie

Vijf oefenopgaven bij de voorbereiding op toets 1, h5 ec12. 1 van 5

Domein D markt. Zie steeds de eenvoud!! Grafieken en rekenen Uitwerkingen. Frans Etman

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

Markt en overheid - uitwerkingen bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6

Wat is het juiste antwoord? Of welk woord hoort in welke kolom? 2 Monopolistische. concurrentie. Zowel volkomen als volkomen concurrentie

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7

Lesbrief Markt en Overheid 3 e druk

Samenvatting Economie Vraag en Aanbod

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 en 3, Markten en bedrijven

1.1 t/m 1.4 Ondernemen het combineren van productiefactoren; arbeid kapitaal en natuur.

7,1. Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september keer beoordeeld. MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie?

Extra opgaven hoofdstuk 15

Transcriptie:

Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting door een scholier 4563 woorden 25 juli 2008 6 2 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 De Klant 1.1 Het marktaandeel het marktaandeel van een merk geeft aan wat de verhouding is tussen de afzet van een merk en de totale afzet van een product. Marktaandeel = Afzet (merk) Totale product afzet Marktaandeel = Omzet Totale product omzet Afzet = verkochte hoeveelheid Omzet = afzet x prijs. Consumenten hebben bepaalde behoeften: eten, drinken, kleding, onderdak, ontspanning. Bedrijven proberen die behoeften om te zetten in voorkeuren. Een ander woord voor voorkeur is preferentie. Die voorkeur is bij sommige consumenten zo sterk, dat hun voorkeursmerk rustig wat meer kan vragen dan de meeste concurrenten. 1.2 De vraag van consumenten Er is sprake van individuele reclame als een bedrijf reclame maakt voor zijn eigen merk. Daarnaast kennen we ook collectieve reclame. Met collectieve reclame maken bedrijven samen reclame voor een bepaald product. Door het voeren van individuele reclame proberen bedrijven de behoeften en voorkeuren van consumenten te beïnvloeden. Bedrijven willen graag weten welke factoren de vraag naar hun producten beïnvloeden. Om daar achter te komen houden bedrijven een marktonderzoek. Door zo n marktonderzoek krijgt een bedrijf inzicht in de belangrijkste vraagbepalende factoren. Deze factoren zijn: 1. de behoeften en de voorkeuren van de consumenten 2. het inkomen van de consumenten 3. de prijs van het goed 4. de prijzen van andere goederen 5. het aantal vragers. Pagina 1 van 12

