Juridische aspecten van een vijftal zoetwatertechnieken



Vergelijkbare documenten
Juridische aspecten van zoetwatertechnieken

The Freshmaker. 1. Inleiding. 2. Beschrijving van de maatregel. 3. Hydrologische haalbaarheid Methoden Metingen Modellen. 4.

Over water infiltreren en terugwinnen in Laag-Nederland: een handreiking

Welke meldingen en vergunningen zijn nodig bij onttrekkingen uit /infiltraties in grondwater? Een overzicht t.b.v. glastuinbouw en boomkwekerijen

(ONTWERP) VERGUNNING VOOR GRONDWATERONTTREKKING OP GROND VAN DE WATERWET

Algemene regel grondwateronttrekking voor beregening en bevloeiing van bedekte teelten en pot- en containervelden

Algemene regels bij de keur van Wetterskip Fryslân. Algemene bepalingen en voorschriften voor onttrekkingen van grondwater uit de bodem

Plan van aanpak Project Spaarwater

Welkom bij de bijeenkomst: Wet- en regelgeving Bronneringen

Ondergrondse zoetwateropslag in de NLse polders

Bijlage 3b Aanwijzing van categorieën van gevallen, beperkingen en

Ondergrondse zoetwateropslag Greenport Boskoop Marcel Paalman, Boskoop, 4 februari 2014

Op de voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu van, nr., Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen. presentatie Peter Kouwenhoven

PROVINCIAAL BLAD. Wijzigingsverordening Omgevingsverordening Limburg 2014 (regels inzake geothermie in milieubeschermingsgebieden)

WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT BESLUIT Ambtshalve wijziging vergunning (artikel 2.31 lid 2b Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

Melding Besluit lozen buiten inrichtingen. Introductie

Hoogweg Marknesse BV De heer L. Hoogweg Postbus ZG MARKNESSE. Geachte heer Hoogweg,

Activiteitenbesluit milieubeheer

Strenger brijnbeleid wat betekent dat voor u?

Activiteitenbesluit milieubeheer

De waterbodems in de Waterwet

Besluit lozen buiten inrichtingen

Wijzigingsbesluit Bodemenergiesystemen. RWS Leefomgeving / Bodem+ Manfred Beckman Lapré

Besluit lozen buiten inrichtingen

De volgende stukken uit het Activiteitenbesluit heeft u nodig om de juiste lozingenroutes te kunenn bepalen:

GW 1. Bouwput, sleuf en proefbemaling en grondsanering

Watervergunning II: aan Enduris B.V., Postbus 399, 4460 AT GOES (hierna: vergunninghouder) de gevraagde vergunning te verlenen voor:

GW 1. Bouwput, sleuf en proefbemaling en grondsanering

Activiteitenbesluit milieubeheer

gelezen het advies van het dagelijks bestuur over herziening keur voor grondwater van 23 april 2013, nummer 13IT011855;

tömgevingsdí enst ļfi Midden- co West-Br»b«nt

Uitleg deze workshop. Succes! Geschiedenis

De Freshmaker. Een innovatieve manier van wateropslag

Ontwerp Watervergunning

Voor het onttrekken van grondwater tijdens funderingsherstel ter hoogte van De Lairessestraat 15 in Amsterdam.

In de ondergrond kunnen zettingsgevoelige lagen aanwezig zijn. Houd u hier rekening mee in de uitvoering.

Besluit van 15 november 2007, houdende regels met betrekking tot het lozen vanuit particuliere huishoudens (Besluit lozing afvalwater huishoudens)

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 27 juli 2010) Nummer Onderwerp Brijnlozingen

Gezien het advies van de Provinciale adviescommissie leefomgevingskwaliteit d.d. 8 juni 2009;

FUIV[b. Grou, 5 maart 2015 VERZONDEN -6 MRT Friese Uitvoeringsdienst Milieu en Omgeving

Boren zonder Zorgen Erkenningsregeling. RWS Leefomgeving / Bodem+ Jan Frank Mars

Fina l re port TECHNISCH-JURIDISCHE HAND- REIKING RISICOBEOORDELING ONDERGRONDSE WATERBERGING 35A RAPPORT TECHNISCH PROCESSCHEMA

Meestgestelde vragen over het beleid voor brijnlozingen in de bodem in de glastuinbouw en boomteeltsector

Doelmatigheid hergebruik drainagewater en maatwerk gietwatervoorziening

GronDwatEr. onttrekken En LozEn Van

VERGUNNING VOOR GRONDWATERONTTREKKING OP GROND VAN DE WATERWET

Meldingsformulier voor het onttrekken en lozen van grondwater, als gevolg van bronbemaling, bodem- en grondwatersaneringen of proefonttrekkingen

Activiteitenbesluit milieubeheer

gezien het voorstel van de Voorbereidingscommissie d.d. 20 augustus 2013; vast te stellen de Algemene regels kwantiteit Keur waterschap Vechtstromen

64 Grondwateronttrekking voor drinkwater voor vee

Invuldocument lokale regels, parameters en vragen waterschap

Machteld de Vries NIET GENORMEERDE STOFFEN

12 Hemelwateruitlaat of riooloverstort

Omgevingswet: gevolgen voor VTH in het waterdomein. Spreker: mr. dr. ir. J.J.H. van Kempen, Rijkswaterstaat

Besluit lozen buiten inrichtingen

Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen

SPAARWATER. Technisch-juridische handreiking risicobeoordeling ondergrondse waterberging. Deelrapport

Meldingsformulier voor het onttrekken en lozen van grondwater, als gevolg van bronbemaling, bodem- en grondwatersaneringen of proefonttrekkingen

Handreiking Juridische Helderheid Grondwaterbeheer

Bodemverontreiniging en grondwaterbeheerssysteem Chemours, Baanhoekweg Dordrecht.

OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

AGRI & FOODCENTRUM COLIJNSPLAAT

Meldingsformulier voor het onttrekken en lozen van grondwater, als gevolg van bronbemaling, bodem- en grondwatersaneringen of proefonttrekkingen

De Veranderende Zorgplicht

SAMENVATTING. en funderingen

voor het onttrekken van grondwater tijdens funderingswerkzaamheden en de bouw van een kelder ter hoogte van Andrea Schelfhoutstraat 39A/B in Amsterdam

Kennis Agenda: onderzoek Testwater. Guido Bakema, IF Technology 15 november 2016

TOPSOIL: FRESHEM for GO-FRESH Vlaanderen. ONDERDEEL 4 GO-FRESH Vlaanderen Potenties om de zoetwaterbeschikbaarheid te verbeteren

Samenvatting De boodschap in het kort Waarom is ondergronds bergen interessant voor de tuinder?

Afwegingen bij Afvalwaterzuivering

Omgevingsverordening Limburg 2014/Wijzigingen hoofdstuk 4 inzake geothermie

c) de belangen die mogelijk invloed kunnen ondervinden van de installatie van bodemenergiesystemen

RWS-2017/328 M. Inhoudsopgave. 1. Aanhef 2. Besluit 3. Voorschrift 4. Overwegingen 5. Ondertekening 6. Mededelingen. 1. Aanhef

COASTAR BESTUURLIJK-JURIDISCH ONDERZOEK NAAR HET GROOTSCHALIG OPSLAAN VAN ZOET WATER IN DE (BRAKKE) ONDERGROND

voor het onttrekken van grondwater op de locatie Eerste Helmersstraat 130 in Amsterdam.

