Armoede, in de kou gelaten?



Vergelijkbare documenten
«WELZIJNSBAROMETER 2010» SAMENVATTING EN CONCLUSIES

Cijfers en wegwijzers Armoede in Vlaanderen en Brussel. ChanceArt 10 december 2009

DE BRUSSELSE OCMW'S LEVEREN GOED WERK

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Actieplan 1 Informatie- en preventiebeleid naar de Zeelse bevolking toe op het vlak van o.m. (kinder)armoede, gezondheid, participatie

Standaard Eurobarometer 80. DE PUBLIEKE OPINIE IN DE EUROPESE UNIE Najaar 2013 NATIONAAL RAPPORT BELGIË

BRUSSELS ARMOEDERAPPORT 2015 Welzijnsbarometer: samenvatting

Kinderarmoede in het Brussels Gewest

Vluchtelingen(asielzoekers) overspoelen ons land, en zetten eigen leven daarbij op het spel.

Maatschappelijke oorzaak

FOCUS "Senioren en het OCMW"

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Standaard Eurobarometer 84. Die publieke opinie in de Europese Unie

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

FOCUS. Instroom en uitstroom voor de leefloners

Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer

Nederlandse Samenvatting

Evolutie van de toestand op de arbeidsmarkt van een cohorte van werkzoekenden

Vergrijzing. Impact en uitdagingen voor de lokale besturen

GEMEENTEFINANCIËN: WAAR GAAN DE OCMW S NAARTOE?

Reflectievoormiddag Voorbij het statuut samenwonende

Welzijnsbarometer 2014 Samenvatting en besluit

Nieuwe thema-analyse van Belfius Research. Vergrijzing van de bevolking : impact op de gemeentelijke aanvullende personenbelasting

WAARDIG LEVEN IN BELGIË HISTORISCH ONDERZOEK

HOUDENDE ORGANISATIE VAN DE STEDELIJKE HERWAARDERING.

Welzijnsbarometer 2015

Standaard Eurobarometer 88. Die publieke opinie in de Europese Unie

2010: Europees jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting

Fact sheet. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren,

Verbinden vanuit diversiteit

11/10/2010. Observatorium voor Gezondheid en Welzijn OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES

Federaal Plan Armoedebestrijding. Reactie van BAPN vzw. Belgisch Platform tegen Armoede en Sociale Uitsluiting EU /11/2012

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s

Maison BILOBA Huis. Basisideeën

De installatiepremie

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA

Tewerkstellingssteun in het Brussels Gewest: 255 miljoen euro voor de Brusselaars

De oorzaken van deze lage tewerkstellingsgraad situeren zich zowel aan de aanbod- als aan de vraagzijde:

Functionaliteitseconomie: Hefboom voor duurzame ontwikkeling in België? Samenvatting. Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling

FACTS & FIGURES Bibliotheekbezoek Franne Mullens

Achtergrondcijfers WELZIJNSZORG VZW HUIDEVETTERSSTRAAT BRUSSEL

Huishoudens in schuldbemiddeling: profielen en regionale verschillen

Eurobarometer Standaard 82. DE PUBLIEKE OPINIE IN DE EUROPESE UNIE Najaar 2014 NATIONAAL RAPPORT BELGIË

Het referentieadres. Versie nr. 1. Laatste update: Het referentieadres

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN RESOLUTIE. van mevrouw Ria Van Den Heuvel en de heren Jan Roegiers, Carlo Daelman en Koen Helsen

5.1. Impact van de wijzigingen van het nationaliteitswetboek

GELIJKE KANSEN IN BELGIË HISTORISCH ONDERZOEK

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

Projectoproep / Commemoraties

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

Wetenschappelijke studie geeft zicht op de leefomstandigheden van daklozen en mensen zonder papieren

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : het grootste tewerkstellingsgebied in België.

Digitale (r)evolutie in België anno 2009

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

GELIJKE KANSEN IN BELGIË

9,2. Antwoorden door een scholier 1786 woorden 1 april keer beoordeeld. Aardrijkskunde. Oefentoets hoofdstuk 3

Tekst en tekeningen door Colombiaanse vluchtelingenkinderen in Ecuador. UNHCR / S. Aguilar

Advies. over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking

De uitkeringsgerechtigden ten laste van de RVA sedert 5 jaar en meer

INLEIDING. Wat is het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting?

Vrouwen in Midden-Amerika

Inhoud. Woord vooraf 5 Inleiding 7 Inhoud 11 Lijst van afkortingen 17

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen Juli - September 2013

Iedereen beschermd tegen armoede?

VOLTIJDS LOONTREKKEND DOOR HET LEVEN Hoofdstuk 21

ADVIES. Voorontwerp van ordonnantie houdende de oprichting van een «stedelijke vrijhandelszone» 17 april 2013

Uitgevoerd door Dimensus Monitor Sociale Kracht Houten 2016

filosofie havo 2015-I

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE

NATIONAAL RAPPORT BELGIË

OVERDRACHT WERKLOOSHEID OCMW: MONITORING 1 STE SEMESTER 2015

Hoog ziekteverzuim in Limburg

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

Voorstel van resolutie. betreffende een meer doeltreffende preventie van vrouwelijke genitale verminking in Vlaanderen

ADVIES UITGEBRACHT DOOR DE ECONOMISCHE EN SOCIALE RAAD VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST TIJDENS ZIJN ZITTING VAN 16 DECEMBER 2010.