Op de horizontale X-as zetten we de gevraagde hoeveelheid, op de verticale Y-as de prijs. De lijn in de grafiek noemen we de (prijs)vraaglijn. Een vraaglijn is in het algemeen dalend: hoe lager de prijs, hoe groter de gevraagde hoeveelheid. En: hoe hoger de prijs hoe lager de gevraagde hoeveelheid. Behalve prijzen spelen ook andere factoren een rol bij het koopgedrag van gezinnen. Onafhankelijk van de hoogte van de prijs van het product, zullen consumenten meer van dit product willen kopen: bij elke prijs neemt de gevraagde hoeveelheid dus toe. De vraaglijn kan ook verschuiven naar rechts. De vraaglijn geeft het verband weer tussen de prijs (P) en de gevraagde hoeveelheid (Qv). Redenen voor het verschuiven van de vraaglijn zijn: 1. het aantal vragers veranderd 2. prijzen van andere goederen veranderen 3. het inkomen van de consumenten veranderd 4. de behoeften ene voorkeuren van de consumenten veranderen. 1.3 Elasticiteiten Als de overheid door een prijsverhoging het tabaksgebruik wil verminderen, is er sprake van een oorzaak/gevolg reactie. De oorzaak is een stijging van de tabaksprijs. Het gevolg is dat er minder sigaretten gekocht worden. Economen noemen dit verband tussen oorzaak en gevolg een elasticiteit. Wil je een elasticiteit uitdrukken in een getal dan deel je de procentuele verandering van het gevolg door de procentuele verandering van de oorzaak Economen gebruiken verschillende soorten elasticiteiten We noemen er drie: 1. de prijselasticiteit van de vraag: deze geeft aan in welke mate de gevraagde hoeveelheid van een goed reageert op een verandering van prijs van dat goed. 2. de inkomenselasticiteit van de vraag: d eze geeft aan in welke mate de gevraagde hoeveelheid van een goed reageert op een verandering van het inkomen. 3. de prijselasticiteit van het aanbod: deze geeft aan hoe sterk de aangeboden hoeveelheid van een goed reageert op een verandering van de prijs van het goed. Ev. Is 1e elasticiteit: de prijselasticiteit van de vraag. Als je de prijselasticiteit van de vraag uitrekent zul je er meestal een negatief getal uitkrijgen. Dat komt omdat de prijs en de gevraagde hoeveelheid bijna altijd tegengesteld op elkaar reageren. -(min) delen door + (plus) = - (min) + (plus0 delen door (min) = - (min) Het getal achter het minteken, de elasticiteitscoëfficiënt geeft aan hoe sterk de gevraagde hoeveelheid reageert op de verandering van den prijs. Als de prijs (oorzaak) in verhoudingveel invloed heeft op de gevraagde hoeveelheid (gevolg) dan is de vraag prijselastisch en reageert de vraag meer dan evenredig op een toename van de prijs. Het getal achter het minteken is groter dan 1 (-2,-3,-4) Prijselastisch luxe goederen. Als de prijs (oorzaak) in verhouding weinig invloed heeft op de vraag (gevolg) dan is de vraag prijsinelastisch en reageert de vraag minder dan evenredig op een toename van de prijs. Het getal achter het minteken ligt dan tussen 0 en 1. Pagina 2 van 12

De vraag naar een goed is prijsinelastisch bij noodzakelijke goederen (eerste levensbehoeften) zoals brood, melk en vlees. Dat zijn primaire goederen, die de basisbehoeften bevredigen. 1.4 Elasticiteit en omzet Bedrijven meten hun verkopen op twee manieren: 1. meten in hoeveelheden (de afzet) 2. de waarde van hun verkopen meten (omzet) Prijs x gevraagde hoeveelheid = omzet - een hogere prijs leidt tot een hogere omzet - een hogere prijs lijdt tot een lagere gevraagde hoeveelheid - een lagere gevraagde hoeveelheid leidt tot een lagere omzet Als de vraag inelastisch is, dan stijgt de omzet als de prijs stijgt, omdat de prijsstijging in verhouding (=relatief) groter is dan de daling van de gevraagde hoeveelheid. Als de prijselasticiteit van de vraag elastisch is, gebeurt het omgekeerde. Als de prijs stijgt wordt er in verhouding (=relatief) minder van het product gekocht, de omzet zal dan dalen. De vraag naar goederen is inelastischer naarmate consumenten een grotere behoefte of voorkeur voor het goed hebben. Bedrijven proberen vaak met behulp van reclame de voorkeur voor en de onmisbaarheid van hun producten te vergroten en zo de vraag naar hun producten inelastischer te maken. 1.5 De vraagfunctie Door marktonderzoek kunnen bedrijven gegevens verzamelen over het verband tussen de hoogte van de prijs en de gevraagde hoeveelheid van een bepaald product. Zo n vergelijking die het verband tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid beschrijft, noemen we wel een vraagfunctie of vraagvergelijking. 1.6 De gevolgen voor anderen Consumenten houden bij hun koopgedrag niet alleen rekening met hun eigen behoeftes. Zo is er ook een groep consumenten die producten koopt met bijv. ecokeurmerk. dit keurmerk geeft aan dat producten op milieuvriendelijke wijze geproduceerd zijn. In gevallen is er sprake van negatief extern effect. Zowel bij de productie van goederen als bij de consumptie van goederen en diensten kunnen zich externe effecten voordoen. Externe effecten zijn bijkomende effecten van productie en consumptie die niet in de (kost)prijs tot uitdrukking komen. M.a.w. de veroorzaker van het negatieve externe effect hoeft degene die erg last van heeft niets te betalen. Ook de consument belaalt er niet voor: de kosten zijn niet prijs verrekend. Externe effecten kunnen ook positief zijn. Zowel als producent en als consument kun je rekening houden met anderen, door bepaalde producten wel of niet te maken en door bepaalde producten wel op niet te kopen. Een vb. hiervan is het streven naar duurzame ontwikkeling. Duurzame ontwikkeling is (economische) groei die niet ten koste gaat van toekomstige generaties en het milieu. Fossiele brandstoffen: - negatieve milieueffecten - tekort aan fossiele brandstoffen Begrippen: - afzet verkochte hoeveelheid Pagina 3 van 12