Besluit lozen buiten inrichtingen

5.18. Grondwateronttrekkingen. Kader

Afdeling Vergunningen Toezicht en Handhaving Aanvraagformulier maatwerkvoorschriften op basis van het Besluit lozen buiten inrichtingen

Pilots zoetwatervoorziening: van concept naar uitvoering

Algemene regels vrijstelling vergunningplicht onttrekken van grondwater Keur waterschap Vechtstromen

Beleidslijn toezicht en handhaving. Wassen van machines op agrarische bedrijven

tômgevingsd/msŕ jc Midden- ca Wts-t-Brabaat

COASTAR. Zout op afstand, zoet op voorraad ROBUUSTE ZOETWATERVOORZIENING VOOR LAAG-NEDERLAND SCHUILT IN DE ONDERGROND

Vergunning op grond van de Waterwet en Algemene regels op grond van de Keur Waterschap Zuiderzeeland 2011

ONTWERP VERGUNNING. Zaaknummer: Z

BESLUIT HET DAGELIJKS BESTUUR VAN HET WATERSCHAP NOORDERZIJLVEST

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Watervergunning. Datum 15 mei Zaaknummer 11154

O1. Algemene gegevens

Handreiking Juridische Helderheid Grondwaterbeheer

2 3 FEB, Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

24 Grondwateronttrekkingen en. grondwaterinfiltraties Inleiding

1 4 SEP Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Algemeen. Bijlage 1. Bijlage behorende bij mandaatverlening milieubevoegdheden aan DCMR van 8 oktober 2013

Watervergunning. Datum 27 juli Zaaknummer 14885

Workshop bodem. Barimfinale 12 juni 2008 door Mark Diependaal. Mlieudienst IJmond. Programma

Regelgeving & beleid. Symposium Bodemenergie in Zeeland 19 april 2012 Sanne de Boer - IF Technology

Verordening interferentiegebieden Bodemenergiesystemen gemeente Groningen 2018

Transcriptie:

In opdracht van het Deltaprogramma, Deelprogramma Zoetwater Juridische aspecten van een vijftal zoetwatertechnieken Sterk Consulting, Leiden, maart 2014 www.sterkconsulting.nl - 1 -

Inhoudsopgave 1 Inleiding - 3-2 Zoetwatertechniek 1: Freshmaker - 4-2.1 Korte technische beschrijving - 4-2.2 Juridische verplichtingen - 4-2.3 Analyse juridische verplichtingen - 7-3 Zoetwatertechniek 2: Freshkeeper - 9-3.1 Korte technische beschrijving - 9-3.2 Juridische verplichtingen - 9-3.3 Analyse juridisch verplichtingen - 12-4 Zoetwatertechniek 3: Spaarwater - 13-4.1 Korte technische beschrijving - 13-4.2 Juridische verplichtingen - 14-4.3 Analyse juridisch verplichtingen - 17-5 Zoetwatertechniek 4: Kreekruginfiltratieproef (KIP) - 18-5.1 Korte technische beschrijving - 18-5.2 Juridische verplichtingen - 19-5.3 Analyse juridische verplichtingen - 22-6 Zoetwatertechniek 5: Drains 2 Buffer - 23-6.1 Korte technische beschrijving - 23-6.2 Juridische verplichtingen - 23-6.3 Analyse juridische verplichtingen - 25-7 Conclusies en aanbevelingen - 26 - Bijlage - 29 - - 2 -

1 Inleiding Tijdens een minisymposium op 12 september 2013 bij het Ministerie van I&M, is de behoefte uitgesproken aan een heldere juridische uiteenzetting over verschillende zogenoemde zoetwatertechnieken. Helderheid hierover is nodig omdat de praktijk leert dat bestaande juridische mogelijkheden nu niet optimaal worden gebruikt. Daarbij leiden de onzekerheid en discussie tot vertraging in de praktijk, daar waar de nieuwe technieken veelbelovend lijken voor de toekomst van de zoetwaterstrategie. Het Deltaprogramma (Deelprogramma Zoetwater) heeft deze bal opgepakt door aan Sterk Consulting de opdracht te geven om voor een aantal zoetwatertechnieken juridische helderheid te verschaffen. In delen van Nederland is de beschikbaarheid van zoetwater niet vanzelfsprekend. Verdergaande verzilting en klimaatverandering (bv. langere perioden van droogte) zullen in de nabije toekomst een negatief effect hebben op de aanwezigheid van zoet water. Voor de landbouw is de beschikbaarheid van zoet water een belangrijke productiefactor. De belangstelling voor het bufferen van zoet water, om daarmee in tijden van droogte toch gronden en gewassen te kunnen blijven beregenen, is groot. Omdat er in de winterperiode een grote hoeveelheid zoet oppervlaktewater beschikbaar is, vormen inname en berging van water in deze periode een goede oplossing voor het tijdelijke zoetwatertekort in de zomer. Berging van zoet water in de ondergrond heeft als voordeel dat er genoeg ruimte is en dat het water wordt beschermd tegen allerlei invloeden. 1 Doel van het voorliggende rapport is dan ook om de juridische aspecten voor verschillende zoetwatertechnieken in kaart te brengen, zodat het Deltaprogramma (Deelprogramma Zoetwater) deze kan gebruiken voor de eigen strategie. In dit rapport worden vijf specifieke zoetwatertechnieken beschreven, technieken waarvoor in de praktijk projecten in uitvoering zijn: 1. Freshmaker: toename zoetwatervoorraad in een kreekrug door injectie zoetwater en onttrekking zout grondwater via horizontale putten 2. Freshkeeper: afvang en diepe injectie van brakwater om zoete winningen te beschermen, eventueel in combinatie met ontzilting 3. Spaarwater: project gericht op zelfvoorzienende zoetwaterberging; 4. Kip (Kreekrug Infiltratie Proef): toename zoetwatervoorraad in kreekrug door infiltratie oppervlaktewater via ondiepe drains; 5. Drains2buffer: vergroten/behouden zoetwatervoorraad dunne regenwaterlenzen door slimme diepe drainage. Aan elk van de vijf verschillende technieken is een hoofdstuk gewijd (hoofdstukken 2 t/m 6) waarin na een korte technische beschrijving 2, de juridische verplichtingen e.d. worden beschreven. Cruciaal hierbij is de technische beschrijving te ontleden in juridische relevante activiteiten. Elk hoofdstuk eindigt met een beknopte juridische analyse. Hoofdstuk 7 geeft de belangrijkste conclusies en aanbevelingen, voor zowel het rijk als de regionale overheden. In de bijlage vindt u de bij het onderzoek betrokken personen alsook een lijst van gebruikte afkortingen. 1 Bron: website KWR (http://www.kwrwater.nl/zoetinzout/ovezande/). 2 Voor de beschrijving van de technische aspecten zijn interviews gehouden met technische experts van KWR, Acacia Water en Deltares (zie bijlage). - 3 -

2 Zoetwatertechniek 1: Freshmaker 2.1 Korte technische beschrijving Een betrekkelijk nieuwe mogelijkheid om zoetwater op te slaan is het gebruik van de Freshmaker. Met deze innovatieve technologie wordt de (dunne) zoetwaterlaag onder landbouwgebieden in de winterperiode vergroot, om daarmee de zoetwaterbehoefte in de zomer beter te kunnen dekken. Op een diepte van 10 tot 15 meter wordt met een horizontale put brak of zout water onttrokken, waardoor ruimte ontstaat voor de (kunstmatige) infiltratie van zoet oppervlaktewater. Veldproef Ovezande (Zuid-Beveland) In de zomer van 2012 is een potentiële locatie voor de Freshmaker in Ovezande nader onderzocht. Hier bleek een circa 9 meter dikke zoetwaterbel aanwezig. Deze zou door de Freshmaker over een lengte van 70 m sterk vergroot kunnen worden door in natte perioden zoetwater vanuit een watergang te infiltreren. Hierdoor zou een lokale fruitteler kunnen worden voorzien van zoetwater, zelfs in lange perioden van droogte. In de winter van 2012/2013 is het boorwerk uitgevoerd ten behoeve van de putten en het meetnetwerk. Ook is er zoetwater ingenomen vanuit de watergang voor infiltratie. Na infiltratie in het voorjaar moet dit in de zomer weer worden onttrokken. De infiltratie, opslag en terugwinning van het zoete water wordt nauw gemonitord, zodat de potentie van de Freshmaker inzichtelijk wordt. 3 In de zomer van 2013 is in een eerste testcyclus 1700 m 3 succesvol geïnjecteerd en herwonnen. In november 2013 is de injectie voor het eerste volledige seizoen gestart. 2.2 Juridische verplichtingen Bij de Freshmaker zijn achtereenvolgens de volgende activiteiten te onderscheiden: 1. Boren t.b.v. aanleg twee horizontale putten en meetnetwerk; 2. Onttrekken brak/zout grondwater; 3. Lozen brak/zout grondwater in oppervlaktewater; 4. Infiltreren zoet oppervlaktewater; 5. Onttrekking van zoetwater. Voor elk van deze deelactiviteiten worden in tabel 2.1 de juridisch relevante verplichtingen weergegeven. 3 Bron: website KWR (http://www.kwrwater.nl/zoetinzout/ovezande/). - 4 -