FOCUS Situatie vóór het leefloon

Algemeen rapport: vergelijk Postzones: Antwerpen Noord (2060), Antwerpen Kiel (2020), Antwerpen Linkeroever (2050), Borgerhout (2140)

FOCUS. De springplank

ARMOEDE GEPEILD Een analyse van de EU-SILC cijfers naar aanleiding van 17 oktober Werelddag van verzet tegen armoede

Bijlage VMBO-GL en TL

Interculturaliteit binnen welzijn en gezondheid

Vrouwenraadinfofiche 2016

Nieuwe armoede. Waarom we er zijn Armoede verandert Werkloosheid neemt af -langdurige armoede neemt toe Definitie Cijfers (Cbs, scp, ombudsvrouw)

Op 18 november 2009 heeft het raadslid Flos (VVD) onderstaande motie ingediend:

Opvattingen van Amsterdammers over tolerantie jegens homoseksuelen

Luc Van den Brande Laten we samen aan Europa bouwen

FOCUS : TOEKENNINGSDUUR

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 november 2003 (27.11) (OR. fr) 15314/03 Interinstitutioneel dossier: 2003/0274 (COD) CULT 66 CODEC 1678

GENDERWORKSHOP. Dag van de 4 de Pijler 18/2/17

demografische en sociale impact van migratie in Eeklo burgemeester Koen Loete eeklo stad van inwoners

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis

Krachtlijnen van het achtste Jaarverslag van de Studiecommissie voor de Vergrijzing

De arbeidsmarkt in april 2015

Nota: Invaliditeit Aantal en verdeling volgens ziektegroep

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

De Wijk in Federatie Molukse Wijken Bouwen en wonen

GEEN AARDSCHOK IN DE BOUW, MAAR HERSTEL IS NIET VOOR MORGEN!

Mantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen

leren omgaan met Diversiteit In je gemeente

Transcriptie:

Armoede, in de kou gelaten? Een stand van zaken na tien jaar van stedelijke armoede Een initiatief van OCMW Brussel E.R. : Yvan Mayeur, rue Haute, 298a, 1000 Bruxelles - V.U. : Yvan Mayeur, Hoogstraat; 298a, 1000 Brussel - Conception/Vormgeving : Tournesol conseils, 02/210.89.50

Inhoud Inleidingredevoering...Erreur! Signet non défini. Daklozen, post-fordistische solidariteit en disciplinerende stedelijkheid...11 Inleiding... 11 Hoe het Post-Fordisme en extreem rechts het universalistische solidariteisbegrip op de helling zetten... 16 Solidariteit als onderzoeksobject... 16 De overgang van een Fordistisch naar een post-fordistisch samenlevingsmodel... 17 De opkomst en doorbraak van extreem rechts... 17 Onderzoeksmethode... 19 Jonge stedelijke gezinnen en de subtiele gentrificatie van de Brusselse Marollenwijk... 22 Het categoriseren van solidariteit en disciplinerende stedelijkheid... 29 Voorwaardelijke solidariteit en de publieke ruimte als laatste toevlucht... 29 Praktijken van voorwaardelijke solidariteit en disciplinerende stedelijkheid... 33 BESLUIT... 43 Referenties... 45 Mijn land : geen land, maar winter... 47 Inleiding... 47 De mens is een ziek dier... 48 Uitwisseling en samenwerking... 49 Solidariteit?... 50 Democratie in Amerika... 51 Arm... 52 Goederen... 53 Economische rationaliteit?... 55 Armoedefabriek... 58 Werkloosheidsgen?... 59 De naakte cijfers... 60

Je gezicht verliezen, je leven kwijtraken... 62 In het kort... 64 Het geterritorialiseerde maatschappelijk werk... 65 Inleiding... 65 Enkele opvallende ontwikkelingen. Een overzicht... 65 Vele vormen van bestaansonzekerheid... 67 De eerste pijler... 68 De tweede pijler... 70 De derde pijler... 71 De zelfredzaamheid van de gezinnen: Mannen op het slappe koord... 73 Inleiding... 73 Enquêtes rond de liefde... 74 Mannen op het wankele koord. De identiteitsconstructie van mannen in kwetsbare middens... 75 En hoe is het gesteld met de huisvesting?... 77 Risicogedrag als antwoord op het beleid van de schaamte... 78 Het proces van sociale uitsluiting gezien vanuit de woonwijk Mimosas... 80 Fenomenen van ruimtelijke uitsluiting... 84 Negatieve identiteit en ruimtelijke discriminatie... 84 Moeilijk om vandaag vader te zijn?... 84 Slottoespraak... 89 2

