Veehouderij: ammoniak, geur en fijnstof 2009 Trends in stikstofbelasting, geurhinder en fijnstofbelasting



Vergelijkbare documenten
Veehouderij 2012 Bedrijfsontwikkelingen, ammoniak, geur en fijnstof

Bouwaanvragen agrarische bedrijven t/m 20 september 2013 aanvragen per gemeente per week. week 13 (t/m 29-3) week 11 (t/m 15-3) week 12 (t/m 22-3)

Inwonertal Brabant groeit met ruim 9000

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, oktober 2015

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, oktober 2014

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, mei 2014

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, december 2015

Programma Aanpak Stikstof (PAS) Provincie Noord-Brabant

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, juni 2016

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, augustus 2015

BEGRIPPENLIJST FACTSHEETS

Indeling bibliotheken in groot, middelgroot en klein

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, november 2016

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, juni 2015

IVBOB. Illlllllll IIII llllllll II. Platform Samenwerkende Ouderenorganisatíes Brabant IO /01/2016. VBOB Project Cliëntondersteuning

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, september 2014

Persbericht. Groei Brabantse woningvoorraad in jaren niet zo hoog

Arbeidsmarktinformatie. Noord-Brabant, februari 2014

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, juli 2015

Arbeidsmarktinformatie. Noord-Brabant, september 2012

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, november 2014

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, maart 2016

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, december 2016

Arbeidsmarktinformatie. Noord-Brabant, juni 2013

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, april 2016

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, januari 2016

Arbeidsmarktinformatie. Noord-Brabant, oktober 2013

IVBOB. pagina 1 van 1. Gemeente Drimmelen - VBOB Cliëntondersteuning

Meststoffenwet 2013 Van beleid naar praktijk

MKB-vriendelijkste gemeente van Nederland 2012/2013. Gemeente Oss

Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014

Informatiebijeenkomst Fijnstof. Jos van Lent, provincie Noord Brabant

Arbeidsmarktinformatie. Noord-Brabant, maart 2014

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, december 2017

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, september 2016

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, maart 2018

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, oktober 2018

Monitoring van de intensieve veehouderij in de integrale zonering, overzicht over 2006

Arbeidsmarktinformatie. Noord-Brabant, september 2013

Arbeidsmarktinformatie. Noord-Brabant, februari 2013

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, mei 2015

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, november 2017

Samenvatting eindrapport Ammoniakmetingen in Noord-Brabant

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, februari 2016

Aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard Postbus GA VALKENSWAARD. Interbestuurlijk Toezicht 2017

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, september 2015

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, november 2015

Stand van zaken Q-koorts

Arbeidsmarktinformatie. Noord-Brabant, april 2014

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Brede Dialoog 20 oktober 2015 Heusden

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, augustus 2018

Aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten Postbus AG ASTEN. Interbestuurlijk toezicht 2017.

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, mei 2016

MKB-vriendelijkste gemeente van Nederland 2015/2016. Gemeente Asten

Huisvesting van asielzoekers en vergunninghouders

Luchtvervuiling in Nederland in kaart gebracht

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Ontwerp. Commissievergadering 14 januari 2016 gemeentehuis Asten

Q,dbn. Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Omgevingsdienst Brabant Noord

In de volgende figuur is het aandeel in de stikstofdepositie van verkeer en industrie rood omcirkeld.

Tarievenregeling. Per 1 januari Behorend bij de Algemene Voorwaarden Drinkwater

memo Voortoets vermesting en verzuring uitbreiding manege Rijksweg Noord 123, Elst

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, september 2018

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, januari 2018

RAADSINFORMATIEBRIEF

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, juli 2018

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, mei 2018

Leefbaarheid: feiten in beeld Zorgvoorzieningen

register gemeenteschappelijke regelingen gemeente s- als bedoeld in artikel 27 Wet Gemeenschappelijke regelingen

Leefbaarheid: feiten in beeld Jeugd. Samenvatting

Gemeenschappelijke regeling Regionale Ambulancevoorziening Brabant Midden-West-Noord vergelijking oud-nieuw

Leefbaarheid: feiten in beeld Wonen

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELINGEN. 5) Regionale Ambulancevoorziening Brabant Midden-West-Noord (RAV)

Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, februari 2019

Register artikel 27 Wet gemeenschappelijke regelingen Gemeente Waalwijk

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, november 2018

Register van Gemeenschappelijke Regelingen als bedoeld in artikel 27 van de Wet Gemeenschappelijke regelingen

1. SO Werkelijke/Beoogde Doelgroep, Restgroep

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, augustus 2016

Arbeidsmarktinformatie. Noord-Brabant, november 2013

Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

2018D Lijst van vragen

Vormvrije m.e.r. versie 30 november 2016

Arbeidsmarktinformatie Zuidoost-Nederland

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, mei 2017

Betreft: liquidatie Gemeenschappelijke Regeling Welstandszorg Noord-Brabant (WzNB Mooi Brabant)

Overschrijding kritische stikstofdepositie op natuur, 2009

LOG Montfort - Maria Hoop

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, februari 2018

MKB-vriendelijkste gemeente van Nederland 2008 Provincie Noord-Brabant Oss

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, augustus 2017

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, juli 2016

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, oktober 2017

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Subsidieregeling transformatie jeugdzorg Noord-Brabant 2013

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Noord-Brabant, september 2017

Doelstelling Voldoen aan het wettelijk kader, verbeteren van de luchtkwaliteit en daarmee de volksgezondheid.

PROVINCIAAL BLAD. Eerste wijzigingsverordening Verordening natuurbescherming Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Transcriptie:

Provincie Noord-Brabant Veehouderij: ammoniak, geur en fijnstof 2009 Trends in stikstofbelasting, geurhinder en fijnstofbelasting Auteur E. Giezen, L. Mooren Datum Januari 2012

Voorwoord Vanaf 2000 is de revitalisering van het landelijk gebied in Brabant begonnen. In 2003 is voor het eerst het rapport Ammoniak en stank in Brabant verschenen. Dit rapport beschrijft de milieudruk vanuit de landbouw. In deze vervolgrapportage veehouderij: ammoniak, geur en fijnstof vindt u de trends in stikstofbelasting van natuur, fijnstof emissie uit stallen en het percentage burgers dat hinder ondervindt van geur uit stallen van veehouderijen. Met deze rapportage willen we u inzicht geven in de voortgang van het provinciaal-, gemeentelijk- en Rijksbeleid op het gebied van ammoniak, geur en fijnstof uit de landbouw. Met behulp van de plattelandsontwikkeling (de reconstructie- en gebiedsplannen) wordt met gebiedsgericht beleid aan de doelstellingen gewerkt. Hierbij willen wij alle gemeenten bedanken die meewerken aan actualiseren van Bestand VeehouderijBedrijven (BVB), waarmee we bovenstaande doelen kunnen monitoren. We bedanken ook het Planburo voor de Leefomgeving voor de gegevens over de stikstofdepositie. Daarnaast hebben vanuit provincie Noord-Brabant Gerard ter Hart, Jos van Lent, Rob Scholtens en Sjors Willems een bijdrage geleverd aan deze rapportage. Veehouderij, ammoniak en geurhinder 2009 3

