vegetatieve Bij mijn vegetatiekundig onderzoek word ik regelmatig geconfronteerd met

Vergelijkbare documenten
Rupsklaver (Medicago)

Boterbloem (Ranunculus)

Basterdwederik (Epilobium)

LPW-Florasleutel samengesteld door Bert Berten. Klokje (Campanula)

Nachtschade (Solanum)

Waterlepeltje (Ludwigia)

Dovenetel (Lamium) ALGEMENE SLEUTEL

Smeerwortel (Symphytum)

Examenlijst onkruiden open teelten. Beeldenbank

hoofdjes, dat langer is dan deze (Rijksherbarium, Leiden) Bij het gereedmaken van het verspreidingskaartje van Filago pyramidata L.

Tandzaad (Bidens) Veerdelig tandzaad (B. tripartita) Smal tandzaad (B. connata) 3-5 tallig met gesteelde blaadjes. 3-5 tallig, donkergroen

Munt: Methol wordt gebruikt in smaak- en geurstoffen als snoep thee en tandpasta Muntolie wordt gewonnen uit Pepermunt of Groene munt

Ooievaarsbek (Geranium)

NIEUWSBRIEF FLORON-FWT, NR.2, APRIL 1990

Plantenkennis. Bladverliezende heesters. lijst 1. Deel 3 G41-G31-GB1+2

Ganzenvoeten? Amarentenfamilie Amaranthaceae

1.-bladeren duidelijk naaldvormig 2. -bladeren geen naalden (vlak blad, grote-of kleine schubben, aanliggend aan twijgen, dakpansgewijze geplaatst) 49

Gentiana bavarica var. subacaulis. Centrale Alpen Oostenrijk, Zwitserland m

Toorts (Verbascum) LPW-Florasleutel samengesteld door Johan Geusens

schijnaren. Bloemdekbladen 5, vrij, vaak ongelijk van vorm en grootte, kaal pseudostaminodiën, Aegypt.-Arab. 1775, p. 28, is als volgt gekenmerkt:

LPW-Florasleutel samengesteld door Liliane Dedroog. Vetkruid (Sedum)

Plantenkennis. Bomen. lijst 1. Deel 2 G41-G31-GB1+2

Plantenkennis. Ericaceae. lijst 1 G41-G31-GB1+2

Plantenkennis. Bladverliezende heesters. lijst 1 G41-G31-GB1+2

Warkruid (Cuscuta) LPW-Florasleutel samengesteld door Bert Berten

Beschrijving. Rubus-bastaarden II. Lindley. Afkortingen: c = van caesius, s zz van saltuum, opgaande, de spits gebogen (f),

RESTANT PRESENTATIES LEERLINGEN SOORTENKENNIS

PLANTEN. basiskennis

Paardenstaart (Equisetum)

DE VOORNAAMSTE BRAMEN W. BEIJERINCK en IN HET DRENTSE DISTRICT A.J.TER PELKWIJK II

Vergeet-mij-nietje (Myosotis)

Planten. en hun namen

Les 3 (werkcollege) Determineren van planten / maken van een determinatietabel

Wolfsmelk (Euphorbia)

GROEP 1 GROEP 2 GROEP 3 GROEP 4 GROEP 5 GROEP 6

Plantenkennis. Bomen. lijst 1. Deel 1 G41-G31-GB1+2

(Rijksherbarium, Leiden)

Kruidentuin in de klas

Dahlst. em. Lindb. f. door. toestand neutraal bruin (notenhout, donker. lc Vruchten geelachtig gebakken steenrood, terra-cotta oflicht zalmkleurig.

Van Hallstraat. Prunus avium Plena

HYPERICUM 4, maart 2005

Vrouwenmantel (Alchemilla)

Bladhoudende Heesters

(Rijksherbarium, Leiden)

(Rijksherbarium, Leiden)

Plantenkennis. Klim, slinger en leiplanten. lijst 1 G41-G31-GB1+2

Gele bloemen in het grasland

Hoornblad (Ceratophyllum) & Vederkruid (Myriophyllum)

Download het originele werkstuk in de bijlage voor de foto's van de bloemen.

