Samenvatting Geschiedenis De Republiek in haar Gouden en Zilveren Eeuw

Vergelijkbare documenten
1. Het begrip kan weg, omdat de overgebleven begrippen. Het begrip kan ook weg, omdat de overgebleven begrippen

3,6. Samenvatting door een scholier 1458 woorden 7 februari keer beoordeeld. Geschiedenis. Jaartallen

graanhandel Door het tekort aan graan gingen kooplieden naar de Oostzee om die graan te halen. Hier was het

Samenvatting Geschiedenis Dynamiek en stagnatie in de republiek

Samenvatting Geschiedenis CE dynamiek en stagnatie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 1, 2, 3

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 4

Holland in de 15e en 16e eeuw

Samenvatting Geschiedenis Dynamiek en stagnatie hoofdstuk 1 t/m 4

11 a Noem een oorzaak van de economische groei in Holland en Zeeland die binnen deze gewesten

Antwoorden oefenopgaven HC Rep. Der Nederlanden

Hoofdstuk 1; belangrijke vragen.

HANDEL LES 2. De Oostzeevaart of de Sontvaart. Aangenaam. De naam is Bicker, Jacob Bicker, directeur bij de Oostzeevaart.

Ontstaan van de Gouden Eeuw ( )

- De site voor samenvatting en meer!

Dynamiek en Stagnatie in de Republiek

Geschiedenis van Suriname : Suriname van Engelse naar Nederlandse landbouwkolonie

Deze (autarkisch agrarische samenleving) veranderde in de tijd van steden en staten (11 e en 12 e eeuw).wat waren de Oorzaken?

Tijd van regenten en vorsten Rijk door handel overzee.

Deze (autarkisch agrarische samenleving) veranderde in de tijd van steden en staten (11 e en 12 e eeuw).wat waren de Oorzaken?

Samenvatting Geschiedenis De Republiek in haar Gouden en Zilveren Eeuw: Dynamiek en Stagnatie

Naam: DE GOUDEN EEUW en Rembrandt

Eindexamen geschiedenis vwo II

Eindexamen geschiedenis havo I

(Par 1) Amsterdam stapelmarkt van de wereld Deelvraag: Hoe werd Amsterdam de stapelmarkt van Europa en welke gevolgen had dat voor de landbouw?

Geschiedenis groep 6 Junior Einstein

Samenvatting Geschiedenis Dynamiek en stagnatie in de Republiek - H1 en H2

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5

Tijd van regenten en vorsten Rijk door handel overzee. 5 verklaringen voor de economische groei van de Republiek

geschiedenis geschiedenis

Werkstuk Geschiedenis De oprichting, bloei en ondergang van de VOC

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2 Regenten en Vorsten

Bontekoe een van de vele Nederlanders die in de zeventiende eeuw de kost op zee verdiende.

Als bij een vraag een verklaring of uitleg gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring of uitleg ontbreekt.

Lezing voor de vereniging Oud Hoorn 10 september 2019 Door Dr. R(uud) Knaack

NEDERLAND IN DE 16e EEUW

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5 De Romeinen

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties

NEDERLAND IN VOLLE BLOEI

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 4

Tijdwijzer. Het begin. Voor en na Christus

WERKBLAD. De Hanze. Naam: Figuur 1 Afbeelding uit Stedelijk Museum Zwolle

Ontdekkingen en uitvindingen

Werkstuk Geschiedenis VOC in de gouden eeuw

7,2. Samenvatting door een scholier 3178 woorden 20 januari keer beoordeeld. Geschiedenis. Dynamiek en stagnatie

Samenvatting Gouden Eeuw ABC

Samenvatting Geschiedenis De Republiek in de Gouden en Zilveren Eeuw

Begrippenlijst Geschiedenis Examenkatern: Dynamiek en stagnatie in de Republiek (begrippen en tijdlijn)

De Republiek in een tijd van vorsten, Kennistoets bij hoofdstuk 3 Havo

Intro De 17e eeuw heet ook wel de Gouden Eeuw omdat tijdens die eeuw Nederland een fase van snelle economische groei had.

Samenvatting Geschiedenis H1 (-1.5)

Samenvatting Geschiedenis Examenkatern

Geschiedenis van Suriname : de slavenhandel

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 6

7,6. Samenvatting door een scholier 6581 woorden 29 januari keer beoordeeld. Geschiedenis

1: De nederlanden komen in verzet tegen Filips II

Samenvatting Geschiedenis Dynamiek en stagnatie in de Republiek - H3 en H4

Praktische opdracht Geschiedenis VOC

een zee van tijd een zee van tijd Werkblad 17 Ω Over Indië en Suriname Ω Les 1: Van Batavia tot Jakarta Naam:

Samenvatting Geschiedenis 2.1 t/m 3.1

2 a In welk deel van de Republiek waren de stagnatie en teruggang het meest voelbaar? Waardoor?

Hieronder volgt een chronologisch overzicht van de ontwikkelingen van de handelsstromen. Verder in dit werkstuk

Werkstuk Geschiedenis Frankrijk in de tijd van het absolutisme

Samenvatting Geschiedenis De Repuliek in een tijd van vorsten - H3

Samenvatting Geschiedenis Dynamiek en Stagnatie

Tijd van monniken en ridders Vroege Middeleeuwen. Tijd van jagers en boeren Prehistorie v C

7,6. Samenvatting door een scholier 2543 woorden 20 maart keer beoordeeld. Geschiedenis

syllabus havo centraal examen geschiedenis Vlaamse steden en de Hanzesteden aan de IJssel. De stedelijke handel was vrijwel geheel

Toelichting beelden tijdbalk Argus Clou Geschiedenis groep 7

Opkomst en ondergang van de VOC

5,1. Samenvatting door Anoniem 686 woorden 2 maart keer beoordeeld. Geschiedenis. Hoofdstuk 3 De tijd van monniken en ridders.

Calvijn. Vrede van Augsburg. Margaretha van Parma. Hertog van Alva. De keurvorst van Saksen. Karel V. Buitenlandse zaken en oorlog

Boekverslag door L woorden 8 december keer beoordeeld. Geschiedenis INHOUDSOPGAVE

Onderzoeksvraag: Welke motieven hadden de Europeanen om in Afrika en Zuidoost-Azië een groot koloniaal imperium op te bouwen?

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3: De Republiek in een tijd van vorsten

2 a In welk deel van de Republiek waren de stagnatie en teruggang het meest voelbaar? Waardoor?

Samenvatting Geschiedenis hoofdstuk 1

Eindexamen geschiedenis havo II

!"#$%&'&(%)*#+&,-#./##

2 DE GOUDEN EEUW DE REPUBLIEK Het staatsbestel in de Republiek is uniek in Europa Deze paragraaf bevat uitsluitend oriëntatiekennis.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 paragraaf 1 t/m 5

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 De Industri?le Revolutie

2 De oprichting van de VOC en de WIC zorgde ervoor dat overal op de wereld Zeeuwse en Hollandse schepen voeren.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 1.1: Het begin van de Opstand

Tijd van regenten en vorsten Wie heeft de macht? Deel 2. Wie hadden in de Republiek, in Frankrijk en in Engeland de politieke macht?

