PUBLIC LIMITE NL. Brussel, 23 september 2011 (29.09) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 14480/11 LIMITE

Vergelijkbare documenten
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Raad van de Europese Unie Brussel, 23 september 2016 (OR. en)

12807/16 mak/sl 1 DG E 1B

13157/16 cle/van/dp 1 DGG 1A

8792/1/16 REV 1 dui/cle/as 1 DG G 2B

Raad van de Europese Unie Brussel, 21 september 2017 (OR. en)

12950/17 van/asd/dp 1 DG B 2B

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en)

6981/17 ASS/sl 1 DG C 1

13198/17 van/gra/hh 1 DGE 1B

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

9452/16 dau/roe/sv 1 DG G 2B

14890/09 gar/gar/sd 1 DG I

NL In verscheidenheid verenigd NL B8-1043/8. Amendement. Giovanni La Via, Peter Liese namens de PPE-Fractie

7935/17 rts/van/fb 1 DG E - 1C

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 januari 2015 (OR. en)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 7 januari 2009 (09.01) (OR. fr) 17438/1/08 REV 1 ATO 133

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

452 ( ) Nr juli 2015 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

Hierbij gaan voor de delegaties de conclusies die de Europese Raad op bovengenoemde bijeenkomst heeft aangenomen.

7495/17 tin/gra/sl 1 DGG 1A

Verklaring van Letland en Litouwen

10254/16 ons/zr/as 1 DGC 2B

8361/17 asd/jel/sl 1 DG B 2B

10667/16 oms/hh 1 DGG 2B

8461/17 nes/ons/sl 1 DGG 2B

9635/17 mou/gys/ln 1 DG E 1C

15445/17 ver/cle/ia 1 DG G 2B

7875/17 oms/rts/sl 1 DGG 2B

13875/15 MAK/mt 1 DGG 1A

9895/19 mak/van/hh 1 ECOMP.2B

14722/16 eer/rts/sl 1 DG G 2B

14129/15 gys/gra/hw 1 DG B 3A

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 april 2014 (OR. en) 9026/14 JEUN 65 SOC 299

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 maart 2007 (13.04) (OR.en) ST 8028/07 Interinstitutioneel dossier: 2006/0135(CNS) LIMITE JUSTCIV 75

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 19 januari 2009 (20.01) (OR. en) 5365/09 DEVGE 9 RELEX 36 ACP 14 AGRI 16 ALIM 1 PROBA 2 FAO 1

Raad van de Europese Unie Brussel, 8 februari 2016 (OR. en)

9916/17 cle/van/oms/sv 1 DG D 2B

Voor de delegaties gaan in bijlage dezes de conclusies van de Raad over Jemen, die de Raad in zijn zitting op 18 februari 2019 heeft aangenomen.

NOTA "A"-PUNT het Comité van permanente vertegenwoordigers

15573/17 van/gra/fb 1 DG C 1

18475/11 las/gra/fb 1 DG H 2A

- de voorlopige agenda van de zitting in document EEE 1605/03 (zie bijlage I);

7051/16 pro/ons/as 1 DGB 1 A

15293/08 cle/gra/jv 1 DG E II

Tweede Kamer der Staten-Generaal

9011/1/15 REV 1 jwe/van/sl 1 DG B 3A

12756/1/16 REV 1 pro/van/ev 1 DG C 1

PUBLIC. Brussel, 11 november 1999 (15.12) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 11662/99 LIMITE OJ/CONS 52 JAI 84

Raad van de Europese Unie Brussel, 10 maart 2017 (OR. en)

10460/16 cle/sv 1 DGG 1C

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 18 juni 2004 (23.06) (OR. en) 10665/04 Interinstitutioneel dossier: 2003/0270 (C S) LIMITE COPE 74

Hierbij gaat voor de delegaties de gederubriceerde versie van bovengenoemd document.

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

16435/14 jel/gra/hh 1 DG G 2B

9494/16 cle/ons/sv 1 DG G 2B

6068/16 YEN/hw 1 DGG 1B

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

... /... van de voorwaarden voor vraag en aanbod ; hij is voorts van mening

13645/1/16 REV 1 ev 1 DG E 1C

XT 21004/18 ADD 1 REV 2 mou/asd/ev 1 UKTF

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 juni 2000 (30.06) (OR. fr) 9639/00 LIMITE EUROPOL 18

Tijdens de zitting van 18 mei 2009 heeft de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen de conclusies in bijlage dezes aangenomen.

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

12256/16 ADD 1 REV 1 gys/sl 1 DG E 1B

Raad van de Europese Unie Brussel, 21 april 2017 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 18 augustus 2016 (OR. en)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 6 oktober 2006 (17.10) (OR. en) 13651/06 SOC 447 NOTA

1. Punt 43: Samenwerking in het kader van een gezamenlijk team waarbij functionarissen van Europol betrokken zijn

De delegaties 1 vinden in de bijlage de richtsnoeren die door de Europese Raad (art. 50) tijdens bovengenoemde bijeenkomst zijn aangenomen.

