2 7NOV 2013^ Paraaf Provinciesec ieseffctfis

5 -minuten versie voor Provinciale Staten provincie jjqj^land ZUID Directie DLB Afdeling Samenleving en Economie Registratienummer PZH-2013-441941794 (DOS-2013-0009526) Datum vergadering Gedeputeerde Staten 26 november 2013 Portefeuillehouder Weber, JF Verzenddatum 2 7NOV 2013^ Paraaf Provinciesec ieseffctfis Geheim Nee Termijn 8 januari 2014 Onderwerp Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten Zuid-Holland 2013 Bijlagen Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten Zuid-Holland 2013 Voorstel van GS aan PS: kennisnemen van bijgaand stuk op basis van de actieve informatieplicht. 1. Onderwerp In kort bestek Krachtens de Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten Zuid-Holland 2013 voor restauratie van rijksmonumenten in Zuid-Holland beoordelen Gedeputeerde Staten welke projecten voor provincie en de regio van vitaal belang zijn en welke partijen willen en kunnen bijdragen aan de financiering. Dit is niet alleen goed voor de restauratie zelf, maar geeft ook een impuls aan de regionale kwaliteit van de ruimte en economie. Via de voorliggende subsidieregeling, welke in werking treedt met ingang van 1 december 2013, verloopt verdeling en subsidieverlening van het restauratiebudget 2014 aan eigenaren van rijksmonumenten, uitgezonderd woonhuizen. Voor eigenaren van woonhuizen bestaat namelijk de mogelijkheid om een laagrentende lening aan te vragen bij het Nationaal Restauratiefonds. De vaststelling van de subsidieregeling volgt op de voorgaande Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten Zuid-Holland 2013, die vanaf 1 december 2012 tot 1 januari 2014 van kracht was en waarvoor het budget 2013 gold. Om als monumenteigenaar mee te kunnen dingen moet voldaan worden aan selectiecriteria, met name: technische urgentie, uitvoeringsgereedheid van het plan, subsidiehoogte van maximaal 50% van de subsidiabele kosten en wel tot een maximum van 1.000.000,00. Op grond van de nieuwe Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten Zuid-Holland 2013 kunnen eigenaren een aanvraag voor restauratiesubsidie bij Gedeputeerde Staten indienen. Deze worden procedureel en inhoudelijk getoetst. Indien de subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de volgorde van behandeling een afweging tussen de verschillende aanvragen op basis van rangschikkingscriteria. Hiertoe behoren: bouwtechnische staat, een zo hoog mogelijke cofinanciering, herbestemming of herstel van de oorspronkelijke bestemming, bevordering van de werkgelegenheid en het creëren van leerling-werkplaatsen. Van het jaarlijkse budget van in totaal 3 miljoen aan rijksmiddelen wordt voor 1,5 miljoen (50%) ingezet voor restauraties in het kader van de Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten Zuid-Holland 2013. Het resterende bedrag (50%) wordt besteed aan restauraties binnen de 7 provinciale Erfgoedlijnen. Hiervoor geldt een andere subsidieregeling. 1''4

province f^qlland ZUID Voor de inzet van het budget 2014 voor rijksmonumenten buiten de Erfgoedlijnen is cofinanciering van minimaal 50 % van de subsidiabele restauratiekosten voonwaarde. Op deze wijze wordt het restauratiebudget verbonden met dat van regionale en lokale partners. Hierdoor wordt het multipliereffect bereikt, waarbij geld met geld gemaakt wordt. 2. Afbakening van (wettelijk) kader en partijen a. Europees/nationaal/provinciaal wettelijk en beleidskader De Algemene wet bestuursrecht, de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland, de Beleidsvisie cultureel erfgoed 2013-2016, het Uitvoeringsprogramma Erfgoedlijnen 2013-2016 en het Staatssteunkader voor Monumentenzorg. b. Relatie andere interne beleidsterreinen Er is geen relatie met andere beleidsterreinen. c. Relatie externe partijen Op lokaal en regionaal niveau wordt samengewerkt met particulieren en gemeenten. Op landelijk niveau zal inhoudelijk advies worden ingewonnen bij de RCE (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed), het NRF (Nationaal Restauratiefonds), het Restauratie Opleidingsprojecten (ROP) en andere betrokken partijen. 