Tabel: 2.1 Juridische aspecten Freshmaker Activiteit Juridische eis Bevoegd gezag Toelichting / opmerking Putten boren en aanleggen Uitvoeren boringen Alleen erkende instellingen mogen mechanische boringen in de bodem uitvoeren. Deze erkenningverplichting is generiek vastgelegd in art. 15 Besluit bodemkwaliteit (Bbk). In art. 2.1, lid 1 onderdeel t van de Regeling bodemkwaliteit (Rbk) zijn mechanisch uitgevoerde boringen in de bodem gedefinieerd als een werkzaamheid waarop de erkenningverplichting van toepassing is. Art. 25 Bbk bepaalt dat normdocumenten van toepassing kunnen zijn. Art. 2.7 en bijlage C Rbk wijzen deze beoordelingsrichtlijn (BRL SIKB 2100 Mechanisch boren) met protocol 2101 aan als normdocument volgens welke mechanische boringen in de bodem moeten worden uitgevoerd (BRL SIKB 2100, p. 5). Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) zie paragraaf 5.2.4 van de toelichting bij het Bbk Het Bbk is gebaseerd op zowel de Wet bodembescherming (art. 6, 7 en 8), de Waterwet (art. 6.2 en 6.6) als de Wet milieubeheer (art. 11a.2). Wbb-zorgplicht De Wbb-zorgplicht heeft een vangnetfunctie naast de voorschriften in de hieronder nog aan bod komende watervergunning.als door de aanleg, het gebruik of de beëindiging van de Freshmaker een bodem- of grondwaterverontreiniging ontstaat, dient de veroorzaker alle redelijkerwijs van hem te verwachten maatregelen te nemen om de verontreiniging zo veel mogelijk ongedaan te maken of te beperken. Hij moet de verontreiniging melden bij het Wbb-bevoegde gezag (art. 27 in samenhang met art. 13 Wbb). Nb: hier wordt ervan uitgegaan dat de boring wordt geregeld met de watervergunning. Wbb, zorgplicht Gemeente Onttrekken brak/zout grondwater Lozen brak/zout grondwater in oppervlaktewater Eventueel (lokaalspecifiek) - Omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten (check bestemmingsplan betreffende gemeente) - Ontheffing van de provinciale milieuverordening (in milieubeschermingsgebieden, zoals grondwaterbeschermingsgebieden) Watervergunning of melding (check keur) Onderscheid het kwaliteits- en het kwantiteitsaspect 1) Kwaliteit van het te lozen water - Melding o.g.v. art. 1.10 Activiteitenbesluit (Ab)) Gemeente Provincie Waterbeheerder (waterschap) Waterbeheerder Geen specifieke voorbereidingsprocedure voorgeschreven. Vergunning kan volgens reguliere Awb-procedure (Titel 4:1 Awb). Nb: de uitgebreide voorbereidingsprocedure (afd. 3.4 Awb) is alleen verplicht voor onder GS vallende onttrekkingen/infiltraties (art. 6.16 jo. Art. 6.4 Wtw). De procedure van afd. 3.4 Awb is ook van toepassing bij waterschappen in geval hiertoe een besluit is genomen op basis van artikel 3:10 Awb. De onttrekking moet passen binnen doelstellingen art. 2.1 Waterwet (toetsingskader / belangenafweging). Het Activiteitenbesluit is bij landbouwbedrijven van toepassing binnen en buiten de inrichting, bv. ook op weilanden of akkers. NB: Aanname hierbij is wel dat de lozing verband houdt met agrarische activiteiten (zie art. 1.4a Ab: Degene die anders dan vanuit een - 5 -

- Zorgplicht art. 2.1 Ab (grondslag voor eventueel maatwerkvoorschrift) inrichting loost ten gevolge van agrarische activiteiten dan wel activiteiten die daarmee verband houden, voldoet aan de voor dat lozen bij of krachtens dit besluit gestelde regels. Melding minstens 4 weken tevoren. De waterbeheerder kan naar aanleiding van de melding beoordelen of de lozing in overeenstemming is met de doelstellingen van de Waterwet (met name kwaliteitseisen oppervlaktewater). Als dat niet het geval is, kan de waterbeheerder een maatwerkvoorschrift stellen op grond van de zorgplicht van art. 2.1 Ab. In art. 3.2 Ab zijn immers geen eisen opgenomen aan bijvoorbeeld het zoutgehalte van het te lozen grondwater, zodat dit aspect onder de zorgplicht valt. Infiltreren oppervlaktewater in bodem 2) Kwantiteit van het te lozen water - Watervergunning of melding (check keur) Infiltreren en normstelling Watervergunning (keur), mits geen gevaar voor verontreiniging grondwater (art. 6.26, lid 3 Wtw). De beoordeling van evt. gevaar vindt plaats (zo blijkt uit art. 6.26, lid 3 Wtw) volgens de regels van art. 12 Wbb jo. art. 3 en Bijlage I Infiltratiebesluit bodembescherming Bemonstering (meten kwaliteit) 4-wekelijkse meetverplichting van de kwaliteit van het te infiltreren oppervlaktewater (ex art. 6.11, lid 3 Wtb en art. 6.5 jo. Bijlage VII Wtr) Analyse monsters Volgens eisen van Bijlage 4 Drinkwaterregeling (zie art. 6.5, lid 2 Wtr) Meten hoeveelheid ontrokken en geïnfiltreerd water Elk kwartaal opnemen hoeveelheid ontrokken en geïnfiltreerd water (art. 6.11, lid 2 Wtb) Waterbeheerder De kwaliteitsaspecten van het lozen vallen onder het Ab, de kwantiteitsaspecten vallen onder de keur van het waterschap. Dit gaat dus om de hoeveelheid te lozen water, niet de stoffen in dat water. Algemeen Bij de watervergunningverlening moeten de eisen van het Infiltratiebesluit bodembescherming in acht worden genomen en moeten de voorschriften, genoemd in dat besluit, aan de vergunning worden verbonden (zie hierna voor de eventuele mogelijkheden van de keur die gebruikt zouden kunnen worden). Bijlage 1 bij het Infiltratiebesluit bodembescherming bevat toetsingswaarden voor het infiltreren van water. Bijlage 2 noemt stoffen die eveneens een gevaar voor verontreiniging kunnen opleveren, maar deze stoffen zijn niet genormeerd. Het bevoegd gezag moet voor deze stoffen zelf beoordelen of gevaar voor verslechtering van de grondwaterkwaliteit is uitgesloten. Elk jaar (januari) moeten de meetresultaten (voor zowel kwaliteit als kwantiteit) aan het bevoegd gezag worden gerapporteerd (art. 6.11, vierde lid Wtb). Infiltreren In dit geval wordt geïnfiltreerd ter aanvulling van het grondwater met het oogmerk dit later (voor beregeningsdoeleinden) te gebruiken. Zie hiervoor de definitie van infiltreren in art. 1.1 Wtw. Voor het infiltreren van water zoals hier bedoeld (agrarische activiteit 4 ) 4 Van een industriële toepassing is geen sprake. - 6 -