- behoeften Consumenten hebben bepaalde behoeften: eten, drinken, kleding, onderdak, ontspanning - duurzame ontwikkeling (economische) groei die niet ten koste gaat van toekomstige generaties en het milieu. - Elasticiteit Economen noemen dit verband tussen oorzaak en gevolg een elasticiteit - Elastisch de vraag van de consumenten reageert sterk op de prijsverhoging. - externe effecten bijkomende effecten van productie en consumptie die niet in de (kost)prijs tot uitdrukking komen - gevraagde hoeveelheid hoeveel de consument vraagt (koopt) van het goed. - Inelastisch consumenten reageren nauwelijks op een prijsstijging. - Marktaandeel geeft de verhouding tussen de afzet van een merk en de totale afzet van een product. - Marktonderzoek onderzoek naar welke factoren de vraag naar hun producten beïnvloeden. - Omzet afzet x prijs - Preferenties ander woord voor voorkeur - prijselasticiteit van de vraag geeft aan in welke mate de gevraagde hoeveelheid van een goed reageert op een verandering van prijs van dat goed. - Prijsvraaglijn? - Verkoopvolume? - Voorkeuren omgezette behoeftes =) - Vraag hoeveelheid die de consumenten kopen - Vraagfunctie/vraagvergelijking Zo n vergelijking die het verband tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid beschrijft, - Vraaglijn? Aantekening: P (in ) Qv Y-as = Qv gevraagde hoeveelheid X-as = P prijs Verschuiving ván de vraaglijn = géén verandering v. prijs. Verschuiving langs de vraaglijn(aanbodlijn) = alle andere veranderingen. De kosten hoofdstuk 2 Als een bedrijf de afzet en de kosten weer, kan het de winst berekenen bij een bepaalde verkoopprijs. Ook kan een bedrijf berekenen hoeveel producten er minimaal verkocht moeten worden om geen verlies te lijden: de break-evenafzet. 2.1 Het aanbod Pagina 4 van 12