Pinus nigra, Oostenrijkse den. Aantal: 19 stuks Maat:

Determineren van planten

Wespenorchis (Epipactis)

enige bijeen. Kelk tijdens de bloei klein, tot zijdelingse, overlangse spleten openspringend. Vruchtbeginsel tweehokkig,

Nederlandse bomen herkennen een eenvoudige handleiding v0.4 J Holtman

Plantenkennis. Bladverliezende heesters. lijst 1. Deel 2 G41-G31-GB1+2

tweehuizige Amaranthus-soorten, terwijl

Plantenkennis. Bladhoudende heesters. lijst 1 G41-G31-GB1+2

België. gaand aangevoerd en, blijkens de vele onjuiste determinaties, die door. beschrijvingen en door afbeeldingen de verschillen zo helder mogelijk

In de Scheldevrijstraat maken we in het nieuwe ontwerp een onderscheid tussen de laanbomen en de pleinbomen.

Plantenkennis Bos en haagplantsoen

LPW-Florasleutel samengesteld door Veerle Cielen. Linde (Tilia)

Geelgerande waterkevers in Vlaanderen

Niveau 2, 3 en 4 Plantenkennis Bos en haagplantsoen

Kleinbloemige kaasjeskruiden: een puzzel?

Handboek Boomteelt, Druk 3. Handboek Tuinplanten. Bomen & Struiken > 4,5 m

Determinatietabel voor de bijen van het genus Megachile in Nederland

Boterbloemen in het gras

Klaproos (Papaver) Grote klaproos (P. rhoeas ) afstaand of. aangedrukt behaard bleek rood, soms donkerrood, soms aan de voet zwart gevlekt

Plantekennis. Naam: Teun Laureijs. Klas: G42. Vak: Plantenkennis.

Rasbeschrijving. 5. Gewas (gat.) Pisum sativum L. (partim)

Inhoud. Grassen Herkenning onkruidgiersten in vegetatieve toestand Dicotylen

Ratelpopulier Populus tremula. Verspreide knopstand, spits, bruin, glanzend, op eenjarige twijgen aanliggend, op oudere twijgen vaak op kortloten.

DE LASTIGE GELE KLAVERTJES,

Plantenkennis. Een en tweejarigen. lijst 1. Deel 1 G41-G31-GB1+2

Indeling zure kersen ALS WE OVER ZURE KERSEN SPREKEN DAN

UPOV Rasbeschrijving

Parken en groenstroken Brede straten Tuinen

Moraceae. Grote familie (48 geslachten, soorten) Broussonetia Ficus Maclura Morus

WORD EEN ECHTE bomenkenner!

Plantenkennis. Coniferen. lijst 1. Deel 2 G41-G31-GB1+2

Cercis canadensis. rond tot afgeplat bolvormig

Het geslacht Rubus. zijn slechts opgesteld om dengene, die zich aangetrokken. gevoelde dit stekelige onderwerp iets nader te bestudeeren,

Bomen en struiken in. Park Bloeyendael. Een themawandeling

Bies. Bolboschoenus (Zeebies-Heen) Scirpoides (Kogelbies)

(Rijksherbarium, planten aan, die wij. Leiden) Jongh, Mennema en Van Ooststroom op dezelfde plaats een nieuwe, nog niet geïdentificeerde

Plantenfamilies leren herkennen

Bomen in drie seizoenen

Cypergrassen Cyperaceae. Meestal kantig, vol, zonder knopen

Bomen in drie seizoenen

Systematische sleutel voor de Nederlandse soorten van het genus Rubus L.

Aquarium-/vijverplant over? Gooi ze in de GFT-bak!

Struweel aanplant. Struweel voor akkervogels. Voedsel (besjes), dekking en nestgelegenheid.

grijze afschilferende stam, oranjebruine onderschors onopvallend, eenslachtig, eenhuizig, groen, april/mei

Materialisatie DO Brede school Oude Dorp Leiderdorp

Bie os dao. struimp de Geul

Plantenkennis. Coniferen. lijst 1 G41-G31-GB1+2

(Lactuca virosa L.). Diverse minof meer geroutineerdefloristenbleken de planten voor de

planten Akkerhoornbloem Cerastium arvense fenofase Bloei (april-mei).