is het waterschap bevoegd en dat geeft de mogelijkheid om in de eigen keur met algemene regels (en meldplicht) te werken. In de keuren van de waterschappen is in de regel een verbod opgenomen om zonder watervergunning water te infiltreren. Hogere concentraties soms mogelijk Bevoegd gezag kan bij de vergunningverlening voor een of meer stoffen hogere concentraties toestaan, indien (art 3 Infiltratiebesluit): a. de bodemgesteldheid/bodemsoort zodanig is dat er geen gevaar is voor grondwaterverontreiniging, indien water wordt geïnfiltreerd waarin die stoffen voorkomen in die hogere concentraties of b. het bevoegd gezag voorschriften stelt die dat gevaar opheffen. 5 Soepeler omgaan met meetverplichtingen door waterbeheerder In de keur kunnen gevallen worden aangewezen waarin de meetverplichtingen niet gelden (art. 6.11, lid 5 Wtb). Hoe dit precies geformuleerd zou moeten worden en welke voorwaarden hierbij dan gelden is onderwerp van nadere studie. Meten hoeveelheid ontrokken en geïnfiltreerd water Bevoegd gezag kan i.g.v. kortdurende of seizoensgebonden onttrekkingen of infiltraties in de vergunningvoorschriften bepalen dat vaker moet worden gemeten. Bij meldingplichtige onttrekkingen / infiltraties kan bij maatwerkvoorschrift worden bepaald dat vaker moet worden gemeten (art. 6.11, lid 2 Wtb) 2.3 Analyse juridische verplichtingen In relatie tot de zoetwatertechnieken zijn het vooral de Wbb-eisen in relatie tot het infiltreren van oppervlaktewater in de bodem die zwaar leunen op de agrariërs. In het bijzonder valt te wijzen op het Infiltratiebesluit bodembescherming dat feitelijk ontworpen is met het oog op de grote drinkwaterwinningen en niet voor kleinere projecten zoals zoetwatertechnieken waarvoor het waterschap bevoegd is. Illustratief hiervoor is dat in het besluit de waterbeheerder (het waterschap) maar ten dele wordt genoemd. In de in 2012 verschenen Handreiking Juridische helderheid grondwaterbeheer is dit ook al wel gesignaleerd ( par. 3.8.1). Daarin is geconcludeerd dat het niet helemaal duidelijk is of het Infiltratiebesluit bodembescherming ook van toepassing is op de verlening van watervergunningen voor infiltraties door het waterschap. De wetgever lijkt hier in ieder geval (abusievelijk) niet aan gedacht te hebben toen het waterschap (met de komst van de Waterwet) bevoegd gezag werd voor de vergunningverlening 5 In art. 3 Infiltratiebesluit staat gedeputeerde staten maar dat is een foutje bij de omzetting van het besluit naar de Waterwet. Redelijke uitleg houdt in dat voor gedeputeerde staten in voorkomende gevallen het waterschap wordt gelezen. - 7 -

voor grondwateronttrekkingen en -infiltraties. Weliswaar is in art. 1 van het Infiltratiebesluit dit besluit van toepassing verklaard op infiltreren in de zin van de Waterwet en wordt hier onder vergunning mede verstaan een watervergunning op grond van een verordening van het waterschap. Maar de verplichting om bepaalde voorschriften aan de watervergunning te verbinden rust volgens artikel 4 van het Infiltratiebesluit alleen op gedeputeerde staten en dus niet op het dagelijks bestuur van het waterschap. Dit zou in het besluit gerepareerd moeten worden. Uit de juridische beschrijving is verder te leren dat er veel meetverplichtingen gelden waarbij van belang is dat één monstername erg duur is voor een individuele agrariër (ca. 1.000,-- euro per maand). De oorzaak hiervoor ligt in de strenge Wbb-eisen (waar de Wtw naar verwijst) die eigenlijk zien op grootschalige situaties waarvoor de provincie (GS) bevoegd gezag is. In dit verband is ook van belang dat experts aangeven dat de stoffenlijst van bijlage 1 Infiltratiebesluit bodembescherming niet actueel is. De lijst is gebaseerd op Rijnwater en zou aangepast moeten worden, rekening houdend met bijvoorbeeld de zoetwaterzelfvoorziening, de oorsprong van het te injecteren water (oppervlaktewater, hemelwater, drainwater, gezuiverd effluent, etc.) en de te verwachten risico s voor milieu en gezondheid. Te concluderen valt ten slotte dat waterschappen vrijwel altijd kiezen voor de watervergunning, daar waar er de mogelijkheid is met algemene regels (en melding) te werken (NB de model algemene regels van de Unie bevatten inmiddels wel een algemene regel voor infiltratie van hemelwater). De keur geeft hiervoor de mogelijkheden. Zo kunnen er in de keur gevallen worden aangewezen waarin de meetverplichtingen niet gelden (art. 6.11, lid 5 Wtb). Ook is er de mogelijkheid om voor zoetwatertechnieken (c.q. bepaalde activiteiten hierbij) de vergunningplicht te vervangen door een set van algemene regels. Van belang is dan natuurlijk wel dat er voldoende kennis is van de effecten, in het bijzonder de risico s. Hiertoe is het van belang inzicht te hebben in: de kwaliteit van het injectiewater ; de verspreiding van het geïnjecteerde water in de ondergrond: blijft het ondiep, kwelt het snel op of zijgt het diep weg en blijft het dus nog lang in het pakket?; De mogelijke afbraak van stoffen (zo ja: welke, hoe snel, en wat zijn de afbraakproducten?); Het uiteindelijke gebruik van het zoetwater (alleen t.b.v. landbouwgewassen, of ook voor veedrenking/drinkwater); de eventuele noodzakelijkheid van voorzuivering? Indien nodig: welke monitoring om dit te borgen? toegespitst op de juiste parameters en niet zo frequent als in het ouderwetse IB (duur, en er zijn veel betere alternatieven: http://www.sorbisense.dk) de implementatie en het gebruik van de innovatieve technieken. Nader onderzoek is nodig bv. via een pilotproject om na te gaan op welke wijze de keur zou kunnen helpen om het voor de praktijk wat gemakkelijker (en goedkoper) te maken om zoetwatertechnieken toe te passen, vanzelfsprekend met inachtneming voor bodem en water. Ook kan dan worden bekeken op welke wijze het Infiltratiebesluit bodembescherming meer kan worden aangesloten op dit type technieken. Bij dit laatste is relevant op te merken dat een snelle wijziging van het Infiltratiebesluit bodembescherming niet te verwachten valt, nu de Wet bodembescherming (en de aanverwante uitvoeringsregelgeving zoals het infiltratiebesluit) opgenomen zal worden in de Omgevingswet (via de Invoeringswet Omgevingswet). Voor het Waterbesluit en de Waterregeling geldt min of meer hetzelfde. Voor de kortere termijn is het dan naar ons idee ook logischer werk te maken van de mogelijkheden van de keur. Gezien de regionale verschillen (de problematiek doet zich niet overal voor) is het, zo menen wij, ook niet zo vreemd om het spoor van de regionale regelgeving te volgen. - 8 -

3 Zoetwatertechniek 2: Freshkeeper 3.1 Korte technische beschrijving Een mogelijkheid om natuurlijk zoetwater te winnen is de Freshkeeper. Deze techniek wordt op dit moment wel door waterbedrijven toegepast om ondiepe zoete winputten te beschermen tegen onderliggend zoutwater. Het onttrokken zoute/brakke water wordt in een andere (doorgaans diepere, zoutere) bodemlaag gebracht, bedoeld om daar te blijven. Er is om die reden sprake van een bodemlozing en niet van een infiltratie in de zin van de Waterwet. 6 Als de lozing in de bodem plaatsvindt na ontzilting, is sprake van een zogenoemde brijnlozing. Als er geen ontziltingsstap wordt toegepast, is er gewoon sprake van het lozen van onttrokken grondwater in de bodem. 3.2 Juridische verplichtingen Bij de Freshkeeper zijn achtereenvolgens de volgende activiteiten te onderscheiden: 1. Boren t.b.v. aanleg van minimaal 3 putten; 2. Onttrekken brak/zout grondwater uit diepe aquifer (watervoerend pakket); 3. Lozen onttrokken brak/zout grondwater ( brijnlozing ) in andere (niet benutte) bodemlaag. Voor elk van deze deelactiviteiten worden in tabel 3.1 de juridisch relevante verplichtingen weergegeven. Tabel: 3.1 Juridische aspecten Freshkeeper Activiteit Juridische eis Bevoegd gezag Toelichting / opmerking Boren t.b.v. aanleg van minimaal 3 putten Uitvoeren boringen Alleen erkende instellingen mogen mechanische boringen in de bodem uitvoeren. Deze erkenning-verplichting is generiek vastgelegd in art. 15 Besluit bodemkwaliteit (Bbk). In art. 2.1, lid 1 onderdeel t van de Regeling bodemkwaliteit (Rbk) zijn mechanisch uitgevoerde boringen in de bodem gedefinieerd als een werkzaamheid waarop de erkenningverplichting van toepassing is. Art. 25 Bbk bepaalt dat normdocumenten van toepassing kunnen zijn. Art. 2.7 en bijlage C Rbk wijzen deze beoordelingsrichtlijn [BRL SIKB 2100 Mechanisch boren] Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) zie paragraaf 5.2.4 van de toelichting bij het Bbk Het Bbk is gebaseerd op zowel de Wet bodembescherming (art. 6, 7 en 8), de Waterwet (art. 6.2 en 6.6) als de Wet milieubeheer (art. 11a.2). Wbb-zorgplicht De Wbb-zorgplicht heeft een vangnetfunctie naast de voorschriften in de watervergunning. Als door de aanleg, het gebruik of de beëindiging van de Freshmaker een bodem- of grondwaterverontreiniging ontstaat, dient de veroorzaker alle redelijkerwijs van hem te verwachten maatregelen te nemen om de verontreiniging zo veel mogelijk ongedaan te maken of te beperken. Hij moet de verontreiniging melden bij het Wbb-bevoegde gezag (art. 27 in samenhang met art. 13 Wbb). 6 Van een vergunningplichtige infiltratie in de zin van de Waterwet is sprake wanneer het in de bodem gebrachte water dient ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het (later) onttrekken hiervan (art. 1.1. Wtw). - 9 -