De aangeboden hoeveelheid is groot bij een hoge prijs en klein bij een lage prijs. Prijs en aanbod reageren in dezelfde richting. Er is dus een zogenaamd positief verband tussen prijs en aangeboden hoeveelheid. Ook de hoeveelheid van een goed kan veranderen. Het aanbod kan veranderen doordat de aanbodlijn zelf verschuift. Bij elke prijs wordt er dan meer aan geboden door de producenten. Bij die hogere prijs hoort dan een andere, hogere, aangeboden hoeveelheid. Die kun je op dezelfde aanbodlijn aflezen. Het verschil tussen de verschuiving van de vraaglijn moet je dus goed onderscheiden van een verschuiving op dezelfde vraag- of aanbodlijn Redenen voor verschuiving van de aanbodlijn: 1. de productiekosten van het product veranderen 2. door natuurlijke omstandigheden 3. Door verandering van het aantal aanbieders 2.2 de break-evenanalyse Ook zijn veel bedrijven geïnteresseerd in de afzet, die ze minimaal moeten halen om geen verlies te maken. Deze afzet waarbij de kosten precies gedekt zijn, noemen we ook wel break-evenafzet. In de break-evenanalyse worden de verwachte opbrengsten en kosten van een product tegenover elkaar gezet. Vervolgnes wordt gekeken of de opbrengsten groot genoeg zijn om de kosten te dekken. De afzet waarbij het geval is dat de kosten precies gedekt zijn, noemen we de break-evenafzet De bijbehorende omzet noem je de break-evenomzet Bij een break-evenanalyse gaat een onderneming van een aantal vooronderstellingen uit: 1. Er wordt van uit gegaan dat alle geproduceerde eenheden ook verkocht worden. 2. Er wordt van uit gegaan dat alle eenheden voor dezelfde prijs verkocht worden Constante kosten zijn kosten die NIET afhangen van de productieomvang. Vb.: 1. Afschrijvingskosten 2. Ontwikkelingskosten Variabele kosten zijn kosten die WEL afhangen van de productieomvang. Als er meer geproduceerd wordt, stijgen de variabele kosten. Als je de variabele kosten (TVK) en de totale constante kosten (TCK) bij elkaar optelt krijg je de totale kosten (TK). het verband tussen gemiddeld en totaal is altijd: Gemiddeld = totaal/aantal of Totaal = gemiddeld x aantal. Bij gemiddelde constante kosten (GCK) leidt dit tot een steeds maar afnemend getal naarmate de hoevelheid toeneemt want je deelt een vast bedrag door een steeds maar toenemende hoeveelheid: GCK = TCK/q. Schaalvoordelen: als de productieomvang groter wordt dalen de (constante kosten) per product. De totale variabele kosten veranderen afhankelijk van de productieomvang, maar per product (gem. variabele kosten) blijft het bedrag bij evenredige variabele kosten gelijk. Pagina 5 van 12

TO = afzet x verkoopprijs = q x P De break-evenafzet is de afzet waarbij de totale opbrengsten en de totale kosten precies gelijk zijn aan elkaar. Bij de break-evenafzet wordt dus geen winst en ook geen verlies gemaakt. 2.3 Winst De meeste bedrijven streven naar winst. Een bedrijf dat streeft naar winst, noemen we een onderneming. Belangrijke motieven voor het winststreven zijn: - het uitkeren van winst als inkomen aan de aandeelhouders/eigenaren - het verkrijgen van geldmiddelen m investeringen mee te financieren. Bij het berekenen van de winst maken we gebruik van de volgende vergelijkingen: 1. TO = q x P 2. TK = GVK x q + TCK 3. TW = TO TK De symbolen hebben de volgende betekenissen: TO = Totale opbrengst P = verkoopprijs Q = geproduceerde en verkochte hoeveelheid TK = Totale kosten GVK = gemiddelde variabele kosten TCK = totale constante kosten TW = totale winst Aant. Als er gevraagd wordt naar een formule of vergelijking laten wij q altijd staan. De totale winst is het verschil tussen de totale kosten en de totale opbrengsten. Als er één product meer gemaakt wordt dan stijgen de totale opbrengsten met de verkoopprijs (=P) en de totale kosten met de variabele kosten van een product (GVK) Voor veel bedrijven is het behalen van : 1. Maximale winst een belangrijke doelstelling. Als een bedrijf alle producten die het maakt ook kan verkopen, moet ht bedrijf zoveel mogelijk produceren. We zeggen: het bedrijf moet 2. Zijn productiecapaciteit volledig benutten. Hoofdstuk 3 De Concurrentie Bedrijven moeten rekening houden met: 1. de vraag 2. de kosten 3. de concurrenten Hoe meer concurrenten er zijn hoe kleiner de macht van een bedrijf op de markt. 3.1 De telefoon 1. Allereerst moet er voldoende vraag zijn naar het product 2. de opbrengsten moeten tenminste gelijk zijn met de kosten 3. de concurrentie Pagina 6 van 12