Sapindaceae. Grote familie (140 geslachten, soorten) Acer Aesculus Dipteronia Koelreuteria Litchi

3 Nomenclatuur. 2 Aantal soorten In Nederland

Transcriptie:

Een tabel ter determinatie van klaversoorten op vegetatieve kenmerken door Gea Zijlstra (Instituut voor Systematische Plantkunde, Utrecht) Bij mijn vegetatiekundig onderzoek word ik regelmatig geconfronteerd met allerlei planten, die op dat moment op de plaats van onderzoek slechts vegetatief voorkomen. Om enige daarvan op naam te kunnen brengen heb ik een tabel naar vegetatieve kenmerken gemaakt voor de geslachten Ononis, Melilotus, Medicago en Trifolium, dit zijn de geslachten met 3-tallige bladeren en steunblaadjes die niet op de gewone bladeren lijken. De tabel omvat slechts de in Nederland inheemse of geheel ingeburgerde soorten; als criterium voor opname in de tabel is genomen, of een soort in grote letters voorkomt in de flora van HEUKELS-VAN OOSTSTROOM (1970). Voor de auteursnamen verwijs ik naar deze flora. Er zijn vrij veel soorten van de genoemde geslachten en ook vanhet geslacht Trigonella, die gekweekt worden en/of adventief voorkomen en men dient daarom de tabel met voorzichtigheid te gebruiken, speciaal op sommige standplaatsen. In enkele gevallen is het me niet gelukt om duidelijke vegetatieve verschilpunten tussen 2 soorten te vinden: a. Melilotus altissimus en M. albus zijn vegetatief vrijwel niet van elkaar te onderscheiden. Het verschil tussen M. officinalis en M. altissimus of M. albus is vaak ook niet te zien; de vorm van de steunblaadjes kan bij M. officinalis variëren. b. bij Trifolium dubium en T. campestre; T. campestre is in het algemeen wat forser dan T. dubium; de lengte van de steel van het middelste blaadje van een blad wisselt vooral bij T. dubium soms aan één plant. 27

Tabel 1. Oudere stengels houtig. Behalve 3-tallige ook ongedeelde bladeren. Stengels met dorens en/of klierharen Ononis: 2 la. Kruidachtige plant. Alle bladeren 3-tallig 3 2. Geen dorens. Blaadjes elliptisch-langwerpig, vaak ± stomp. Bladeren en jonge takken (vaak dicht) klierachtig behaard. Liggende, vaak wortelende stengels ') Ononis repens 2a. Wel dorens aanwezig. Blaadjes lancetvormig, vaak spits. Bladeren en jonge takken minder sterk of niet klierachtig behaard. Stengel rechtopstaand ') Ononis spinosa Middelste blaadje van een blad langer gesteeld dan de beide 4 zijblaadjes.. 3. 3a. Middelste blaadje niet langer gesteeld dan de zijblaadjes 2 ) 14 4. Blaadjes aan de basis nauwelijks tot verwijderd getand, naar de top flink getand. Steunblaadjes lancetvormig of nog smaller, alleen bij Melilotus indicus met verbrede voet Melilotus: 5 4a. Blaadjes aan de basis gaafrandig, ongeveer vanaf het midden of alleen naar de top getand 3 ) 8 5. Steunblaadjes 4 6 mm lang, met verbrede voet, waarop 1 of 2 tandjes (fig. l,a). Blaadjes met 5 9 tanden aan elke kant Melilotus indicus 5a. Steunblaadjes 5 10 mm lang, (vrijwel) niet getand, smal, hoogstens enkele van dealleronderste met een zijtand. Blaadjes met ± 8 13 tanden aan elke kant. 6 6. Stengel opstijgend of soms liggend, ± rechtopstaand. Steunblaadjes lancetvormig (tot in een priemvormig), lange punt uitlopend, 7 8 mm lang. Melilotus officinalis 6a. Stengel rechtopstaand. Steunblaadjes priem- tot naaldvormig {fig. 1, b).. 7 7. Steunblaadjes 5 8 mm lang Melilotus altissimus 7a. Steunblaadjes 8 10 mm lang Melilotus albus 8. Blaadjes meestal met een purperen vlek. Steunblaadjes over de hele lengte diep getand, tot op ( ) J tot ongeveer tot het midden ingesneden, met driehoekige tot lancet-priemvormige tanden (fig. {fig. 1, c ). Plant met slappe, diep gegroefde tot bijna gevleugelde stengel 1Medicago arabica 8a. Blaadjes ongevlekt. Steunblaadjes gaafrandig, of met enkele tanden aan debasis, of over de hele lengte oppervlakkig Medicago minima kantig-gegroefd getand. Stengel rond of kantig, alleen bij 9 9. Plant dicht- tot zijdeachtig behaard, met kantig-gegroefde stengel. Steunblaadjes gaafrandig of aan de voet zwak getand, eirond, toegespitst tot lancetvormig. Blaadjes omgekeerd eirond, 3 9 mm lang, die van de onderste bladeren soms omgekeerd hartvormig, die van de bovenste bladeren soms met wigvormige basis Medicago minima ') Men vindt vaak intermediaire vormen tussen O. repens en O. spinosa. 2 ) Bij Trifoliummicranthum, nr. 17 en T. aureum, nr. 16 en 19, is het middelste blaadje zelden iets langer gesteeld dan de zijblaadjes. 3 ) Bij Medicago arabica, nr. 8 en Trifolium campestre, nr. 13a vindt men soms in de onderste helft van een aantal blaadjes ook enkele tandjes; deze planten hebben echter in tegenstelling tot Melilotus diep getande, resp. eironde, toegespitste steunblaadjes. 28