9317/17 pro/gra/sl 1 D 2A

10819/03 Interinstitutioneel dossier: 2001/0245 (COD)

Raad van de Europese Unie Brussel, 3 november 2017 (OR. en)

BIJLAGE PROTOCOL VAN KYOTO BIJ HET RAAMVERDRAG VAN DE VERENIGDE NATIES INZAKE KLIMAATVERANDERING

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 oktober 2004 (07.10) 12561/04 LIMITE EUROJUST 78

Betreft: Onze bossen voorbereiden op de klimaatverandering: Bosbescherming en bosinformatie in de EU - ontwerp-conclusies van de Raad

4. Het voorzitterschap verzoekt de Raad derhalve de ontwerp-conclusies in bijlage dezes aan te nemen.

Het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité hebben respectievelijk op 20 april 1994 en op 30 juni 1993 advies uitgebracht.

14469/16 nuf/gra/mt 1 DG E 2A

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 oktober 2000 (26.10) (OR. en) 12415/00 LIMITE ELARG 155

14491/18 ons/gra/hh 1 TREE.2.B LIMITE NL

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 november 2012 (27.11) (OR. en) 16320/12 ENFOCUSTOM 127 COSI 117

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 februari 2004 (03.03) (OR. en) 5655/04 LIMITE PV/CONS 2 RELEX 33

14949/14 adw/zr/dp 1 DG G 2B

15414/14 van/mak/sv 1 DG D 2A

België heeft het Protocol bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering op 29 April 1998 ondertekend.

Hierbij gaat voor de delegaties de gederubriceerde versie van bovengenoemd document.

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 18 mei 2009 (19.05) (OR. en) 9976/09 PROCIV 77 JAI 302 COCON 15 RELEX 473 SAN 126 TELECOM 112 COHAFA 28

Raad van de Europese Unie Brussel, 2 maart 2015 (OR. en)

15201/17 gar/oms/dp 1 DG D 2A

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 november 2010 (01.12) (OR. en) 17223/10 ASIM 120 NOTA

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Hierbij gaat voor de delegaties de gederubriceerde versie van bovengenoemd document.

Deze nota bevat ook een planning voor de verdere behandeling van dit dossier in de aanloop naar de zitting van de Raad TTE (8-9 juni 2006).

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 18 december 2001 (19.12) (OR. fr) 15468/01 Interinstitutioneel dossier 2000/0177 (CNS) LIMITE PI 73

Transcriptie:

Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 23 september 2011 (29.09) (OR. en) 14480/11 LIMITE PUBLIC ENV 698 ONU 114 DEVGEN 250 ECOFIN 606 ENER 296 FORETS 69 MAR 115 AVIATION 213 NOTA van: het secretariaat-generaal aan: het Comité van permanente vertegenwoordigers nr. vorig doc.: 12751/2/11 REV 2 ENV 608 ONU 101 DEVGEN 219 ECOFIN 512 ENER 268 FORETS 63 MAR 99 AVIATION 186 Betreft: VOORBEREIDING VAN DE ZITTING VAN DE RAAD (MILIEU) OP 10 OKTOBER 2011 - Voorbereidingen voor de 17e zitting van de Conferentie van de Partijen (CoP17) bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) en de zevende zitting van de Conferentie waarin de Partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen (MoP7) (Durban - Zuid-Afrika, 28 november tot en met 9 december 2011) - Ontwerp-conclusies van de Raad I. INLEIDING 1. Tijdens de VN-klimaatconferentie (Cancún, 29 november - 10 december 2010) van vorig jaar werden de zogenaamde afspraken van Cancún aangenomen, en werd geleidelijk vooruitgang geboekt zowel op het traject van het Kyotoprotocol als op dat van het Verdrag. De EU was verheugd over deze resultaten en heeft te kennen gegeven dat de afspraken van Cancún een nieuwe stap waren op de weg naar een wereldwijd en integraal kader voor de periode na 2012 (zie doc. 7755/11). 14480/11 gys/jel/vv 1 DG I LIMITE NL