Openingstoespraak Yvan Mayeur 1 Het OCMW van Brussel heeft een colloquium willen organiseren, een bezinningsdag, gewijd aan de stadsarmoede, met de bijzondere medewerking van 4 onderzoekers uit Belgische universiteiten, en als genodigden, u, de sociale tussenpersonen, de werkers van de sociale instellingen of van het welzijnsleven, u de beroepsmensen van de sector. En ik zou u hierbij graag willen bedanken voor uw positieve respons en uw talrijke aanwezigheid. Wij hebben immers niet dikwijls de gelegenheid om afstand te nemen, om een kritische kijk te werpen op onze acties, om het systeem te interpelleren dat het onze is en dat, zelfs als het goed functioneert, zelfs als het tot nu toe goed gereageerd heeft op de crisistoestanden in de maatschappij die wij al 30 jaar kennen, echter niet vrijgesteld is van gebreken. In 2005, in België, mogen wij niet van mening zijn dat de toestand van armoede vergeleken kan worden met hetgeen ons land gekend heeft in de loop van de 19de eeuw en in de eerste helft van de 20ste eeuw, tenminste voor wat betreft de omvang en het aantal personen die erdoor getroffen zijn. En toch kent België meer dan 580.000 werklozen, 88.000 personen met een leefloon, dat soms geactiveerd wordt, en een grote massa «working poors», werkers met ongewilde deeltijdse prestaties, die afwisselend periodes van tewerkstelling en niet-tewerkstelling kennen, onzeker werk of een pseudo - statuut van zelfstandige, enz. Gans deze bevolking vormt de maatschappelijke klasse van de «minstbedeelden», van de «uitgeslotenen», in werkelijkheid van de armen. Ons land staat op de 6de plaats in de wereldrangschikking over de menselijke ontwikkeling van de Verenigde Naties, maar 13 % van de Belgen leven onder de armoededrempel (774 ). 1 Voorzitter van OCMW Brussel 3

En de armoede stijgt, de cijfers in het Brussels Gewest wijzen op een aanhoudende stijging van het aantal personen ten laste van de OCMW s, en dit terwijl wij al sinds enkele jaren een beleid ontwikkelen van activering, van tewerkstelling van de door ons geholpen personen. Hoe komt het dat de mechanismen van sociale herinschakeling niet langer rendabel of efficiënt zijn? Pierre Rosanvallon geeft ons antwoordelementen in zijn werk gewijd aan de Nieuwe sociale kwestie: «In en context van massawerkloosheid en van toenemende uitsluiting, is deze visie van de rechten als compenserende rechten van een tijdelijke functiestoornis (ziekte, werkloosheid van korte duur, enz.) ontoereikend. Opgevat om toestanden te behandelen die begrepen worden als conjuncturele risico s, past deze visie niet meer voor het beheer van, helaas, stabielere toestanden. De huidige fenomenen van uitsluiting verwijzen niet naar de vroegere categorieën van uitbuiting. Een nieuwe sociale kwestie is dan ook naar voren gekomen.» Deze situatie beleefd door de arme burgers leidt tot nieuwe fenomenen of zorgt ervoor dat vroegere praktijken opnieuw in voege treden. Wij hebben het hier over: de huisvestingscrisis, de niet-tewerkstelling, de onderkwalificatie, de afwezigheid soms van een basisvorming, de schuldoverlast van de gezinnen; en het gevolg hiervan zijn: gezinsbreuken, solidariteitsbreuken, het isolement, het in zichzelf gekeerd zijn of de identiteitscrisis, het geweld dat door de armen ervaren wordt, het geweld uitgeoefend door de uitgeslotenen, de afwezigheid van herkenningstekens en van toekomstperspectieven, de depressie, enz. Naast het financiële aspect dus moeten de «uitgesloten» personen het hoofd bieden aan ingrijpende sociale en culturele veranderingen. 4

Dit is de sociale uitsluiting. Het gevoel hebben van geen deel meer uit te maken van de wereld rondom ons. Een juistere term, gebruikt door Robert Castel, is «lidmaatschapsopzegging», namelijk geen deel meer uitmaken van de maatschappij zoals zij functioneert, met haar codes, haar groepen, haar identiteitseigenheden dikwijls gebonden aan een betrekking, een plaats in het productieproces of bestuursproces. Op het OCMW van Brussel hebben wij ons sinds 10 jaar vragen gesteld over onze rol, ons werk, onze werkmiddelen. Wij hebben getracht onze sociale actie te wijzigen. En wij hebben de sociale dienst gedecentraliseerd, wij hebben transversale diensten ontwikkeld om te helpen bij de huisvesting, bij de schuldbemiddeling, bij de professionele inschakeling. Het onthaal van de personen, de luisterbereidheid werden ook verbeterd. Het gemeenschapswerk, in samenwerking met het welzijnsleven en met andere sociale tussenpersonen, heeft geleid tot de openstelling van dit bestuur dat het OCMW is. En elke dag worden duizenden Brusselaars geholpen door maatschappelijk werkers, die duidelijk toegewijd zijn aan de sociale zaak. Maar, is dit voldoende? Inderdaad, welke zijn de opties, als het bedrag van het leefloon voor een alleenstaande persoon 625 per maand bedraagt, de gemiddelde huur in Brussel 450 is en er geen plaats beschikbaar is in de sociale woningen? Hoe ons niet voorstellen dat wij ertoe verplicht zijn allerhande mechanismen van bijkomende tussenkomsten aan te wenden om de energiefacturen te verlichten, de facturen voor het water, voor de huur, om de medische zorgen te betalen, het schoolbezoek van de kinderen, enz. Hoe ons geen vragen stellen over de terugkeer naar een vorm van bijstandsverlening, dat erin bestaat in de behoeften van de personen te voorzien en niet meer de werktuigen, de middelen geven aan elk individu om voor zichzelf te zorgen, hetgeen de ambitie was van de hervorming van de OCMW s? 5