Fig. 1. Steunblaadjes van a: Melilotus b: c: indicus; M. albus d: M. sativa; ; Medicagoarabica; e: M. lupulina; f: Trifolium repens; g: T. fragiferum; h: T. hybridum; i: T. pratense; j: T. medium. 29

9a. Plant nauwelijks tot duidelijk, maar niet dicht behaard, met kantige of ronde stengel *) 10 10. Blaadjes meer dan 2 x zo lang als breed. Steunblaadjes lang en smal en geleidelijk in een fijne punt uitlopend, (meestal wat getand) {fig. 1, d). Medicago sativa: r: 11 10a. Blaadjes tot IJ a 2 x zo lang als breed. Steunblaadjes in de onderste helft breed, eirond, toegespitst, (al dan niet getand) (fig. 1, é) 12 11. Blaadjes omgekeerd eirond tot smal omgekeerd lancetvormig, (IJ ) 2 3 cm lang. Plant opstijgend tot rechtopstaand.. subsp. sativa en subsp. varia 11a. Blaadjes langwerpig-omgekeerd eirond tot bijna 1 lijnvormig, IJ ( 2) cm lang. Plant liggend tot opstijgend subsp. falcata en subsp. varia 12. Stengel kantig. Steunblaadjes van stengelbladeren meestal wat getand {fig. 1, e). De steunblaadjes van een jonge spruit ± vliezig, meestal (vrijwel) niet getand en met een lange, ± geleidelijk toelopende spits Medicago lupulina 12a. Stengel rond. Steunblaadjes gaafrandig 13 13. Onderste bladstelen vaak ongeveer even lang als de steunblaadjes (soms duidelijk langer). Middelste blaadje meestal veel langer gesteeld dan de beide zijblaadjes. (zie ook nr. 17a en 20). Trifolium dubium 13a. Onderste bladstelen meestal langer dan de steunblaadjes. Middelste blaadje altijd veel langer gesteeld dan de zijblaadjes Trifolium campestre 14. Plant zijdeachtig behaard, waardoor ± grijsgroen, vaak bovendien roodachtig aangelopen. Blaadjes langwerpig-lijnvormig, 1 2 cm lang breed en 2 4 ( 5) mm Trifolium arvense 14a. Plant kaal, of, indien behaard, niet grijsgroen 15 15. Steunblaadjes langer dan de bladsteel 16 15a. Steunblaadjes korter dan de bladsteel 18 16. De meeste blaadjes langwerpig, dus met de breedte in het grootste midden, 1 IJ ( 2) cm lang. Stengel meestal rechtopstaand. (zie ook nr. 19). Trifolium aureum 16a. De grootste breedte van de blaadjes duidelijk boven het midden. Stengel liggend of opstijgend 17 17. (Vrijwel) alle bladstelen (veel) korter dan de steunblaadjes, tot 2 ( 3) mm lang. Kleine plant, stengels 2 10 ( 25) cm lang Trifolium micranthum 17a. Onderste bladstelen ongeveer even lang als de steunblaadjes (4 5 mm). Plant meestal forser, tot 30 ( 50) cm lang. (zie ook nr. 13 en 20). Trifolium dubium 18. Zijnerven der (stevige, enigszins leerachtige) blaadjes naar de rand sterk naar buiten gebogen en verdikt (loep!). Bladstelen 5 15 ( 25) mm lang, debovenste bladeren bijna zittend. Plant behaard Trifolium scabrum 18a. Zijnerven der (kruidachtige) blaadjes niet naar derand sterk naar buiten gebogen en niet verdikt 2 ). Bladeren meestal (veel) langer gesteeld 19 l )l Medicago sativa subsp.falcata kan tamelijk dicht behaard zijn, maarhier zijn de steunblaadjeslanger en smaller en de blaadjes langwerpig-omgekeerdeirond tot bijna lijnvormig,1-1 (-2) cm lang. 2 ) Bij T. fragiferum, nr. 24a zijn de nerven iets naar buiten gebogen en iets verdikt; blaadjes kaal, bladstelen vaak wat behaard. Bij T. medium zijn de nerven duidelijk naar buiten en soms gebogen iets verdikt; steunblaadjes gewoonlijklijnvormig, het vrije deel lancet- tot lijnvormig(fig. l,j); bij T. scabrum zijn de steunblaadjes driehoekig met priemvormige top. 30