2. Tot dusver hebben er in 2011 twee onderhandelingsrondes in het kader van het UNFCCC plaatsgevonden. De laatste ronde vóór de klimaatconferentie van Durban zal in Panama worden gehouden (1-7 oktober 2011). 3. In de huidige conclusies worden de vorderingen bij de implementatie van de afspraken van C ancún geëvalueerd, wordt beklemtoond dat de implementatie van deze afspraken tijdens de Conferentie van Durban moet worden voltooid, wordt de waarde van de stapsgewijze of geleidelijke aanpak voor de onderhandelingen bevestigd, en worden - in dat verband - de belangrijkste elementen van het EU-standpunt met het oog op de klimaatconferentie van Durban geformuleerd. 4. De belangrijkste elementen van het EU-standpunt betreffen de noodzaak van een evenwichtig resultaat in Durban, zowel tussen als in beide onderhandelingstrajecten (het Kyotoprotocol en het Verdrag), en de voorwaarden van de EU om in een tweede verbintenisperiode in het kader van het Kyotoprotocol te stappen. Deze conclusies bevestigen ook dat overeenstemming op de kortst mogelijke termijn over een wereldwijd en integraal juridisch bindend kader waarbij alle grote economieën betrokken zijn, de beste manier is om ervoor te zorgen dat de toename van de temperatuur beperkt blijft tot minder dan 2 C in vergelijking met het pre-industriële niveau. 5. Naar aanleiding van de vergaderingen van de Groep internationale milieuvraagstukken (klimaatverandering) op 18 juli 2011 en van de Groep Milieu op 6, 15 en 22 september 2011 heeft het voorzitterschap een herzien ontwerp van de bovengenoemde bijdrage opgesteld, dat in bijlage dezes gaat. II. RESTERENDE VRAAGSTUKKEN De resterende vraagstukken hebben betrekking op de punten 6, 7 en 9 1. 1 Na intensieve besprekingen zijn de vernummerde punten 1 tot en met 5, 8 en 10 tot en met 25 van de ontwerp-conclusies van de Raad verder afgewerkt op het niveau van de Groep milieu. DE/DK/SE/UK handhaven een studievoorbehoud bij punt 13. 14480/11 gys/jel/vv 2 DG I LIMITE NL

Voorwaarden voor een tweede verbintenisperiode in het kader van het Kyotoprotocol (punten 6 en 7) De EU blijft van oordeel dat één enkel juridisch bindend instrument de beste manier is om gestalte te geven aan het kader voor de periode na 2012. Aangezien dit standpunt in de aanloop naar en tijdens de Conferentie van Kopenhagen (7-18 december 2009) aanleiding heeft gegeven tot misverstanden, heeft de EU tijdens de Conferentie van Cancún verklaard bereid te zijn zich flexibel op te stellen wat betreft een tweede verbintenisperiode in het kader van het Kyotoprotocol, mits aan enkele voorwaarden wordt voldaan. Het voorzitterschap stelt voor om nu op dit standpunt verder te bouwen en de voorwaarden in verband met het Kyotoprotocoltraject én het Verdragstraject, alsmede de voorwaarden om het einddoel van de onderhandelingen te bereiken, nader uit te werken, namelijk: het behoud en de verdere versterking van het architectuur van het Kyotoprotocol, aanzienlijke vooruitgang op het Verdragstraject, dat in een multilateraal op regels gebaseerd juridisch kader moet worden opgenomen, deelneming van alle grote economieën, en convergentie na een tweede verbintenisperiode. Er is een groep van delegaties die de door het voorzitterschap voorgestelde tekst steunt. Een meerderheid van de delegaties is van oordeel dat de formulering met betrekking tot een tweede verbintenisperiode terughoudender moet zijn ("bereid om in overweging te nemen" in plaats van "bereid te aanvaarden" en dat aan de punten 6, 7 en 8, waarin sprake is van een tweede verbintenisperiode "mogelijke" moet worden toegevoegd). Sommige van deze delegaties hebben voorgesteld om "open (staan) voor een tweede verbintenisperiode" te gebruiken, om het verschil van inzicht over deze kwestie te overbruggen. Eén delegatie meent dat de volgende bijkomende voorwaarden uitdrukkelijk moeten worden vermeld: de EU mag in een tweede verbintenisperiode niet alleen staan, en een tweede verbintenisperiode in het kader van het Kytoprotocol en een nieuw juridisch bindend instrument in het kader van het Verdrag moeten gelijktijdig in werking treden. Sommige andere delegaties zijn van oordeel dat de voorwaarde van de EU om in een tweede verbintenisperiode te stappen in de huidige tekst te streng zijn. 14480/11 gys/jel/vv 3 DG I LIMITE NL

Behandeling van het overschot aan toegewezen eenheden (AAU's) (punt 9) In het kader van het Kyotoprotocol is het toegelaten emissieniveau van elke in bijlage I genoemde partij vertaald in toegewezen eenheden (AAU's). Krachtens de huidige tekst van het Protocol kan een partij die tijdens een bepaalde verbintenisperiode minder dan de toegewezen eenheden uitstoot, haar overschot naar volgende verbintenisperiodes overdragen. Een van de voorwaarden voor een voortzetting van het Kyotoprotocol na 2012 is dat de milieu-integriteit van het protocol wordt versterkt (zie punt 6). De regels voor de behandeling van het overschot aan toegewezen eenheden (AAU's) moeten in overeenstemming zijn met deze doelstellingen. Het voorzitterschap heeft in de aangehechte herziene versie nieuwe formuleringen opgenomen om een evenwicht te vinden tussen milieu-integriteit en het behoud van prikkels voor partijen die het in de toekomst beter zullen doen, met een toelichting bij het voorstel van de EU om de CoP opties in overweging te geven ter omschrijving van het gebruik van AAU's in een tweede verbintenisperiode in het kader van het Kyotoprotocol. III. CONCLUSIE Het Comité van permanente vertegenwoordigers wordt verzocht de nog onopgeloste vraagstukken te bespreken met het oog op de Raad (Milieu) op 10 oktober 2011. 14480/11 gys/jel/vv 4 DG I LIMITE NL