Praktische opdracht Geschiedenis Afrika

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3

Stofomschrijving Deze opdracht hoort bij en 3.2 van De Republiek in tijd van Vorsten (Geschiedenis Werkplaats).

2. De opkomst van Holland in de 14e en 16e eeuw Eind Middeleeuwen is er door ondergelopen veengronden weinig landbouw mogelijk in Holland.

8,5. Samenvatting door K woorden 18 juni keer beoordeeld. Geschiedenis. Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

Driehoekshandel hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Tijd van burgers en stoommachines Het moderne imperialisme

heel veel was er nodig.

Naam: Samenvatting Gouden Eeuw.

Samenvatting Geschiedenis Tijdvak 7, pruiken en revoluties

Noord-Nederlandse gewesten. Smeekschift

Oprichting voc vmbo-kgt34

Begrippen. mammoet Een dier uit de prehistorie. Een mammoet leek op een grote harige olifant. jagers

Transcriptie:

Samenvatting Geschiedenis De Republiek in haar Gouden en Zilveren Eeuw Samenvatting door een scholier 6723 woorden 9 mei 2011 5,2 49 keer beoordeeld Vak Geschiedenis Hoofdstuk 1: Voorspel van de gouden eeuw Holland in de 15e en 16e eeuw. In de 15e en 16e eeuw werd de basis gelegd voor de Nederlandse gouden eeuw. 1.1 Een vroeg verstedelijkte samenleving. Holland was rond het jaar 1000 nog grotendeels onbewoonbaar. Dit veranderde in de Hoge Middeleeuwen, er werden sloten gegraven, waardoor het water kon weglopen en landbouw mogelijk werd. Rond 1300 was dit bijna klaar. Nu lag er vruchtbare akkerbouwgrond, met daaromheen kleine dorpjes/stadjes. Holland was het machtigste land boven de grote rivieren. Ook al waren daar niet zulke grote steden als in Hanze. 14e en 15e eeuw kwam Holland in een crisis. - Landbouw werd lastig omdat de veenbodem inklonk. De grond werd hierdoor te drassig, dus akkerbouw werd onmogelijk gemaakt. - Urbanisatie ontstond, doordat mensen van het platteland vluchtte naar de steden. Handel en nijverheid Landbouw werd onmogelijk dus Handel, visserij en nijverheid. Hollandse en Zeeuwse steden profiteerde doordat ze bij grote handelsroutes lagen. De handel kwam hierdoor op. Er werd graan en wol vervoert. De visserij groeide door de komst van de haringkaken en de haringbuis. De groei van de handel en visserij zijn weer goed voor de scheepsbouw en zo dus ook voor de nijverheid, touwslagerijen en voor de trafieken (grondstofveredelingsbedrijven) De ontwikkelingen van de handel leidde ertoe dat steden zich specialiseren en uitbreidden. Stijgende graanprijzen De Hollandse graanprijs steeg de pannen uit, maar Holland kreeg in de 16e eeuw als een van de weinige landen geen last van Malthusiaanse Spanningen. Dit houdt in: Na grote bevolkingsgroei komt er of een hongersnood of epidemieën of oorlogen of misschien een combinatie hiervan totdat de bevolking zo gekrompen is, dat ze wel gevoed kunnen worden. 16e eeuw in Europa graanprijzen stegen, de koopkracht daalde, godsdienstoorlogen braken uit, periode met ernstige voedselschaarste en hongersnood ontstond. Holland ging deze bovenstaande situatie niet door. Het viel daar enorm mee. Pagina 1 van 14

1.2 Opkomst van Holland Graanhandel Om te korten aan te vullen kocht Holland, graan van de buurlanden maar ook aan de Oostzee. Graan aan de Oostzee was goedkoop omdat het werd geproduceerd door horige boeren. Bij het verschepen van dit graan moesten er veel problemen worden getrotseerd, zoals de vijandelijke Hanzen. Hanzen wilde Holland weren uit de Oostzeehavens en de Sont (straat tussen Noordzee en Oostzee). 1438-1544 > 4 Sontoorlogen gevoerd, voor het veiligstellen van de handel in de Sont en Oostzee. De Oostzeehandel werd steeds belangrijker. De Hollandse handelsvloot Holland exporteerde naar de Oostzee: Zout, haring, textiel en wijn. Na 1530 was de Hollandse handelsvloot groter als die van Engeland en Frankrijk samen. De Hollanders en Zeeuwen bouwden niet alleen veel schepen, ze bouwde ook steeds betere schepen. De Hollandse en Zeeuwse scheepsbouwers ontwikkelden echter schepen waarmee bulkgoederen snel, veilig en in grote hoeveelheden over zee konden worden vervoerd. Omdat er alsnog best veel schepen verloren gingen, werden er partenrederijen gevormd, dit zijn clubs van mensen die allemaal een deel van een schip hadden. Zo werden de risico s verspreid. Zo kon der ook een grote expansie van de handel en scheepvaart komen en deed een brede groep welvarende kooplieden ontstaan, die ook in andere sectoren ging investeren. Landbouwrevolutie Ontwikkeling van de landbouw was de 2de oorzaak van de opkomst van Holland. In Holland, Friesland en Zeeland ontstond gecommercialiseerde landbouw. De boeren voerden onder druk van de urbanisatie (het naar de stad trekken van mensen vanuit het platteland) hun productie op om aan de stedelijke vraag te voldoen. De boeren specialiseerde zich in kapitaal- en arbeidsintensieve producten, omdat graan goedkoop was. Denk aan: vetweiderij, zuivel of industriële handelsgewassen zoals hennep, vlas en koolzaad. 16de eeuw > het klimaat koelde af, een kleine ijstijd begon, die duurde tot de 19de eeuw. Hierdoor daalde de zeespiegel en slaagden de boeren er steeds beter in het water weg te pompen. Het waterbeheer werd geregeld door waterschappen, eerst moesten de boeren hun eigen stukje dijk onderhouden, nu werd dat gedaan door gespecialiseerde dijkwerkers, hiervoor moesten de boeren heffingen betalen. De agrarische revolutie was nooit mogelijk geweest als de positie van de adel in Holland, Zeeland en Friesland net zo sterk was geweest als elders in Europa. 1.3 De val van Antwerpen. De opkomst van Antwerpen Brabant en Vlaanderen hadden een vooraanstaande positie in de internationale handel, ze hadden een grote textielnijverheid en Brugge was een grote handelsstad. 15de eeuw >Brugge werd getroffen door oorlogen, Antwerpen nam de positie van Brugge over en werd belangrijker dan het ooit geweest was. In Antwerpen kwamen kooplieden samen, overzee waren er contacten met Engeland en Franse havensteden. Overland liepen de oude handelsroutes naar de Hanzesteden en Zuid-Duitsland en vandaar weer door naar midden Europa. 1500 > de internationale handel verhuisde van de Middellandse Zee naar de Atlantische Oceaan. Maar Pagina 2 van 14