(zie ( IJ) 19. Bladsteel korter dan de blaadjes. Blaadjes langwerpig, 1 IJ ( 2) cm lang. Plant meestal rechtopstaand (zie ook nr. 16). Trifolium aureum 19a. Bladsteel meestal (veel) langer dan de blaadjes; indien bladsteel korter dan de blaadjes, de grootste breedte van de blaadjes duidelijk boven het midden. 20 20. Bladsteel meestalkorter dan de blaadjes, J 1 ( IJ) cm lang. Blaadjes ± omgekeerd eirond, wigvormig aan debasis, afgeknot tot uitgeschulpt aan de top, naar de top getand, met 4 9 rechte zijnerven, tot 8 mm lang. Wat behaarde,liggende tot opstijgende plant... ook nr. 13 en 17a). Trifolium dubium 20a. Bladsteel (veel) langer 21 21. Blaadjes scherp gezaagd, omgekeerd eirond tot omgekeerd hartvormig, 4 10 mm lang, kaal. Liggende plant Trifolium ornithopodioides 21a. Blaadjes gaafrandig tot getand 22 22. Alle blaadjes breed omgekeerd hartvormig (doen soms aan Oxalis bijna denken). Liggende plant met lang gesteelde, zacht behaarde bladeren. Trifolium subterraneum 22a. Blaadjes niet omgekeerd hartvormig, tot hoogstens enkele ± lang omgekeerd hartvormig 23 23. Kruipende stengel, veelal aan de knopen wortelend. Bladstelen recht omhoog gericht. Steunblaadjes witvliezig. Bladeren (vrijwel) kaal 24 23a. Rechtopstaande of opstijgende stengel, niet aan de knopen wortelend. Steunblaadjes meestal ± kruidachtig. (Alleen bij T. striatum vliezige steunblaadjes en soms een neerliggende stengel; maar dan is de hele plant zacht behaard). 25 24. Steunblaadjes heel dun, vaak ingescheurd, over een grote lengte om de stengel sluitend, tamelijk plotseling in een korte tot tamelijk korte priemvormige spits versmald (fig. l,f). Blaadjes vaak met een witte vlek; nerven ± recht. Bladstelen vrijwel kaal Trifolium repens 24a. Steunblaadjes minder hoog om de stengel sluitend, lang toegespitst (fig. 1, g). Blaadjes niet met een witte vlek; nerven iets gekromd. Bladstelen vaak wat behaard Trifolium fragiferum 25. Bladeren (vrijwel) kaal. Steunblaadjes geleidelijk in een naaldvormige top versmald (fig. 1, h) Trifolium hybridum 25a. Bladeren bijna altijd flink behaard. Steunblaadjes anders 26 26. Gehele plant zacht afstaand behaard. Onderste bladeren: blaadjes omgekeerd eirond tot lang omgekeerd hartvormig, meestal uitgeschulpt aan de top. Bovenste bladeren: blaadjes omgekeerd eirond tot omgekeerd deltavormig. Blaadjes l IJ ( 2) cm lang, J X zo breed ') Trifolium striatum 26a. Bladeren aanliggend behaard of bovenop kaal; stengel kaal tot behaard. Blaadjes omgekeerd eirond tot langwerpig-elliptisch, soms iets uitgeschulpt aan de top, 1 5 cm lang 27 l ) Zie ook T. arvense! Als bij een jonge plant van T. arvense de beharing nog betrekkelijk geringis, waardoor de plant meer een groene dan een grijsgroene indruk maakt, terwijl bovendien de blaadjes relatief kort en breed zijn en min of meer omgekeerd hartvormig, tabel bij T. striatum terecht komen. kan men via deze Echter, T. striatum is niet rood aangelopen de en onderste bladstelen zijn tot 5 cm lang; bij jonge exemplaren van T. arvensekan men meestal, vooral op de steeltjes van de blaadjes, al een begin van roodkleuring zien; de onderste bladstelen van T. arvense zijn kort, hoogstens tot 1 cm lang. 31