met protocol 2101 aan als normdocument volgens welke mechanische boringen in de bodem moeten worden uitgevoerd (BRL SIKB 2100, p. 5). Nb: hier wordt ervan uitgegaan dat de boring wordt geregeld met de watervergunning (zie ook par. 2.2). Wbb, zorgplicht Gemeente Onttrekken brak/zout grondwater uit diepe aquifer (watervoerend pakket) Lozen onttrokken brak / zout grondwater in andere bodemlaag Eventueel (lokaalspecifiek): - Omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten (check bestemmingsplan betreffende gemeente) - Ontheffing van de provinciale milieuverordening (in milieubeschermingsgebieden, zoals grondwaterbeschermingsgebieden) Omdat het om grote hoeveelheden (> 150.000 m 3 p/j) gaat, is voor de vraag of een watervergunning dan wel een melding vereist is van belang na te gaan wat voor type onttrekking er plaatsvindt en (daarmee) wie er hiervoor bevoegd gezag is: a) Waterbedrijf of industrieel bedrijf of b) Andere onttrekker (bv. een agrarisch bedrijf). Bij heel grote hoeveelheden kan een MER of merbeoordeling verplicht zijn: - m.e.r.-rapportage is verplicht in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een hoeveelheid te onttrekken water van 10 miljoen m3 of meer p/jaar (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage C, cat. 15.1); - m.e.r.-beoordelingsplicht geldt in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een hoeveelheid te onttrekken water van 1,5 miljoen m3 of meer p/jaar (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage D, cat. 15.2). De Freshkeeper kan werken met of zonder omgekeerde osmose. 8 Lozen van onttrokken grondwater dat zonder bewerking in de bodem wordt gebracht valt onder: - art. 3.2 Ab agrarische activiteit is een inrichting ex Ab) of - art. 3.2 Blbi als verondersteld wordt dat er geen sprake Gemeente Provincie a) Provincie b) Waterbeheerder (waterschap) Wabo-bevoegde gezag in geval het om een agrarische activiteit gaat (inrichting ex Ab). Dat het onttrokken grondwater feitelijk niet voor bv. drinkwaterdoeleinden wordt gebruikt, doet er niet toe. 7 Voor onttrekkingen onder bevoegdheid van het waterschap moet de keur worden geraadpleegd om na te gaan of er een vergunning- dan wel een meldplicht geldt. Vergunningverlening kan veelal volgens reguliere Awb-procedure (Titel 4:1 Awb). Nb: de uitgebreide voorbereidingsprocedure is verplicht voor onder GS vallende onttrekkingen/infiltraties (art. 6.16 jo. art. 6.4 Wtw). De procedure van afd. 3.4 Awb is echter ook van toepassing bij waterschappen in geval hiertoe een besluit is genomen op basis van artikel 3:10 Awb. De onttrekking moet passen binnen de doelstellingen van art. 2.1 Waterwet (toetsingskader / belangenafweging). Brijnlozing De term brijn wordt gebruikt voor het afvalwater dat afkomstig is van omgekeerde osmose. Voor de juridische aspecten van een brijnlozing, zie het online Handboek Water (http://www.infomil.nl/onderwerpen/klimaat-lucht/handboekwater/activiteiten/lozen-per-activiteit/agrarische/zuiveren-water/). 7 Zie: J. van Kempen en S. Handgraaf, in: H.J.M. Havekes en P.J. de Putter, Wegwijzer Waterwet 2014, Kluwer Alphen aan den Rijn, 2013, p. 192. 8 Tot nu toe wordt gewerkt met omgekeerde osmose en is er dus sprake van brijn. - 10 -

is van een agrarische activiteit zoals bij drinkwaterbedrijven), zie art. 1.4a Ab. Brijnlozing Bij lozen van afvalwater afkomstig van omgekeerde osmose geldt dat er in principe een maatwerkvoorschrift zal worden gesteld op grond van art. 2.2 Ab door het bevoegd gezag. De lozingsroute naar de bodem is immers niet geregeld in art. 3.90 Ab (geen algemene regels voor gesteld). Welke Awb-procedure van toepassing is, hangt af van de mogelijke milieugevolgen de grondwaterkwaliteit hieronder begrepen - van de bodemlozing. Bij aanzienlijke gevolgen (ter beoordeling aan het bevoegde gezag) is op grond van art. 2.2, zesde lid Ab de uitgebreide Awb-procedure van toepassing (afd. 3.4 Awb) Let op Aan de watervergunning voor de grondwateronttrekking kunnen ook bodemlozingsvoorschriften worden gesteld! Dit blijkt uit art. 2.2, vijfde lid Ab. 9 Als dat het geval is, is het Ab of het Blbi niet van toepassing. Buiten een inrichting: Gemeente of provincie (indien er dieper dan 10 meter wordt geloosd, zie art. 1.4, lid 2 Blbi) Toetsingskader Het is verboden zonder maatwerkvoorschrift op grond van artikel 2.2 Ab op of in de bodem te lozen. Voorwaarde voor het via maatwerkvoorschriften toestaan van een bodemlozing is dat het belang van de bescherming van het milieu zich gelet op de samenstelling, hoeveelheid en eigenschappen van de lozing hiertegen niet verzet (art. 2.2, lid 3 Ab). Volgens art. 2.2, vierde lid Ab kunnen bij maatwerkvoorschrift voorwaarden worden gesteld met betrekking tot: a. de samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid van de lozing en het meten en registreren daarvan; b. te treffen maatregelen; c. de duur van de lozing; en d. de plaats van het lozingspunt. Overgangsrecht Als een bedrijf, met een gietwatervoorziening van ten minste 500 m3 per hectare, op 1 januari 2013 een ontheffing had voor het lozen in of op de bodem van afvalwater afkomstig van het zuiveren van water door omgekeerde osmose geldt deze ontheffing als maatwerkvoorschrift tot 1 juli 2022. Het streven is om op termijn het lozen van brijn in de bodem te beëindigen. 10 Lozen van brijn op oppervlaktewater? Het lozen van brijn op oppervlaktewater is toegestaan als niet meer wordt geloosd dan (art. 3.90, vierde lid Ab) 200 mg/l chloride, 2 mg/l ijzer en/of 15 mg/l organische stof. Het bevoegd gezag kan op grond van artikel 3.90, lid 5 Ab met maatwerkvoorschriften of via een gemeentelijke verordening hogere concentraties toestaan. NB: kanttekening hierbij is wel dat art. 3.90 Ab uitsluitend van toepassing is op afvalwater afkomstig van het voor de gietwatervoorziening bij agrarische activiteiten zuiveren van water door omgekeerde osmose of ionenwisselaars. De strikte regels voor lozingen direct in het grondwater van een diep watervoerend pakket vloeien voort uit de Europese Grondwaterrichtlijn. 9 Het Besluit lozen buiten inrichtingen kent eenzelfde bepaling (art. 2.2, lid 5 Blbi). 10 Zie voor meer informatie hierover: Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Beleidskader Goed gietwater glastuinbouw, Den Haag, november 2012. - 11 -