toen de Portugezen in 1498 een directe zeeroute naar Indië ontdekten, werden zij de grootste leveranciers van de kostbare Aziatische koopwaren. De Portugezen besloten hun specerijen in Antwerpen te verhandelen. 16de eeuw > Antwerpen groeide fors van 45000 naar 100000 inwoners en werd het het centrum en financiële hart van de wereldhandel. De val van Antwerpen Antwerpen raakte in de problemen. Oorzaken waren: Ontwikkelingen elders in het Spaans-Habsburgse rijk. Vanuit hun pas veroverde gebieden in zuid- en Midden-Amerika voerden de Spanjaarden steeds meer zilver aan. Hierdoor verloren de Portugezen hun belangstelling voor het zilver. Ze verplaatsten hun specerijen handel naar Sevilla, waar Amerikaans zilver werd verhandeld. Spanje raakte door vele oorlogen in 1557 failliet. Omdat de koning in Antwerpen veel leningen had lopen die hij nu niet meer terug kon betalen. Hierdoor gingen veel kooplieden ten onder. De Nederlandse opstand was de laatste druppel, dit koste Spanje veel geld, waardoor ze in 1575 opnieuw failliet raakte. De soldaten begonnen te muiten omdat ze geen soldij meer kregen. 1576 > door de muiterij sloot Antwerpen zich aan bij de Opstand 1585 > Antwerpen terug in Spaanse handen. Eerder had Spanje al andere Brabantse en Vlaamse steden heroverd. De gevolgen waren groot, veel handelaren en kooplieden vluchtte naar jet noorden. De Hollanders en de Zeeuwen sloten de Schelde af en blokkeerde zo de doortocht naar de Antwerpse haven. De opkomst van Holland De val van Antwerpen bezorgde het noorden de economische handel. De 80-jarige oorlog viel Holland zwaar, van 1572-1575 werd alleen maar gevochten, hierna verplaatste de strijd zich naar het zuiden. Holland bleef hierna gespaard, en ze bleven de Schelde afsluiten, dit viel het zuiden zwaar. De Hollandse en Zeeuwse steden namen een groot deel van de transporten van en naar Antwerpen voor jun rekening. Amsterdam was opgekomen dankzij de Oostzeehandel. Vanaf 1575 had Amsterdam al bijna alle handel van de Oostzee in handen. In vergelijking met Antwerpen was Amsterdam nog steeds een klein stadje. Amsterdam liep eigenlijk een beetje achter de feiten aan in die tijd. Maar de val van Antwerpen bracht de ommekeer. De Vlaamse en Brabantse kooplieden en handwerkslieden die naar de Noordelijke Nederlanden trokken, namen hun kapitaal en hun kennis en vaardigheden mee. Daardoor kon Holland uitgroeien tot het centrum van het handelskapitalisme en verving Amsterdam Antwerpen als belangrijkste stapelmarkt. 1.4 Een versnipperd land Accijnzen 15e eeuw > de Bourgondische vorsten begonnen met de vorming van een centraal bestuur in de Nederlanden. Karel V zette dit door. Zo vormde hij de Raad van State (ong. De Nederlandse regering.) Deze Raad van State probeerde landelijke belastingen in te voeren. Zo betaalde ze jaarlijks een bedrag aan de vorst. Dit mocht nog zelf besloten worden door wie het werd betaald in de gewest, als het geld er maar kwam. 1542 > voorstel van de Raad van State op een echte centrale belasting in te voeren. Zo zouden er accijnzen komen op bier, wijn en wollen stoffen. Er was veel verzet tegen dit voorstel. Maar het kwam er wel. Onder de voorwaarde dat de gewesten zelf de belastingen mochten uitgeven in hun gewest. Pagina 3 van 14

De Repbliek nam het belastingstelsel over van de Habsburgse tijd, maar ze behielden hun accijnzen. De gewesten bleven onafhankelijk, ze hadden immers geen gemeenschappelijke vorst meer. De gewesten waren zelf soeverein geworden. Privileges De Republiek had in 1588 nog niet echt 1 economie. Ze bestond uit een groot aantal stedelijke en regionale economieën, die door allerlei barrières van elkaar gescheiden waren. Alle gewesten hadden hun eigen munt, en in- en uitvoerrechten, waarmee ze elkaar beconcurreerden. Steden hadden ook hun eigen economische zelfstandigheid, zo hieven zij belastingen, en handden ze tollen en stapelrechten, die handelaars verplichtten hun koopwaar eerst in de stad aan te bieden. Zo bewaakte ze hun privileges. Ze beconcurreerden ook met vestigingsvoorwaarden. Zo boden ze stadsbesturen bv. gratis bedrijfsgebouwen aan. De lokale ambachtelijke producten werden tegen concurrentie beschermd door de gilden. De leden van de plaatselijke gilden hadden het alleen recht op de productie en verkoop van bepaalde producten in de stad. Steden probeerden ook vaak te verbieden dat ambachtslieden en bedrijven zich op het omliggende platteland vestigden. Toch slaagde de gilden er zelden in hun leden volledig te beschermen. Kooplieden-regenten Grote verschillen tussen de gebieden in de Republiek zo waren de landprovincies nog amper bezig met commerciële landbouw, er waren veel minder steden. En hadden Overijsel en Gelderland zelfs nog een feodale traditie, met invloed van de adel. Toch waren de delen van de Republiek economisch aan elkaar verbonden en wist de Republiek goed op te komen voor de gemeenschappelijke belangen. Handelsbelangen stonden hierbij voorop omdat Holland veruit het meeste te zegge had. In de steden hadden vooral de kooplieden-regenten de macht. Holland werd in de 15e eeuw steeds meer een eenheid. De Hollandse bestuurders ontwikkelde een overlegcultuur, gericht op compromissen om de verschillen te kunnen overbruggen. Hoofdstuk 2: De economie in de Gouden Eeuw 2.1 Centrum van de wereldhandel Nar 1585 nam de scheepvaart van de Republiek toe, ze gingen de zeeën over. En naast handel in bulkgoederen werd de handel in luxe goederen belangrijk. Moedernegotie De Oostzeehandel bleef heel belangrijk gedurende de Gouden Eeuw, het werd door de Hollanders ook wel de moedernegotie genoemd. De Oostzeehandel kwam op zijn hoogte punt tijdens het Bestand met Spanje (1609-1621), toen er beperkt graan en hout uit de Oostzee aan Spanje konden woerden geleverd. De oorlog werd hervat en hiervoor was er een grote behoefte aan hout, graan, zout en haring dit kwam allemaal uit de Oostzee, de handel begon dus te groeien. Amsterdam was het handelscentrum van Europa. De Amsterdamse stapelmarkt leverde bulkgoederen aan het hele continent. De handel met het Spaans-Habsburgse rijk werd soms verbroken omdat Spanje dan geen schepen van de Republiek meer binnen liet. Maar het Spaanse Rijk kreeg te maken met voedseltekorten en hongersnoden. Dat maakte de Nederlanders onmisbaar. Spanje was ook belangrijk voor de Republiek, vanwege zilver uit Zuid-Amerika, dat overal ter wereld als betaalmiddel werd gebruikt. De Republiek handelde ook nog met Frankrijk en Spanje. In de 17de eeuw Pagina 4 van 14