De machtspositie: Hoe meer en hoe groter de concurrenten, hoe beperkter de macht van een individueel bedrijf. Concurrentie lijdt er veelal toe dat consumenten een beter product krijgen voor een lagere prijs. Concurrentie tussen twee bedrijven is regionaal beperkt. Wat voor supermarkten geldt, geldt weer niet voor meubelzaken. 3.2 De Markt Een markt heeft de volgende functies: 1. vragers en aanbieders komen bij elkaar 2. op de markt komt de prijs tot stand 3. evenwicht, vragers en aanbieders zijn gelijk. 3.3 Marktvormen er zaijn vier marktvormen. Het verschil tussen dezae marktvormen wordt bepaald door de mate waarin een individuele producent macht op de markt heeft. Dit hangt af van het aantal producnten en het soort product dat wordt verhandeld. A. Aantal aanbieders Als er veel aanbieders zijn op een markt is de macht van een individuele producent klein. B. Het soort product Homogene en heterogene producten. Wanneer het voor de consument niet uitmaat van welke aanbieder het product afkomstig is noemen we het product homogeen. In de ogen van de consument zijn alle exemplaren van dit product identiek. Heterogeen is verschillend van elkaar. In de ogen van de klant verschillen ze, het gaat niet alleen om de kenmerken van het product zelf, maar ook om de service ven een bedrijf en het imago van een merk. Op een markt met heterogene producten is de marktmacht van de individuele producent kleiner dan op een markt met heterogene producten. De koper kan voor hetzelfde product immers overstappen naar een andere aanbieder. Er zijn vier verschillende marktvormen: 1. Volkomen concurrentie (= volledige mededinging) - Veel vragers - Veel aanbieders - Een homogeen product (In de ogen van de consumenten zijn de goederen identiek) De markt met volkomen concurrentie komt in de praktijk nauwelijks voor. Dit komt door twee redenen: - Er is alleen sprake va volkomen concurrentie indien de individuele aanbieder geen enkele invloed heeft op de prijs. - Er is eigenlijk nooit sprake van echt identieke producten. Op een markt met volkomen concurrentie heeft de individuele aanbieder geen invloed op de prijs. Het enige wat hij kan doen is zijn hoeveelheid aanpassen. Bij de gegeven marktprijs kan hijzelf bepalen hoeveel hij aanbiedt. Hij past de aangeboden hoeveelheid aan aan de prijs. Daarom noemen we een aanbieder op een markt met volkomen concurrentie ook wel een hoeveelheidsaanpasser. 2. Monopolistische Concurrentie - Veel vragers Pagina 7 van 12

- Veel aanbieders - Een heterogeen product Deze marktvorm komt in de praktijk veel voor. Bij monopolistische concurrentie zijn bedrijven toch een klein beetje monopolist. Dat komt omdat zij, in de ogen van de consumenten, producten aanbieden die iets anders zijn dan de producten die de concurrenten verkopen. Dit betekent dat de bedrijven op deze markt in beperkte mate invloed hebben op de prijs ofwel in beperkte mate hun prijs zelf kunnen bepalen. Zij moeten echter wel degelijk sterk rekening houden met wat hun concurrenten doen. 3. Oligopolie - Veel vragers - Enkele aanbieders (2-5) - Het goed kan zowel homogeen als heterogeen zijn. In de praktijk komt een markt met oligopolie veel voor. Oligopolisten hebben enige vrijheid in het vaststellen van hun verkoopprijzen, maar moeten wel terdege rekening houden met hun concurrenten. Oligopolisten zijn dus in beperkte mate prijszetter. Soms is er op een oligopolistische markt één bedrijf dat in feite de prijzen bepaald. Als dit bedrijf de prijzen verhoogt, doen de anderen dit meestal ook. Verlaagt zo n bedrijf de prijzen dan volgen de andere aanbieders eveneens. (=prijs of marktlijder bv., Douwe Egberts) Op een markt met oligopolie zijn de goederen meestal heterogeen. 4. Monopolie - Veel vragers - Één aanbieder Op een markt met Monopolie stelt de individuele aanbieder de prijs zelf vast. Daarom noemen we een aanbieder op een markt met Monopolie eens prijszetter. De invloed van de consument is beperkt. Bij monopolie, oligopolie kan hij alleen besluiten het product niet de kopen. Er is wel enige invloed bij de markt van monopolistische concurrentie: de consument kan naar de concurrent gaan als de aanbieder de prijs verhoogt. Op de markt van volledige mededinging waar de prijs gegeven is en het product homogeen, heeft de consument geen enkele keus. Doorzichtigheid van de markt Bij marktvormen van volledige mededinging en Monopolie is het relatief eenvoudig om de prijs van het product en de kwaliteit met elkaar te vergelijken. Als de belangrijke gegevens over de markt helder en duidelijk te verkrijgen zijn spreken we van een doorzichtige markt, ook wel transparante markt genoemd. Bij oligopolie is de markt bij homogene producten ook redelijk transparant. Bij heterogeen monopolie al wat minder. De veel voorkomende vorm van monopolistische concurrentie is het minst doorzichtig. 3.4 de marketingmix Bedrijven proberen zoveel mogelijk producten te verkopen. De meeste bedrijven doen dat op markten waar ook andere aanbieders actief zijn. Bedrijven concurreren dan om de gunst van de afnemers. Verschillende wapens : 1. prijsbeleid 2. productbeleid 3. promotiebeleid Pagina 8 van 12