3.3 Analyse juridisch verplichtingen Ten aanzien van de Freshkeeper is de brijnlozing het grootste aandachtspunt (indien deze ook echt voorkomt natuurlijk), zeker als wordt bedacht dat het streven erop is gericht om op termijn het lozen van brijn in de bodem te beëindigen. Concreet betekent dit dat lozen alleen kan (in bodem, oppervlaktewater of bv. in riool) als er een zuiveringsslag wordt toegepast. Als er geen ontziltingsstap wordt toegepast, is er gewoon sprake van het lozen van onttrokken grondwater in de bodem. - 12 -

4 Zoetwatertechniek 3: Spaarwater 4.1 Korte technische beschrijving Een andere mogelijkheid om zoetwater op te slaan is Spaarwater. 11 Ook via deze techniek worden de effecten van verzilting en toenemende waterschaarste tegengaan. Het project is gericht op zelfvoorzienende zoetwaterberging, waarbij waterzuivering in/door de bodem een belangrijk element vormt. Het project is ondersteunend aan een verbeterde economische positie van de landbouw in het Waddengebied, het behalen van de Europese KRW-doelen, een verbeterde leefomgeving voor de aquatische natuur en geeft invulling aan de uitvoering van het Deltaprogramma Zoetwater, namelijk voldoende schoon zoet water, met een zo'n groot mogelijke onafhankelijkheid van het hoofdwatersysteem. De looptijd van het project is drie jaar (2013-2016). De pilots vinden plaats in de teeltseizoenen van 2014 en 2015. Stichting Acacia Institute is de penvoerder en de uitvoering wordt gedaan door o.a. Acacia Water, DLV Plant en diverse andere partijen waaronder Broere Beregening en B-E De Lier. Tijdens de uitvoering zal er nauw worden samengewerkt met LTO Noord, de Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur (KAVB) en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA. De provincies Noord-Holland, Friesland en Groningen, het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Wetterskip Fryslân, Noorderzijlvest, Hunze en Aa's, LTO-Noord fondsen, Interpolis, STOWA, Rabobank Noord- Holland noord en het Waddenfonds zijn financiers van het project. Op vier pilotlocaties in Noord-Holland, Friesland en Groningen worden van 2013 tot en met 2016 proeven uitgevoerd. Deze locaties zijn representatief voor het gehele waddengebied. 1. Twee proeflocaties (Breezand en Borgsweer) richten zich op de trits 'opvangen, opslaan en gebruiken'. Opvangen van drainwater beperkt de afvoer van nutriënten en bestrijdingsmiddelen naar oppervlaktewater. Ondergrondse opslag dient voor het opslaan van zoet water, maar juist ook voor afbraak van nutriënten (en vastleggen ervan) en bestrijdingsmiddelen. Maar ook, zo is de verwachting, voor het afsterven van ziektekiemen zoals Erwinia en Bruinrot. Deze methode maakt beregenen binnen de aardappelteelt (waarvoor nu een beregeningsverbod geldt) op termijn weer mogelijk. Het toepassen van druppelbevloeiing in combinatie met fertigatie resulteert in zuiniger gebruik van zoetwater, opbrengstverhoging en minder gebruik van meststoffen. 2. De twee andere proeflocaties (Pietersbierum en een zoeklocatie nabij het Lauwersmeer) richten zich op vernieuwende systeemgerichte drainage om een maximale zoete neerslaglens te realiseren en/of verzilting te voorkomen. Het oorspronkelijk doel van drainage, namelijk ontwatering en voorkomen van natschade, blijft daarbij gegarandeerd. Aanvullende doelstelling bestaat uit het terugdringen van uitspoeling van nutriënten. 11 Bron voor deze par.: www.perssupport.nl/apssite/persberichten/full/2013/10/29/concrete+oplossingen+voor+regionale+zoetwatervoorziening+waddengebied + www.spaarwater.com. - 13 -

4.2 Juridische verplichtingen Bij de techniek van Spaarwater zijn achtereenvolgens de volgende activiteiten te onderscheiden: 1. Aanleg drainagestelsel + verzamelleiding; 2. Put boren en verticale (infiltratie-/onttrekkings)buis aanleggen; 3. lozen drainagewater (grondwater) in oppervlaktewater; 4. Infiltratie (ondergrondse opslag) oppervlaktewater (na zuivering) in diepere bodemlaag; 5. Onttrekken grondwater voor beregeningsdoeleinden (in tijden van droogte). Voor elk van deze deelactiviteiten worden in tabel 4.1 de juridisch relevante verplichtingen weergegeven. Tabel: 4.1 Juridische aspecten Spaarwater Activiteit Juridische eis Bevoegd gezag Toelichting / opmerking Aanleg drainagestelsel + verzamelleiding De aanleg van een drainage-/ontwateringsstelsel kan vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de keur van het betreffende waterschap. Waterbeheerder (waterschap) Of er sprake is van een vergunning- of meldingplicht, moet worden nagegaan in de betreffende keur. Put boren en aanleggen Eventueel (lokaalspecifiek): - Omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten (check bestemmingsplan betreffende gemeente) Uitvoeren boringen Alleen erkende instellingen mogen mechanische boringen in de bodem uitvoeren. Deze erkenningverplichting is generiek vastgelegd in art. 15 Besluit bodemkwaliteit (Bbk). In art. 2.1, lid 1 onderdeel t van de Regeling bodemkwaliteit (Rbk) zijn mechanisch uitgevoerde boringen in de bodem gedefinieerd als een werkzaamheid waarop de erkenningverplichting van toepassing is. Art. 25 Bbk bepaalt dat normdocumenten van toepassing kunnen zijn. Art. 2.7 en bijlage C Rbk wijzen deze beoordelingsrichtlijn [BRL SIKB 2100 Mechanisch boren] met protocol 2101 aan als normdocument volgens welke mechanische boringen in de bodem moeten worden uitgevoerd (BRL SIKB 2100, p. 5). Wbb, zorgplicht Eventueel (lokaalspecifiek): - Omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten (check bestemmingsplan betreffende gemeente) - Ontheffing van de provinciale milieuverordening (in Gemeente Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) zie paragraaf 5.2.4 van de toelichting bij het Bbk Gemeente Gemeente Provincie Het Bbk is gebaseerd op zowel de Wet bodembescherming (art. 6, 7 en 8), de Waterwet (art. 6.2 en 6.6) als de Wet milieubeheer (art. 11a.2). Wbb-zorgplicht De Wbb-zorgplicht heeft een vangnetfunctie naast de voorschriften in de watervergunning en de zorgplicht van het Activiteitenbesluit. Als door de aanleg, het gebruik of de beëindiging van de installatie een bodem- of grondwaterverontreiniging ontstaat, dient de veroorzaker alle redelijkerwijs van hem te verwachten maatregelen te nemen om de verontreiniging zo veel mogelijk ongedaan te maken of te beperken. Hij moet de verontreiniging melden bij het Wbb-bevoegde gezag (art. 27 in samenhang met art. 13 Wbb). - 14 -

