Aan : College van B&W Afdeling : Van : Lamfers / Van der Meulen Datum : 15 november 2011 Afdeling : FIN / BP-vrom Onderwerp : Kostenverhaal particuliere initiatieven en leges Inleiding Binnen de gemeente Langedijk is onderzocht in hoeverre de leges voor wijziging van het bestemmingsplan (bij particuliere initiatieven) kostendekkend zijn. Daaruit is naar voren gekomen dat dit niet het geval is. Daarom is nader onderzocht hoe gezorgd kan worden dat de gemeentelijke kosten bij dergelijke bestemmingsplanwijzigingen wel voldoende worden verhaald. Daarbij is niet alleen gekeken naar de leges, maar ook naar het instrumentarium van de Wro. Het is zaak deze beide goed op elkaar af te stemmen zodat hiervan optimaal gebruik wordt gemaakt. De leges betreffen hier specifiek de leges welke betrekking hebben op aanvragen die in strijd zijn met het bestemmingsplan waardoor een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk is. Kostenverhaal Wro Op basis van de Wro dient, op het moment dat sprake is van een bouwplan zoals omschreven in artikel 6.2.1 Bro, het kostenverhaal te zijn verzekert. Dit kan plaatsvinden op 2 manieren: 1. Anterieure overeenkomst; Dit betreft een privaatrechtelijke overeenkomst tussen gemeente en exploitant welke wordt gesloten voor vaststelling bestemmingsplan; 2. Exploitatieplan; Dit betreft het publiekrechtelijk instrument voor kostenverhaal, vast te stellen tegelijk met het bestemmingsplan. Voor het exploitatieplan geldt dat de te verhalen kosten zijn vastgelegd in een limitatieve lijst welke is opgenomen in de artikelen 6.2.4 en 6.2.5 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Zeker ingeval van kleinere particuliere initiatieven is het privaatrechtelijke spoor (de anterieure overeenkomst) te verkiezen boven dat van het exploitatieplan. In bepaalde gevallen (kleine ontwikkelingen) mag de gemeente ook afzien van het opstellen van een exploitatieplan. Dit betreft gevallen waar de werkzaamheden en kosten met betrekking tot het opstellen van een exploitatieplan niet in verhouding staan tot de te verhalen kosten. Dit geldt ingevolge artikel 6.2.1.a Bro als: 1. het totaal der exploitatiebijdragen dat, met toepassing van artikel 6.19 van de wet, kan worden verhaald minder bedraagt dan 10.000,=; 2. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f; 3. de verhaalbare kosten, bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f, uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen. Anterieure overeenkomst; te verhalen kosten De mogelijk te verhalen kosten in het geval van een exploitatieplan zijn opgenomen in de artikelen 6.2.4 en 6.2.5 van het Bro. Bij het opstellen van een anterieure overeenkomst geldt dat er wat meer vrijheid is ten aanzien van te verhalen kosten. Het is daarmee mogelijk om kosten te verhalen die geen onderdeel uitmaken van de limitatieve lijst met kosten zoals deze is opgenomen in het Bro. Ten behoeve van de transparantie en om te voorkomen dat voor elk project andere kosten worden verhaald, is aan te bevelen om de kostensoortenlijst uit het Bro ook
in geval van een anterieure overeenkomst als uitgangspunt te nemen. De volledige kostensoortenlijst is als bijlage bijgevoegd bij dit memo. Over het algemeen zijn voor kleinere particuliere initiatieven niet alle kosten van belang. De te verhalen kosten kunnen worden samengevat in een viertal categorieën: 1. Gemeentelijke begeleidingskosten (Bro artikel 6.2.4: lid a, g, h, i en j). Dit betreft de kosten voor de ambtelijke begeleiding, maar ook eventuele externe inhuur voor bepaalde onderdelen. Hierbij is het van belang om deze voor het gehele traject te ramen, dus vanaf het binnenkomen van een verzoek tot en met eventueel toezicht op de uitvoering van bepaalde civieltechnische werken. Op basis van de zogenaamde plankostenscan. 2. Planschade (Bro artikel 6.2.4: lid l). Indien het bouwplan resulteert in een mogelijke planschadeclaim van omwonenden, dient in de overeenkomst te worden geregeld dat deze kosten worden verhaald op de exploitant. 3. Civieltechnische kosten (Bro artikelen 6.2.4 c en 6.2.5). Het kan zijn dat omwille van bepaalde bouwplannen civieltechnische ingrepen noodzakelijk zijn in het omliggende openbaar gebied. Dit kan zijn aanpassing van de ontsluiting, aanpassing van de riolering, aanleg nutsvoorzieningen, etc.. Het gaat daarbij om kosten die volledig aan de betreffende ontwikkeling zijn toe te rekenen en verder geen functie of nut hebben voor andere ontwikkelingen of bestaande woningen of opstallen. Zonder de betreffende ontwikkeling, zouden deze kosten niet worden gemaakt. 