3. Procesbeschrijving en rol Staten a. Voorgeschiedenis Op 5 maart 2012 hebben in het kader van het rijksbeleid MoMo (Modernisering Monumentenzorg) OCW en IPO een convenant ondertekend waarbij de regierol in het restauratiebeleid nu structureel gedecentraliseerd is van het rijk naar provincies. In opdracht van IPO en OCW vindt in 2014 een evaluatie plaats van de in dit convenant opgenomen bestuurlijke afspraken. In het kader van de decentralisatie stort het Rijk vanaf 2012 jaarlijks voor rijksmonumenten in Zuid-Holland 3 miljoen in het provinciefonds, dat wordt ingezet voor restauraties. Het budget 2012 is ingezet voor drie 'kanjer'-restauraties, te weten: de Nieuwe Kerk te Delft, de Sint Janskerk te Gouda en de Petrus' Bandenkerk te Rotterdam. Conform de Beleidsvisie cultureel erfgoed 2013-2016 en als uitwerking daarvan het Uitvoeringsprogramma erfgoedlijnen 2013-2016, is 50% van het budget van 2013 ad 3 miljoen ingezet voor het behoud van de rijksmonumenten binnen de Erfgoedlijnen en 50% buiten de Erfgoedlijnen. Bevindingen 2013 Subsidieregeling Restauratie rijksmonumenten Zuid-Holland 2013 In het kader van de Evaluatie van doeltreffendheid van de subsidies is geconstateerd, dat het aantal in 2013 vastgestelde subsidiebeschikkingen (dus na afronding van de restauraties) krachtens de Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten Zuid-Holland 2013 minder dan 70% is. Daarom kan er nog geen representatieve uitspraak op basis van een evaluatie gedaan worden over de doeltreffendheid van de subsidie. Op basis van de aanname dat in 2015 70% of meer van de subsidies is vastgesteld, kan in dat jaar de evaluatie over de doeltreffendheid van de subsidie worden uitgevoerd Wel kunnen de volgende, meest relevante bevindingen gerapporteerd worden naar aanleiding van de behandeling van de subsidieaanvragen en de verlening van subsidie in 2/4

HOLLAND 2013 krachtens de Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten Zuid-Holland 2013. De lessen die op grond hiervan getrokken zijn, zijn meegenomen bij het ontwerp van de nieuwe subsidieregeling 2013 en hebben tot een beperkte verandering geleid. 1. Continuering van de subsidieregeling Gelet op de behoefte aan restauratiesubsidie van eigenaren van monumenten in Zuid- Holland buiten de Erfgoedlijnen en de positieve reacties vanuit het veld wordt de subsidieregeling gecontinueerd. Van de 23 subsidieaanvragen in 2013 werden er 4 om procedurele redenen afgewezen en konden er volgens de selectiecriteria 19 in principe in aanmerking komen voor subsidie. Omdat de behoefte het subsidieplafond te boven ging, konden aan de hand van de rangschikkingscriteria 14 aanvragen ten laste van de beschikbare subsidie van 1,5 miljoen met subsidie gehonoreerd worden, waarvan 1 gedeeltelijk. Het merendeel van de 19 aanvragers zijn eigenaren van kerken (10) en molens (5). Nu de regeling meer bekend is geworden en afgaande op de reacties vanuit het veld kunnen voor de verdeeltranche 2014 meer aanvragen venwacht worden. In totaal zijn 3 bezwaarschriften in het kader van de Algemene wet bestuursrecht van monumenteigenaren naar aanleiding van de subsidieverlening ontvangen, waarvan er 1 is ingetrokken en 2 nog in behandeling zijn. 2. Wabo-vergunning Een van de aanvraagvereisten is een onherroepelijke Wabo-vergunning als onderdeel van de subsidieaanvraag. Aanlevering van de onherroepelijke Wabo-vergunning dient binnen uiterlijk 1 jaar na de aanvraag overlegd te zijn. Hiermee wordt de toezegging van GS aan PS in het kader van het Uitvoeringsprogramma Erfgoedlijnen 2013-2016 gestand gedaan om soepeler om te gaan met de indieningstermijn van de Wabo-vergunning. Blijkt dat de subsidieaanvrager niet voldoet aan de verplichting van indiening van de onherroepelijke Wabo-vergunning binnen uiterlijk 1 jaar, dan wordt de subsidieverlening ingetrokken. Dit zal goed worden gemonitord. Hiermee wordt voorkomen dat middelen anders te lang ongebruikt op de plank blijven liggen. 