Medicago 27. Blaadjes met onopvallende, ± parallelle, slechts ten dele vertakte zijnerven, meestal aan beide kanten behaard. Blaadjes omgekeerd eirond tot breed elliptisch, zelden langwerpig-lancetvormig, de top soms wat Steunblaadjes langwerpig-elliptisch, vaak met rode nerven, vnl. het bovenste deel netvormig uitgeschulpt. geaderd, vrij plotseling toegespitst (fig. 1, t) Trifolium pratense 27a. Blaadjes met vele, boogvormige, veelvuldig gegaffelde tere zijnerven, bovenkant meestalkaal. Blaadjes langwerpig-elliptisch tot ± eirond, nooit uitgeschulpt aan de top. Steunblaadjes gewoonlijk lijnvormig, tamelijk ver met de bladsteel vergroeid, het vrije deel lancet- tot lijnvormig, spits (fig. 1, /') Trifolium medium Naar aanleiding van bovenstaande tabel wil ik nog de volgende opmerkingen maken: 1. KIFFMANN (1957) geeft determinatietabellenvoor niet-bloeiende Papilionaceae. Hiermee kan men jonge Ononis-planten, die nog geheel te kruidachtig lijken zijn, niet determineren. Verder ontbreken er een aantal soorten, die wel in mijn tabel voorkomen. Kiffmann gebruikt o.a. de volgende kenmerken om Melilotus(albus en officinalis) te scheiden van Medicago (sativa en lupulina) en Trifolium dubium en campestre: Blaadjes bijna over de hele lengte getand Melilotus Blaadjes slechts in het bovenste derde deel getand... sativa c.s. Bij de meeste soorten uit laatstgenoemde groep is het blaadje echter vaak ongeveer vanaf halverwege getand. Kiffmann vermeldt, dat Medicago sativa subsp. varia vegetatief niet van subsp. sativa te onderscheiden is. Subsp. varia kan volgens LAWALREE(1961) vegetatief zowel sativa op subsp. als Dit op subsp. falcata lijken. laatste beter. lijkt mij Kiffmann maakt als volgt onderscheid tussen Trifolium dubium en T. campestre: Bladsteel ongeveer even lang als T. dubium steunblaadjes Bladsteel ongeveer 2 3 x zo lang als steunblaadjes T. campestre Dit verschil gaat echter niet altijd in het herbarium bleek op; dat beide soorten bij de middelste bij en bovenste bladeren de steel even lang als of vaak korter dan de steunblaadjes is; bij T. dubium de steel van de onderste blaadjes vaak langer is dan de soms meer dan 2 x steunblaadjes, zo lang; bij T. campestre soms de steel óók van de onderste blaadjes ongeveer even lang is als de steunblaadjes. Kiffmannhaalt T. mediumen T. pratense uit elkaar met de volgende onderscheiding: Blaadjes ± langlich und zwar elliptisch, lanzettlich oder deltoidförmig", ongeveei 2 5 x zo lang als breed o.a. T medium Blaadjes kort eirond resp. omgekeerd eirond, slechts ongeveer li 2 X zo lang als breed o.a. T. pratense Inderdaad zijn verreweg de meeste blaadjes van T. medium meer dan 2 x zo lang als breed. Maar bij T. pratense zijn soms ook veel blaadjes meer dan 2 x zo lang als breed! Ik kan me voorstellen, dat men op grond van deze onderscheiding een enkele maal met een (klein) exemplaar van T. pratense terecht komt bij T. medium. 2. Ononis In navolging van MORTON (1956), ENDTMANN (1964) en JANSE (1969) wordt hier geen onderscheid gemaakt tussen O. repens var. mitis en O. repens var. vulgaris. 32