BIJLAGE Voorbereidingen voor de 17e zitting van de Conferentie van de Partijen (CoP17) bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) en de zevende zitting van de Conferentie waarin de Partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen (MoP7) (Durban - Zuid-Afrika, 28 november tot en met 9 december 2011) - Ontwerp-conclusies van de Raad - De Raad van de Europese Unie 1. HERINNERT AAN zijn conclusies van 14 oktober 2010, 14 maart 2011 [en 4 oktober 2011]; 2. ONDERSTREEPT dat er dringend een ambitieuze internationale regeling moet komen om de klimaatverandering te bestrijden, waarbij alle grote economieën betrokken zijn, en WENST in dat verband dat er zo spoedig mogelijk overeenstemming wordt bereikt over een wereldwijd en alomvattend juridisch bindend kader om de toename van de temperatuur wereldwijd te beperken tot minder dan 2 C in vergelijking met het pre-industriële niveau, dat rechtszekerheid, voorspelbaarheid, wederkerigheid en vergelijkbaarheid waarborgt, en dat een krachtig politiek signaal inhoudt, namelijk dat alle landen bereid zijn maatregelen te nemen; HERINNERT AAN de bezorgdheid van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties dat klimaatverandering bestaande bedreigingen voor de internationale vrede en veiligheid kan verergeren; 3. IS INGENOMEN MET de vooruitgang die dit jaar is geboekt bij de uitvoering van de afspraken van Cancún, die een solide basis vormen voor de verdere uitwerking van bovengenoemde internationale regeling ter bestrijding van klimaatverandering; ROEPT OPNIEUW alle partijen OP om alle elementen van de afspraken van Cancún, met inbegrip van alle tot dusver door hen vastgestelde gekwantificeerde emissiereductiedoelstellingen voor de gehele economie en op het land afgestemde mitigatiemaatregelen, op evenwichtige wijze volledig uit te voeren, door zo spoedig mogelijk op nationaal niveau adaptatie- en mitigatiemaatregelen te nemen, waaronder de uitvoering van strategieën of plannen voor koolstofarme ontwikkeling; IS BEREID ontwikkelingslanden in dat proces te steunen, en wel in verhouding tot hun capaciteiten; ONDERKENT dat de tot dusver gedane toezeggingen en genomen maatregelen een belangrijke stap zijn op weg naar de 2 C-doelstelling, maar dat er meer nodig is. 14480/11 gys/jel/vv 5

4. ONDERSTREEPT dat er een continu multilateraal proces nodig is om voor mondiale problemen mondiale oplossingen te vinden; JUICHT derhalve TOE dat in de afspraken van Cancún de kracht van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) is bevestigd, en ZIET UIT NAAR de Conferentie van Durban om verdere stappen te zetten in de richting van het voortzetten en versterken van de op regels gebaseerde multilaterale klimaatveranderingsregeling; CONSTATEERT dat de inclusieve en transparante informele dialogen en partnerschappen hebben bijgedragen tot een versoepeling van de besprekingen over een evenwichtig pakket maatregelen voor Durban; ROEPT alle partijen OP om voort te bouwen op het werk dat is verricht tijdens de intersessionele bijeenkomsten van juni 2011 in Bonn [en van oktober 2011 in Panama], en om die werkzaamheden te versnellen, opdat de Conferentie van Durban overeenstemming bereikt over een ambitieus en evenwichtig resultaat, en daarmee een belangrijke stap vooruit zet en de wereld dichter bij een wereldwijd en integraal juridisch bindend kader brengt; BEKLEMTOONT in deze context dat tijdens de Conferentie van Durban de afspraken van Cancún operationeel moeten worden gemaakt, de resterende knelpunten moeten worden aangepakt en vooruitgang moet worden geboekt met betrekking tot de juridische vorm van een toekomstig kader voor de periode na 2012, alsook wat betreft het tijdpad daarvoor. 5. BEKLEMTOONT zijn vaste wil om samen met andere landen voort te werken, teneinde het UNFCCC-proces een nieuwe stimulans te geven en in dat kader tot een consensus te komen; BETUIGT zijn volledige steun aan de huidige en aanstaande voorzitters van CoP16/MoP6, respectievelijk CoP17/MoP7 opdat zij in de aanloop naar de Conferentie van Durban alle nodige initiatieven nemen. 6. BENADRUKT dat er tijdens de Conferentie van Durban middels een stapsgewijze aanpak, zowel op het Kyotoprotocoltraject als het Verdragstraject, evenwichtige vooruitgang en solide resultaten moeten worden geboekt; herhaalt dat hij de voorkeur geeft aan één wereldwijd en integraal juridisch bindend instrument, maar BEVESTIGT bereid te zijn om in het kader van het Kyotoprotocol een tweede verbintenisperiode te aanvaarden, als onderdeel van een overgang naar een breder, juridisch bindend kader, op voorwaarde dat: - de essentiële onderdelen van het Kyotoprotocol worden gehandhaafd, de milieuintegriteit ervan gegarandeerd is en de architectuur verder wordt versterkt, onder meer wat betreft landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF), het overschot aan toegewezen eenheden (AAU's) en marktgebaseerde mechanismen zoals hierna vermeld; 14480/11 gys/jel/vv 6