lozen drainagewater (grondwater) in oppervlaktewater milieubeschermingsgebieden, zoals grondwaterbeschermingsgebieden) Lozen van grondwater valt onder algemene regels van het Activiteitenbesluit (dat mede op landbouwpercelen van toepassing is). Volgens art. 3.2, derde lid Ab is het lozen in een oppervlaktewaterlichaam toegestaan indien het gehalte onopgeloste stoffen in enig steekmonster ten hoogste 50 milligram per liter bedraagt en wanneer er als gevolg van het lozen geen visuele verontreiniging optreedt. Verder geldt altijd de zorgplicht van art. 2.1 Ab op grond waarvan maatwerkvoorschriften zouden kunnen worden gesteld. Het bevoegd gezag kan met betrekking tot het lozen bij maatwerkvoorschrift afwijken van: a) het bedoelde gehalte en een hoger gehalte vaststellen, indien genoemd gehalte niet door toepassing van beste beschikbare technieken kan worden bereikt en het belang van de bescherming van het milieu zich niet tegen het lozen met een hoger gehalte verzet; en b) bepalen dat visuele verontreiniging mag optreden, indien visuele verontreiniging niet door toepassing van beste beschikbare technieken kan worden voorkomen en het belang van de bescherming van het milieu zich niet verzet tegen het lozen, waarbij visuele verontreiniging optreedt. Waterbeheerder (waterschap) NB: de ontwatering zelf wordt niet als een onttrekking beschouwd. Dit was expliciet zo geregeld onder de Grondwaterwet (art. 1, lid 3 Gww), maar dit is niet op dezelfde manier teruggekomen in de Waterwet. Bij ontwatering is er geen sprake van onttrekken in de zin van artikel 6.4 Wtw. Het doel van het onttrekken is immers het drooghouden van gronden (ontwateren), en niet het gebruik van het onttrokken water in de industrie. Conclusie: artikel 6.4 Wtw is niet van toepassing op ontwatering. Ontwatering van gronden heeft een nauwe relatie met de gemeentelijke grondwaterzorgplicht (art. 3.6 Wtw) en zeker ook de keur van het waterschap, waar drainage in kan worden geregeld. 12 Anders gezegd: bij ontwatering wordt grondwater geloosd en niet opgepompt voor gebruik. Infiltratie oppervlaktewater (na zuivering) in diepere bodemlaag Infiltreren en normstelling Watervergunning (keur), mits geen gevaar voor verontreiniging grondwater (art. 6.26, lid 3 Wtw). De beoordeling van evt. gevaar vindt plaats (zo blijkt uit art. 6.26, lid 3 Wtw) volgens de regels van art. 12 Wbb jo. art. 3 en Bijlage I Infiltratiebesluit bodembescherming Bemonstering (meten kwaliteit) 4-wekelijkse meetverplichting van de kwaliteit van het te infiltreren oppervlaktewater (ex art. 6.11, lid 3 Wtb en art. 6.5 jo. Bijlage VII Wtr) Waterbeheerder Algemeen Bij de watervergunningverlening moeten de eisen van het Infiltratiebesluit bodembescherming in acht worden genomen en moeten de voorschriften, genoemd in dat besluit, aan de vergunning worden verbonden. Bijlage 1 bij het Infiltratiebesluit bodembescherming bevat toetsingswaarden (concentraties van verschillende verontreinigende stoffen) voor het infiltreren van water. Bijlage 2 noemt stoffen die eveneens een gevaar voor verontreiniging kunnen opleveren, maar deze stoffen zijn niet genormeerd. Het bevoegd gezag moet voor deze 12 J. van Kempen en S. Handgraaf, in: H.J.M. Havekes en P.J. de Putter, Wegwijzer Waterwet 2014, Kluwer Alphen aan den Rijn, 2013, kader p. 196. - 15 -

Analyse monsters Volgens eisen van Bijlage 4 Drinkwaterregeling (zie art. 6.5, lid 2 Wtr) Meten hoeveelheid ontrokken en geïnfiltreerd water Elk kwartaal opnemen hoeveelheid onttrokken en geïnfiltreerd water (art. 6.11, lid 2 Wtb) stoffen zelf beoordelen of gevaar voor verslechtering van de grondwaterkwaliteit is uitgesloten. Elk jaar (januari) moeten de meetresultaten (voor zowel kwaliteit als kwantiteit) aan het bevoegd gezag worden gerapporteerd (art. 6.11, vierde lid Wtb). Infiltreren In dit geval wordt geïnfiltreerd ter aanvulling van het grondwater met het oogmerk dit later (voor beregeningsdoeleinden) te gebruiken. Zie hiervoor de definitie van infiltreren in art. 1.1 Wtw. Voor het infiltreren van water zoals hier bedoeld (agrarische activiteit 13 ) is het waterschap bevoegd en dat geeft de mogelijkheid om in de eigen keur met algemene regels (en meldplicht) te werken. In de keuren van de waterschappen is in de regel een verbod opgenomen om zonder watervergunning water te infiltreren. Hogere concentraties soms mogelijk Bevoegd gezag kan bij de vergunningverlening voor een of meer stoffen hogere concentraties toestaan, indien (art. 3 Infiltratiebesluit bodembescherming) a. de bodemgesteldheid/bodemsoort zodanig is dat er geen gevaar is voor verontreiniging van het grondwater, indien water wordt geïnfiltreerd waarin die stoffen voorkomen in die hogere concentraties of b. het bevoegd gezag voorschriften stelt die dat gevaar opheffen 14 Soepeler omgaan met meetverplichtingen door waterbeheerder in de keur kunnen gevallen worden aangewezen waarin de meetverplichtingen niet gelden (art. 6.11, lid 5 Wtb). 13 Van een industriële toepassing is geen sprake. 14 In art. 3 Infiltratiebesluit staat gedeputeerde staten maar dat is een foutje bij de omzetting van het besluit naar de Waterwet. Redelijke uitleg houdt in dat voor gedeputeerde staten in voorkomende gevallen het waterschap wordt gelezen. - 16 -

Onttrekken van grondwater voor beregening (bij droogte) Het beregenen kan vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de keur van het betreffende waterschap. Waterbeheerder (waterschap) Meten hoeveelheid ontrokken en geïnfiltreerd water Bevoegd gezag kan i.g.v. kortdurende of seizoensgebonden onttrekkingen of infiltraties in de vergunningvoorschriften bepalen dat vaker moet worden gemeten. Bij meldingplichtige onttrekkingen / infiltraties kan bij maatwerkvoorschrift worden bepaald dat vaker moet worden gemeten (art. 6.11, lid 2 Wtb) Of sprake is van een vergunning- of meldingplicht, moet worden nagegaan in de betreffende keur. 4.3 Analyse juridisch verplichtingen Bij Spaarwater is het belangrijkste knelpunt op dit moment dat er nog het nodige onbekend is over a) wat er precies aan stoffen wordt geïnfiltreerd in de bodem en b) welk deel hiervan achterblijft. Die onbekendheid zal eerste opgehelderd moeten worden voordat tot een zorgvuldige belangenafweging en besluitvorming gekomen kan worden. In het te infiltreren water zitten (deels) opgeloste stoffen, met name nutriënten (fosfaten (P) en stikstof (N)), organisch koolstof (ToC) maar ook pesticiden. Feit is dat N en ToC geen probleem vormen, deze breken goed af in de bodem. Problematisch i.v.m. de grondwaterkwaliteit zijn fosfaten (P) en pesticiden: deze stoffen mogen dan voorkomen in de eerste (antropogene) bodemlaag, in de nietantropogene/natuurlijke bodemlagen horen deze stoffen niet thuis. De bruinrotbacterie komt ook wel voor (bij aardappelteelt), maar deze vormt feitelijk gen probleem (breekt af binnen 2 à 3 weken). Om toch infiltratie mogelijk te maken, zullen zuiveringsvoorschriften in de watervergunning worden opgenomen. Naast een zandfilter, valt dan ook te denken aan een actiefkoolfilter (om pesticiden te verwijderen). Meer algemeen wordt hier verwezen naar de conclusies zoals die bij de Freshmaker zijn geformuleerd (par. 2.3). Ook t.a.v. Spaarwater zijn het vooral de Wbb-eisen in relatie tot het infiltreren van oppervlaktewater in de bodem die zwaar leunen op de agrariërs. Daarbij geldt ook hier de conclusie dat waterschappen hier de mogelijkheid hebben meer te doen met de keur (minder meetverplichtingen en werk maken van algemene regels in plaats van het verlangen van een watervergunning). Vanzelfsprekend is dan wel meer kennis nodig over de plussen en minnen van deze (zoetwaterinfiltratie-) techniek. - 17 -

5 Zoetwatertechniek 4: Kreekruginfiltratieproef (KIP) 5.1 Korte technische beschrijving Een andere mogelijkheid om zoetwater op te slaan is de Kreekruginfiltratieproef (KIP). Deze methode van ondergrondse waterberging, waarvan een pilot wordt uitgevoerd in een kreekrug in Serooskerke (Zeeland), maakt, net als de Freshmaker, gebruik van zoet oppervlaktewater op het moment dat dit beschikbaar is. Wanneer het peil in een nabijgelegen sloot hoog genoeg is, wordt dit met behulp van een overstort doorgeleid naar het perceel. Door middel van drainage kan overtollig water in de bestaande kreekrug infiltreren. Door de verhoogde grondwaterstand zal de bestaande zoetwaterlens vergroten en naar beneden zakken waarbij het onderliggende zoute grondwater wordt verdrongen. De zoetwaterlens neemt in dikte toe en zoet water komt via diepdrains (horizontale onttrekking) beschikbaar voor de akkerbouwer en tuinder. De kreekrug ligt hoger dan het omliggende gebied en de zoetwaterlens daaronder is veel groter dan in het omliggende gebied. Een kreekrug is het overblijfsel van een vroegere zeearm. Er wordt intensief gemonitord hoeveel water er wordt geïnfiltreerd, hoe het water zich verplaatst en wat voor gevolgen deze infiltratie heeft voor de mengzone onderin de kreekrug. Als er genoeg zoet water is gespaard, zal er uiteindelijk meer onttrokken kunnen gaan worden door middel van de horizontale diepdrain. Deltares, Alterra Wageningen UR, Acacia Water, Hogeschool Zeeland en KWR werken als kennisinstituten samen aan de verschillende aspecten van ondergrondse wateropslag in de Zuidwestelijke Delta ( Go-Fresh project ). - 18 -