groeide de Nederlandse handelsvloot nog steeds door. De uithoeken van Europa Naast de normale bestemmingen breidden Hollanders en de Zeeuwen hun handel verder uit naar andere Europese kustgebieden. Vanaf 1585 voeren ze naar Rusland, uit Rusland haalde ze onder andere huiden, bont en graan. Ze voerden terug langs Noorwegen en pikte daar hout op. Uit Zweedse haalde ze ijzer, koper, en wapen. Door de vaart naar Rusland, gingen de Nederlanders vanaf 1612 op walvissenjacht. Zo werd traanolie een belangrijk exportproduct. 1590> Spanje hief zijn handelsbarrière op, zo werd de Middellandse Zee toegankelijk. Zo konden ze graan naar het hongersnood leidende Italië brengen, en zelf weer marmer en agrarische producten mee terug nemen. Vanuit Italië gingen ze richting Levant (oostkust van de Middellandse Zee). Hier haalde ze de luxere koopwaren op zoals zijde, katoen en zuidvruchten. Andere Continenten Laatste gedeelte 16de eeuw, Hollanders en Zeeuwen gingen naar andere continenten. Voorheen hadden de Portugezen het Europese monopolie op de directe zeehandel met Oost-Azië. Maar de aanvoer was onregelmatig en bleef achter bij de vraag. Nederlanders hadden zelf een weg naar Indië gezocht, waar ze de specerijen vandaan konden halen. In 1597 kwamen de eerste pepers Amsterdam binnen. Rond 1600 waren de Nederlanders de belangrijkste importeurs van Oost-Indische specerijen. In 1598 voeren de Hollanders en Zeeuwen voor het eerst op de Afrikaanse westkust. Ze haalden vooral goud en ivoor, maar later ook slaven (meestal krijgsgevangenen.). 1598 gingen de Nederlanders voor het eerst naar Zuid- Amerika om zo toch zout te kunnen halen ondanks de Spaanse blokkade. Ze haalde dit uit Venezuela, daarna werd dit overgenomen door suiker. Ze zetten hun slaven dan ook aan het werk op de suikerplantages. 1609> Nederland naar Noord-Amerika. De Engelsman Hudson, die een alternatieve route naar Indië zocht voor de VOC, bereikte de Hudson. De handel bleef hierbij bij berenvellen, later in de Gouden Eeuw haalde ze hier hun tabak vandaan. In de handel met e verre bestemmingen overheersten niet de bulkgoederen maar de luxe producten. 2.2 De organisatie van de handel. Banken en beurzen Om handel te vermakelijke zijn in 1600 financiële instituten gevormd. In 1609 werd de Amsterdamse wisselbank opgericht, waar kooplieden geld in bewaring konden geven en geld konden wisselen en overboeken. In 1614 werd ook een stedelijke bank van lening opgericht en na Amsterdam stichtten ook andere steden wisselbanken en banken van lening. Het belangrijkste handelsinstituut werd de Amsterdamse koopmansbeurs, hier handelde ze in alles wat maar te handelen valt. Niet alleen goederen, maar ook VOC aandelen, maar ook verzekeringen en contracten over vervoer van vrachten. Het handelskapitalisme van de Republiek werd gedomineerd door de kooplieden-ondernemers. Hun compagnieën waren meestal familiebedrijven of bedrijven waarin families samenwerkten. De VOC Kleine groepjes kooplieden die handel dreven op Indië stichtten verschillende compagnieën van verre, eerst maake ze veel winst maar al snel niet meer. Door de grote onderlinge concurrentie stegen de inkoopprijzen in Azië en daalden de verkoopprijzen in Europa. Dit was de reden voor de Staten Generaal Pagina 5 van 14

om deze voorcompagnieën in de VOC op te laten gaan. Dit VOC kreeg de monopolie op de Nederlandse handel in Azië. Ook mochten ze soevereine rechten uitoefenen. De VOC mocht forten bouwen, soldaten in dienst nemen, oorlog voeren, verdragen en bondgenootschappen sluiten en gebieden besturen. Elk VOCschip was uitgerust met kanonnen en veruit de meeste personeelsleden waren soldaten. Alleen zo kon een overheersende positie in de handel worden veroverd. De VOC stichtte tientallen factorijen, verspreid over alle Aziatische kusten. Van daaruit deed ze mee aan de inter-aziatische handel tussen verschillende delen van Azië. De VOC had voor haar activiteiten enorme bedragen nodig. Investeerders staken er grote kapitalen in. Maar er werden dan ook hoge winsten geboekt. De WIC De WIC was minder succesvol. Het werd opgericht in 1621, toen na het Bestand de oorlog met Spanje werd hervat. De WIC kreeg soevereine rechten en het Nederlandse handelsmonopolie voor West-Afrika en heel Amerika. Maar de WIC had nog te maken met de sterke Spaanse, Portugese, Franse en Engelse concurrentie. En bij de WIC stond kaapvaart voorop (koloniën stichten). Vanaf 1630 veroverde de WIC Brazilië op Portugal en een aantal Antilliaanse eilanden op Spanje. Hierdoor bracht de compagnie een driehoekshandel tot stand tussen Europa, Afrika en Amerika. Op den duur gingen de meeste koloniale bezittingen verloren. De WIC draaide toen door de hoge militaire kosten en de scherpe concurrentie al jaren met verlies. Een tijdlang was er nog een derde compagnie van verre: de Noorse compagnie. Dit bedrijf kreeg in 1614 het Nederlandse monopolie op de walvisjacht. Maar vanwege ontduiking van het monopolie werd in 1642 de Noordse compagnie opgeheven en de walvisvaart vrijgegeven. 2.3 Bloeiende nijverheid Bakstenen en suiker De internationale handel van de Republiek vergrootte de exportmogelijkheden, zelfs voor bedrijven die vooral op de binnenlandse markt waren gericht. Internationale handel was ook belangrijk vanwege de aanvoer van industriële grondstoffen. Ook ontstonden er dankzij de overzeese handel nieuwe trafieken, zoals suikerraffinaderijen. Na de Tachtigjarige Oorlog kwamen er in Amsterdam tientallen raffinaderijen. De nijverheid profiteerde niet alleen van een toenemende buitenlandse vraag, maar ook van groeiende binnenlandse vraag. In de Gouden Eeuw namen zowel de bevolking als de welvaart toe, en daarmee dus ook de vraag naar nijverheidsproducten. Hulp uit het zuiden Nog een factor dat nijverheid bevorderde, was het gunstige investeringsklimaat. In de jaren 1590 groeide het vertrouwen dat de Republiek kon standhouden tegen Spanje. Bovendien heersten binnen Holland en Zeeland vrede en veiligheid. Verder was er veel kapitaal dankzij de handelswinsten en de komst van rijke kooplieden uit het zuiden. Door dat alles kon er tegen een lage rente geld worden geleend voor investeringen. Handwerkslieden uit het zuiden gaven een impuls aan de Nederlandse economie. Zij brachten arbeidskracht en vakkennis in. Door de kennis herleefde de Leidse textielindustrie die rond 1580 op sterven na dood was. Vanaf 1585 groeide Leiden uit tot het belangrijkste textielcentrum van Europa naast Lyon. Wind, water en turf De nijverheid bloeide ook dankzij technische vernieuwingen. In 1595 werd een revolutionaire technologische doorbraak bereikt met de bouw van het fluitschip. De fluit was sneller en stabieler, had Pagina 6 van 14