Het ligt voor de hand dat het beste maatschappelijk werk nooit de gapende afgrond zal kunnen vullen die voortaan vele armen scheidt van de nieuwe maatschappij die voor onze ogen opgebouwd wordt. Meer structurele hervormingen moeten dus doorgevoerd worden, voor de huisvesting, voor het verbruik, voor de gezondheid. Het zijn de politici die de maatregelen terzake dienen te nemen. Maar de economische macht moet ook een deel van de verantwoordelijkheid dragen, om te vermijden dat hele massa s «nutteloze», «niet-productieve» personen de markt overstromen, en daarbij zonder maatschappelijk nut. En de toekomst zal, volgens onze analyse, bestaan uit 5 bepalende factoren die ons maatschappelijk werk nog radicaal zullen wijzigen: 6

Wat onze toekomst zal meebrengen: 1) De diversificatie en het uiteenvallen van ons doelpubliek: Wij weten dat er geen sociologisch standaardprofiel bestaat van de door het OCMW geholpen persoon. Maar de door ons geholpen personen beleven hoe langer hoe meer sociale, culturele, economische of politieke toestanden, die zodanig gediversifieerd zijn, dat wij in de toekomst nog meer onze tussenkomsten zullen moeten aanpassen aan de bijzondere gevallen die wij vandaag kennen. De bijzondere gevallen zullen de regel worden in de toekomst. 2) Het sociaal dumpen van bevolkingscategorieën: jeugd/bejaarden, onopgevoeden, enz.: Nieuwe bevolkingscategorieën zullen blootgesteld worden aan het risico van de onzekerheid en aan het sociaal dumpen. De op hol geslagen modernisering van de economie, de gigantische wijzigingen in de maatschappij, zullen zowel de jeugd als de bejaarden treffen, zowel de Belgen als de vreemdelingen, enz. Alleen degenen die toegang zullen hebben tot de informatie, tot de opvoeding, tot de begripsinstrumenten van de maatschappij zullen zich hieruit redden. De afwezigheid van toekomstperspectieven, de dualisering van de maatschappij, het verlies van de essentiële waarden die aan de basis liggen van het gemeenschapsleven (met name de solidariteit) zullen de karakteristieken zijn van deze nieuwe maatschappelijke toestanden waartegen wij ons zullen moeten verzetten. 3) De internationalisatie: Niet alleen via het Internet wordt de wereld een globaal dorp. De internationalisatie van onze maatschappijen heeft gevolgen voor de armoede in onze streek en voor de opdracht die het OCMW zal moeten vervullen. Of zij nu afkomstig zijn uit Europa of uit de wereld, meer en 7

meer individuen, die op zoek zijn naar vrede, naar veiligheid voor zichzelf of hun kinderen, naar economische, culturele of politieke overlevingskansen, of eenvoudigweg op zoek naar een toekomst, zullen geneigd zijn om zich te verplaatsen en elders nieuwe oorden op te zoeken, en soms is dit elders hier. Wij zullen ook de gelegenheid hebben om te leren en om, dankzij de anderen, nieuwe praktijken te ontdekken, verschillende antwoorden op de problemen die ons gesteld worden. De internationalisatie van de uitwisselingen zal tegelijkertijd een uitdaging en een geluk zijn voor onze instelling. 4) De institutionele complexiteit en de verzwakking van de openbare overheden (Europese inzet): De veranderingen in de wereld gaan natuurlijk gepaard met wijzigingen in de regelingsinstrumenten. Vandaag ondergaan de openbare overheden en dus hierbij inbegrepen het OCMW de weerslag van deze evoluties. Met een steeds grotere diversiteit van het doelpubliek en van de maatschappelijke toestanden zal ook een grotere complexiteit overeenstemmen van de oplossingen die wij zullen trachten te vinden. Het institutionele Europa en zijn huidige «zware sociale niet-bestaan» draagt niet bij tot de oplossing van de problemen die het gevolg zijn van zijn uitbreiding. Zo ook wordt onze taak niet vergemakkelijkt door de complexiteit van de Belgische instellingen en van de betrekkingen tussen de verschillende machtsniveaus. Wij zullen dus dwars door deze complexiteit de doeltreffendheid moeten opzoeken. 5) Het neoliberalisme versus het sociale (wereldinzet): Het heersende economisch model is verantwoordelijk voor het optreden van de nieuwe sociale noodtoestanden en dit om twee redenen. Eerst en vooral door de weerslag van de aan de gang zijnde economische herstructureringen die massaal en zwaar hun invloed doen gelden op individuen die van de maatschappij van insluiting in de maatschappij van uitsluiting terechtgekomen zijn. Daarna verplicht het internationaal kapitalistisch systeem de 8

deregulering van de systemen van sociale zekerheid en van de solidariteitssystemen en verwijst nieuwe bevolkingslagen naar een onzeker bestaan. De noodzaak en de relevantie van een sociale kwaliteitstussenkomst verdedigen en opnieuw invoeren, waardoor aan het individu zijn waardigheid wordt teruggegeven, is voortaan een even essentiële opdracht voor onze openbare instelling. Na deze vaststellingen in de vorm van vooruitzichten, hebben wij getracht het volgende concept te bepalen, dat uitgewerkt zal moeten worden, na de liefdadigheid, de bijstand, de hulp en de sociale integratie. Wij denken dat de sociale emancipatie de volgende stap zal zijn en de eis die wij ons moeten stellen ten voordele van de personen die bij ons komen aankloppen. Dit is natuurlijk geen nieuwe eis. Wij moeten eerst de situatie van de armen op een andere wijze zien en begrijpen, en daarna antwoorden voorstellen die rekening houden met de verscheidenheid van de toestanden, terwijl gestreefd moet worden naar een gelijke behandeling die de regel moet blijven. Daarbij moeten wij aan de persoon de middelen geven voor zijn emancipatie die zich niet uitsluitend zal beperken tot het sociaal of economisch vlak, zoals tot nu toe het geval was als de personen geholpen werden. Wij zijn dan ook op een andere manier te werk gegaan. Deze methode bestaat erin, zich voor elke situatie, voor elk bijzonder geval, vragen te stellen in verband met de personen en dit met betrekking tot 5 elementen: sociaal, economisch, cultureel, ecologisch en politiek. Omdat de ongelijkheden van vandaag niet alleen de inkomstenniveaus treffen, het feit van al of niet tewerkgesteld te zijn, maar ook de toegang tot de vorming, de gezondheidskwaliteit en ecologische kwaliteit van de leefomgevingen, en natuurlijk de vormen van deelneming aan het sociale en politieke leven. Dit betekent dat wij ons moeten baseren op deze vijf parameters om de tussenkomst te evalueren die wij aan de personen zullen voorstellen om hen te helpen. Een methode die ook geldt voor de projecten die wij zullen moeten uitwerken, met anderen, 9