Samenvatting In deze rapportage veehouderij: ammoniak, geur en fijnstof vindt u onder andere de trends in stikstofbelasting op natuur, het percentage burgers dat hinder ondervindt van geur uit stallen van veehouderijen en de fijnstofuitstoot. Met deze rapportage willen we u inzicht geven in de voortgang van een aantal doelen van het provinciaal-, gemeentelijk- en Rijksbeleid op het gebied van ammoniak, geur en fijnstof uit de landbouw. Dieraantallen, ammoniakemissie en emissiearme huisvesting van dieren. Het aantal vergunde varkens, kippen en rundvee steeg in de periode 2007 2009 licht, met respectievelijk 2,5%, 1,9% en 1,6%. De CBS-meitellingen (werkelijk aantal dieren) laten andere cijfers zien. Volgens deze telling steeg het aantal varkens met 6,8%, kippen met 1,2% en rundvee met 4,0%. Het aantal dieren volgens de meitelling stijgt harder dan de vergunningen, dit komt onder meer doordat vergunde ruimte in stallen wordt opgevuld. Het percentage dieren dat wordt gehuisvest in emissiearme stalsystemen conform de AMvB-huisvesting stijgt: in 2009 was circa tweederde van het aantal varkens en eenderde van het aantal kippen emissiearm gehuisvest. In 2013 moet bedrijfsbreed worden voldaan aan de AMvBhuisvestingsvoorwaarden. Ook worden steeds meer dieren gehuisvest in stallen met chemische, biologische of gecombineerde luchtwassers. Eenderde van de varkens is in een dergelijk systeem gehuisvest: in 2007 was dit nog een kwart van de varkens. In de pluimveesector worden nog weinig luchtwassers toegepast (circa 3%), dit komt doordat er onvoldoende betaalbare en goed toepasbare technieken beschikbaar zijn. Conclusie: 1. Werkelijk aantal aanwezige varkens en rundvee stijgt harder dan het aantal vergunde varkens en rundvee. 2. Als de trend in afnam van de ammoniakemissie wordt doorgezet zullen de doelstellingen voor de ammoniakemissie (NEC-richtlijn) niet worden gehaald. 3. Bijna tweederde van alle varkens worden al volgens de AMvB-huisvesting gehouden, kippen voor eenderde deel. Doelstelling om 1 januari 2013 aan de AMvB-huisvesting te voldoen ligt op schema. Fijnstof In Noord-Brabant is de veehouderij de grootste emissiebron van PM10. In het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is afgesproken dat bedrijven die de luchtkwaliteitsnormen overschrijden maatregelen moeten nemen. In de veehouderijsector zijn dit voornamelijk pluimveebedrijven. De EU heeft derogatie verleend tot juni 2011 om deze overschrijdingen op te lossen. Uit het monitoringsrapport van het NSL van december 2011 blijkt dat in heel Nederland bij 64 veehouderijen de fijnstofnormen overschreden worden. In de totale veehouderijsector neemt de vergunde fijnstofemissie, na een toename in 2007, in 2009 af. De voor de CBS meitelling gecorrigeerde fijnstofemissie neemt juist, na een afname in 2007, in 2009 toe. De toename van de gecorrigeerde fijnstofemissie is te verklaren door het opvullen van de stallen (er bestaat vaak een lege ruimte tussen een vergunning en werkelijk aantal aanwezige dieren. Stallen worden meestal geleidelijk aan door de jaren heen opgevuld met dieren). Daarnaast moesten bedrijven omschakelen van een legbatterij naar volière- en scharrelstallen voor 1 januari 2012, hierdoor neemt de fijnstofuitstoot ook toe. De veehouderij is voor eenderde deel verantwoordelijk voor de fijnstofuitstoot in Noord-Brabant. Veehouderij, ammoniak en geurhinder 2009 4

Conclusie: 1. Landbouw is voor eenderde deel verantwoordelijk voor de uitstoot van PM10. Door de verplichte omschakeling naar een grondhuisvestingsysteem zal de fijnstofuitstoot in eerste instantie stijgen, echter op lange termijn zal dit door de Verordening Stikstof en Natura2000 naar verwachting gaan dalen. Doelstelling wordt nog niet gehaald. Stikstofbelasting van natuurgebieden Stikstofdepositie wordt onder andere veroorzaakt doordat ammoniak uit de veehouderij en stikstofoxiden uit verkeer neerslaan. Natuurgebieden ondervinden daarvan schade als de depositie hoger is dan de kritische depositiewaarde; dit is de hoeveelheid stikstof die natuurgebieden zonder blijvende schade kan verdragen. De totale stikstofbelasting in 2009 op Brabant ten gevolge van emissies uit de landbouw en binnen- en buitenland was gemiddeld 1.929 mol/hectare, een daling van ruim 200 mol/hectare ten opzichte van 2005. De NHx en NOy dalen doordat er in heel Nederland, in de veehouderij van Brabant, in het buitenland en vanuit zee een daling heeft plaatsgevonden. Alleen de NOy van het buitenland blijft gelijk ten opzichte van 2005. De daling kan verklaard worden doordat na 2005 de mest verplicht geïnjecteerd (emissiearm) moet worden. Belangrijke natuurgebieden die door de Wet ammoniak en veehouderij (Wav) en Natura2000 worden beschermd, worden nog steeds overbelast. Dit zou kunnen leiden tot een terugloop in vegetatie soorten die op voedselarme bodem groeien: verminderde biodiversiteit. Naast de berekende stikstofdepositie wordt in opdracht van de provincie de ammoniakconcentratie gemeten rond natuurgebied de Stippelberg. De metingen laten een daling in ammoniakconcentratie zien van 1996 tot 2008 met circa 15%. Rond LOG Elsendorp en LOG de Rips was de ammoniakconcentratie in 2008 respectievelijk 33% en 22% lager ten opzichte van 1996. In LOG Elsendorp is de ammoniakconcentratie sinds 2008 nagenoeg gestabiliseerd en in LOG de Rips vindt nog steeds een daling van de ammoniakconcentratie plaats. Reductie van de stikstofbelasting op natuurgebieden kan gerealiseerd worden door in de intensieve veehouderij nog verdergaande emissiereducerende maatregelen toepassen. Tot nu toe zijn er relatief weinig technieken die de emissie uit de melkveehouderijstallen kunnen terugdringen, terwijl juist in deze veesector wordt uitgebreid. Dus het relatieve aandeel ammoniakemissie uit de melkveesector stijgt tegenover een daling bij varkens en in mindere mate pluimvee. In de zomer van 2010 is de provinciale Verordening Stikstof en Natura2000 vastgesteld. Deze Verordening eist verdergaande reductie in stallen, uiterlijk in 2028 moeten alle bedrijven hieraan voldoen. Als alle stallen voldoen aan de Verordening Stikstof en Natura2000 dan is de bijdrage van de melkveehouderij aan de ammoniakemissie even groot als de varkens en kippen samen (er vanuit gaande dat het aantal dieren gelijk blijft en met huidige stalsystemen). Conclusie: 1. Als de AMvB-huisvesting is gerealiseerd, produceert de melkveehouderij eenderde deel van de ammoniakemissie en als de Verordening Stikstof en Natura2000 is gerealiseerd zal de melkveehouderij net zoveel ammoniakemissie produceren als de varkens en kippen samen. Om ook een reductie in de melkveehouderij te realiseren, moeten er nieuwe bruikbare technieken ontwikkeld worden. Veehouderij, ammoniak en geurhinder 2009 5

Wet Ammoniak en veehouderij (Wav) Wanneer de kritische depositiewaarde (KDW) meer dan twee keer wordt overschreden is een gebied slecht beschermd, bij 1 tot 2 keer de KDW is een gebied matig beschermd en wanneer deze onder de KDW zit is een gebied beschermd (oftewel, niet meer overbelast). In 2009 is 28% van de natuurgebieden die onder de Wav vallen beschermd tegen stikstof, eenderde van het areaal is nu matig beschermd en de rest is slecht beschermd. Bij de natuurgebieden die buiten de Wav liggen is 11% slecht beschermd en 20% is beschermd. Wanneer op termijn alle bedrijven aan de voorwaarden van de AMvB-huisvesting voldoen, zal de belasting de natuurgebieden verder afnemen. Conclusie: 1. De mate van bescherming van de Wav en overige EHS natuur wordt elk jaar beter. Doelstelling wordt geleidelijk aan gerealiseerd. Natura2000 Een deel van de natuurgebieden zijn Natura2000-gebied. De mate van bescherming van Natura2000-gebieden is gelijk gebleven of verbeterd tussen 2007 en 2009. Alleen het Natura2000- gebied de Deurnsche Peel & Mariapeel is volledig slecht beschermd (>2 keer de KDW) in 2009. Het percentage Natura2000-gebieden dat beschermd is stijgt gestaag. Ook voor Natura2000- gebieden geldt dat de invloed van melkrundveehouderij relatief steeds groter wordt. Conclusie: 1. De mate van bescherming van de Natura2000-gebieden vordert matig. Slechts een klein percentage van de gebieden is beschermd. Doelstelling wordt langzaam gerealiseerd. Geur Dit jaar is de monitoring aangepast om te kunnen voldoen aan de bestuurlijke wens om op regionaal en subregionaal niveau uitspraken te kunnen doen. In deze rapportage is een situatieschets per gemeente opgenomen. Gemeenten zijn namelijk verantwoordelijk voor het geurbeleid rond stallen van veehouderijen. Nog niet gerealiseerde verplaatsingen en na 2005 verkeerd ingevoerde vergunninggegevens kunnen het beeld vertekenen. In 2005 was 4,5% van de Brabantse bevolking geurgehinderd door stallen. In 2007 was dit toegenomen tot 5,0% en in 2009 is het percentage geurgehinderden weer afgenomen tot 4,7%. Het beeld per gemeente is wisselend. Er zijn gemeenten die er in zijn geslaagd om een gestage afname van het aantal geurgehinderden te realiseren. Andere gemeenten laten na een stijging in 2007 een afname in 2009 zien. Ook zijn er gemeenten die zowel in 2007 als 2009 een verdere toename laten zien. Conclusie: 1. Brabantbreed neemt het aantal geurgehinderden in 2009 af ten opzichte van 2007, maar ligt nog boven het niveau van 2005. 2. Relatief veel geurgehinderden in het stedelijk gebied. 3. Een afname van het aantal geurgehinderden in extensiveringsgebied. 4. Er is veel verschil in percentage geurgehinderden per gemeenten. Vooral de gemeenten in het zuiden en oosten van Noord-Brabant hebben relatief veel geurgehinderden. Hier is ook de meeste veehouderij gevestigd. Veehouderij, ammoniak en geurhinder 2009 6