meer laadvermogen en kon toe met minder bemanning dan andere zeeschepen. Er werden der wel 400 tot 500 gemaakt op de Nederlandse scheepsplaatsen. Dit was mogelijk door de komst van de houtzaagmolen. De gestandaardiseerde massaproductie compenseerde de naar verhouding hoge lonen in de Republiek. De nijverheid profiteerde ook van de aanwezigheid van natuurlijke hulpbronnen. Nederland haalde warmte uit natuurlijke elementen zoals wind en turf, terwijl de rest van Europa het met hout deed (hoge transportkosten). Vanaf de 17e eeuw werd het turf afgegraven. Om de turf naar Holland te transporteren, werden der kanalen aangelegd. Dit was goed voor het vervoersnetwerk. Bestaande vaarwegen werden verbeterd, nieuwe werden aangelegd en langs alle vaarten kwamen jaagpaden. Door het goede verkeersnetwerk werd er nog meer gespecialiseerd in de steden. 2.4 Het platteland in de Gouden Eeuw De bloei van de landbouw De eerste jaren van de Tachtigjarige Oorlog waren rampzalig voor de boeren. Dorpen werden geplunderd en in brand gestoken en land werd onder water gezet. Maar na 1575 hield dit op. Nadat de landbouw zich had hersteld begon de gouden tijd. De continue aanvoer van buitenlands graan stimuleerde de boeren nog meer zich te specialiseren. Kleine boeren verdwenen. De boeren profiteerden van de toename van de handel, de welvaart en de bevolking. Door de verbetering van het transportsysteem konden ook boeren vanbuiten de stadscentra aan de steden leveren. De boeren verkochten ook steeds meer aan het buitenland. De Nederlandse landbouw profiteerde van de Dertigjarige Oorlog in Duitsland. Doordat grote delen van het Duitse platteland werden verwoest, lieten de legers steeds meer voedsel uit het buitenland komen. De bloei van de landbouw leidde tot investeringen in het land en de boerderijen. Lemen hoeves veranderde in luxe boerderijen. Plattelandsnijverheid De winstgevendheid van de landbouw trok ook grote investeerders uit de steden aan. Rijke burgers staken grote bedragen in droogleggerijen. Met een molengang, waarbij tientallen molens in oplopende hoogte achter elkaar stonde, werd in de jaren 1608-1612 de 3.5 meter diepe Beemster drooggelegd. Maar liefst 123 van de rijkste burgers van de Republiek staken er geld in. Het nieuwe grond verhuurden ze aan de boeren. Het oppervlak van Noord-Holland nam door droogleggingen met 1/3 toe is de periode van 1610-1640. Stedelijke kapitalisten investeerden ook in trekvaarten en turfgraverijen. Stedelijke ondernemers in de Gouden Eeuw verplaatsten ook nijverheid naar het platteland. Dit deden ze omdat de lonen er lager waren. Maar de belangrijkste reden was misschien wel dat de gilden van handzagers de machinale productie met zaagmolens in de steden tegenhield. Om deze redenen verplaatste ze dus hun bedrijven naar het platteland. Oost- en Zuid-Nederland Toch bleven de landgewesten economisch ver achter. Veel van deze gebieden leden nog lang onder de Tachtigjarige Oorlog. Hun arme zandgronden waren bovendien minder geschikt voor commerciële landbouw dan de vruchtbare kleigronden in de kustprovincies. Deze landprovincies waren ook meestal niet aangesloten op het waterwegennet. Hoofdstuk 3: De Republiek in de Gouden Eeuw Pagina 7 van 14

3.1 Het bestuur van de Republiek. Particularisme Op het eerste gezicht was het bestuur van de Republiek verre van efficiënt. In de Gouden Eeuw vierde particularisme hoogtij. Steden en gewesten waren gericht op hun eigenbelang. Met in- en uitvoerrechten bevorderden ze hun eigen handel en nijverheid en benadeelden ze elkaar. De Hollandse Staten hadden negentien zetels, waarvan de achttien steden er elk een bezetten. De 19de was voor de adel, die ook het platteland vertegenwoordigde. Het betekende dat de burgerlijke regenten uit de steden in de Staten de dienst uitmaakten. In Overijssel en Gelderland had de adel meer macht. Ze bezette er de helft van de Statenzetels; de andere helft was voor de steden. In Groningen waren er 2 zetels 1 voor de stad en 1 voor het platteland. Tegengestelde economische belangen leidden in alle Staten tot verdeeldheid. In de Staten-Generaal was nog meer verdeeldheid. Daar moesten niet alleen de gewesten het met elkaar eens worden, maar ook de gewestelijke delegaties onderling. Belangrijke besluiten werden alleen unaniem genomen en de leden van de Staten-Generaal hadden vaak maar beperkte volmachten meegekregen. Belastingen In de Gouden Eeuw kwamen er geen gezamenlijke belastingen tot stand. Wel kwamen er steeds hogere gewestelijke en lokale belastingen. In de loop van de Tachtigjarige Oorlog gingen de Hollanders wel tien keer zo veel belasting betalen. Ze gingen hier niet aan ten onder, dit kwam door het burgerlijke karakter van de Republiek. De inwoners van de Republiek konden ook meer belasting betalen doordat hun economie commerciëler was. Ook was in het voordeel van de Republiek dat de bestuurders de belangen van handel en nijverheid vooropstelden. De regenten waren door familievanden verbonden met handel en nijverheid of waren er zelf actief in. Ze keken eerst naar de belangen van hun lokale economie, maar beseften ook dat de macht en welvaart van de Republiek als geheel van de zeehandel afhankelijk was. De Staten-Generaal kon wel degelijk voortvaren zijn. De VOC en WIC gaven alle nodige middelen om een handelsimperium op te bouwen. Ze zorgde ook voor de bescherming van de koopvaardijvloot door oorlogsschepen als bescherming mee te sturen. Dit betaalde ze met de konvooi- en licentgelden, dit waren de in- en uitvoerrechten van de Republiek. Deze handelstarieven werden ook gebruikt om de vijand te verzwakken. Op producten die voor de Republiek belangrijk waren zoals graan en hout, werden dan bv. lage of helemaal geen invoerrechten geheven. Schulden De Republiek had een sterk leger. Op Spanje na in de 17de eeuw de grootste van Europa. Dat werd betaald door de gewesten, maar Holland betaalde 58%. Belastinginkomsten waren niet voldoende om dit te betalen. Ze leenden hiervoor veel, met obligaties. De schulden liepen hoog op. De overheidsschuld vergrootte de wederzijdse afhankelijkheid van overheid, ondernemers en financiers. 3.2 internationale politiek De oorlog met Spanje Het Spaanse leger rukte na de val van Antwerpen verder op en drong de opstandelingen terug achter de IJsel en de Waal. Maar in 1590 werd de Republiek gered doordat Filips II ineens troepen uit de Nederlanden naar het zuiden stuurde om Frankrijk aan te vallen. Toen Spanje 8 jaar later vrede sloot met Frankrijk, had de Republiek inmiddels een heel groot leger gevormd, en grote delen van Noord- en oost- Nederland heroverd. Pagina 8 van 14