S. Morton kwam tot de conclusie, dat intermediaire kenmerken tussen O. repens en O. spinosa voornamelijk te vinden zijn aan intermediaire planten en dat deze variabiliteitveroorzaakt is door hybridisatie tussen de beide soorten (dus niet door variatie binnen de soorten zelf). 3. Trifolium dubium en T. campestre In TUTIN & al. (1968) worden in de sleutel van het T. geslacht Trifolium dubium en T. campestre (met enkele niet in Nederland voorkomende soorten) gedetermineerd met het kenmerk, dat het middelste blaadje van de bovenste bladeren duidelijk gesteeld is, in tegenstelling tot debeide zijblaadjes. M.i. is meestal bij alle bladeren vrijwel van een plant van T. dubiumof T. campestre het middelste blaadje langer gesteeld dan de zijblaadjes. Ook KifFmann gebruikt dit kenmerk om T. dubium en T. campestre (met Melilotus en Medicago) van de overige Trifolium-soorten af te scheiden. Alleen jonge planten van T. dubium geven misschien een enkele keer moeilijkheden; bovengenoemd kenmerk is bij T. dubium soms veel minder duidelijk dan bij T. campestre. Daarom kan men in mijn tabel op verschillende manieren bij T. dubium terecht komen. 4. Trifolium dubium en T. micranthum De steunblaadjes zijn bij T. micranthum in het algemeen iets smaller dan bij T. dubium. Dit verschil heb ik in de tabel niet gebruikt, omdat het gering is. 5. Trifolium repens en T. fragiferum Als duidelijkste verschilkenmerk tussen Trifolium repens en T. fragiferum (wanneer de witte vlek bij T. repens ontbreekt) zie ik de vorm van de steunblaadjes. DE VISSER (1968) noemt nog een kenmerk: De onderzijde van alle blaadjes van T. is T. repens enigszins glimmend; bij fragiferum is dit alleen het geval bij de van het topblaadje afgekeerde helft der zijblaadjes; de naar het topblaadje toegekeerde helft en het topblaadje zelf zijn aan de onderzijde dof. Eén en ander is vooral bij een bepaalde lichtinval duidelijk te zien." Ik kan dit verschil vaak niet zien en heb het daarom niet in mijn tabel gebruikt. 6. De tabel is min of meer getoetst aan het Utrechtse herbarium. Vegetatieve exemplaren, speciaal jonge planten, waarvoor de tabel bestemd is, komen hier echter vrijwel niet in voor. Zelf heb ik ook niet veel vegetatief materiaal. Daarom houd ik me zeer aanbevolen voor open aanmerkingen, die tot verbetering van de tabel kunnen leiden. Dr. K. U. Kramer en drs. L. Y. Th. Westra dank ik zeer voor hun waardevolle opmerkingen. De tekeningen zijn van H. R. Rijpkema. Literatuur ENDTMANN, J 1964. Zur Verbreitungund Taxonomie der Gattung Ononis in Nordost-Deutschland. Feddes Repert. 69(2), p. 103 131. HEUKELS, H. J. VAN OOSTSTROOM, 1970. Flora van Nederland, 16e druk. Groningen. 33

JANSE, A., 1969. Een morphologische analyse van Ononis repens en Ononis aan spinosa de hand van herbarium-materiaal. Botanisch van eencursus- Laboratorium,Groningen; getypt verslag onderzoek. KIFFMANN, R., 1957. Schmetterlingsblütler (Papilionatae), dl. C van 111. Bestimmungsbuch für Wiesen- und Weidepflanzen des mitteleuropaischen Flachlandes. Freising-Weihenstephan. LAWALRÉE, A., 1961. Papilionaceae. In: W. Robijns, Flore générale de BelgiqueTV(1), p. 46 128. Bruxelles. MORTON, J. K., 1956. Studies on Ononis in Britain. Watsonia 3(6), p. 307 316. TUTIN, T. G. & al., 1968. Flora Europaea 2. Cambridge. VISSER, A. DE, 1968. Een duidelijk verschilkenmerk tussen niet-bloeiende Trifolium fragiferumen T. repens. Gorteria 4(5), p. 66 67. Summary During vegetation studies in the Netherlands by the author, a strong need was felt for a key to sterile specimens of species belongingto the genera Ononis, Melilotus,Medicago, and Trifolium. The key presented here is intended for all species of these genera that occur naturallyin the Netherlands. This key should be regarded as provisional and users are asked to inform the author of corrections and improvements. 34