Inhoud Samenvatting 4 1 Inleiding 8 1.1 Leeswijzer 9 2 Emissie van ammoniak 10 2.1 Dieraantallen 10 2.2 Ammoniakemissie uit stallen 11 2.3 Emissiearme huisvesting van dieren: AMvB-huisvesting en luchtwassers 12 2.4 Emissie door aanwending van mest 13 3 Fijnstof 14 4 Stikstofbelasting op kwetsbare natuurgebieden 16 4.1 De stikstofbelasting op Brabant 16 4.2 Stikstofbelasting op Wet ammoniak en veehouderij gebieden 16 4.3 Natura2000-gebieden 19 5 Geur 21 5.1 Werkwijze 21 5.2 Resultaten 21 6 Begrippenlijst 26 7 Bijlagen I 30 7.1 Bijlage bij paragraaf 2.2 30 7.2 Bijlage bij paragraaf 2.3 32 7.3 Bijlage bij paragraaf 4.2 34 7.4 Bijlage bij paragraaf 4.3 35 Bijlage II: kaart verschil stikstofdepositie vanuit veehouderijbedrijven Bijlage III: kaart mate bescherming Natura2000-gebieden en de EHS Veehouderij, ammoniak en geurhinder 2009 7

1 Inleiding Dit rapport geeft inzicht in de voortgang van het bereiken van een aantal doelen van het provinciaal-, gemeentelijk en Rijksbeleid op het gebied van: - afname van milieudruk (ammoniakdepositie) op natuur; - afname van geurhinder; - afname uitstoot van fijnstof in en rond woonkernen. De provincie werkt op verschillende fronten aan deze doelen. De provincie: - regisseert het reconstructieproces, waarin samen met alle reconstructiepartners met allerlei projecten aan onder andere de ammoniak- en geurdoelen wordt gewerkt; - heeft de nieuwe kaart met zeer kwetsbare natuurgebieden ten behoeve van de Wet ammoniak en veehouderij (Wav) op- en vastgesteld; - heeft de Verordening Stikstof en Natura2000 en de depositiebank ingesteld met als doel om de depositie op natuurgebieden af te laten nemen en daarmee de lange termijn doelen voor Natura2000 te halen; - heeft gemeenten gestimuleerd en geadviseerd in het werken met de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv); - heeft het Brabantse Samenwerkingsprogramma Luchtproblematiek (BSL) opgesteld waarin maatregelen zijn opgenomen om de fijnstofproblematiek in onder andere de veehouderijsector aan te pakken; - zet regelingen in om veehouderijbedrijven te verplaatsen of beëindigen in extensiveringsgebied; - zet regelingen in om de intensieve veehouderij te verduurzamen op plekken waar ze door kunnen groeien zonder nadelig te zijn voor burgers en/of natuur. De provincie monitoort de effecten van de implementatie van regelgeving op bovenstaande doelen. Dit gebeurt onder andere met het Bestand Veehouderijbedrijven (BVB), dat informatie van gemeenten bevat over de milieuvergunningen van Brabantse veehouderijbedrijven. Gemeenten vullen deze informatie zelf aan. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van gegevens van het PBL en CBS. Met deze gegevens kan de stikstofbelasting op natuurgebieden, de trend in geurhinder bij burgers, de fijnstofuitstoot bij veehouderijbedrijven en de trends in emissiearme huisvesting van dieren worden bepaald. Al langere tijd was de bevolking ongerust over de groei van veehouderijbedrijven en de daarmee gepaard gaande negatief ervaren effecten op de leefomgeving. In 2009-2010 heeft dit geleid tot het burgerinitiatief Megastallen-nee. Mede onder invloed van dit burgerinitiatief is het beleid van provincie Noord-Brabant gewijzigd. Enkele genomen besluiten zijn: geen nieuwvestigingen meer, slot-op-de-muur in extensiveringsgebieden en bouwblokken maximaal 1,5 hectare in verwevingsgebied en LOG s, echter in landbouwontwikkelingsgebieden kan op de juiste locaties ontheffing aangevraagd worden tot maximaal 2,5 hectare. Veehouderij, ammoniak en geurhinder 2009 8

Om de geur en ammoniakbelasting te berekenen wordt gewerkt met modellen. Het model DIAS (Distributie van Ammoniak en Stank) is gebruikt om de geurbelasting in Brabant te berekenen. Voor de berekening van de ammoniakbelasting is gebruik gemaakt van het OPS-model (Operationele Prioritaire Stoffen). De trends zijn berekend over cijfers van het jaar 2005 tot 2010. Dit rapport is in 2005 voor het laatst verschenen. De gegevens uit dit rapport worden gebruikt in de barometer PLG, gebiedsjaarverslagen en voor de monitoring van de Verordening Stikstof. 1.1 Leeswijzer Hoofdstuk 2 laat zien hoeveel dieren er in Noord-Brabant zijn volgens het CBS en de milieuvergunningen en geeft de stand van zaken weer voor wat betreft de ammoniakemissie. In hoofdstuk 3 vindt u de ontwikkelingen in emissie van fijnstof. In hoofdstuk 4 vindt u de trend in de belasting met stikstof van kwetsbare natuurgebieden: gebieden die bescherming krijgen onder de Wet ammoniak en veehouderij en Natura2000-gebieden. Hoofdstuk 5 laat de trend in geurhinder ten gevolge van veehouderijen zien. In hoofdstuk 6 wordt een aantal begrippen uitgelegd en wordt een korte toelichting gegeven over verschillende wetgeving. In de bijlage I staan een aantal figuren en tabellen die wat meer details geven dan de hoofdtekst. Tot slot zijn in bijlage II en III kaarten weergegeven met daarop informatie over de stikstofdepositie. Veehouderij, ammoniak en geurhinder 2009 9