4. Bovenwijkse voorzieningen (Bro artikel 6.2.5). Het gaat hierbij om voorzieningen van openbaar nut waarvan het belang en de baat uitstijgen boven een afzonderlijke exploitatie. De kosten dienen daarom toegerekend te worden aan de verschillende ontwikkelingen die profiteren van de betreffende voorziening. Via een verdeelsleutel (welke is vastgelegd in de Nota bovenwijkse voorzieningen) kan dan een deel van de kosten worden toegerekend aan de ontwikkeling. Voor elke te sluiten anterieure overeenkomst worden de kosten verhaald conform de voorgaande vier genoemde categorieën. Leges en kostenverhaal Wro Uitgangspunt binnen de gemeente Langedijk is om zoveel mogelijk kosten te verhalen middels het instrumentarium van de Wro, dus via de anterieure overeenkomst. Het voordeel daarvan is dat de te verhalen kosten kunnen worden afgestemd op de specifieke kenmerken van het project en de gemeentelijke werkzaamheden. In de legesverordening wordt altijd uitgegaan van een vast bedrag. Ten aanzien van kostenverhaal wordt onderscheid gemaakt naar 2 typen projecten, te weten: 1. kleine projecten waarbij kan worden afgezien van een exploitatieplan (zie artikel 6.2.1a BRO); 2. overige projecten waarbij het exploitatieplan als stok achter de deur kan dienen. Ad 1. Kleine projecten met mogelijkheid om af te zien van het exploitatieplan Bij dergelijke kleine projecten wordt bij voorkeur een anterieure overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer. Hierin worden dan alle kosten overgelegd en ook bijvoorbeeld planschade. In de overeenkomst worden tevens de leges meegenomen voor het wijzigen van het bestemmingsplan. De legesverordening is ten aanzien hiervan verder niet meer van toepassing. Uiteraard wel de leges voor het indienen van een omgevinsgvergunning op het moment dat het bestemmingsplan van kracht is. In de legesverordening zal een vrijstelling worden opgenomen voor de gevallen dat deze kosten via de afdeling 6.4 Wro wordt geregeld.
Mocht de initiatiefnemer een overeenkomst weigeren, is er feitelijk geen stok achter de deur in de vorm van het exploitatieplan. Immers dit zal gemiddeld meer kosten dan er te verhalen opbrengsten zijn. In dat geval wordt kostenverhaal alsnog via de legesverordening geregeld. Daarbij zijn er twee mogelijkheden: 1. De initiatiefnemer stelt zelf het bestemmingsplan op. De gemeente begeleidt het opstellen niet, maar toetst het en brengt het vervolgens in procedure. 2. De initiatiefnemer laat zelf de ruimtelijke onderbouwing opstellen, maar vraagt de gemeente het bestemmingsplan op te stellen en dit vervolgens verder in procedure brengen. In de legesverordening zullen voor beide gevallen verschillende bedragen worden opgenomen. De legesverordening wordt hierop aangepast. Ad 2. Overige projecten Bij de overige projecten wordt in eerste instantie aangestuurd op een anterieure overeenkomst. Ook hierbij worden de kosten voor het wijzigen van een bestemmingsplan in de overeenkomst opgenomen en is verder geen sprake meer van leges voor het wijzigen van het bestemmingsplan. Wenst de initiatiefnemer geen anterieure overeenkomst te sluiten, dan stelt de gemeente een exploitatieplan op. Het exploitatieplan is daarmee de stok achter de deur voor het kostenverhaal. Hiermee verhaalt de gemeente ook alle kosten voor het opstellen en in procedure brengen van het bestemmingsplan. Voorstel Bij kostenverhaal in eerste instantie in te zetten op het sluiten van een anterieure overeenkomst waarin tevens de kosten (leges) voor wijziging van het bestemmingsplan worden opgenomen. Daarmee is de legesverordening voor die projecten niet meer van toepassing waar het gaat om leges voor de wijziging van het bestemmingsplan. In de legesverordening zal hiervoor een vrijstelling worden opgenomen. De te verhalen kosten in de anterieure overeenkomst zijn gebaseerd op de kostensoortenlijst in het Bro, waarbij gemeentelijke begeleidingskosten, planschade, civieltechnische kosten en bovenwijkse voorzieningen veelal de belangrijkste onderdelen zullen zijn. Indien bij (kleine) plannen die voldoen aan de criteria om te mogen afzien van het opstellen van een exploitatieplan de betreffende eigenaar weigert een anterieure overeenkomst te sluiten, wordt kostenverhaal alsnog via de leges geregeld. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt naar: a. de indiener stelt zelf het bestemmingsplan op en b. de initiatiefnemer laat de gemeente het bestemmingsplan opstellen. Bij overige projecten stelt de gemeente een exploitatieplan op mocht het niet lukken een anterieure overeenkomst te sluiten.