om als het mogelijk is op de problemen vooruit te lopen waarmee de personen geconfronteerd worden die wij willen helpen. En natuurlijk, om de gestelde vragen te beantwoorden, is het noodzakelijk om nauw samen te werken met andere openbare en privé-actoren of met het welzijnsleven. En tenslotte zullen deze veranderingen, waarvoor wij ons graag willen inzetten, slechts kunnen doorgevoerd worden als de armen zelf tussenkomen in het debat, hun eisen structureren en ertoe komen zich in te zetten voor een sociale en politieke strijd. De rechten worden niet gegeven aan de volkeren, zij worden veroverd. 10

Daklozen, post-fordistische solidariteit en disciplinerende stedelijkheid Henk Meert & Karen Stuyck 2 ISEG Katholieke Universiteit Leuven W. De Croylaan 42 B-3001 Leuven België Tel. 00 32 16 32 24 33 E-mail: henk.meert@geo.kuleuven.ac.be Inleiding Sinds het midden van de jaren tachtig stelt men in de Westerse wereld talloze beleidsgebonden wijzigingen in de houding tegenover de daklozen vast. Die wijzigingen geven duidelijk een repressievere trend te kennen. Zo was het in New York City in de late jaren tachtig al een wijd verbreide praktijk om een verband te leggen tussen dakloosheid en psychische aandoeningen en de pers deed hier vaak al te graag nog een schepje bovenop (Mathieu 1993). Deze medicalisering moest de aandacht van de sociaal-economische wortels van het probleem afwenden en moest de verwijdering van daklozen uit het straatbeeld rechtvaardigen. Maas (2004, pp. 27) wijst ook op de beperkte toegang tot de publieke ruimte voor daklozen in de hoofdstad van Luxemburg. Volgens hem is de openbare ruimte in feite de 2 Dankbetuiging: Deze tekst kwam mede tot stand dankzij het Belgische Federale Wetenschapsbeleid (in het kader van een ruimer opgezet onderzoek, in samenwerking met Jan Blommaert (Ugent), Kristel Beyens (VUB) en Kristof Verfaillie (VUB). We willen de medewerkers van deze dienst en de leden van het stuurcomité bedanken voor hun nuttige kanttekeningen en inzichten in diverse fasen van het onderzoek. Onze dank gaat ook uit naar Bruno Meeus voor zijn opbouwende bemerkingen bij de eerste versie van deze tekst. 11

enige ruimte waarover daklozen beschikken. Het is dan ook niet meer dan logisch dat ze die ruimte gebruiken of zelfs in bezit nemen als levens- en participatieruimte. Het is hun toevluchtsruimte. Maas maakt echter ook melding van heuse strafexpedities die er voor moeten zorgen dat er orde en rust in de stad heerst. Zodoende wordt de publieke ruimte regelmatig opgeruimd om de daklozen uit het straatbeeld te doen verdwijnen. De kraakpanden worden ontoegankelijk gemaakt en de privé-veiligheidsagenten zijn niet meer uit de grootwarenhuizen en andere zenuwpunten van de stad weg te denken (Maas 2004, p. 24). Ook Cabrera s (2004) vruchtbare analyse van de krantenartikels uit El Mundo en El Pais over de daklozen in de grootste Spaanse steden (verschenen tussen 1 januari 2003 en 30 juni 2004) benadrukt de veranderende houding van de bevolking tegenover daklozen. Hij stelde vast de beide kranten systematisch verslag uitbrachten over nieuwsfeiten waarin de slachtoffers van het geweld doorgaans uitgesloten, dakloze personen blijken te zijn. In 31 van de 35 krantenartikels over tragische gebeurtenissen bleken de slachtoffers daklozen te zijn, terwijl ze in niet meer dan 4 artikels de aanvallers waren en zelfs in die zeldzame gevallen was het slachtoffer gewoonlijk een andere dakloze. Cabrera onderstreept dat dit verre van alleenstaande gevallen zijn, aangezien er in een ander artikel van de krant El Mundo te lezen stond dat er jaarlijks meer dan 4.000 geweldplegingen door neonazistische en fascistische groepen plaatsvinden in Spanje, die voornamelijk gericht zijn tegen immigranten, minderbedeelden, homoseksuelen, prostituees en jongeren die er anders uitzien (hippies, langharigen, enz.). Cabrera zegt voorts nog dat het ergste voorval waarover de kranten tijdens de periode onder studie verslag uitbrachten een groep bemiddelde jongeren betrof die in Barcelona werden aangehouden op grond van het vernederen van bedelaars en het filmen van die vernederingen, gewoon voor de grap (2004, p. 21). Voornoemde voorbeelden geven aan dat daklozen voortdurend oog in oog staan met een vijandige (stedelijke) omgeving, die hen niet alleen met de vinger wijst omdat ze in de publieke ruimte vertoeven, maar in het ergste geval zelfs levensbedreigend kan worden. Op het eerste gezicht verwijzen die voorbeelden naar Smith s revanchistische interpretatie van de nieuwe stedelijkheid. Die nieuwe stedelijkheid gaat samen met een postindustrieel stadslandschap dat: 12