2 Emissie van ammoniak Er is diverse regelgeving om de emissie van ammoniak terug te dringen, namelijk: - de Europese NEC-richtlijn: schrijft voor dat Nederland in 2010 maximaal 128 miljoen kilo ammoniak mag uitstoten; - de Wet milieubeheer (Wm): stelt kwaliteitseisen aan alle inrichtingen die nadelige gevolgen op het milieu kunnen hebben, waaronder veehouderijbedrijven. In 2005 is de IPPC richtlijn in de Wm geïmplementeerd. Deze richtlijn zorgt er onder andere voor dat op grote intensieve veehouderijbedrijven de juiste emissiearme technieken worden gebruikt; - de Wet ammoniak en veehouderij: zorgt er voor dat emissies van intensieve veehouderijen rond kwetsbare natuurgebieden vermindert en dat het aantal stuks te houden melkvee hier beperkt blijft; - de AMvB-huisvesting: een generieke maatregel om de ammoniakemissie in heel Nederland te reduceren; - de Verordening Stikstof en Natura2000: regelgeving van de provincie Noord-Brabant die ervoor zorgt dat de depositie op Natura2000-gebieden afneemt; - stimulering van gecombineerde luchtwassers: vanuit het Rijk en de provincie om emissies verdergaand te reduceren. Ook zijn er bepaalde constructies waarmee het totale aantal dieren wordt vastgelegd in Nederland, vooral om de mestproductie te reguleren: - een vaste hoeveelheid productierechten voor varkens en pluimvee in heel Nederland; - een vast melkquotum voor melkvee. In het reconstructieproces worden gebiedsgerichte maatregelen genomen: afwaartse beweging van intensieve veehouderij, waarbij de intensieve veehouderij (met bijbehorende emissies) rondom natuur en woonkernen verdwijnt en ontwikkelingen plaatsvinden in verwevingsgebied en landbouwontwikkelingsgebieden. Om dit te bereiken worden bijvoorbeeld veehouderijen verplaatst door de provincie en gemeenten om emissies in natuurgebieden en woonomgeving te verminderen. Ook wordt het toepassen van gecombineerde luchtwassers in landbouwontwikkelingsgebieden (LOG s) en duurzame locaties in verwevingsgebied gestimuleerd. In dit hoofdstuk wordt de trend in de ontwikkeling van ammoniakemissies beschreven en wordt gekeken hoe de ontwikkeling van de omvang van de veestapel en enkele maatregelen van het reconstructiebeleid de emissie beïnvloeden. 2.1 Dieraantallen Figuur 2.1 laat de ontwikkeling zien van het aantal dieren in Noord-Brabant volgens de meitellingen (CBS). Het aantal varkens is in de periode 2007 2009 toegenomen met 6,8% en de kippen is met 1,2% gestegen. Sinds 2005 is de pluimveestapel redelijk stabiel. De rundveestapel 1 neemt tussen 2007 en 2009 toe met 4,0% en de geiten met 17,7%. Echter, het aantal geiten neemt in 2010 flink af (-10%) door de ruiming tijdens de Q-koortsepidemie. 1 Rundvee: melk- en kalfkoeien, vrouwelijk jongvee, zoogkoeien, vleeskalveren, vleesstieren en fokstieren. Veehouderij, ammoniak en geurhinder 2009 10

Uit de gegevens uit het BVB blijkt dat het aantal dieren dat vergund is, hoger ligt dan het aantal daadwerkelijk gehouden dieren. De milieuvergunning is het maximale aantal dieren dat een bedrijf mag houden. In de praktijk is dit doorgaans lager. Het verschil heeft mede te maken met het feit dat een bedrijf bij een uitbreiding eerst de milieuvergunning aanvraagt, daarna gaat bouwen en tot slot de dieren gaat houden. Het duurt soms enige jaren voordat een vergunning is opgevuld. Ook het vergunde aantal dieren blijkt te groeien. Het aantal runderen en geiten nemen beide tussen 2007 en 2009 met 2,6% toe, het aantal varkens met 3,8% en het aantal kippen met 1,9%. Bij de varkens- en rundveestapel stijgt het werkelijke aantal dieren harder dan het vergunde aantal dieren. Bij geiten stijgt de vergunde situatie harder dan de werkelijke situatie. 200% 180% 160% 140% 120% 100% 80% 60% 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Diercatgorie Varkens Kippen Rundvee Geiten Figuur 2.1 Trends in aantal dieren volgens de CBS meitellingen in Noord-Brabant in 2000 tot 2009 Uit figuur 2.1 blijkt dat het aantal dieren nagenoeg gelijk blijft ten opzichte van 2008, het aantal kippen steeg het hardst van alle diercategorieën. In 2015 wil de overheid zowel de compartimentering (zie begrippenlijst) als het melkquotum afschaffen. Indien er geen andere regeling voor in de plaats komt, kan het aantal dieren verder toenemen. 2.2 Ammoniakemissie uit stallen De totale ammoniakemissie uit de landbouw was in 2009 21,8 kiloton. De emissie is sinds 2000 met 10,0 kiloton gedaald (zie figuur 2.2). De grootste daling vond plaats van 2000 tot 2005. De ammoniakemissie neemt door de jaren heen nog steeds af, dit ondanks dat het aantal dieren ten opzichte van 2005 is gestegen. De daling komt door het gebruik van emissiearme technieken (zie paragraaf 2.3). Veehouderij, ammoniak en geurhinder 2009 11

35 30 Ammoniakemissie (in kiloton) 25 20 15 10 5 0 2000 2005 2009 Streefwaarde Totale emissie Emissie uit stal en opslag Emissie uit aanwending dierlijke mest en kunstmest en beweiding Figuur 2.2 Emissie van ammoniak in Noord Brabant (x 1.000.000 kg). (Bron: CBS en www.emissieregistratie.nl). De ammoniakemissie uit stallen en opslag van mest had het grootste aandeel in de totale ammoniakemissie in 2009: 15,0 kiloton (bron: CBS 2 ). Het overige gedeelte van de emissie in Brabant is het gevolg van het uitrijden van mest, kunstmest en beweiding (zie paragraaf 2.4). Varkens hebben het grootste aandeel in de emissies uit stallen (zie figuur 7.1 en figuur 7.2, bijlage I). De totale ammoniakemissie neemt door de jaren heen af, maar haalt nog niet de streefwaarde van 18 kiloton die Brabant voor zich heeft gesteld in 2010. De Nederlandse ammoniakemissie doelstelling is 128 kiloton in 2010. 2.3 Emissiearme huisvesting van dieren: AMvB-huisvesting en luchtwassers Bestaande stallen met een vergunning hebben een overgangstermijn tot 1 januari 2013, waarna alle stallen aan de AMvB-huisvesting moeten voldoen. Stoppers mogen simpelere en goedkopere technieken gebruiken om de ammoniak te reduceren, zij moeten uiterlijk in 2020 stoppen met hun bedrijfsvoering. Alle nieuw te bouwen stallen met varkens en kippen moeten per direct voldoen aan de AMvB-huisvesting. Zowel varkens als kippen worden in de loop der jaren steeds meer emissiearm gehuisvest (zie tabel 2.1 en tabel 7.1 bijlage I voor een uitsplitsing in diercategorie). Ook worden er steeds meer luchtwassers ingezet, waardoor de emissies van ammoniak dalen (zie tabel 7.2 bijlage I voor luchtwasser per zonering). Tabel 2.1 Trend in emissiearme huisvesting van dieren in Noord Brabant jaar Totaal aantal kippen % kippen emissie-arm gehuisvest volgens AMvB % kippen gehuisvest met luchtwassers Totaal aantal varkens % varkens emissie-arm gehuisvest volgens AMvB % varkens gehuisvest met luchtwassers 2005 31.993.051 17% 2% 6.077.575 47% 12% 2007 34.750.176 26% 3% 6.655.578 57% 25% 2009 35.479.165 32% 3% 6.922.485 62% 34% 2 De emissie volgens de vergunningen in het BVB is hoger, 23,0 miljoen kilo. Deels door lege vergunningen, deels doordat minder dieren worden gehouden dan vergund. Veehouderij, ammoniak en geurhinder 2009 12