3. Rangschikkingscriteria De rangschikkingscriteria met toebedeling van punten bij de selectie van restauratieprojecten worden gehandhaafd. Hiermee is positieve ervaring opgedaan. Met het eerste criterium de technische staat waarin het rijksmonument verkeerd, dat door PS zelf is ingebracht, wordt verder verval van de technisch urgente monumenten voorkomen. De gevraagde cofinanciering van minimaal 50% van kosten blijkt in de praktijk geen belemmering blijkt te vormen. Bij meerdere projecten is de cofinanciering zelfs hoger dan 50%. Tegenover de provinciale inzet van 1,5 miljoen aan subsidie op grond van de subsidieregeling 2013 staat een investering aan totale kosten van 4,6 miljoen door de monumenteigenaren bij de verleende 14 subsidies. Ook voldeden de projecten aan de gestelde criteria ten aanzien van (her-)bestemming, bevordering van de werkgelegenheid en het creëren van leerling-werkplaatsen. 4. Externe adviezen Het inwinnen van inhoudelijk advies bij de RCE (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) wordt gecontinueerd. Zijn inzet heeft bijgedragen aan een inhoudelijk kwalitatief goede beoordeling van de subsidieaanvragen. De expertise van de RCE zal ook worden ingezet bij de uitvoering van de restaurauratiewerkzaamheden ten laste van het budget 2013 en de behandeling van aanvragen voor het jaar 2014. 5. Adminstratieve aanpassingen Tevens zijn in de regeling administratieve aanpassingen gedaan, waarmee efficiëntere uitvoering beoogd wordt. 3/4

HOLLAND b. Waar staan we nu? De fase van beleidsuitwerking Beleidsuitvoering. c. Vervolgprocedure Na de publicatie in het Provinciaal Blad treedt de subsidieregeling op 1 december 2013 in werking. Subsidieaanvragen worden jaarlijks in het voorafgaande subsidiejaar ingediend vanaf 1 december en tot 1 maart in het subsidiejaar. Dit houdt in, dat de indieningsperiode loopt van 1 december 2013 tot 1 maart 2014. Gedeputeerde Staten besluiten uiterlijk 13 weken na de indieningtermijn. 4. Financiële aspecten (dekking en risico's) De vaststelling van de subsidieregeling heeft geen rechtstreekse financiële gevolgen. Het subsidieplafond 2014 is door PS vastgesteld op 1.514.381,00. Dekking van de subsidielasten is gevonden in Programma 4, Bestuur en Samenleving, van de begroting. Technische & proces vragen en informatie bij Ambtenaar V.M.J.A.N. Collette Telefoon 070-441 73 49 Kamer C 383 4/4

Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten Zuid-Holland 2013 Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland, gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013; ovena/egende dat het wenselijk is voor de bescherming van het cultureel erfgoed een bijdrage te leveren aan de restauratie van rijksmonumenten in Zuid-Holland; Besluiten: Vast te stellen: "Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten Zuid-Holland 2013" Artikel 1 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. Asv: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013; b. bouwtechnische staat: de technische of fysieke staat van het rijksmonument of het zelfstandige onderdeel; c. eigenaar: natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht heeft op een rijksmonument; d. inspectierapport: rapport dat de technische of fysieke staat van een rijksmonument of zelfstandig onderdeel beschrijft, en dat is opgesteld door een ter zake deskundige persoon of instantie, zoals de Monumentenwacht Zuid-Holland. Daarnaast bevat een inspectierapport adviezen over de uit te voeren werkzaamheden in volgorde van urgentie en over de termijn van aanpak; e. monumentenregister: register, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, Monumentenwet 1988; f. restauratie: werkzaamheden die het reguliere onderhoud te boven gaan en technisch noodzakelijk zijn voor het instandhouden van het rijksmonument; g. rijksmonument: beschermd monument, als bedoeld in artikel 