5.2 Juridische verplichtingen Feitelijk is er bij de KIP sprake van de aanvoer van zoet oppervlaktewater. Achtereenvolgens zijn de volgende activiteiten te onderscheiden: 1. Aanleg (dieper) drainagesysteem Feitelijk is er sprake van omgekeerde drainage ofwel een infiltratiestelsel ; 2. Onttrekken zoet oppervlaktewater; 3. Infiltreren zoet oppervlaktewater in bodem; oppervlaktewater stroomt het diepere gelegen drainagestelsel in. het peil van het oppervlaktewater kan hierdoor dalen, maar dat hoeft niet zo te zijn omdat het anders af te voeren water nu naar de kreekrug wordt geleid; 4. Beregenen uit grondwater (in tijden van droogte); 5. Monitoring grensvlak zoet/zout; via de SMD-techniek, bij de pilot is dit op ca. 20 meter diepte. 15 Van een lozing op oppervlaktewater of anderszins is geen sprake. Voor elk van deze deelactiviteiten worden in tabel 5.1 de juridisch relevante verplichtingen weergegeven. Tabel: 5.1 Juridische aspecten KIP Activiteit Juridische eis Bevoegd gezag Toelichting / opmerking Aanleg infiltratiestelsel De aanleg van een infiltratiestelsel (een omgekeerd ontwateringsstelsel ) kan Waterbeheerder (waterschap) Of er sprake is van een vergunning- of meldingplicht, moet worden nagegaan in de betreffende keur. oppervlaktewater vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de keur van het betreffende waterschap. Onttrekken oppervlaktewater Eventueel (lokaalspecifiek): - Omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten (check bestemmingsplan betreffende gemeente) Het onttrekken van oppervlaktewater (bepaalde hoeveelheden) kan vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de keur van het betreffende waterschap. Gemeente Waterbeheerder (waterschap) Ook hier moet de betreffende keur worden geraadpleegd. Het gaat hier niet om de kwaliteit van het water, maar om de hoeveelheid. 15 Er is dus al een vrij dikke zoetwaterlens (ca. 8 à 20 meter diep beneden maaiveld). - 19 -

Infiltreren (zoet) oppervlaktewater in bodem Infiltreren en normstelling Watervergunning (keur), mits geen gevaar voor verontreiniging grondwater (art. 6.26, lid 2 Wtw). Beoordeling gevaar ex art. 12 Wbb jo. art. 3 en Bijlage I Infiltratiebesluit bodembescherming Bemonstering (meten kwaliteit) 4-wekelijkse meetverplichting kwaliteit te infiltreren oppervlaktewater ex art. 6.11, lid 3 Wtb en art. 6.5 jo. Bijlage VII Wtr Analyse monsters Volgens eisen van Bijlage 4 Drinkwaterregeling (zie art. 6.5, lid 2 Wtr) Meten hoeveelheid ontrokken en geïnfiltreerd water Elk kwartaal opnemen hoeveelheid onttrokken en geïnfiltreerd water (art. 6.11, lid 2 Wtb) Waterbeheerder (waterschap) Algemeen Bij de watervergunningverlening moeten de eisen van het Infiltratiebesluit bodembescherming in acht worden genomen en moeten de voorschriften, genoemd in dat besluit, aan de vergunning worden verbonden. Bijlage 1 bij het Infiltratiebesluit bodembescherming bevat toetsingswaarden (concentraties van verschillende verontreinigende stoffen) voor het infiltreren van water. Bijlage 2 noemt stoffen die eveneens een gevaar voor verontreiniging kunnen opleveren, maar deze stoffen zijn niet genormeerd. Het bevoegd gezag moet voor deze stoffen zelf beoordelen of gevaar voor verslechtering van de grondwaterkwaliteit is uitgesloten. Infiltreren In dit geval wordt geïnfiltreerd ter aanvulling van het grondwater met het oogmerk dit later (voor beregeningsdoeleinden) te gebruiken. Zie hiervoor de definitie van infiltreren in art. 1.1 Wtw. Voor het infiltreren van water zoals hier bedoeld (agrarische activiteit 16 ) is het waterschap bevoegd en dat geeft de mogelijkheid om in de eigen keur met algemene regels (en meldplicht) te werken. In de keuren van de waterschappen is in de regel een verbod opgenomen om zonder watervergunning water te infiltreren. Uit het gesprek met Deltares bleek dat de watervergunning i.v.m. de infiltratie in eerste instantie een probleem leek omdat de kwaliteit van het infiltratiewater moest worden gemonitord (hoge kosten). Echter, omdat er nog niet onttrokken wordt in de KIP, hoeft het water ook niet te worden geanalyseerd. Juridisch echter is deze werkwijze niet toelaatbaar. Het tijdstip waarop ooit onttrokken gaat worden speelt geen rol. Er wordt geïnfiltreerd met het oogmerk er later (indien nodig) gebruik van te maken. Juridisch is de conclusie dan ook (volgens de huidige wetgeving) dat er bij infiltratie altijd gemeten moet worden. Hogere concentraties soms mogelijk Bevoegd gezag kan bij de vergunningverlening voor een of meer stoffen hogere concentraties toestaan, indien (art. 3 Infiltratiebesluit 16 Van een industriële toepassing is geen sprake. - 20 -

bodembescherming): a. de bodemgesteldheid/bodemsoort zodanig is dat er geen gevaar is voor verontreiniging van het grondwater, indien water wordt geïnfiltreerd waarin die stoffen voorkomen in die hogere concentraties of b. het bevoegd gezag voorschriften stelt die dat gevaar opheffen 17 Soepeler omgaan met meetverplichtingen door waterbeheerder in de keur kunnen gevallen worden aangewezen waarin de meetverplichtingen niet gelden (art. 6.11, lid 5 Wtb). Beregenen uit grondwater (bij droogte) Monitoring grensvlak zoet/zout Het beregenen kan vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de keur van het betreffende waterschap. Of dit zo is, moet worden nagegaan in de betreffende keur. Zie hiervoor onder infiltreren oppervlaktewater in de bodem Waterbeheerder (waterschap) Meten hoeveelheid ontrokken en geïnfiltreerd water Bevoegd gezag kan i.g.v. kortdurende of seizoensgebonden onttrekkingen of infiltraties in de vergunningvoorschriften bepalen dat vaker moet worden gemeten. Bij meldingplichtige onttrekkingen / infiltraties kan bij maatwerkvoorschrift worden bepaald dat vaker moet worden gemeten (art. 6.11, lid 2 Wtb) Uit beleid van het waterschap kan blijken dat er uit zoete grondwatervoorraden onder kreekruggen onttrokken mag worden als de de zoetwaterlaag een bepaalde minimumdikte heeft, bv. 15 meter (zie bv. Waterschap Scheldestromen). Deze eis houdt verband met het mogelijke verziltingsrisico. De winbare hoeveelheid grondwater in de huidige situatie is gebaseerd op die grondwatervoorraden, meer specifiek op de gemiddelde jaarlijkse aanvulling hiervan. Het is mogelijk dat dunnere grondwatersystemen op termijn uitgroeien tot systemen met een dikte groter dan 15 meter. Vooral als gerichte maatregelen worden getroffen om die ontwikkeling te stimuleren. 17 In art. 3 Infiltratiebesluit staat gedeputeerde staten maar dat is een foutje bij de omzetting van het besluit naar de Waterwet. Redelijke uitleg houdt in dat voor gedeputeerde staten in voorkomende gevallen het waterschap wordt gelezen. - 21 -