Bijna tweederde van de varkens en eenderde van het pluimvee is nu gehuisvest volgens de eisen van de AMvB-huisvesting. Na deze veranderingen levert rundvee eenderde deel van de ammoniakemissie uit stallen (zie figuur 7.3, bijlage I). Hierbij is uitgegaan van gelijk blijvende dieraantallen en een gelijke verdeling van dieren. Gecombineerde luchtwassers Sinds september 2006 zijn de eerste gecombineerde luchtwassers voor varkens opgenomen in de Regeling Ammoniak en Veehouderij (RAV-tabel). Met deze systemen wordt naast de ammoniakemissie ook de fijnstof- en geuremissie gereduceerd. In 2007 waren er op 17 bedrijven gecombineerde luchtwassers vergund, in 2009 is dit aantal opgelopen tot 129 bedrijven. De provincie stimuleert deze luchtwassers met behulp van het project duurzaamheidimpuls landbouw. In een pilot in de gemeente Gemert-Bakel zijn drie gecombineerde luchtwassers geplaatst in het LOG. Het Rijk heeft in 2007 een regeling opengesteld voor luchtwassers, waarvan ook in Brabant gebruik is gemaakt. In september 2008 is een nieuwe LNV-subsidieregeling voor gecombineerde luchtwassers opengesteld. De provincie heeft extra geld beschikbaar gesteld, zodat meer Brabantse aanvragen gehonoreerd konden worden. Ondertussen is het project duurzaamheidsimpuls landbouw afgelopen en geëvalueerd. 2.4 Emissie door aanwending van mest Jaarlijks wordt veel mest geproduceerd door de dieren in Noord-Brabant. Het grootste aandeel in mestproductie komt voor rekening van de melkveesector gevolgd door vleesvarkens (bron: CBS). Deze mest wordt voor een groot deel uitgereden op bouwland en grasland om de gewassen te bemesten met stikstof en fosfaat. De manier waarop dit uitgereden mag worden wordt geregeld door het Besluit Gebruik meststoffen. De eisen om mest emissiearm uit te rijden zijn de afgelopen jaren verscherpt, waardoor de emissie logischerwijs moet gaan dalen. Het areaal bemestbare cultuurgrond daalde in de periode 2000-2009 met 7% (bron: CBS). Dit areaal is van belang voor de totale hoeveelheid mest die uitgereden kan worden. De huidige mestwetgeving schrijft een gebruiksnorm voor van dierlijke mest: 128 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare, ongeacht welk gewas of grondsoort. Het restant van de stikstofbehoefte tot de adviesgift mag via kunstmest aangevuld worden. Ondanks dat de hoeveelheid mest die geproduceerd wordt door varkens kleiner is dan die van rundvee, is de hoeveelheid stikstof in die varkensmest groter: 43% van de totale hoeveelheid geproduceerde stikstof, tegen 38% voor rundvee (zie figuur 2.3). Pluimvee; 16,5; 15% Konijnen en pelsdieren; 1,1; 1% Rundvee; 42,7; 38% Varkens; 48,0; 43% Schapen en geiten; 1,9; 2% Paarden en pony's; 1,3; 1% Figuur 2.3 Aandeel van diercategorieën aan de stikstofuitscheiding in mest in 2009. Hoeveelheden in kiloton stikstof (bron: CBS). Veehouderij, ammoniak en geurhinder 2009 13

3 Fijnstof In Nederland worden de Europese luchtkwaliteitsnormen niet overal gehaald. Om toch huizen en wegen te kunnen bouwen is een Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht (NSL) opgesteld. Via het NSL worden projecten die de luchtkwaliteit verslechteren gecombineerd met maatregelen die de luchtkwaliteit per saldo verbeteren. Daarnaast wordt via het NSL uitstel (derogatie) gevraagd aan de EU voor de datum waarop overal moet worden voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen. Voorwaarde voor deze derogatie is dat bij het eind van de looptijd (juni 2011) van het NSL alle overschrijdingen zijn gesaneerd. De luchtproblematiek en de bijdrage van de intensieve veehouderij via fijnstofemissie uit stallen is betrekkelijk nieuw. Pas eind 2004, in de aanloop naar de vaststelling van de Noord-Brabantse reconstructieplannen voorjaar 2005, is dit probleem op de agenda gekomen. De bijdrage van de veehouderij en het effect van de reconstructieplannen op de luchtkwaliteit was op dat moment onduidelijk. Daarom is een aantal onderzoeken naar het effect van de veehouderij op luchtkwaliteit uitgevoerd 3. Uit deze onderzoeken blijkt dat de veehouderij een belangrijke bron van fijnstof is. In Noord-Brabant is de veehouderij voor eenderde deel verantwoordelijk voor de productie van PM10 en daarmee de grootste emissiebron van PM10 (zie figuur 3.1). In onderstaande figuren (3.1 en 3.2) staat een overzicht van de verdeling van fijnstofemissie (PM10 en PM2,5) over de sectoren in Noord-Brabant. Consumenten 10% Overig Bouw 3% 4% Overig; 3% Energiesector; 3% Bouw; 3% Landbouw; 7% Landbou w 33% Consumenten; 21% Indust rie (overig) 22% Industrie (overig); 15% Verkeer en vervoer; 49% Verkeer en vervoer 28% Figuur 3.1: Verdeling fijnstof (PM10) per sector in 2009 in Noord-Brabant Figuur 3.2: Verdeling fijnstof (PM2,5) per sector in 2009 in Noord-Brabant Uit figuur 3.1 en 3.2 wordt duidelijk dat de voornamelijk de bijdrage van de landbouw aan PM10 belangrijk is. Fijnstof afkomstig uit de landbouw kan endotoxines en pathogenen bevatten. In het BVB staan de emissiefactoren voor PM10 van de landbouwbedrijven. Deze gegevens worden gebruikt bij het bepalen van de ontwikkeling van de fijnstofemissie vanuit landbouwbedrijven. 3 Zie onder andere de rapporten: - Fijnstof in Noord-Brabant, Reconstructie en het effect op de concentraties, Bleeker 2008, ECN rapport 08-010 - Fijnstof uit stallen, verfijningslag in het kader van het NSL, Bleeker en Kraai, ECN rapport 08-013 Veehouderij, ammoniak en geurhinder 2009 14

Het resultaat van de onderzoeken naar de veehouderij en fijnstofemissie was aanleiding om de veehouderij op te nemen in het NSL. In opdracht van VROM is onderzocht welke veehouderijen mogelijk de Europese luchtkwaliteitsnormen overschrijden (in totaal 81 veehouderijbedrijven in Noord-Brabant). Deze bedrijven zijn in de saneringsopgave van het NSL en het onderliggende Brabantse Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (BSL) opgenomen 4. Door het Rijk en de gemeenten loopt een actie om deze overschrijdingen op te heffen. Het gaat hierbij voornamelijk om pluimveehouderijen. Van de gemeente wordt verwacht dat zij alle milieuvergunningen en ruimtelijk procedures, ook voor de veehouderij toetsen aan luchtkwaliteit om te voorkomen dat nieuwe overschrijdingen ontstaan. Uit de monitoringsrapport van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit dat eind 2011 is verschenen blijkt dat in heel Nederland bij 64 veehouderijbedrijven de fijnstofnormen nog worden overschreden. In figuur 3.3 en 3.4 wordt de vergunde fijnstofemissie en voor de CBS-meitelling gecorrigeerde emissie uit stallen weergegeven. 3,00 3,00 2,50 2,50 Fijstofemissie (Kiloton) 2,00 1,50 1,00 Fijstofemissie (Kiloton) 2,00 1,50 1,00 0,50 0,50 0,00 2005 2007 2009 0,00 2005 2007 2009 Figuur 3.3: Ontwikkeling van de vergunde fijnstofemissie Figuur 3.4: Ontwikkeling gecorrigeerde fijnstofemissie uit de veehouderij De vergunde fijnstofemissie neemt, na een toename in 2007, in 2009 af (zie figuur 3.3). De voor de CBS meitelling gecorrigeerde fijnstofemissie neemt juist, na een afname in 2007, in 2009 toe (zie figuur 3.4). De toename van de gecorrigeerde fijnstofemissie is te verklaren door het opvullen van de stallen (er bestaat vaak een lege ruimte tussen een vergunning en werkelijk aantal aanwezige dieren. Stallen worden meestal geleidelijk aan door de jaren heen opgevuld met dieren). Het opvullen van stallen gebeurt in tijden dat de prijzen beter zijn. Gecombineerde luchtwassers zijn zeer effectief om overschrijdingen van de fijnstofnormen te voorkomen of deze te saneren. Daarnaast zijn er technieken ontwikkeld die specifiek gericht zijn op de vermindering van fijnstofemissie uit stallen, voorbeelden daarvan zijn het oliefilm- en ionisatiesysteem. Voor 1 januari 2012 moeten alle bedrijven met batterijhuisvesting omschakelen naar een volièreof scharrelhuisvesting. Dit zal in eerste instantie een stijging geven van de fijnstofemissie. De Verordening Stikstof en Natura2000 schrijft systemen voor nieuwe stallen voor die een vergaande reductie van ammoniak moeten realiseren. In de toekomst zullen deze systemen naast een reductie van ammoniakemissie ook een afname van de fijnstofemissie opleveren. 4 Voor meer informatie over het BSL zie: http://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-op-thema/milieu/luchtkwaliteit/brabants-samenwerkingsprogrammaluchtkwaliteit.aspx Veehouderij, ammoniak en geurhinder 2009 15