1, onderdeel d. Monumentenwet 1988; h. woonhuis: rijksmonument of zelfstandig onderdeel dat in oorsprong is vervaardigd voor bewoning of dat thans voor meer dan de helft van de oppervlakte voor bewoning in gebruik is, met dien verstande dat niet als woonhuizen worden aangemerkt: gebouwen die deel uitmaken van een geregistreerd museum, kerkgebouwen, kastelen, paleizen, het hoofdhuis van buitenplaatsen, landhuizen, gebouwen van liefdadigheid, molens, gemalen, agrarische gebouwen en watertorens; i. zelfstandig onderdeel: 1. deel van een rijksmonument dat is aan te merken als een zelfstandige bouwkundige eenheid, 2. deel van een rijksmonument dat is aan te merken als een toren van een kerkgebouw, 3. alle delen gezamenlijk van een rijksmonument, zijnde een aanleg zoals een park- of tuinaanleg, die aan één eigenaar behoren, en niet het gehele beschermde monument omvatten. Artikel 2 Subsidiabele activiteiten en prestatie 1. Subsidie kan worden verstrekt voor de restauratie van een rijksmonument of een zelfstandig onderdeel hiervan. 2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie. 3. De activiteit, als bedoeld in het eerste lid, leidt tot de restauratie van een rijksmonument of een zelfstandig onderdeel hiervan. Artikel 3 Doelgroep Subsidie, als bedoeld in artikel 2, wordt uitsluitend verstrekt aan de eigenaar van een rijksmonument of een zelfstandig onderdeel hiervan.

Artikel 4 Aanvraagperiode In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie, als bedoeld in artikel 2, worden ingediend vanaf 1 december voorafgaand aan het jaar waarvoor tot 1 maart van het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd. Artikel 5 Aanvraagvereisten 1. Naast de gegevens bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Asv, gaat een aanvraag voor subsidie vergezeld van: a. een inspectierapport dat niet ouder is dan 2 jaar; b. een begroting conform het model van de provincie; c. actuele, gedateerde overzichts- en detailfoto's in kleur, die een duidelijke indruk geven van het rijksmonument of een zelfstandig onderdeel hiervan en zijn gebreken. 2. Indien voor de uitvoering van de restauratie een omgevingsvergunning vereist is, als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), gaat een aanvraag voor subsidie, naast de gegevens bedoeld in artikel 10 van de Asv, vergezeld van: a. een onherroepelijke omgevingsvergunning; of b. indien een omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk is, wel is verieend, de verieende omgevingsvergunning; of c. een ontvangstbewijs van het bevoegd gezag dat de aanvraag voor een omgevingsvergunning is ingediend. 3. Indien voor de uitvoering van de restauratie geen omgevingsvergunning vereist is, als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), gaat een aanvraag voor subsidie, naast de gegevens als bedoeld in artikel 10 van de Asv, vergezeld van een bewijsstuk waaruit blijkt dat een omgevingsvergunning niet vereist is. Artikel 6 Weigeringsgronden In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie, als bedoeld in artikel 2, in ieder geval geweigerd: a. voor zover de aanvraag betrekking heeft op een rijksmonument of een zelfstandig onderdeel hiervan dat niet is gelegen binnen de provincie Zuid-Holland; b. voor zover de aanvrager voor de restauratie van het rijksmonument of een zelfstandig onderdeel hiervan bij het Nationaal restauratiefonds een lening kan verkrijgen ter financiering van de kosten van de restauratie (Restauratiefondsplus-hypotheek); c. voor zover de aanvraag betrekking heeft op een woonhuis; d. voor zover de subsidie naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet noodzakelijk is voor de restauratie van het rijksmonument of een zelfstandig onderdeel hiervan; e. voor zover de werkzaamheden waarvoor subsidie wordt gevraagd naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet sober en doelmatig zijn; f voor zover er voor de kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd al subsidie door Gedeputeerde Staten of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) wordt verstrekt; g. voor zover bij schade de subsidiabele kosten op grond van een verzekering worden gedekt; h. indien de aanvraag wordt ingediend buiten de termijn, bedoeld in artikel 4; i. indien de totale kosten van de aanvraag minder dan 100.000,00 bedragen; j. indien de subsidiabele kosten van de aanvraag minder dan 25.000,00 bedragen. Artikel 7 Subsidievereisten Om voor subsidie, als bedoeld in artikel 2, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