4. distributiebeleid 3.5 Consument en markt Een bedrijf heeft niet alleen met concurrenten te maken, maar ook met klanten. Tot de jaren 50 was de macht van de consument op de markt zeer beperkt. dat kwam ondermeer omdat consumenten niet georganiseerd waren. De bekendste algemene consumentenorganisatie in NL is de consumentenbond. Bekende specifieke consumentenorganisaties zijn de ANWB en de Vereniging Eigen Huis. Een specifieke consumentenorganisatie houdt zich bezig slechts met een of enkele producten bezig. Consumentenorganisaties geven: 1. voorlichting aan hun leden over producten en over de rechten die je als consument hebt. 2. ook verlenen ze juridische bijstand aan hun leden. 3. ze beïnvloeden de politiek. Hoofdstuk 4 De Prijsvorming 4.1 Prijsvorming bij volkomen concurrentie Producenten op een markt van volkomen concurrentie hebben geen invloed op de prijs. De prijs komt tot stand door vraag en aanbod Als er sprake is van een vraagoverschot zal de prijs gaan stijgen. Omdat de prijs stijgt neemt de gevraagde hoeveelheid af. Tegelijkertijd neemt de aangeboden hoeveelheid toe Bij de evenwichtsprijs zijn de gevraagde en aangeboden hoeveelheid precies aan elkaar gelijk. OP een markt met volkomen concurrentie komen door de vraag en aanbod de evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid tot stand. Omdat bij een vraagoverschot de prijs zal stijgen en bij een aanbodoverschot de prijs zal dalen zal uiteindelijk de prijs tot stand komen waarbij de gevraagde en aangeboden hoeveelheid precies aan elkaar gelijk zijn. We noemen dit de werking van het marktmechanisme De evenwichtsprijs kan veranderen door veranderingen in de vraag en/of het aanbod. Een aanbodvergelijking geeft het verband weer tussen de prijs (P) en de aangeboden hoeveelheid (Qa) van het product. Als bekend is het verband tussen prijs en aangeboden hoeveelheid positief, dat wil zeggen: als de prijs hoger is, zijn de producenten bereid meer aan te bieden, en bij een lagere prijs bieden ze minder aan. je kunt het evenwicht bepalen door: 1. vergelijkingen 2. grafisch In een grafiek kun je eenvoudig zien wat er gebeurd als de vraaglijn of de aanbodlijn verschuift. Bij volkomen concurrentie zijn de vragers een aanbieders klein. Dat wil zeggen dat een individuele drager of aanbieder geen invloed kan uitoefenen op de prijs. Een grote groep vragers of aanbieders kan wel de marktprijs beïnvloeden. Als een kwart van de Nederlandse varkenshouders besluit hun bedrijf te sluiten, dan zal het aanbod zoveel afnemen dat de marktprijs wel zal veranderen. 4.2 Prijsvorming bij onvolkomen concurrentie Markten met monopolie, oligopolie of monopolistische concurrentie noemen we ook wel markten met Pagina 9 van 12