Na 1598 ging de strijd op en neer, tot het Bestand in 1609 besloten werd. Nadat de oorlog in 1621 was hervat, rukten de Spaanse troepen weer op. Maar de Republiek ontsnapte dankzij de verovering van de Spaanse zilvervloot. Deze vloot voerde elk jaar. Van Zuid-Amerika naar Spanje. Hier betaalde ze de oorlog mee, maar het was zwaar bewaakt door oorlogsschepen. In 1628 viel de complete zilvervloot in handen van de WIC. Dankzij deze buit konden de oorlogsuitgaves van de Republiek omhoog. Spanje was te zwaar belast om de oorlog op volle kracht voor te zeten. Ze vochten mee in de 30 jarige oorlog en kreeg te maken met opstanden in Catalonie en Portugal. 1640 vroeg Spanje om vrede. Maar pas in 1648 kwam met de Vrede van Munster een eind aan de Tachtigjarige Oorlog. Oorlogseconomie De Republiek had geprofiteerd van de val van Antwerpen. Om de Spaanse embargo s te omzeilen, waren Hollandse en Zeeuwse kooplieden zelf gaan varen op Azië, Afrika en Amerika. Overal waar schaarste optrad kwamen de Hollandse leveranciers goederen verkopen. De Republiek had ook last van de oorlog, ze leden onder de embargo s en onder de vele kapers die onder de steun van Spanje optraden. Tijdens het Bestand bloeide de handel sterk op. Vanaf 1618 werd de internationale handel in Noord en Midden Europa verstoord door de 30jarige oorlog. De hervatting van de oorlog met Spanje in 1621 liet de hele economie in een crisis storten. Tussen 1621 en 1646, toen Frankrijk Duinkerken innam, gingen duizenden Nederlandse koopvaardijschepen en vissersboten verloren. Dit leidde ook tot hoge verzekeringspremies. 1630 was het begin van een nieuwe bloeiperiode. De economie werd weer opgang gebracht door de koloniale handel en de bloei van de nijverheid en de landbouw. Boeren en textielondernemers profiteerden juist van de Dertigjarige Oorlog. Nieuwe concurrenten De Vrede van Munster leidde opnieuw tot een expansie van de handel. De Nederlanders herwonnen het verloren terrein in Zuid-Europa en Spaans Amerika. Ze verdrongen daar de Engelsen. Engeland besloot de eigen handel te beschermen met mercantilistische maatregelen. Ze kondigde in 1651 de Acte van Navigatie aan, dit zei dat buitenlandse koopvaarders alleen goederen mochten brengen die niet in Engeland werden geproduceerd. Hierna volgde het in beslag nemen van tientallen Nederlandse schepen. De spanningen leidden in 1652 tot de Eerste Engelse oorlog. Dit leidde tot grote verliezen maar ook tot het verdwijnen van de akte van navigatie in 1654 (vrede). In 1665 brak de Tweede Engelse Oorlog uit. Hierbij haalde de Nederlanders een overwinning binnen. Dit doormiddel van een verassingsaanval. Bij de vrede in 1667 moesten de Engelsen opnieuw de Acte van Navigatie intrekken. De Hollandse handelsoverwicht werd wel bedreigt want Frankrijk was in opkomst. Onder Lodewijks XIV werd de orde in Frankrijk hersteld en werd er in 1659 vrede met Spanje gesloten. Ze namen in dit jaar ook hun eerste mercantilistische maatregelen tegen Nederland. Militair werd Frankrijk ook een bedreiging. Ze bouwde namelijk hun leger uit tot het sterkste van Europa. 3.3 Arm en rijk in de Gouden Eeuw Sociale verschillen De verschillen tussen arm en rijk werden in de 17de eeuw vergroot doordat er een steenrijke bovenlaag ontstond. Aan de top stonden de regenten, de rijke kooplieden en de edelen. De adel was klein. Ze hadden wel rijkdom, prestige en macht. Eerst was dit gebaseerd op grondbezit, maar edelen hielden hun fortuin ook in stand met beleggingen in de handel en leningen. Ze hadden ook belangrijke posities op het Pagina 9 van 14