a. de aanvraag heeft betrekking op een rijksmonument of een zelfstandig onderdeel hiervan dat is ingeschreven in het monumentenregister van de Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed (RCE); b. de aanvraag heeft betrekking op de restauratie van een rijksmonument of een zelfstandig onderdeel hiervan die technisch noodzakelijk is voor het instandhouden en het daardoor beschermen van de monumentale waarde van dat rijksmonument of het zelfstandig onderdeel hien/an; c. de aanvrager beschikt over cofinanciering van minimaal 50% van de totale kosten van de aanvraag. Artikel 8 Subsidiabele kosten 1. Subsidiabel zijn de kosten van weri<zaamheden, maatregelen en voorzieningen die als zodanig zijn aangemerkt in de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten 2013 in de bijlage als bedoeld in artikel 4 van de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim), van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). 2. Niet subsidiabel zijn de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen die via de subsidiebeschikking van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (Brim) en de eigen bijdrage gefinancierd worden. Artikel 9 Subsidiehoogte 1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten en wel tot een maximum van 1.000.000,00. 2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan 25.000,00 wordt de subsidie niet verstrekt. Artikel 10 Rangschikking 1. Indien de binnen de aanvraagperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de volgorde van behandeling een afweging tussen de verschillende aanvragen op basis van de volgende criteria: a. de bouwtechnische staat waarin het rijksmonument zich vóór aanvang van de werkzaamheden zich bevindt; b. de cofinanciering betreft een zo hoog mogelijke percentage van de subsidiabele kosten; c. bij de activiteit is teven sprake van herbestemming of herstel van de oorspronkelijke bestemming na leegstand; d. de activiteit levert een duidelijke bijdrage aan de creatie van leeriing-werkplaatsen; e. de activiteit bevordert de werkgelegenheid. 2. Gedeputeerde Staten kennen voor de rangschikking bedoeld in het eerste lid de volgende punten toe: a. criterium a: ten hoogste drieënveertig punten en wel als volgt: voor goede bouwtechnische staat: O punten; voor redelijke staat: 14 punten; voor matige staat: 28 punten; voor slechte staat: 43 punten. b. criterium b: ten hoogste dertig punten en wel als volgt: voor cofinanciering van 50%: O punten voor cofinanciering van meer dan 50% maar minder dan 60%: 6 punten; voor cofinanciering van meer dan 60% maar minder dan 75%: 12 punten; voor cofinanciering van meer dan 75% maar minder dan 80%: 18 punten; voor cofinanciering van meer dan 80% maar minder dan 90%: 24 punten; voor cofinanciering van 90% of meer: 30 punten. c. criterium c: ten hoogste eenentwintig punten en wel als volgt: voor geen herbestemming of herstel van bestemming na leegstand: O punten; voor mogelijke herbestemming maar op dit moment bestemming nog niet bekend: 7 punten;