onvolkomen concurrentie. Onvolkomen concurrentie ontstaat doordat er weinig vragers of aanbieders zijn of dat er sprake is van heterogene producten. 1. Monopolie A. Een monopolist moet rekening houden met de vraagfunctie. B. Een monopolist moet rekening houden met Substitutiegoederen (= een goed dat als vervanging voor een ander goed kan dienen. 2. Oligopolie Een markt met een paar grote aanbieders en vel kleintjes noemen we een oligopolie. Die paar grote aanbieders beheersen de markt. Oligopolisten moeten bij hun prijsbeleid rekening houden met hun concurrenten. Als een Oligopolist zijn prijs verhoogt, bestaat het gevaar dat de concurrenten die prijsverhoging niet zullen volgen. De Oligopolist die zijn prijs verhoogt. prijst zichzelf zo uit de markt. Er kan een opeenvolging van prijsverlagingen ontstaat een zogenaamde prijzenoorlog. Als er afspraken worden gemaakt over prijzen spreken we over een prijskwartel. Zo n prijskartel zou weinig zinvol zijn als er verder niks afgesproken wordt. Leden van zo n prijskartel zouden dan door hun productie te vergroten toch nog invloed hebben op de marktprijs. Een prijskartel gaat daarom meestal samen met afspraken over de maximale hoeveelheid die de afzonderlijke producenten mogen aanbieden: een productiekartel. De OPEC-landen maken onderling afspraken over de olieproductie en de olieprijs. Zo n overeenkomst houdt in dat er een bureau in het leven wordt geroepen dat ervoor zorgt dat te lage prijzen worden gecorrigeerd door een deel van het aanbod op te kopen. De ingekochte voorraad is een buffervoorraad. Die buffervoorraad wordt gebruikt om in tijden van hoge prijzen meer producten op de markt te brengen. Doordat de macht op de markt bij monopolie of een kartel bij enkele aanbieders rust, kan het zijn dat de afnemers (bedrijven en consumenten) hoge prijzen voor de producten moeten betalen. Soms leidt productie op grote schaal tot lager kosten per eenheid product dan bij productie op kleinere schaal. Er is dan sprake van schaalvoordelen. Voor producenten is kartelvorming op korte termijn gunstig: immers de winstgevendheid neemt door het beperken van de concurrentie toe. Maar er bestaat ook het gevaar dat ondernemingen door gebrek aan concurrentie verstarren en lui worden. 3. Monopolistische concurrentie Ondernemers die opereren op een markt met monopolistische concurrentie moeten bij hun prijsbeleid heel goed rekening houden met wat hun concurrenten doen. Een eigenschap van een monopolistische concurrentie is dat ze kan overgaan in een (heterogeen) oligopolie als enkele bedrijven door concurrentie of kartelvorming ene groot deel van de afzet in handen krijgen. Hoofdstuk 5 De overheid 5.1 Vuile lucht Door het heffen van belastingen en accijnzen kan de overheid de consumentenprijzen van producenten verhogen. Op deze manier probeert de overheid de consumptie van bepaalde goederen te verminderen. Anderzijds kan de overheid door subsidies prijzen verlagen. Dan wil de overheid het gebruik van bepaalde Pagina 10 van 12