BIJLAGE 1; KOSTENSOORTENLIJST BRO Artikel 6.2.4 Tot de kosten, bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, ten tweede, van de wet, worden gerekend de ramingen van: a. de kosten van het verrichten van onderzoek, waaronder in ieder geval begrepen grondmechanisch en milieukundig bodemonderzoek, akoestisch onderzoek, ander milieukundig onderzoek, archeologisch en cultuurhistorisch onderzoek; b. de kosten van bodemsanering, het dempen van oppervlaktewateren, het verrichten van grondwerken, met inbegrip van het egaliseren, ophogen en afgraven; c. de kosten van de aanleg van voorzieningen in een exploitatiegebied; d. de kosten van maatregelen, plannen, besluiten en rechtshandelingen met betrekking tot gronden, opstallen, activiteiten en rechten in het exploitatiegebied, waaronder mede begrepen het beperken van milieuhygiënische contouren en externe veiligheidscontouren; e. de in artikel 6.2.3 en de onder a tot en met d en g tot en met n bedoelde kosten met betrekking tot gronden buiten het exploitatiegebied, waaronder mede begrepen de kosten van de noodzakelijke compensatie van in het exploitatiegebied verloren gegane natuurwaarden, groenvoorzieningen en watervoorzieningen; f. de in artikel 6.2.3 en de onder a tot en met d bedoelde kosten, voor zover deze noodzakelijk zijn in verband met het in exploitatie brengen van gronden die in de naaste toekomst voor bebouwing in aanmerking komen; g. de kosten van voorbereiding en toezicht op de uitvoering, verband houdende met de aanleg van de voorzieningen en werken, bedoeld onder a tot en met f, en in artikel 6.2.3, onder c en d; h. de kosten van het opstellen van gemeentelijke ruimtelijke plannen ten behoeve van het exploitatiegebied; i. de kosten van het opzetten en begeleiden van gemeentelijke ontwerpcompetities en prijsvragen voor het stedenbouwkundig ontwerp van de locatie, en de kosten van vergoedingen voor deelname aan de prijsvraag; j. de kosten van andere door het gemeentelijk apparaat of in opdracht van de gemeente te verrichten werkzaamheden, voor zover deze werkzaamheden rechtstreeks verband houden met de in dit besluit bedoelde voorzieningen, werken, maatregelen en werkzaamheden; k. de kosten van tijdelijk beheer van de door of vanwege de gemeente verworven gronden, verminderd met de uit het tijdelijk beheer te verwachten opbrengsten; l. de kosten van tegemoetkoming van schade, bedoeld in artikel 6.1 van de wet; m. niet-terugvorderbare BTW, niet-gecompenseerde compensabele BTW, of andere nietterugvorderbare belastingen, over de kostenelementen, genoemd onder a tot en met l; n. rente van geïnvesteerde kapitalen en overige lasten, verminderd met renteopbrengsten.
Artikel 6.2.5 Tot de voorzieningen, bedoeld in artikel 6.2.4, onder c, worden gerekend: a. nutsvoorzieningen met bijbehorende werken en bouwwerken, voor zover de aanlegkosten bij of door de gemeente in rekening worden gebracht en niet via de verbruikstarieven kunnen worden gedekt; b. riolering met inbegrip van bijbehorende werken en bouwwerken; c. wegen, ongebouwde openbare parkeergelegenheden, pleinen, trottoirs, voet- en rijwielpaden, waterpartijen, watergangen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, bruggen, tunnels, duikers, kades, steigers, en andere rechtstreeks met de aanleg van deze voorzieningen verband houdende werken en bouwwerken; d. infrastructuur voor openbaar vervoervoorzieningen met bijbehorende werken en bouwwerken, voor zover de aanlegkosten bij of door de gemeente in rekening worden gebracht en niet via de gebruikstarieven kunnen worden gedekt; e. groenvoorzieningen, waaronder begrepen openbare parken, plantsoenen, speelplaatsen, trapvelden en speelweiden, natuurvoorzieningen en openbare niet-commerciële sportvoorzieningen; f. openbare verlichting en brandkranen met aansluitingen; g. straatmeubilair, speeltoestellen, sierende elementen, kunstobjecten en afrasteringen in de openbare ruimte; h. gebouwde parkeervoorzieningen, voor zover deze leiden tot optimalisering van het grondgebruik en verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte, openbaar toegankelijk zijn en voornamelijk worden gebruikt door bewoners en gebruikers van het exploitatiegebied, voor zover de aanlegkosten bij of door de gemeente in rekening worden gebracht en niet via de gebruikstarieven kunnen worden gedekt; i. uit een oogpunt van milieuhygiëne, archeologie of volksgezondheid noodzakelijke voorzieningen.