voor gedeeltelijk herbestemming of gedeeltelijke herstel van de bestemming na de restauratie: 14 punten; voor volledige herbestemming of herstel van de bestemming na de restauratie: 21 punten. d. criterium d: ten hoogste drie punten voor de inzet van 1 of meer leeriing-werkplaatsen. e. criterium e: ten hoogste drie punten en wel als volgt: voor alleen eigen inzet: 1 punt; voor de combinatie van inzet van deskundig bedrijf en eigen inzet: 2 punten; voor de uitvoering volledig door een deskundig bedrijf: 3 punten. 3. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verieend voor de activiteit met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a. 4. Als na toepassing van het derde lid het subsidieplafond niet is bereikt, wordt de verdeling bedoeld in het derde lid op overeenkomstige wijze toegepast op het overblijvende budget voor de overblijvende aanvragen, zo nodig bij herhaling totdat het overblijvende budget geheel is verdeeld. Artikel 11 Ontbindende voorwaarde 1. Indien de omgevingsvergunning, als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), op het moment van de aanvraag voor subsidie nog niet onherroepelijk is, verstrekken Gedeputeerde Staten de subsidie onder de ontbindende voorwaarde dat de omgevingsvergunning zal worden verieend door de daartoe bevoegde instantie en onherroepelijk is binnen een jaar na de bekendmaking van de beschikking tot subsidieveriening. 2. De voonwaarde vervalt, indien Gedeputeerde Staten daarop niet binnen vier weken na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn een beroep hebben gedaan. 3. Het beroep op de voorwaarde geschiedt door een intrekking overeenkomstig artikel 4:48, eerste lid, Awb. Artikel 12 Verplichtingen van de subsidieontvanger 1. In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd: a. de restauratie vangt uiteriijk binnen drie maanden na de bekendmaking van de beschikking tot subsidieveriening aan, indien de omgevingsvergunning op het moment van de bekendmaking van de beschikking tot subsidieveriening onherroepelijk is; b. indien de omgevingsvergunning op het moment van de bekendmaking van de beschikking tot subsidieveriening nog niet onherroepelijk is, vangt de restauratie uiteriijk binnen 3 maanden na het onherroepelijk zijn van de omgevingsvergunning aan; c. de restauratie is uiteriijk binnen 3 jaar na de bekendmaking van de beschikking tot subsidieveriening gerealiseerd. 2. Gedeputeerde Staten kunnen bij de subsidieveriening verplichtingen opleggen, die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Artikel 13 Prestatieverantwoording 1. In afwijking van artikel 23 van de Asv gaat de aanvraag tot subsidievaststelling naast het activiteitenverslag, ongeacht de hoogte van het verieende subsidiebedrag, vergezeld van een financieel verslag. Tevens toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van actuele, gedateerde kleurenfoto's en een inspectierapport. 2.Indien de subsidieverieningsbeschikking 125.000,00 of meer bedraagt, gaat de aanvraag tot subsidievaststelling tevens vergezeld van: a. een door een accountant afgegeven verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid van dat verslag, of

b. een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgeriijk Wetboek mits de gesubsidieerde activiteiten daarin zijn verantwoord en die jaarrekening vergezeld gaat van een door een accountant afgegeven verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid. Artikel 14 Bevoorschotting en betaling 1. Het voorschot bedraagt maximaal 80 % van het verieende subsidiebedrag. 2. Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieveriening worden bepaald. Artikel 15 Evaluatie De evaluatie van de risicoanalyse als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Asv vindt na 1 jaar na de inwerkingtreding van deze regeling plaats. Artikel 16 Intrekking De Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten Zuid-Holland 2013 (Provinciaal blad 2012, nr.154) wordt ingetrokken. Artikel 17 Overgangsrecht De Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten Zuid-Holland 2013 (Provinciaal blad 2012, nr.154), zoals die luidde op de dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van deze regeling, blijft van kracht voor subsidies die voor die datum zijn verieend. Artikel 18 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 december 2013. Artikel 19 Citeertitel Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten Zuid-Holland 2013.