goederen of diensten stimuleren. Op de volgende manieren kan de overheid het consumentengedrag en het producentengedrag beïnvloeden: 1. belastingen 2. heffingen 3. subsidies 4. voorlichting 5. het stellen van kwaliteitseisen 6. verbieden van bepaalde producten. Bemoeigoederen zijn goederen waarvan de overheid het gebruik wil stimuleren (we noemen deze goederen merit-goederen) of waarvan de overheid het gebruik juist wil afremmen (deze goederen noemen we juist demerit-goederen). 5.2 Belastingen, heffingen en subsidies De totale belastingontvangsten zijn in twee groepen te verdelen: de belastingen op inkomen, winst en vermogen (directe belastingen) en de indirecte belastingen. De qua omvang belangrijkste indirecte belasting is de Belasting op de Toegevoegde Waarde (BTW) Ook heffingen en accijnzen leveren de overheid geld op. Toch is er een belangrijk verschil tussen btw enerzijds en heffingen en accijnzen anderzijds: met heffingen en accijnzen wil de overheid namelijk het gedrag van consumenten en producten beïnvloeden Als bedrijven heffingen en accijnzen van de overheid doorberekenen in de prijzen van hun producten zullen deze steeds hoger worden. Hierdoor dal er minder van die producten geconsumeerd worden. Maar er zijn ook producten waarvan de overheid het gebruik juist wil stimuleren. Dat kan door subsidies te geven. 5.3 Minimumprijzen en maximumprijzen Op een markt met volledige mededinging zijn dan geen overschotten of tekorten. 1. Er ontstaat een evenwichtsprijs waarbij de hoeveelheid die de aanbieders willen verkopen precies gelijk is aan de hoeveelheid die de vrager willen kopen. 2. Een ander kenmerk van volkomen concurrentie is dat geen enkele partij de macht heeft op de markt en die dus ook niet kan misbruiken. Nadelen van volkomen concurrentie: - voor sommige mensen gewoon onbetaalbaar - of zo laag dat er voor consumenten geen brood mee te verdienen is. De overheid kan dan in het marktproces ingrijpen. De overheid bemoeit zich dan rechtstreeks met de prijsvorming, bijvoorbeeld met heffingen en subsidies. Maar ook door het instellen van minimum- en maximumprijzen. De overheid stelt maximumprijzen in, om de consument te beschermen, en minimumprijzen om de producent te beschermen. Een maximumprijs is een prijs de overheid maximaal aanvaardbaar vindt. Een maximumprijs is dus lager dan de evenwichtsprijs. Door het instellen van deze maximumprijs ontstaat een vraagoverschot Redenering: Door het instellen van de maximumprijs ontstaat er wel een probleem de huurprijzen zijn lager, maar er worden bij die lagere prijs ook minder woningen aangeboden. De overheid zal nu zelf moeten zorgen dat : 1. Er voldoende woningen komen. Pagina 11 van 12

2. Zelf woningen aan te bieden 3. Subsidies te verstrekken Een andere manier om aanbodtekorten te bestrijden is 4. Producten op de bon te doen. Consumenten mogen dan slechts een beperkte hoeveelheid van het product tegen de maximumprijs kopen. Zo kunnen jarenlange wachtlijsten voor huurwoningen ontstaan. Minimumprijzen beschermen de producent. De overheid stelt minimumprijzen in als de evenwichtsprijs te laag wordt gevonden. De minimumprijzen in de landbouw zijn bedoeld om boeren een redelijk inkomen te verschaffen, bij een minimum prijs ontstaat een aanbodoverschot een maatregel die de overheid kan nemen is: 1. Het zelf opkopen van de overschotten. 2. Of door middel van quotering de geproduceerde hoeveelheid beperken. 5.4 Andere vormen van overheidsingrijpen De overheid kan productie en consumptie beïnvloeden door in te grijpen in de prijsvorming. Hierbij wordt gebruik gemaakt van: 1. subsidies 2. heffingen 3. maximum- en minimum prijzen. Maar de overheid bemoeit zich ook op ander manieren met de productie en consumptie. Ook zijn er bepaalde vormen van consumptie die de overheid simpelweg verbiedt. Het mededingingsbeleid is erop gericht de concurrentie te bevorderen. Een voorbeeld hiervan is het verbod op kartels. Naast kartelvorming let de NMa erop of bedrijven hun economische machtspositie niet misbruiken. Op die manier houdt de overheid greep op bedrijfconcentraties en fusies In een convenant beloven bedrijven dan bepaalde dingen te doen of juist niette doen. Pagina 12 van 12