Trefwoorden : fraude, onregelmatigheid, strafverzwaring Datum uitspraak : 12 april 2006 Hoofdoverwegingen : Het College is dan ook van oordeel dat het voor studenten duidelijk moet zijn geweest dat het overnemen van teksten uit andere bronnen zonder bronvermelding als plagiaat en dienovereenkomstig als onregelmatigheid als bedoeld in artikel 17 van de OER dient te worden Het College van Beroep is van oordeel dat de uitspraak van de examencommissie grammaticaal, ofwel naar de letter, dient te worden uitgelegd. Het gevolg daarvan is dat niet toelaatbaar wordt geacht dat opgelegde sancties achteraf alsnog worden uitgebreid Het College van Beroep, zitting houdende op 6 april 2006, gehoord de partijen en gezien de stukken, overweegt ten aanzien van de feiten, 1. De studenten hebben op 3 februari 2006 gemotiveerd beroep aangetekend tegen de beslissing van de examencommissie het door de studenten ingeleverde werkstuk in het kader van de module 2.1 IVK Grotestedenbeleid ongeldig te verklaren, hen uit te sluiten van de eerstvolgende herkansingsmogelijkheid en deelname aan alle toetsen in kwartiel 2.3. Dit naar aanleiding van een door de examencommissie geconstateerde onregelmatigheid. 2. De studenten hebben in hun beroepschrift, zakelijk weergegeven, gesteld dat zij onder invloed van de ontstane tijdsdruk, ten behoeve van hun eigen werkstuk gebruik hebben gemaakt van (onderdelen van) het werkstuk van een andere groep, maar dat zij zich nooit bewust zijn geweest dat deze handelwijze zou (kunnen) worden aangemerkt als fraude. De studenten stellen verder dat zij door de opgelegde sanctie te zwaar worden gestraft en daardoor onevenredig in hun belangen worden geschaad. 3. Het standpunt van de opleiding is dat de handelwijze van de studenten niet kan worden getolereerd, temeer nu de studenten middels de verklaring gebruikte hulpmiddelen zich ervan bewust hadden moeten zijn dat oorspronkelijk werk moet worden geleverd en correct met bronnen moet worden omgegaan. Verder is de opleiding van mening dat voor wat betreft de opgelegde sanctie er sprake is van maatwerk. Dat naast de standaard sanctie een strafverzwaring is opgelegd, vloeit voort uit het feit dat door de onregelmatigheid die studenten hebben gepleegd, andere studenten ernstig zijn benadeeld en in verlegenheid gebracht.
Het College van Beroep beoordeelt het geschil: 1. Op grond van artikel 7.61 lid 1 sub f WHW is het College van Beroep bevoegd kennis te nemen van het onderhavige, tijdig ingestelde beroep tegen het besluit van de examencommissie van de opleiding. 2. Het College stelt vast dat de projectgroep, waarvan de studenten deel uitmaken, een eigen product ter beoordeling dient in te leveren. Ter bevestiging van de oorspronkelijkheid van het werk en de correcte omgang met bronnen, wordt door iedere student de verklaring gebruikte hulpmiddelen getekend. Het College is dan ook van oordeel dat het voor studenten duidelijk moet zijn geweest dat het overnemen van teksten uit andere bronnen zonder bronvermelding als plagiaat en dienovereenkomstig als onregelmatigheid als bedoeld in artikel 17 van de OER 2005 2006 dient te worden aangemerkt. 3. Bij de beoordeling van het geschil is van belang de vraag of de handelwijze van de opleiding overeenstemt met het wettelijk kader van de WHW alsook met hetgeen de opleiding in de geldende Onderwijs- en Examenregeling hieromtrent heeft bepaald. Op grond van de stukken alsook de behandeling ter zitting is komen vast te staan dat de maatregelen die door de opleiding zijn genomen te herleiden zijn tot de hiervoor vermelde regelingen. Meer specifiek gaat het om de toepassing van de volgende bepalingen: Artikel 7.12 lid 4 WHW ". dat in het geval van fraude door een student door de examencommissie, gedurende een door de examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste één jaar aan die student het recht wordt ontnomen één of meer daarbij aan te wijzen tentamens of examens aan de instelling af te leggen". De toelichting op de wettekst meldt het volgende over artikel 7.12 lid 4 WHW: "De examencommissie heeft in aanvulling op (en ter uitwerking van) de in het eerste lid genoemde taken ook de plicht regels vast te leggen met betrekking tot: a. de goede gang van zaken tijdens de tentamens b. de in dat verband te nemen maatregelen" Artikel 17 lid 2 OER In geval van onregelmatigheden met betrekking tot een tentamen kan de examencommissie het tentamen ongeldig verklaren en verder kan de examencommissie bepalen, dat gedurende een periode van ten hoogste één jaar (365 dagen) aan die student het recht wordt ontnomen één of meer nader aangeduide tentamens of examens aan de instelling af te leggen.