4 Stikstofbelasting op kwetsbare natuurgebieden 4.1 De stikstofbelasting op Brabant De totale stikstofbelasting op Brabant in 2009 ten gevolge van emissies uit de landbouw en binnen- en buitenland was gemiddeld 1.929 mol per hectare 5 (zie figuur 4.1). Een daling van ruim 200 mol/hectare ten opzichte van 2005. Het aandeel geoxideerd stikstof (NOy) van Nederland is gedaald van 344 naar 224 mol per hectare per jaar, de NOy uit het buitenland is gelijk gebleven. NHx (Buitenland), 321, 17% NOy (Nederland), 224, 12% NHx (Overig Brabant + Nederland), 485, 25% NOy (Buitenland), 399, 21% NOy (Zee), 27, 1% NHx (Veehouderij Brabant), 473, 24% Figuur 4.1 De bijdragen van de verschillende sectoren 6 Noord-Brabant in 2009 (in mol/ha) aan de stikstofdepositie in 4.2 Stikstofbelasting op Wet ammoniak en veehouderij gebieden Aantal bedrijven in 250-meter zone rond Wav gebied (Wav-zone) Eind 2009 vallen 1.212 veehouderijbedrijven onder het regime van de Wav (zie tabel 7.3, bijlage I): in totaal 10,3% van het aantal veehouderijbedrijven in Noord-Brabant. Doordat in 2008 de Wav-gebieden zijn aangepast (zie hoofdstuk 6 begrippenlijst), is het aantal veehouderijbedrijven dat in de Wav-zone valt gehalveerd ten opzichte van de vorige rapportage. Er zijn namelijk minder natuurgebieden aangewezen als Wav-gebied. Bij de herbegrenzing is ook het maximum aantal stuks melkvee in de Wav-zone verruimd van 110 naar 200 stuks melkvee. 5 In de berekening is uitgegaan van de oppervlakte (hectares) van heel Noord-Brabant. Voorheen was er met de berekening van ammoniak een verschil tussen gemeten waarde en berekende waarde: het zogenaamde ammoniakgat (zie begrippenlijst). De gegevens uit dit rapport zijn berekend met vernieuwende rekenmethode, waardoor het gat tussen gemeten en berekende waarde terug is gebracht tot bijna nihil. Voor meer informatie over het ammoniakgat, zie rapport: RIVM Rapport 680150002/2008. In de berekening is uitgegaan van de oppervlakte (hectares) van heel Noord-Brabant. 6 De NHx uit veehouderij is berekend door PBL, de overige bronnen zijn afgeleid van de site: www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/ Veehouderij, ammoniak en geurhinder 2009 16

Stikstofbelasting De natuur die onder het beschermingsregime van de Wav valt, kan een beperkte hoeveelheid stikstof per hectare verdragen. In 2009 wordt bij 28,0% van het areaal de kritische depositiewaarde niet meer overschreden (oftewel niet meer overbelast met stikstof), eenderde van het areaal is nu matig overbelast (1 tot 2 keer de kritische depositiewaarde) en de rest meer dan 2 keer (zie tabel 4.1). In de overbelaste gebieden kan dit leiden tot een terugloop in plantensoorten die op voedselarme bodem groeien, oftewel een verminderde biodiversiteit. Tabel 4.1 Bescherming van Wav-gebieden en overige EHS natuur tegen te hoge stikstofbelasting Beschermd Belasting stikstof onder de kritische depositiewaarde Typering natuurgebied Oppervlakte (ha)* Matig Belasting stikstof 1 2 keer de kritische depositiewaarde Slecht Belasting stikstof meer dan 2 keer de kritische depositiewaarde 2005 2007 2009 2005 2007 2009 2005 2007 2009 Wavgebieden 60.285 13,7% 20,7% 28,0% 36,8% 31,5% 31,7% 49,6% 47,9% 40,3% Overige EHS natuur 54.717 15,3% 19,8% 22,1% 66,3% 65,1% 67,1% 18,5% 15,0% 10,8% * In de tabel is alleen de oppervlakte van natuurbeheertypen binnen de EHS die gevoelig zijn voor stikstofdepositie weergegeven. Tabel 4.1 laat zien dat ook in de overige EHS natuur (natuurgebieden die tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) behoren maar niet beschermd zijn door de Wav) ook een verbetering is opgetreden: 10,8% is meer dan 2 keer overbelast en 19,8% is niet meer overbelast, de rest is matig overbelast. In bijlage II is een kaart opgenomen waarop het verschil tussen de jaren 2005 en 2009 in stikstofdepositie vanuit de Brabantse veehouderijbedrijven weergegeven. Bescherming na 2013 De AMvB-huisvesting en de Verordening Stikstof en Natura2000 zorgen voor een reductie op de belasting van de Wav-gebieden en de EHS. Verdere reductie van de belasting van de Wav-gebieden moet onder andere worden gerealiseerd door varkens en kippen met luchtwassers te gaan huisvesten. Tot nu toe zijn er relatief weinig technieken die de emissie uit de melkveehouderijstallen kunnen terugdringen, terwijl juist in deze veesector wordt uitgebreid. Dus het relatieve aandeel ammoniakemissie uit de melkveesector stijgt tegenover een daling bij varkens en in mindere mate pluimvee. De melkveehouderij zal na 1 januari 2013 eenderde deel van de ammoniakemissie produceren (bij gelijkblijvende dieraantallen en een gelijke verdeling van dieren. Zie figuur 7.3, bijlage I) en indien alle dieren volgens de Verordening Stikstof en Natura2000 worden gehuisvest zal de melkveehouderij een net zo groot aandeel in de ammoniakemissie hebben als de varkens en kippen samen (zie figuur 7.4, bijlage I). Metingen van ammoniak Naast schattingen van stikstofbelasting met modelberekeningen meet de provincie al sinds 1996 de concentratie van ammoniak (zie figuur 4.2 en 4.3). Veehouderij, ammoniak en geurhinder 2009 17

20 18 Ammoniak concentraties (µg/m 3 ) 16 14 12 10 8 6 4 2 0 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 Gemeten ammoniakconcentratie op de "De Stippelberg" Figuur 4.2: Gemeten ammoniakconcentratie in gemeente Gemert-Bakel rond Wav-gebied De Stippelberg. De lijn geeft het gemiddelde van drie meetlocaties weer 7 30 Ammoniak concentratie (µg/m 3 ) 25 20 15 10 5 0 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 De Rips gemiddeld Elsendorp gemiddeld Figuur 4.3: Gemeten ammoniakconcentratie in gemeente Gemert-Bakel rond LOG De Rips en Elsendorp. Elke lijn geeft het gemiddelde van 4 meetlocaties weer 9 7 Tussen 1997 en 1999 heeft een uitbraak van varkenspest plaats gevonden. De metingen zijn tijdelijk stil gelegd vanwege risico op verspreiding van de varkenspest. Veehouderij, ammoniak en geurhinder 2009 18