- in het Verdragstraject de resterende knelpunten worden aangepakt en een routekaart wordt vastgesteld, inclusief een tijdpad en procedure, met inachtneming van de toetsing over de periode 2013-2015, om alle resultaten van dit traject op te nemen in een multilateraal, op regels gebaseerd juridisch kader waarbij alle partijen betrokken zijn, en dat er na afloop van een tweede verbintenisperiode convergentie met het Kyotoprotocoltraject plaatsvindt; ONDERSTREEPT dat dit kader mitigatieverplichtingen voor in het bijzonder alle grote economieën moet bevatten, overeenkomstig het beginsel "gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden en respectieve capaciteiten". 7. HERINNERT eraan dat het van belang is alle resultaten van het Kyotoprotocoltraject en het Verdragstraject onmiddellijk en continu te implementeren; ONDERSTREEPT dat alleen met wereldwijde maatregelen de emissiereducties kunnen worden bereikt die nodig zijn om de 2 C-doelstelling te halen; BENADRUKT dat de looptijd van een tweede verbintenisperiode in het kader van het Kyotoprotocol verenigbaar moet zijn met het tijdschema voor de totstandbrenging en inwerkingtreding van een toekomstig wereldwijd en integraal juridisch bindend kader voor alle partijen. (Traject Kyotoprotocol) 8. BENADRUKT in het licht van wat verschillende in bijlage I genoemde partijen hebben aangekondigd, dat een tweede verbintenisperiode in het kader van het Kyotoprotocol wellicht niet meer dan 16% van de wereldwijde emissies zou bestrijken; ONDERSTREEPT dat dit onvoldoende is om de stijging van de temperatuur wereldwijd te beperken tot minder dan 2 C in vergelijking met het pre-industriële niveau; BENADRUKT dat alle partijen meer ambitie moeten tonen wat hun mitigatieverplichtingen en -maatregelen in UNFCCC-verband betreft. 9. HERHAALT dat het AAU-overschot de milieu-integriteit van het protocol zou kunnen ondermijnen indien deze kwestie niet op passende wijze wordt aangepakt; ONDERSTREEPT dat dit vraagstuk op niet-discriminerende wijze moet worden aangepakt, waarbij EU- en niet- EU-landen gelijk worden behandeld; STELT in dit verband VOOR dat aan de MoP in de EU bestudeerde opties in overweging worden gegeven, zodat overeenstemming kan worden bereikt over een oplossing die milieu-integriteit bevordert terwijl tegelijkertijd stimulansen worden gehandhaafd voor die partijen welke beter doen dan de norm, door het gebruik van AAU's in een tweede verbintenisperiode binnen het Kyotoprotocol te definiëren. 14480/11 gys/jel/vv 7