Op grond van de wettekst en de toelichting daarop heeft de examencommissie de wettelijke mogelijkheid om tot bepaalde maatregelen, zoals de onderhavige, te besluiten. Deze maatregelen dienen, volgens de toelichting op de wet, wel nader te worden uitgewerkt. De opleiding heeft hiervoor zorggedragen door de maatregelen nader te specificeren in de OER. Met betrekking tot dit punt is het College van Beroep dan ook van oordeel dat de opleiding formeel juist heeft gehandeld. 1. Op grond van het voorgaande en in aanmerking nemende dat de studenten weliswaar de reguliere sanctie opgelegd hebben gekregen met daarbij als strafverzwaring de uitsluiting van deelname aan alle toetsen in kwartiel 2.3, is het hen, gezien de uitspraak van de examencommissie, echter wel toegestaan alle lessen te volgen en gebruik te maken van de herkansingsmogelijkheden voor zover deze niet zijn georganiseerd in kwartiel 2.3. Het College van Beroep is van oordeel dat de uitspraak van de examencommissie grammaticaal, ofwel naar de letter, dient te worden uitgelegd. Het gevolg daarvan is dat niet toelaatbaar wordt geacht dat opgelegde sancties achteraf alsnog worden uitgebreid. Naar door de opleiding verklaard was eigenlijk de bedoeling geweest onder de opgelegde sancties ook de uitsluiting van de herkansingsmogelijkheden in kwartiel 2.3 te begrijpen. Mede gelet op de omstandigheid dat het College niet van belang acht wat de bedoeling is geweest, doch slechts welke sanctie feitelijk is opgelegd, kan, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, niet worden geoordeeld dat de opleiding niet in redelijkheid tot de opgelegde sancties heeft kunnen besluiten. Het bovenstaande in aanmerking nemende, dient naar het oordeel van het College van Beroep het beroep ongegrond te worden verklaard. Het College van Beroep beslist: Het College van Beroep verklaart het beroep van de student ongegrond.
Trefwoorden : fraude, onregelmatigheid, strafverzwaring Datum uitspraak : 12 april 2006 Hoofdoverwegingen : Het College is van oordeel dat, in zijn algemeenheid, de student zelf verantwoordelijk is voor hetgeen ter beoordeling aan de opleiding wordt voorgelegd en dat in dat verband door de student de vereiste zorgvuldigheid dient te worden betracht. Los van de vraag of de bij de student geconstateerde onregelmatigheid als fraude dient te worden aangemerkt, heeft het College het aannemelijk geacht dat, gezien de concrete omstandigheden van dit geval zoals de snelheid waarmee de student heeft gereageerd op de geconstateerde onregelmatigheid, er weliswaar een bronvermelding is gemaakt doch niet op de juiste wijze is meegestuurd bij de definitieve opdracht. Van deze onregelmatigheid kan student, als verantwoordelijke, een verwijt worden gemaakt, op grond waarvan de sanctie van niet beoordeling van de opdracht BPO 2 met uitsluiting van de herkansing in kwartiel 2.3 kan worden opgelegd Het College van Beroep, zitting houdende op 6 april 2006, gehoord de partijen en gezien de stukken, overweegt ten aanzien van de feiten, 1. De student heeft op 29 maart 2006 gemotiveerd beroep aangetekend tegen de beslissing van de examencommissie de door student ingeleverde integrale opdracht BPO 2 ongeldig te verklaren, haar uit te sluiten van de herkansing in kwartiel 2.3 en uitsluiting van een vijftal, door de examencommissie aangeduide, toetsen en hertoetsen voor het taakgebied Managen. Dit op grond van een door de examencommissie geconstateerde onregelmatigheid bij het inleveren van deze opdracht. 2. De student heeft in haar beroepschrift, zakelijk weergegeven, gesteld dat zij de opdracht BPO (voorzien van voetnoten) in concept heeft verzonden naar haar tutor die, als procesbegeleider, aan de hand van een checklist kan beoordelen of bepaalde punten in het concept zijn behandeld. Nadat de student van de tutor had vernomen dat de opdracht in definitieve vorm bij de inhoudsdeskundige moest worden ingediend, met daarbij nog wat aanvullingen (inleiding en conclusie), stelt de student een verkeerde versie (zonder voetnoten) van de opdracht te hebben opgestuurd. Op het moment dat door de inhoudsdeskundige werd geconstateerd dat de bronvermelding ontbrak, heeft de student, nog dezelfde dag, de versie met de vereiste voetnoten alsnog gestuurd. De student ontkent dan ook ten stelligste fraude te hebben gepleegd aangezien aan het gebeurde een vergissing, dan wel een menselijke fout ten grondslag heeft gelegen