De metingen van ammoniakconcentraties in het meetnet de Peel rond Wav-gebied de Stippelberg lieten in 2003 een flinke afname zien, doordat onder de invloed van de vogelgriepepidemie bedrijven werden geruimd. Daarna steeg de ammoniakconcentratie weer (zie figuur 4.2). Na 2003 fluctueerde de concentratie rond de 9 µg/m 3. Deze schommelingen zijn onder andere het gevolg van weersinvloeden. De concentratie in het nabijgelegen LOG de Rips stijgt na 2003 eerst en neemt daarna af tot het niveau van 21 µg/m 3. In Elsendorp is hetzelfde patroon waar ten nemen, maar dan op een lager niveau. In dit LOG neemt de ammoniakconcentratie af naar 16 µg/m 3 en blijft sinds 2006 stabiel op dit niveau hangen (zie figuur 4.3). De concentratie ammoniak is in de landbouwontwikkelingsgebieden, door de nabijheid van veehouderijen, hoger dan rond het natuurgebied. 4.3 Natura2000-gebieden Natura2000-gebieden zijn natuurgebieden die vallen onder het beschermingsregime van de Europese Habitat- en Vogelrichtrichtlijn (zie hoofdstuk 6 begrippenlijst). De overmaat aan stikstof in een groot aantal van deze gebieden is een van de belangrijkste knelpunten bij de bescherming. De stikstofontwikkeling op deze gebieden wordt daarom gemonitord. De rekenmethode van de stikstofbelasting wijkt in dit rapport af van het vorige rapport. Voorheen werd voor alle beschermde natuurgebieden in de rapportage gerekend op basis van natuurdoeltype met een daaraan gekoppelde kritische depositiewaarde (KDW). In deze rapportage is een onderscheid gemaakt tussen de Europees beschermde natuurwaarden in de Natura2000-gebieden en de overige natuur (WAV en de EHS binnen Natura2000-gebieden die niet Europees beschermd zijn). Voor de Europees beschermde natuur wordt uitgegaan van de habitattypen. Hiervoor is een vertaling gemaakt van de natuurdoeltypen uit de voorgaande rapportage naar habitattypen. Voor de overige natuur is een vertaling gemaakt van natuurdoeltype naar beheertype. De omzetting van natuurdoeltypen naar habitattypen en beheertypen is niet 1-op-1. Zo zijn er verschillende natuurdoeltypen bij elkaar gezet ongeacht de KDW (er kunnen bijvoorbeeld natuurdoeltypen bij elkaar zijn gezet waarbij de ene gevoelig is voor stikstof en de andere niet). De KDW s van de beheertypen zijn voor het grootste gedeelte bepaald op basis van het handboek natuurdoeltypen. Voor de beheertypen waar niet direct een KDW aan te koppelen was, is een inschatting gemaakt door experts. Bij Natura2000-gebieden kan het dus voorkomen dat een habitattype niet gevoelig is voor stikstof en het beheertype wel (bijvoorbeeld in de Biesbosch). In tabel 4.2 zijn alleen de Natura2000-gebieden weergegeven die een habitattype hebben met een kritische depositiewaarde <2.400 mol/hectare/jaar. Wat in de tabel opvalt, is dat er weinig Natura2000-gebieden beschermd zijn. Echter, de categorie slecht beschermd (>2 keer de kritische depositiewaarde) neemt overal af of blijft gelijk (zie tabel 7.4, bijlage I). Alleen Natura2000-gebied Deurnsche Peel & Mariapeel blijft voor 100% slecht beschermd. In bijlage I in tabel 7.4 is de mate van bescherming weergegeven voor de jaren 2005, 2007 en 2009. De besluiten die zijn genomen naar aanleiding van het burgerinitiatief Megastallen-nee, zullen voor een daling zorgen in de toekomst. Ook voor Natura2000-gebieden geldt, dat de invloed van melkveehouderij steeds groter wordt en dat er na uitvoering van generieke wetgeving nog een opgave ligt om de gebieden te beschermen. Veehouderij, ammoniak en geurhinder 2009 19

Tabel 4.2 Mate van bescherming van Natura2000-gebieden in 2009 Natura2000-gebied Oppervlakte (ha)* Beschermd Belasting stikstof onder de KDW Matig Belasting stikstof 1 2 keer de KDW Slecht Belasting stikstof >2 keer de KDW Brabantse wal 131,3 0% 65% 35% Deurnsche Peel & Mariapeel 660,67 0% 0% 100% Groote Peel 525,38 0% 15% 85% Kampina Oisterwijkse vennen 388,01 0% 75% 25% Kempenland west 312,32 0% 90% 10% Krammer-Volkerak 38,06 0% 100% 0% Langstraat 18,2 0% 100% 0% Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux 1085,3 10% 65% 30% Loonse en Drunese duinen 706,4 5% 50% 45% Markiezaat 3,52 0% 100% 0% Oefelter Meent 7,31 0% 100% 0% Regteheide 166,44 0% 85% 15% Strabrechtse Heide & Beuven 908,22 0% 80% 20% Ulvenhoutse Bos 47,3 0% 100% 0% Vlijmens ven & Bossche Broek 124,87 0% 90% 10% Weerter- en Budelerbergen & Ringselven 39,9 0% 100% 0% * In de tabel is alleen de oppervlakte van habitattypen binnen de Natura2000-gebieden die gevoelig zijn voor stikstofdepositie weergegeven. In bijlage III is op een kaart weergegeven in welke mate de Natura2000-gebieden en de EHS worden beschermd tegen ammoniakdepositie. Veehouderij, ammoniak en geurhinder 2009 20

5 Geur De geuremissie vanuit de landbouw kan hinder veroorzaken. De provincie monitort het effect van de geuremissie uit stallen van veehouderijen. Een reconstructiedoelstelling van Noord-Brabant is het terugdringen van het aantal geurgehinderden, daarbij bestaat wel de ruimte dat het aantal lokaal kan toenemen. Met de reconstructiepartners is afgesproken dat de provincie zich richt op de natuurdoelen. De gemeenten richten zich op de afwaartse beweging rond woongebieden met als doel een afname van de geurhinder. 5.1 Werkwijze In een rekenmodel worden gegevens over de vergunde geuremissies en de locatie van woningen ingevoerd en daarmee wordt de kans op geurhinder berekend. Deze werkwijze is ook gebruikt bij de milieueffectrapportages (MER) van de reconstructieplannen. Dit jaar is het detailniveau van de monitoring verhoogd en is de aansluiting van bestanden in de tijd geoptimaliseerd. Dit was nodig om te kunnen voldoen aan de bestuurlijke wens om op regionaal en subregionaal niveau uitspraken te kunnen doen over de verandering in geurhinder. Veranderingen in de geurhinder worden gerelateerd aan het peiljaar 2005. Gemeenten passen het BVB, inclusief voorgaande jaren, regelmatig aan. Daarom worden vanaf nu voor de monitoringsrapportage alle rapportagejaren, inclusief het peiljaar 2005, opnieuw berekend. De verbeterde rekensystematiek heeft onverwacht geleid tot een ander beeld dan is geschetst in het rapport Veehouderij, ammoniak fijnstof en geurhinder in Noord-Brabant 2007, namelijk geen Brabantbrede afname in 2007 maar een toename. De monitoring sluit aan bij de Barometer Plattelandsontwikkeling. Deze rapportage gaat niet in op de mate van geurhinder, maar op de relatieve verandering van de geurhinder sinds 2005. De mate van hinder, het acceptabele hinderniveau, is een zaak van de gemeenten. Bij het monitoren van het percentage geurgehinderden, is er voor gekozen om de grens te leggen bij het aantal personen dat een hinderkans groter of gelijk aan 12% heeft. In afwijking hiervan is in de LOG s het aantal personen met een hinderkans groter of gelijk aan 20% geregistreerd. Uit een geurrapport van PRA (2001) blijkt dat inwoners in een omgeving met veel veehouderijen minder snel gehinderd worden door de geur van veehouderijen. Dit komt door gewenning. Dit rapport heeft de basis gelegd voor de in de Wet geurhinder en veehouderij (zie hoofdstuk 6, begrippenlijst) opgenomen beoordelingsmethodiek voor geurhinder. 5.2 Resultaten In 2005 was Brabantbreed de kans op geurhinder door stallen 4,5% in 2007 was deze kans toegenomen tot 5,0% en in 2009 nam deze af tot 4,7%. Figuur 5.1 geeft een overzicht van de ontwikkeling per zonering, daarbij is 2005 het referentiejaar. Veehouderij, ammoniak en geurhinder 2009 21

130% 125% 120% 115% 110% 105% 100% 95% 90% 85% 80% 2005 2007 2009 Totaal Stedelijk Extensivering Vervewing LOG Figuur 5.1: Relatieve trend geurgehinderden tov referentiejaar (2005) De grootste afname van het aantal geurgehinderden 8 is waar te nemen in de extensiveringgebieden. Het aantal geurgehinderden is in 2009 onder het niveau van 2005 gedaald. In dit gebied worden de meeste veehouderijen verplaatst door diverse regelingen vanuit de provincie en gemeenten. Alleen in het LOG stijgt het aantal geurgehinderden door de jaren heen. Dit komt doordat bedrijven naar dit gebied toe verplaatst worden. Aandachtspunt is het stedelijk gebied, hier zijn relatief nog veel geurgehinderden. Over het algemeen (behoudens het LOG) vindt in 2009, nadat in 2007 een stijging heeft plaatsgevonden ten opzichte van 2005, weer een daling plaats. Tabel 5.1 geeft een overzicht van de verandering van het aantal geurgehinderden per gemeente. De in deze rapportage berekende geurhinder geeft een indicatie van de hinderbeleving ter plaatse. Echter lokale omstandigheden kunnen ertoe leiden dat sprake is van een onder- of een overschatting van de werkelijke mate van hinder. Ook kan in een gemeente met een daling van het aantal geurgehinderden lokaal toch sprake zijn van terechte geurklachten. Verplaatsingen die reeds zijn vergund maar waarvan de oude locaties nog niet zijn ingetrokken kunnen het beeld vertroebelen. Niet correct ingevoerde veranderingen in de milieuvergunningen sinds 2005 dragen ook bij aan een vertekend beeld. Tot de stippellijn zijn 22 gemeenten opgenomen waar het aantal geurgehinderden in 2009 met meer dan 25 is toegenomen. Deze zijn daarbij gesorteerd op toename van het aantal geurgehinderden. De toename was in Reusel-De Mierden het grootst. Bij percentages kleiner dan 100% is sprake van een afname van het aantal geurgehinderden. 8Geurgehinderd: bij kans op hinder groter dan 12% en in LOG s bij een kans groter dan 20% Veehouderij, ammoniak en geurhinder 2009 22