10. BENADRUKT dat er tijdens de Conferentie van Durban een solide verantwoordingskader voor LULUCF moet worden vastgesteld; BLIJFT BIJ zijn standpunt over een verantwoordingskader voor LULUCF, als vermeld in zijn conclusies van maart 2011 en in de gegevens van de EU-bijdrage voor het UNFCCC betreffende referentieniveaus voor bosbeheer van 17 mei 2011; IS INGENOMEN met de resultaten van de toetsing waaraan de door de partijen ingediende referentieniveaus inzake bosbeheer in het kader van het UNFCCC zijn onderworpen. 11. BEKLEMTOONT dat ervoor moet worden gezorgd dat de flexibiliteitsmechanismen van het Kyotoprotocol worden voortgezet en verbeterd, en dat er tijdens de Conferentie van Durban nieuwe sectorale of andere opgeschaalde marktgebaseerde mechanismen worden ingesteld om op kosteneffectieve wijze ambitieuze mondiale mitigatiedoelstellingen te bereiken en koolstofarme investeringen aan te jagen, en tegelijkertijd milieu-integriteit te waarborgen en tot duurzame ontwikkeling bij te dragen. (Traject Verdrag) 12. ONDERSTREEPT dat de gemeenschappelijke visie op langetermijnsamenwerking als overeengekomen in de afspraken van Cancún, met inbegrip van de doelstelling de toename van de temperatuur wereldwijd te beperken tot minder dan 2 C ten opzichte van het pre-industriële niveau, moet worden aangevuld met het bespreken, tijdens de Conferentie van Durban, van een wereldwijde emissiereductiedoelstelling voor 2050 en een tijdschema voor het bereiken van de mondiale emissiepiek; HERHAALT dat, om de 2 C-doelstelling binnen bereik te houden, de mondiale broeikasuitstoot ten laatste vanaf 2020 niet verder mag stijgen, uiterlijk in 2050 met ten minste 50% moet zijn verminderd ten opzichte van 1990, en daarna moet blijven afnemen; BEVESTIGT de doelstelling van de EU dat in het kader van de reducties die de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) noodzakelijk acht voor de ontwikkelde landen als groep, de emissies uiterlijk in 2050 met 80 tot 95% zullen zijn verminderd ten opzichte van de niveaus van 1990, zoals is overeengekomen in oktober 2009, en door de Europese Raad is bevestigd in februari 2011. 14480/11 gys/jel/vv 8

13. BEKLEMTOONT het belang van de overgang naar een koolstofarme economie en samenleving; BEVESTIGT de toezegging van de EU en haar lidstaten om strategieën voor koolstofarme ontwikkeling uit te stippelen; ZAL zijn werkzaamheden VOORTZETTEN, met de Commissiemededeling "Routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050" als uitgangspunt, en KIJKT in dit verband UIT naar de bespreking van deze vraagstukken en naar verdere werkzaamheden van de Commissie, waaronder de aangekondigde lidstaatanalyses en de Energie 2050-routekaart. 14. BENADRUKT dat, conform de bevindingen van de IPCC in zijn vierde evaluatierapport en recentere studies, ontwikkelde landen collectief hun broeikasgasemissies uiterlijk in 2020 met 25 à 40% moeten hebben teruggedrongen ten opzichte van de niveaus van 1990, terwijl ontwikkelingslanden collectief een aanzienlijke afwijking van de thans verwachte emissietoename moeten hebben bereikt, in de orde van grootte van 15 à 30% in 2020; BEVESTIGT zijn voorwaardelijk aanbod om, als onderdeel van een wereldwijd, integraal akkoord voor de periode na 2012, uiterlijk in 2020 de emissies met 30% te reduceren ten opzichte van 1990, mits andere ontwikkelde landen zich tot vergelijkbare emissiereducties verbinden en meer gevorderde ontwikkelingslanden een bijdrage leveren die in verhouding staat tot hun verantwoordelijkheden en respectieve capaciteiten. 15. IS VERHEUGD over Besluit 1/CP.16 betreffende de toetsing over de periode 2013-2015 van de mondiale langetermijndoelstelling en de algemene vooruitgang bij het verwezenlijken ervan; BEKLEMTOONT dat tijdens de Conferentie van Durban de bepalingen betreffende de reikwijdte van de toetsing alsook de uitvoeringsbepalingen moeten worden aangenomen; ONDERSTREEPT dat voor deze toetsing passende bijdragen moeten worden geleverd; ZIET in dit verband UIT naar het vijfde evaluatie-rapport van de IPCC en naar passende rapportage door alle partijen; ONDERSTREEPT dat zowel de in bijlage I als de niet in bijlage I genoemde partijen vóór 1 januari 2014 hun zesde nationaal rapport en eerste tweejaarlijkse verslag moeten indienen, waarbij voor de minst ontwikkelde landen en kleine insulaire ontwikkelingslanden enige flexibiliteit aan de dag wordt gelegd. 14480/11 gys/jel/vv 9