een hatelijke reactie tegen minderheden, de werkende klasse, de daklozen, de werklozen, de homo s en lesbiennes en de immigranten in het vooruitzicht stelt (Smith 1996 p. 211 citaat vertaald uit het Engels). Onze specifieke aandacht dient hierbij uit te gaan naar het begrip van revanchisme zoals Smith dit gebruikt en bedoelt: Revanche is het Franse woord voor wraak en de revanchisten vormden een politieke beweging die tijdens de laatste drie decennia van de negentiende eeuw in Frankrijk ontstond. Opgeruid door het toenemende liberalisme van de Tweede Republiek, door de roemloze nederlaag tegen Bismarck en de druppel die de emmer deed overlopen door de Paris Commune (1870-1871), waarbij de Parijse werkende klasse de regering van Napoleon III ten val bracht en de stad maandenlang gijzelde organiseerden de revanchisten een beweging en een reactie tegen zowel de werkende klasse als tegen de in opspraak geraakte leden van het koninklijke huis (Smith 1996, p. 45 - citaat vertaald uit het Engels). Revanchisme veronderstelt dus een veroveraar die moet worden verslagen. In de huidige context verwijst Smith meer bepaald naar het liberalisme van de jaren zestig en zeventig, waartegen sinds de vroege jaren negentig vooral weerwerk wordt geboden door de rechtervleugel in de Verenigde Staten (1996, p. 45). Volgens Smith (2002) gaat revanchisme hand in hand met een specifieke stadscultuur die een revanchistische stad in het leven roept. Hij koppelt de opkomst van een revanchistische stedelijkheid aan twee onderling met elkaar verbonden sociaalruimtelijke processen. Eerst en vooral zet de huidige globalisering en flexibiliteit van de kapitalistische accumulatiestrategieën de plaatselijke gezagdragers ertoe aan om het sociale klimaat in de steden te stabiliseren. Op die manier willen ze de welstand van de stad en zijn bewoners handhaven en voorkomen dat ondernemingen zich vanwege een klasse- en rassenstrijd niet op hun grondgebied willen vestigen. Die nieuwe beleidslijn zorgt er vanzelfsprekend voor dat de staat actiever gaat optreden in termen van sociale controle en zodoende een meer autoritaire staat wordt. Ten tweede stellen de meeste wereldsteden, die in een sfeer van neoliberalisme baden, een toenemend belang van gentrificatie vast. Zoals Smith aangeeft, berust de huidige golf van gentrificatie op een samenspel van stadsbesturen en privé-kapitaal, waardoor de publieke overheden nu ook door de privé-markt gestuurde stedenbouwkundige transformaties subsidiëren (2002, p. 440). In die zin is er volgens Smith dan ook een duidelijk verband tussen het stedelijke revanchisme en de handhaving van het huidige gentrificatie-proces in de 13

Westerse steden. Die revanchistische tussenkomsten blijken zoals MacLeod stelt de publieke ruimten opnieuw op te eisen voor die groepen die economische waarde hebben als producenten of consumenten, ten nadele van de minderbedeelden die hierdoor omzeggens worden uitgesloten. (2002, p. 606 citaat vertaald uit het Engels). In deze tekst willen we de nieuwe revanchistische stedelijkheid kritisch benaderen. We vertrekken van de veranderende patronen in de solidariteit met de daklozen. Op basis van terreinonderzoek in de binnenstad van Brussel (België) zullen we in eerste instantie aanvoeren dat de solidariteit met daklozen recentelijk (sinds het midden van de jaren tachtig) aan meer voorwaarden wordt verbonden dan vroeger het geval was. Deze trend brengt nieuwe vormen van sociale uitsluiting, informalisering en nieuwe categorieën van overlast te berde. Voorwaardelijke solidariteit wordt aan dwingende praktijken tegenover de daklozen gekoppeld. Vervolgens zal ons terreinonderzoek aantonen dat het begrip wraak in deze context te specifiek is en dus niet van toepassing op de daklozen van onze doelgroep. De daklozen die wij bestudeerden wonnen inderdaad geen oorlog en ze zijn ook geen afspiegeling van het zogenaamde liberalisme van de jaren zestig en zeventig. Wraak heeft hier niet echt een plaats. Dakloosheid is immers een eeuwenoud fenomeen in de West-Europese steden en in het geval van de Marollen, waar onze studie over handelt, werden de daklozen eeuwenlang verbannen naar die welbepaalde volksbuurt van de Brusselse stadsarena. Vandaar dat er ook niets te wreken valt, er is geen veroveraar die op zijn plaats moet worden gezet, zeker niet om territoriale redenen. Uit een analyse blijkt dat veel actoren de solidariteitspraktijken tegenover de daklozen aan disciplinerende praktijken koppelen. De disciplinerende praktijken die wij aantroffen, zijn in eerste instantie verbonden met nieuwe vormen van solidariteit met de daklozen. De praktijken zijn niet zozeer op wraak belust, maar willen een specifieke en sinds mensenheugenis naar deze langdurig achtergestelde buurt verwezen groep corrigeren en in het ergste geval verwijderen. Vandaar dat wij hier het begrip van disciplinerende stedelijkheid zullen introduceren dat naar een duidelijk omlijnd stel van menselijke praktijken in de stadsomgeving verwijst. Die praktijken willen de normale bewoners van specifieke buurten corrigeren en indien nodig verwijderen. Vandaag 14