3. De opleiding stelt zich op het standpunt dat de student zelf verantwoordelijk is voor een stuk dat ter beoordeling wordt voorgelegd. Wanneer een rapport ter definitieve beoordeling wordt ingeleverd zonder het rapport te voorzien van voetnoten en bronnenlijst, is er, mede gezien de door de student ondertekende verklaring gebruikte hulpmiddelen sprake van een onregelmatigheid als bedoeld in artikel 17 van de OER. De student heeft naar het oordeel van de opleiding onzorgvuldig en daardoor frauduleus gehandeld. Aangezien er sprake is van recidive heeft de opleiding tot de onderhavige strafmaat kunnen komen. Het College van Beroep beoordeelt het geschil: 1. Op grond van artikel 7.61 lid 1 sub f WHW is het College van Beroep bevoegd kennis te nemen van het onderhavige, tijdig ingestelde beroep tegen het besluit van de examencommissie van de opleiding. 2. Het College is van oordeel dat, in zijn algemeenheid, de student zelf verantwoordelijk is voor hetgeen ter beoordeling aan de opleiding wordt voorgelegd en dat in dat verband door de student de vereiste zorgvuldigheid dient te worden betracht. In dat kader is de verklaring gebruikte hulpmiddelen, zoals door de opleiding gebruikt, een goed instrument waarmee de oorspronkelijkheid van het werk en de correctheid van de omgang met bronnen kan worden geborgd. Immers, hiermee wordt geëxpliciteerd dat het overnemen van teksten uit andere bronnen zonder bronvermelding als plagiaat en dienovereenkomstig als onregelmatigheid als bedoeld in artikel 17 van de OER 2005 2006 wordt aangemerkt. Los van de vraag of de bij de student geconstateerde onregelmatigheid als fraude dient te worden aangemerkt, heeft het College het aannemelijk geacht dat, gezien de concrete omstandigheden van dit geval zoals de snelheid waarmee de student heeft gereageerd op de geconstateerde onregelmatigheid, er weliswaar een bronvermelding is gemaakt doch niet op de juiste wijze is meegestuurd bij de definitieve opdracht. Van deze onregelmatigheid kan student, als verantwoordelijke, een verwijt worden gemaakt, op grond waarvan de sanctie van niet beoordeling van de opdracht BPO 2 met uitsluiting van de herkansing in kwartiel 2.3 kan worden opgelegd. Voor het opleggen van de strafverzwaring, te weten de uitsluiting van toetsen en de hertoetsen voor het taakgebied Managen betreffende de kwartielen 2.3 en/of 2.4, acht het College geen grond aanwezig, aangezien naar inschatting van het College, geen sprake is van opzet, zodat het recidiveaspect geen gewicht in de schaal dient te leggen. Ten overvloede overweegt het College dat de examencommissie, in strijd met artikel 17 van de OER 2005-2006, heeft verzuimd in haar uitspraak van 22-12-05 te vermelden dat tegen de uitspraak beroep mogelijk was bij het College van Beroep waardoor de student, mogelijkerwijs, niet optimaal van haar recht de betreffende uitspraak te laten toetsen door het College, gebruik heeft kunnen maken.
3. Het bovenstaande in aanmerking nemende, dient naar het oordeel van het College van Beroep het beroep gegrond te worden verklaard voor zover het is gericht tegen de strafverzwaring, te weten de uitsluiting van toetsen en de hertoetsen voor het taakgebied Managen betreffende de kwartielen 2.3 en/of 2.4 Het College van Beroep beslist: Het College van Beroep verklaart het beroep van de student gegrond en vernietigt de beslissing waarvan beroep voor zover het betreft de uitsluiting van de toetsen en hertoetsen voor het taakgebied Managen zoals in de uitspraak van de examencommissie d.d. 21 maart 2006 aangegeven.