16. IS VERHEUGD dat de mitigatietoezeggingen en -maatregelen van het Protocol van Kyoto en het Verdrag verankerd zijn; BENADRUKT dat er nog een aanzienlijke kloof moet worden overbrugd tussen de door de partijen voor 2020 voorgestelde mitigatietoezeggingen en -maatregelen en het 2ºC-streefdoel en WENST dat deze kloof wordt gekwantificeerd en dat ter zake een gemeenschappelijke visie wordt ontwikkeld; NEEMT NOTA van het voortschrijdend inzicht, tot dusver, in de door de partijen gedane toezeggingen, en ONDERSTREEPT dat het delen van informatie gestructureerder en systematischer moet verlopen om een beter inzicht te verwerven in de toezeggingen van zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden; ONDERSTREEPT dat het algehele ambitieniveau omhoog moet om de emissiekloof te kunnen dichten en WENST in dit verband dat de mogelijkheden om die kloof te dichten, in kaart worden gebracht, bijvoorbeeld door landen die zulks nog niet hebben gedaan, aan te moedigen met hun toezeggingen te komen, door ambitieuzere mitigatietoezeggingen en -maatregelen te doen, c.q. te nemen, door de emissies van de internationale luchtvaart en zeevervoer en van HFK's aan te pakken en door een proces voor de bespreking van de opties in 2012 vast te leggen. 17. WIJST EROP dat het internationaal overeengekomen, op regels gebaseerd stelsel dat in het kader van het Kyotoprotocol tot stand is gebracht, de norm voor internationale maatregelen moet blijven; STELT dat een gemeenschappelijk kader landen ook tot ambitieuzere maatregelen moet aanzetten; BEKLEMTOONT dat een rigoureus, solide en transparant verantwoordingsstelsel een belangrijke voorwaarde is om milieu-integriteit en vergelijkbaarheid van de toezeggingen in het kader van een multilateraal kader te garanderen; BEKLEMTOONT dat er een gemeenschappelijk pakket regels nodig is, met name voor de rapportage over de vorderingen van ontwikkelde landen bij het verwezenlijken van hun doelstellingen, onder meer wat betreft emissiereducties door middel van LULUCF-activiteiten en het gebruik van internationale marktgebaseerde mechanismen; STAAT, mits er consensus kan worden bereikt over gemeenschappelijke verantwoordingsregels, OPEN om te onderzoeken of voor specifieke vraagstukken kan worden voorzien in duidelijk omschreven, vergelijkbare, rigoureuze en solide benaderingen, mits er internationaal toezicht is en de milieu- en marktintegriteit worden gewaarborgd. 14480/11 gys/jel/vv 10

18. BEKLEMTOONT dat het van belang is dat maatregelen en toezeggingen, alsook de steun, transparant zijn; IS INGENOMEN MET de kaderbepalingen inzake transparantie van de afspraken van Cancún, met inbegrip van meten, rapporteren en verifiëren (MRV), internationale evaluatie en toetsing (IAR) en internationaal overleg en analyse (ICA); BENADRUKT dat er tijdens de Conferentie van Durban richtsnoeren moeten worden aangenomen voor de tweejaarlijkse verslagen van de in bijlage I en niet in bijlage I genoemde partijen en BEKLEMTOONT dat ontwikkelingslanden in dit verband moeten worden ondersteund; WIJST EROP dat er tijdens de Conferentie van Durban overeenstemming moet worden bereikt over uitvoeringsbepalingen voor IAR en ICA. 19. IS INGENOMEN met de vaststelling van het adaptatieraamwerk van Cancún, dat bedoeld is om de maatregelen op het gebied van klimaatadaptatie op een coherente wijze te versterken; BEKLEMTOONT dat het Comité inzake adaptatie tijdens de Conferentie van Durban operationeel moet worden gemaakt, waarbij de in de afspraken van Cancún beschreven functies centraal zullen worden gesteld en de samenhang en consistentie met bestaande internationale regelingen gewaarborgd zullen worden; BENADRUKT dat adaptatie en capaciteitsopbouw in het veld moeten worden versterkt, en dat snelstartfinanciering en passende langetermijnfinanciering belangrijk zijn, met bijzondere aandacht voor de meest kwetsbare en minst ontwikkelde landen, overeenkomstig de conclusies van de Raad van 14 oktober 2010. 20. IS INGENOMEN MET de overeenstemming over de beleidsaanpak en positieve stimulansen om de emissies ten gevolge van ontbossing en bosdegradatie terug te dringen, koolstofvoorraden van bossen in stand te houden en te verbeteren, en bossen duurzaam te beheren (REDD+); MOEDIGT de ontwikkelingslanden AAN nationale strategieën en actieplannen te ontwikkelen en uit te voeren, met inachtneming van de in Cancún overeengekomen garanties en in synergie met strategieën en actieplannen inzake biodiversiteit, en met nationale bosbouwprogramma's, zonder daarbij de rechten van inheemse bevolkingsgroepen en de daadwerkelijke deelname van alle betrokken belanghebbenden uit het oog te verliezen, teneinde zo spoedig mogelijk tot resultaatgerichte maatregelen ter bescherming van de milieu- en marktintegriteit over te gaan; ONDERSTREEPT in dit verband het belang van vraagstukken betreffende de methode, institutionele regelingen en financieringsopties, overeenkomstig zijn conclusies van maart 2011; IS INGENOMEN met de bijdragen over richtsnoeren betreffende de methode voor activiteiten in verband met REDD+ voor het UNFCCC en WENST dat tijdens de Conferentie van Durban, overeenkomstig de afspraken van Cancún, een besluit wordt genomen over de uitvoeringsbepalingen betreffende nationale referentieniveaus, nationale toezichtssystemen en MRV en dat er richtsnoeren worden verstrekt voor informatiesystemen betreffende waarborgen. 14480/11 gys/jel/vv 11