worden mensen met disciplinerende praktijken verjaagd omdat ze niet langer in het plaatje van de nieuwe waarden en normen van de nieuwkomers in de buurt passen. Onze studie analyseert dus eerst en vooral de nieuwe vormen en uitingen van solidariteit en legt vervolgens de nadruk op meer concrete uitingen van solidariteit met daklozen in een welbepaalde wijk in Brussel die vandaag een snel proces van gentrificatie (omgekeerde verpaupering of versjieking ) kent. Onze bevindingen zijn gebaseerd op interviews met tal van betrokken actoren: vertegenwoordigers van openbare instanties en ministeries; diensten voor de daklozen, veiligheidsagenten, gentrifyers en handelaars die beslag op de publieke ruimte van de daklozen willen leggen en ten slotte de daklozen zelf. Onze studie maakt duidelijk dat de post-fordistische solidariteit hand in hand gaat met nieuwe uitsluitingsmechanismen, met nieuwe categorieën van overlast en met een disciplinerende stedelijkheid. De studie is als volgt opgebouwd: in de volgende paragraaf bespreken we de bredere sociaaleconomische context waarin de huidige organisatie van de solidariteit met daklozen dient geplaatst. We verwijzen specifiek naar de post-fordistische herstructurering van de samenleving en naar de daarmee verbonden opkomst van extreemrechtse vertogen over solidariteit. In de derde paragraaf wordt de onderzoekmethode uiteengezet, terwijl de vierde paragraaf de basiskenmerken van de Marollen, de Brusselse buurt waarin we ons terreinonderzoek hebben verricht, belicht. Alvorens we onze besluiten formuleren, zetten we in een uitgebreide vijfde paragraaf uiteen hoe de nieuwe vormen van solidariteit aan de zichtbaarheid van de daklozen in de publieke ruimten worden gekoppeld. Voorts verkennen we in die paragraaf de combinatie van solidariteitspraktijken met de disciplinerende stedelijkheid voor 6 sleutelactoren in de Brusselse Marollenwijk. 15

Hoe het Post-Fordisme en extreem rechts het universalistische solidariteisbegrip op de helling zetten Solidariteit als onderzoeksobject Solidariteit kan niet begrepen worden in termen van statische, eendimensionale zwartwit - categorieën (Van Oorschot 1997). Solidariteit dient steeds in een bredere maatschappelijke context geplaatst. Vandaar dat er bij de benadering van solidariteit rekening dient gehouden met een breed gamma van maatschappelijke gebeurtenissen en processen (uit het verleden en in het heden). Tegelijk kan de maatschappelijke werkelijkheid vanuit een microperspectief als een kader worden beschouwd dat vorm krijgt door de intermenselijke relaties. Vandaar dat solidariteit steevast verbonden is met een zeer complexe en dynamische verzameling van menselijke relaties. Die duidelijk in tijd en ruimte geplaatste relaties komen altijd tot stand in een concrete context van specifieke gebeurtenissen en thema s. Dat verklaart waarom de verklaringen over solidariteit tegenstrijdig, verward en chaotisch kunnen zijn. Wat daarom nog niet betekent dat de mensen die het over solidariteit hebben zelf tegenstrijdig, verward of chaotisch zijn. Het onderlijnt wel het belang van kwalitatieve onderzoekmethoden zoals de etnografie (zie volgende hoofdstuk over methodologie) om de totstandkoming en wijziging van solidariteit op microvlak te begrijpen. Solidariteit is dus een concreet onderzoeksobject dat zich enkel laat benaderen als een onderdeel van de levende en geleefde realiteit die optreedt op het microvlak, maar vol reflecties van macrosociale invloeden zit. Twee maatschappelijke processen waren van bijzonder belang voor de empirische context van dit onderzoek: ten eerste de overgang naar een post-fordistische samenleving die onder meer tot een belangrijke herdefiniëring van de welvaartsstaat heeft geleid en, ten tweede, de opkomst en doorbraak van extreem rechts in de politiek. Deze macrosociale processen hebben een brede impact en gaan erg diep. Ze beïnvloeden niet alleen het solidariteitsbeginsel, maar zetten tevens in hoge mate hun stempel op tal van maatschappelijke domeinen zoals het onderwijs, de toegang tot de arbeidsmarkt, de democratie enz. 16