platteland, in de Staten en het leger. De burgerlijke regenten vormden de machtigste groep. Ze waren verbonden met de rijke kooplieden. Toch maakten nieuwkomers een redelijke kans tot de regentenklasse door te dringen. Regenten waren ook steeds vaker alleen bestuurder. Intussen werden ze alleen maar rijker doordat ze belegde in de handel, geld leenden aan de steden en gewesten en hun ambten. De stedelijke regenten vormden de top van de gegoede burgerij. Tot deze hogere middenklasse behoorden verder onder meer artsen, predikanten, officieren en fabrikanten. Hieronder kwam de kleine burgerij, het was een brede groep, variërend van zelfstandige ambachtslieden en winkeliers tot kantoorbedienden en schoolmeesters. Het grootste deel van de bevolking zat in de volksklasse, daartoe behoren geschoolde arbeiders en de laag geschoold werkvolk. Onderaan zaten de mensen die geen vast werk hadden. Helemaal onderaan stond het grauw. (bedelaars, zwervers etc.). Levensstandaard Leden van de kleine burgerij konden een zekere welstand bereiken, maar door ziektes en andere tegenslagen ook gemakkelijk terugvallen tot het bestaansminimum. Voor de volksklasse was de bestaansonzekerheid nog groter. Sommige groepen waren extra kwetsbaar, zoals vrouwen van vissers. Ook arbeiders die niet door rampen en tegenslagen werden getroffen hadden een schamel bestaan. Kinderarbeid was normaal. Door de graanaanvoer was er altijd genoeg voedsel en de lonen in Holland waren de hoogste van Europa. Hoewel de prijzen en de lonen stegen was de koopkracht 20-40% zo hoog in de Gouden Eeuw als in de 15e eeuw. Voor degenen die geen werk hadden was er een goed stelsel van armenzorg en liefdadigheidsinstellingen. In wees- en werkhuizen werden armen onder streng toezicht aan het werk gezet. Arbeidsverhouding Gilden steunde hun leden bij ziekte en gebrek, keerden ouderdoms- en weduwenpensioenen uit en zorgden ervoor dat kinderen van gestorven gildenleden in speciale burgerweeshuizen goed te eten kregen en een ambacht leerden. De gildes waren vooral sterk in ambachtelijke bedrijfstakken die voor de lokale markt werkten. Daarnaast kwamen grootschalige bedrijven zoals de VOC tot ontwikkeling. In dit soort kapitaalintensieve bedrijven was de afstand tussen de arbeiders en ondernemers groot. De werklieden waren er loonarbeiders met weinig rechten. De kapitalistische arbeidsverhoudingen in dergelijke bedrijven leidden soms tot arbeidsconflicten. 3.4 Immigratie en bevolkingsgroei Immigratie In de 17e en 18e eeuw vestigden zich een half miljoen vreemdelingen in de Republiek. Hollandse en Zeeuwse steden trokken ook veel mensen uit andere delen van de Republiek. Er kwamen ook honderdduizenden transmigranten naar de Republiek. (vreemdelingen die weer verder trokken meestal in dienst van VOC of WIC).Veel vreemdelingen werkten tijdelijk in de Republiek. Tussen 1580 en 1620 kwamen honderdduizenden immigranten uit de Zuidelijke-Nederlanden. Hierna kwam de grootste stroom uit Duitsland. Na 1685 kwamen nog eens tienduizenden hugenoten naar de Republiek, Franse protestanten die na de intrekking van de godsdienstvrijheid hun land waren ontvlucht. Veel immigranten waren vluchtelingen. In Nederland waren ze veilig, hier heerste een tolerant klimaat. Veel immigranten trokken ook of vooral om economische redenen naar Holland. Ze hadden daar meer kans op Pagina 10 van 14

werk. Holland had ook immigranten nodig om het tekort aan arbeidskrachten op te vangen. Bevolkingsgroei Door de immigratie steeg het inwonertal van de Republiek van 1,3 miljoen naar 1,9 miljoen in 1670. Vooral de Hollandse steden groeiden. Hierdoor liep de urbanisatiegraad hoog op. Deze groei was opmerkelijk, omdat er in de Europese steden tot de moderne tijd meer stergevallen dan geboortes waren. Zo ook in de Hollandse steden. Tot 1666 waren er geregeld pestepidemieën. Ze sloegen vooral toe maar vooral in de steden. Vrouwen Tien tot twintig procent van de bevolking bleef ongehuwd. Dit in combinatie met de hoge sterfte leidde ertoe dat een gemiddeld Hollands stadsgezin uit minder dan vier personen bestond. Mede door de vrijheid hadden vrouwen een sterke positie. Ongehuwde vrouwen en weduwen waren handelingsbekwaam, wat betekent dat ze dezelfde rechten hadden als mannen. Maar helemaal gelijkgesteld aan de man waren ze ook weer niet. Ze deden vooral minder geschoold werk of hadden een typisch vrouwenberoep, zoals dienstmeisje. Hoofdstuk 4 4.1 de terugval van een handelsnatie neergang van de handel De internationale handel van de republiek kreeg al in de tweede helft van de 17de eeuw klappen. De oorlogen met Engeland en Frankrijk leidden tot ernstige inzinkingen. Nadat in 1713 een lange periode van vrede was aangebroken, bleef de handel achteruitgaan. De Republiek had last van het mercantilisme van andere Europese landen en van de toenemende concurrentie van havens als Londen en Hamburg. De positie werd verzwakt door de opkomst van de voorbijlandvaart, waarbij handelaren goederen direct vanuit een buitenlandse haven naar de buitenlandse afnemers brachten. De republiek kampte ook met de verzading van havens en rivieren. De binnenlandse handel leed onder het trage tempo van de trekvaart. Terwijl in Engeland, Frankrijk en Duitsland wegen werden verhard, bleef in de Republiek het landvervoer afhankelijk van slingerende paden. Nieuwe investeringen in het vervoersnetwerk bleven echter uit. Bij de Oostzeehandel begon de neergang al in de jaren 1660 de waarde van de producten die ze daar haalde daalde flink. De Hollanders hadden nog steeds een overwicht in de graanhandel, maar vervoerden minder dan half zoveel graan als vroeger. Op steeds meer plaatsen gingen ze namelijk graan verbouwen. Visserij De haringvisserij liep in de tweede helft van de 17e eeuw langzaam terug en raakte in de 18e eeuw diep in verval. Net als de handel leed de haringvisserij onder oorlogen en buitenlandse concurrentie. Ook daalde de haringconsumptie: haring werd minder belangrijk in het dagelijkse menu. De walvisvaart bereikte in de tweede helft van de 17e eeuw nog zijn hoogtepunt. De walvisvaart was een onzeker bedrijf. Ook in de eerste helft van de 18e eeuw was de walvisvaart meestal nog winstgevend, maar de walvisvaarders werden toen al geconfronteerd met de gevolgen van overbevissing. Er werden minder walvissen gevangen en de gevangen dieren werden kleiner. Daarnaast kregen de walvisvaarders steeds meer last van Engelse concurrentie. Overvleugeld De handel bleef een bron van welvaart en werkgelegenheid en na 1750 volgde zelfs een opleving. In 1780 Pagina 11 van 14