Tabel 5.1 Verandering aantal geurgehinderden per gemeente sinds 2005 Gemeente Aantal bewoners in Verschil t.o.v. 2005 2009 2007 2009 Reusel-De Mierden 12.508 162% 157% Landerd 14.796 133% 141% Asten 16.335 130% 130% Mill en Sint Hubert 10.973 143% 157% Hilvarenbeek 14.876 105% 111% Oirschot 17.661 110% 121% Uden 40.438 111% 120% Cranendonck 20.341 122% 117% Roosendaal 77.566 109% 156% Helmond 88.291 107% 114% Maasdonk 11.268 107% 110% Nuenen, Gerwen en 22.213 145% 143% Nederwetten Laarbeek 21.519 120% 110% Cuijk 24.426 103% 117% Heeze-Leende 15.216 98% 113% Son en Breugel 15.541 129% 107% Rucphen 22.484 104% 114% s-hertogenbosch 139.605 76% 117% Valkenswaard 30.725 107% 119% Halderberge 29.291 105% 106% Alphen-Chaam 9.299 94% 91% Baarle-Nassau 6.553 115% 95% Bergeijk 18.059 95% 65% Bergen op Zoom 65.845 77% 73% Bernheze 29.406 115% 101% Best 28.953 125% 104% Bladel 19.135 107% 92% Boekel 9.689 95% 95% Boxmeer 28.529 112% 95% Boxtel 30.276 98% 93% Breda 173.299 85% 94% Deurne 31.137 127% 102% Dongen 25.028 115% 100% Drimmelen 26.591 102% 100% Eersel 18.057 112% 82% Eindhoven 213.809 165% 170% Etten-Leur 41.524 104% 97% Geertruidenberg 21.087 105% 104% Veehouderij, ammoniak en geurhinder 2009 23

Gemeente Aantal bewoners in Verschil t.o.v. 2005 2009 2007 2009 Geldrop-Mierlo 38.117 109% 89% Gemert-Bakel 28.649 103% 96% Gilze en Rijen 25.914 101% 102% Goirle 22.730 108% 108% Grave 12.917 98% 102% Haaren 13.617 100% 91% Heusden 42.995 98% 78% Lith 6.651 101% 95% Loon op Zand 22.938 104% 88% Moerdijk 36.536 101% 102% Oisterwijk 25.757 78% 83% Oosterhout 54.136 108% 97% Oss 77.392 81% 80% Schijndel 22.930 99% 99% Sint Anthonis 11.755 106% 100% Sint Michielsgestel 28.125 97% 92% Sint-Oedenrode 17.418 110% 104% Someren 18.178 98% 100% Steenbergen 23.224 74% 71% Tilburg 204.853 99% 86% Veghel 37.171 109% 86% Veldhoven 43.243 94% 78% Vught 25.400 109% 113% Waalre 16.533 100% 97% Waalwijk 45.751 94% 92% Werkendam 26.371 102% 81% Woensdrecht 21.635 97% 110% Woudrichem 14.430 88% 69% Zundert 21.025 107% 96% Aalburg* 12.614 - - * Bij de gemeente Aalburg is geen resultaat vermeld. Deze gemeente heeft weinig veehouderijen. Omdat in het BVB drie keer hetzelfde bedrijf was vermeld waren de gegevens daardoor voor de hele gemeente niet meer representatief. De tabel laat zien dat er gemeenten zijn die er in zijn geslaagd om de geurbelasting op woningen consequent te verlagen. Ook zijn er gemeenten die na een stijging in 2007 in 2009 een afname hebben gerealiseerd. De Wet stankemissie veehouderij (zie hoofdstuk 6 begrippenlijst) bood relatief veel ruimte voor veehouderijen met een hoge geuremissie en was tot eind 2006 van kracht. Na de inwerkintreding van de Wgv heeft een omslag plaatsgevonden. Veehouderij, ammoniak en geurhinder 2009 24

De in een aantal geurgehinderden vertaalde toe- of afname van de geurbelasting op woningen is afhankelijk van de hoogte van de geuremissie, maar ook de afstand tot woningen speelt een cruciale rol. Uit de rapportage volgt dat de toename van de geuremissie in het verwevingsgebied de bepalende factor is voor de toename van de geurbelasting in het stedelijk gebied. Een andere belangrijke factor is de uitbreiding van woongebieden. Veehouderij, ammoniak en geurhinder 2009 25

6 Begrippenlijst Ammoniakemissie Proces waarbij de stikstof in mest in de vorm van ammoniak (gasvormig) vanuit de stallen, mestopslagen, en, na mesttoediening op het land, in de atmosfeer terecht komt. Ammoniakdepositie Ammoniakemissie en -depositie hangen nauw samen met elkaar. Wanneer de ammoniak op een gegeven moment neerslaat wordt dat depositie genoemd. De hoogte van de depositie is onder andere afhankelijk van de afstand tot het natuurgebied, weersomstandigheden en de ruwheid van het landschap. Meer emissie betekent overigens niet automatisch meer depositie. Als de depositie te hoog is leidt dit tot schadelijke effecten op de natuur. Beschermde natuur Natuur, waar de depositie lager is dan de minimum kritische depositiewaarde. Compartimentering Een landelijk plafond, waarbij een regionale scheiding bestaat tussen oost-, zuid- en de rest van Nederland (zuid-nederland = midden- en oost-brabant en noord- en midden-limburg samen). Het is een vrij ingewikkeld stelsel. Bij varkens wordt bijvoorbeeld een onderscheid gemaakt naar vleesvarkens en zeugen en dit moet onderling verrekend worden. Op 1 januari 2008 is de compartimentering opgeheven. De afschaffing van regionale compartimentering heeft de afgelopen jaren gezorgd voor groei van het aantal varkensrechten in Noord-Brabant. Om verdere verschuiving van dierrechten richting het zuiden te voorkomen heeft de Tweede Kamer besloten dat per 23 april 2010 de regionale compartimentering opnieuw wordt ingevoerd. Dierrechten Een systeem in Nederland waarbij voor het aantal varkens en kippen een zogenaamd plafond is voor het aantal dieren. Iedere varkens- of kippenhouder dient dierrechten aan te kopen, navenant het aantal rechten heeft de veehouder recht op een X aantal dieren. Deze rechten zijn vrij verhandelbaar en worden geregistreerd onder toezicht van het ministerie van LNV. Kritische depositiewaarde (KDW) De grens waarboven het risico niet kan worden uitgesloten dat de kwaliteit van de natuur significant wordt aangetast als gevolg van de verzurende en/of vermestende invloed van de atmosferische stikstofdepositie (Van Dobben en Van Hinsberg, 2008). De kritische depositiewaarde kan vergeleken worden met de huidige of toekomstige depositie om een beeld te krijgen van de knelpunten ten aanzien van verzuring en/of vermesting. Wanneer de atmosferische depositie hoger is dan het kritische niveau van het habitattype bestaat er een duidelijk risico op een significant negatief effect, namelijk dat het instandhoudingsdoel in termen van biodiversiteit niet duurzaam kan worden gerealiseerd. Hoe hoger de overschrijding van het kritische niveau en hoe langduriger die overschrijding, hoe groter het risico op ongewenste effecten op de biodiversiteit. Veehouderij, ammoniak en geurhinder 2009 26