21. IS INGENOMEN MET de instelling van het technologiemechanisme als middel ter bevordering van een meer dynamische samenwerking tussen ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden, de particuliere sector, ngo's en andere betrokken belanghebbenden, teneinde de ontwikkeling, overdracht, verspreiding en inzet van klimaatvriendelijke technologieën te bespoedigen; ONDERSTREEPT dat het ontwerp van het technologiemechanisme vóór de Conferentie van Durban moet zijn voltooid; BEKLEMTOONT in deze context dat er tijdens de Conferentie van Durban een besluit moet worden genomen over het operationeel maken van het centrum en netwerk voor klimaattechnologie. 22. HERHAALT dat er tijdens de Conferentie van Durban nieuwe sectorale of andere opgeschaalde marktgebaseerde mechanismen moeten worden ingesteld om mitigatiemaatregelen te bevorderen en de kostenefficiëntie ervan te vergroten, en tegelijkertijd tot duurzame ontwikkeling bij te dragen; STELT VOOR om een nieuw marktgebaseerd mechanisme voor ontwikkelingslanden in te voeren, met als basis een gemeenschappelijke kern van regels en procedures op internationaal niveau die gedifferentieerde vormen van implementatie mogelijk maken, met name een crediting- en handelsmechanisme; BEKLEMTOONT dat het gebruik van dit mechanisme volledig moet worden verantwoord binnen een transparant gemeenschappelijk verantwoordingskader, zodat de vorderingen tegen de streefcijfers kunnen worden afgezet, dubbeltellingen kunnen worden vermeden en een geloofwaardig kader voor de wereldwijde koolstofhandel wordt geboden; HERHAALT zijn standpunt dat, gelet op de totstandbrenging van sectorspecifieke mechanismen, de overgang naar dergelijke mechanismen ordelijk moet verlopen, teneinde duidelijkheid te verschaffen aan investeerders en de verdere stabiliteit van de markt te garanderen. 23. HERINNERT ERAAN dat aspecten die niet op gepaste wijze aan bod zijn gekomen in de afspraken van Cancún, nu moeten worden aangepakt en opgelost, in het bijzonder internationale luchtvaart en zeevervoer, landbouw en niet-marktgebaseerde benaderingswijzen (mede gericht op de productie en consumptie van HFK's in het kader van het Protocol van Montreal); WIJST op de noodzaak van internationale maatregelen met betrekking tot de productie en consumptie van HFK's, die in het kader van de bestaande structuren en mechanismen van het Protocol van Montreal moeten worden uitgevoerd, terwijl HFK's binnen het toepassingsgebied van het UNFCCC en de aanverwante instrumenten daarvan blijven, en HERHAALT in dat verband zijn oproep aan het UNFCCC om de partijen bij het Protocol van Montreal aan te sporen een uitfaseringsregeling voor de productie en consumptie van HFK's te ontwikkelen volgens het model dat gehanteerd is voor stoffen die de ozonlaag aantasten. 14480/11 gys/jel/vv 12

24. WIJST EROP dat landbouw zowel mitigatie als adaptatie en voedselzekerheid bestrijkt, en PLEIT ERVOOR dat er tijdens de Conferentie van Durban een werkprogramma voor de landbouw wordt opgesteld. 25. BEVESTIGT zijn conclusies van oktober 2009 waarin wordt gepleit voor een akkoord over mondiale emissiereductiedoelstellingen voor internationale luchtvaart en zeevervoer dat spoort met de 2 C-doelstelling; ROEPT de partijen OP om er in het kader van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) en de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) naar te blijven streven dat er onverwijld een mondiaal beleidskader wordt ontwikkeld dat borg staat voor gelijke mededingingsvoorwaarden en niet leidt tot concurrentieverstoring of koolstoflekkage, overeenkomstig de beginselen en gangbare praktijken van de ICAO en de IMO; BEKLEMTOONT dat rekening moet worden gehouden met de nationale begrotingsregels en de beginselen en bepalingen van het UNFCCC die gelden voor het gebruik van potentiële inkomsten; JUICHT de besluiten van de IMO betreffende een "Energy Efficiency Design Index" TOE en NEEMT NOTA VAN het besluit betreffende een "Ship Energy Efficiency Management Plan" als een eerste stap om de emissies van het internationaal zeevervoer te beperken, die moet worden aangevuld met andere maatregelen; MOEDIGT andere partijen aan maatregelen te nemen om de luchtvaartemissies te beperken en deze maatregelen op te nemen in de actieplannen die zij, bij voorkeur uiterlijk in juni 2012, aan de ICAO moeten voorleggen; BENADRUKT dat er gelijktijdig aan bovengenoemde aspecten moet worden gewerkt teneinde tot een evenwichtige, wereldwijde en integrale juridisch bindende overeenkomst te komen. 14480/11 gys/jel/vv 13