was de koopvaardijvloot van de Republiek weer even groot als in 1650. Toch raakte ze hier achterop. De handel van andere landen groeide namelijk veel sneller. zelfs bij de Oostzeehandel. Dat de Republiek toch een belangrijke handelsnatie bleef, kwam onder andere door de groei van de rivierhandel met het Duitse achterland. Ook gingen Nederlandse schippers voor buitenlanders werken, en Nederlandse kooplieden overgingen op bankieren en commissiehandel. (het is contact brengen van klanten en kooplieden). De zeehandel van de Republiek zelf bleef vooral op peil door de koloniale handel. 4.2 De groei van de koloniale handel en het geldbedrijf Groei van de koloniale handel 1680: het begin van de koloniale handel met Azië, dit duurde een ½ eeuw. De vloot van de VOC en de goederenstroom naar de Republiek werden in die tijd twee keer zo groot. De compagnie speelde in op de veranderende smaak. Koffie en suiker vormden de motor achter de groei van de driehoekshandel op afrika en Amerika. De grote koloniale mogendheden in Amerika verboden hun planters vanaf de tweede helft van de 17de eeuw met de WIC in suiker en slaven te handelen. Hierdoor richtte de Nederlanders zich op hun kolonie Suriname. Tussen 1700/1780 vertienvoudigde de koloniale export uit de West naar de Republiek. In de 17de eeuw werd de meeste Nederlandse handel op West-Indië vrijgegeven; alleen de slavenhandel bleef een WIC-monopolie. Dit verloren ze in 1734. De groei van de koloniale handel leidde niet tot meer winst. De winst daalde na 11730, dit kwam onder meer doordat de VOC steeds hogere kosten had. Om haar handel namelijk veilig te stellen voerde ze kostbare militaire missies uit. De VOC kreeg ook steeds meer last van corrupt personeel dat zichzelf verrijkte door met de VOC producten privéhandel te drijven. Geldhandel Vooral na 1750 groeide de Amsterdamse kapitaalmarkt. Een groot deel van het groeiende internationale betalingsverkeer vond plaats via de Wisselbank. Daarnaast ontstonden in de stad internationaal befaamde bankiershuizen. De bankiershuizen werden opgericht door kooplieden die hun geld en internationale contacten gebruikten om van de goederenhandel geheel of gedeeltelijk over te stappen naar financiële dienstverlening. De banken trokken ook geld voor de VOC, WIC, en de planters in Suriname. De Republiek werd de grootste geldverschaffer van Europa. Investeringen In de eerste helft van de 17de eeuw staken rijke investeerders veel geld in projecten als droogmakerijen etc. Ook kochten ze obligaties van de Staten-Generaal, waarvoor ze een vaste rente kregen. Dit gebeurde voor het eerst tijdens de Tachtigjarige Oorlog. 1648/1672 > ze losten de schuld voor een klein deel af 1672/1713 > meer geld lenen vanwege oorlogen. Na 1750 werd er wel wat afgelost, maar de schulden bleven hoog. Vooral die van Holland. Door deze rentekosten over de obligaties bulkte de rijke elite van het geld. Dit staken ze dan ook vaak weer in nieuwe obligaties. Toen Holland na 1750 schuld ging aflossen, kregen de renteniers nog meer geld binnen, terwijl ze minder in Hollandse obligaties konden steken. Hierdoor moesten ze in andere dingen gaan beleggen. Pagina 12 van 14

4.3 kwijnende nijverheid verloren voorsprong Net als de handel leed de nijverheid onder toenemende buitenlandse concurrentie en onder het mercantilisme waarmee landen hun eigen economie beschermden. Zo ook de Nederlandse overheden. Ze namen maatregelen tegen ongewenste concurrentie en steeds meer nijverheidstakken kregen gewestelijke subsidies. Maar doordat de Nederlandse welvaart afhankelijk was van de export, konden die maatregelen het verval niet keren. Na de Gouden Eeuw ging de technologische voorsprong van Holland verloren en ging niet meer vooruit. De Nederlandse nijverheid hield wel andere voordelen, je kon der goed aan grondstoffen komen. De nijverheid ging hierdoor slechts zeer geleidelijk achteruit. Textielnijverheid en scheepsbouw De Leidse en Haarlemse textielnijverheid werd zwaar getroffen. Dit kwam doordat ze zeer afhankelijk waren van de export van hun producten en van de import van hun grondstoffen. De leidse en Haarlemse textielondernemers verplaatsten hun werk steeds meer naar het zuiden, want daar lagen de lonen lager. Maar dat kon het verval van de Nederlandse textielnijverheid als geheel niet voorkomen. De Nederlandse textielproductie kromp steeds verder in. In de Zaanse scheepsbouw begon de achteruitgang in het laatste kwart van de 17e eeuw en na 1750 ging de Zaanstreek hard achteruit. Dit kwam door de verzanding van de Zaan. Papier, suiker en jenever Veel meer bedrijfstakken gingen vanaf de 17e eeuw achteruit. De papierindustrie handhaafde zich. De omstandigheden voor deze nijverheid waren namelijk gunstig, omdat veel mensen konden lezen en schrijven in de Republiek. Maar vooral de buitenlandse vraag groeide. De Republiek was in de 17e eeuw al een belangrijke papierexporteur. De enige industrie die de gehele 18de eeuw sterk groeide was de jeneverstokerij. De enorme groei was een gevolg van veranderende drinkgewoontes, de bevolking ging voor de vochthuishouding over van bier op koffie op thee en voor de alcoholconsumptie op sterke drank. Het schrikbarend groeiende drankmisbruik in de Hollandse steden stond meer dan iets anders symbool voor het verval van de Republiek. 4.4 Oplevende landbouw, stagnerende bevolking landbouwcrisis De Nederlandse landbouw had sinds 1500 geprofiteerd van stijgende voedselprijzen. 1660 dalende prijzen, dit omdat er een eind kwam aan de bevolkingsgroei en tegelijk de landbouwproductie toenam. Doordat de landbouwprijzen tot ver in de 18e eeuw bleven dalen, zat de commerciële landbouw in de kustprovincies in de jaren 1660-1740 in een diepe crisis. Het herstel werd bemoeilijkt door: - hoge lonen van de landarbeiders - hoge pachtprijzen - hoge belastingen vanaf 1730 tastte een paalworm de houten palen voor de kust aan, waardoor de palen moesten worden vervangen door rotsblokken. De boeren betaalden dit kostbare herstel van de kustverdediging. Nog rampzaliger waren de veepestepidemieen die vanaf 1714 uitbraken. Veel boeren gingen failliet, maar de crisis tastte de commerciële structuur van de landbouw niet aan. Kapitaal krachtigere boeren overleefden door de efficiëntie te verhogen en over te gaan op producten die beter hun prijs hielden en minder Pagina 13 van 14

arbeidsintensief waren. In het zuiden en oosten hadden ze minder te lijden. Dit kwam doordat zij meer voor eigen gebruik produceerden. Ze hadden ook lagere lasten. Herstel Na 1740 herstelde e landbouw zich. De Europese bevolking begon snel te groeien en de voedselprijzen schoten omhoog. Tegelijk daalden eindelijk de belastingen en de pachtprijzen. In onder meer Friesland en Zeeland breidde de aardappelteelt zich uit die in 1700 werd geïntroduceerd. De Republiek werd een grote exporteur van agrarische producten. De Friese havens profiteerden van de oplevende handel met de Oostzee. Hollandse krimp Na de Gouden Eeuw kwam er niet alleen een eind aan de economische groei van de Republiek, maar ook aan de bevolkingsgroei. Ook kwam er een eind aan de urbanisatie. In Holland en Zeeland kregen zelfs te maken met de-urbanisatie. Terwijl de bevolking in het oosten en zuiden van Nederland toe nam. Dat kwam vooral door de schrikbarende leegloop van de nijverheidssteden. Alleen de bevolking van de jeneverstad Schiedam nam toe. Ondanks zijn terugval bleef Holland het welvarendste, dichtstbevolkte en meest verstedelijkte gewest. De immigratie naar Holland nam in de 18e eeuw sterk af, maar bleef veel groter dan e emigratie. Nu er weinig werk was in de nijverheid waren de meeste immigranten vrouwen. Veel mannen kwamen als seizoen migranten. Samen met de komst van vrouwelijke immigranten leidde dat in de Hollandse steden toe een groot vrouwenoverschot. Door het verval van de steden ging ook de hygiene achteruit. De pest was in de 18e eeuw verdwenen, maar nu eistten pokken en malaria veel slachtoffers. Pagina 14 van 14