De overgang van een Fordistisch naar een post-fordistisch samenlevingsmodel Samengevat kan deze overgang omschreven worden als een overgang van een op productiviteit en collectieve voorzieningen gebaseerd model waarin de staat de voornaamste actor was, naar een model waarin handel, diensten en kennis centraal staan en waarin de welvaart en de welvaartsverdeling worden geïndividualiseerd. De staat is in dit nieuwe post- Fordistische model niet langer de centrale actor in de welvaartsverdeling, maar treedt steeds meer op als diegene die voorwaarden stelt en een raamwerk schetst dat door de diverse maatschappelijke actoren kan worden aangegrepen om de welvaart te verdelen. Het betreft een overgang met verregaande gevolgen die zich in de hele Westerse wereld voordoet en die een transformatie van de doelstellingen die de overheid zichzelf stelt teweegbrengt: van effectieve gelijkheid naar latente gelijke kansen. Zodoende verlegt die overgang het accent van de effectiviteit van de overheid als een verzorger die de solidariteit op universalistische wijze benadert naar de eigenschappen van het individu als zelfverzorger. De staat garandeert niet langer tewerkstelling en voert hiervoor een aantal vereiste voorwaarden in: onderwijs, (bij-) scholing, begeleiding, enz. Om deze doelstellingen te halen, maakt de overheid gebruik van straffende praktijken tegen diegenen die niet alles in het werk stellen om sociale uitsluiting te voorkomen. In die zin betekent de overgang naar het post-fordisme nog niet dat de Staat de gelijkheidsgedachte opgeeft (zie De Decker 2004), maar dat de omzetting van gelijke kansen naar effectieve gelijkheid de verantwoordelijkheid van het individu is geworden. De opkomst en doorbraak van extreem rechts Historisch is de doorbraak van extreem rechts verbonden met de diepe economische crisis van de jaren zeventig en tachtig. Hoewel deze tendens in heel Europa werd waargenomen, bv. met het Front National in Frankrijk, het FPÖ in Oostenrijk en het Vlaams Blok in Vlaanderen (België, zie De Decker et al 2005), is de geografische verspreiding ervan beperkter dan de hogerop vermelde overgang naar een post-fordistisch samenlevingsmodel. Maar in België zijn beide processen volmaakt op elkaar afgestemd. Eén van de effecten van deze politieke radicalisering is een verscherping van een hele reeks debatten over solidariteit. Zo wordt de 17

solidariteit tussen de twee grootste gewesten (Wallonië en Vlaanderen) in een federale staat zoals België openlijk besproken en in vraag gesteld. Hetzelfde geldt voor de solidariteit tussen autochtonen en allochtonen. Op die manier heeft extreem rechts een duidelijke invloed op de debatten over criteria voor de toekenning van solidariteit. Daarbij opteert het voor zeer enge bepalingen van geschiktheid ( eligibility ), die allemaal betrekking hebben op specifieke categorische identiteiten zoals etniciteit, godsdienst en nationaliteit. Dit betekent dat de gelijkheidsgedachte die het Fordistische welvaartsmodel karakteriseerde nog verder wordt aangetast. Daarenboven heeft extreem rechts ook een verregaande vormende invloed op de ontwikkeling van specifieke beleidsdomeinen: immigratie en veiligheid zijn altijd al belangrijke thema s in de extreemrechtse programma s geweest (Demaesschalck en Loopmans 2003). De gevolgen van beide maatschappelijke tendensen zijn aanzienlijk. Wij maken een onderscheid tussen twee basiseffecten. Ten eerste geeft de nieuwe rol van de staat aanleiding tot de ontwikkeling van de zogenaamde derde sector (Mingione 1991): een kluwen van (vaak gesubsidieerde) burgerinitiatieven en individuele actoren, onder wie privé-bedrijven (ook op informeel niveau), vrijwilligersgroepen, godsdienstige of filosofische organisaties enz. die een sleutelrol spelen in de huidige organisatie van de solidariteit. Ten tweede, ontstaat er door de manier waarop de staat de geschiktheidscriteria afbakent een complexe situatie, die er onder meer toe leidt dat de geschiktheidscriteria die van toepassing zijn op een specifiek maatschappelijk domein niet noodzakelijk altijd samenvallen met de geschiktheidscriteria voor een ander maatschappelijk domein. Zo kunnen illegale immigranten geen politiek asiel aanvragen. Toch zou men ervan kunnen uitgaan dat de tehuizen voor daklozen voor hen moeten openstaan, terwijl de dagelijkse realiteit aantoont dat dit niet altijd het geval is. Dit bewijst dat de geschiktheidscriteria voor één domein de criteria voor een ander domein kunnen neutraliseren en zelfs tegenwerken. 18

Onderzoeksmethode De etnografische benadering van het onderzoek dat deze tekst onderbouwt ging in hoofdzaak uit van een reeks diepgaande interviews met diverse sleutelactoren die deelnemen aan het huidige debat over en de dagelijkse organisatie van de solidariteit met daklozen: beleidsmakers, organisaties van de derde sector (zoals buurtcomités, het Leger des Heils, welzijnswerkers enz.), individuele burgers (jonge gentrifyers), plaatselijke (trendy) winkeliers, veiligheidsagenten en de daklozen zelf. Tabel 1 geeft een overzicht van de diverse ondervraagden en het overeenstemmende aantal interviews. Alle interviews (behalve die met de veiligheidsagenten) werden in de Marollen afgenomen, een van de bekendste achtergestelde buurten van Brussel die vandaag een subtiel proces van gentrificatie doormaakt (zie volgende paragraaf). Om na te gaan welke rol de (semi-)private veiligheidsagenten spelen in de solidariteit met en de disciplinerende activiteiten tegen de daklozen, werd er nog extra terreinonderzoek verricht in de buurt van het Brusselse Zuidstation, een publieke ruimte in de onmiddellijke omgeving van de Marollen waar de daklozen van oudsher neerstrijken. 19