Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 1
1. Inhoudsopgave 1. Inhoudsopgave 6 2. Werkwoorden schrijven, een verhaal (1). 9 We missen iemand Werkwoorden: een begin 3. Werkwoorden schrijven: de vorm... 15 3.1. Werkwoorden schrijven in stappen 15 Werkwoorden in de tegenwoordige tijd 4. Werkwoorden schrijven, een verhaal (2).. 26 Het Nu 5. Werkwoorden schrijven: de vorm... 31 5.1. De tegenwoordige tijd, in stappen. 31 5.2. De tegenwoordige tijd 33 5.3. De tegenwoordige tijd, in zinnen: hoe het werkt 36 Werkwoorden in de verleden tijd 6. Werkwoorden schrijven, een verhaal (3).. 41 Het Toen 7. Werkwoorden schrijven: de vorm... 45 7.1. De verleden tijd, in stappen. 45 7.2. De verleden tijd 47 7.2.1. Regelmatig (zwak) 47 7.2.2. Onregelmatig (sterk) 51 7.3. De verleden tijd, in zinnen: hoe het werkt 53 Werkwoorden in de voltooide tijd 8. Werkwoorden schrijven, een verhaal (4) 59 Wat is gebeurd 9. Werkwoorden schrijven: de vorm... 63 9.1. De voltooide tijd, in stappen. 63 9.2. De voltooide tijd 65 Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 2
9.2.1. Regelmatig (zwak) 65 9.2.2. Onregelmatig (sterk) 69 9.3. De voltooide tijd, in zinnen: hoe het werkt 74 Werkwoorden: het einde! 10. Werkwoorden schrijven, een verhaal (5) 81 Een beetje spelen 11. Werkwoorden: alles in een schema... 85 Extra: Helpende werkwoorden Bijlagen 13. Belangrijk: onregelmatige werkwoorden. 89 (onregelmatige werkwoorden houden zich niet aan de regels) 14. Belangrijk: hulpwerkwoorden. 90 (hulpwerkwoorden hebben altijd een 2 de werkwoord bij zich, en soms ook een 3 de of 4 de ) Werkwoordbladen 97-101 Werkwoordblad 1 De tegenwoordige tijd Werkwoordblad 2 De verleden tijd, met regelmatige (zwakke) werkwoorden Werkwoordblad 3 De verleden tijd, met onregelmatige (sterke) werkwoorden Werkwoordblad 4 De voltooide tijd, met regelmatige (zwakke) werkwoorden Werkwoordblad 5 De voltooide tijd, met onregelmatige (sterke) werkwoorden 12. Werkwoorden schrijven, een verhaal (6).. 103 Hoe het verder ging, in het kort Hoe het afgelopen is, in het kort Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 3
2. Werkwoorden schrijven, een verhaal (1) We maken een lijst Er was eens Hmmm, nee. Dit verhaal moet anders beginnen. Er waren eens Hmmm, dat is beter. Maar het is nog niet goed. Er zijn? Er zijn geweest? Er is Ja! Er is! Zo moet het zijn! Er is een bus. En er is een groep. En het gebeurt op een ongewone dag. De bus zit vol. Maar je kan beter zeggen: de bus zit propvol. Misschien zitten er wel veertienhonderdzevenenzestig in. Of een paar meer. Of misschien één of twee minder. Maar dat is voor het verhaal niet zo belangrijk. Iedereen is uitgelaten, want iedereen weet: het is een ongewone dag. Normaal zitten ze binnen en doen ze Ach, wat ze altijd doen. Wie ze zijn? Ze zijn werkwoorden. Ze zijn de woorden, die je gebruikt om te vertellen wat je doet. Of om te vertellen wat hij doet Of zij Of wij Of U, als je beleefd doet Je hebt maar een heel klein beetje fantasie nodig: net iets minder dan twee wangen vol. Dat is al genoeg. Daarmee breng je de werkwoorden tot leven. Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 4
3. Werkwoorden schrijven: de vorm 3.1. Werkwoorden schrijven in stappen Het probleem: Ik moet in een zin de goede vorm van een werkwoord opschrijven? Het begin: Ik stel drie vragen. De eerste belangrijke vraag is: Wie doet het? WIE En ik bedenk twee dingen: 1. Is het er één die het doet? 2. Of zijn het er meer dan één die het doen? En daarna: Ik stel de tweede belangrijke vraag. De tweede belangrijke vraag is: In welke tijd moet ik (of wil ik) het werkwoord schrijven: in de tegenwoordige tijd, de verleden tijd of de voltooide tijd? TIJD Tot slot: Ik stel de derde belangrijke vraag. De derde belangrijke vraag is: Welke regel moet ik gebruiken? REGEL En ik bedenk: Welke stappen moet ik nemen om het werkwoord goed op te schrijven? Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 5
Voorbeeldzinnen De stam van het werkwoord De basis De lange vorm Let op: De basis = het hele werkwoord (min) -en = de ik-vorm in de tegenwoordige tijd = de vorm van het hele werkwoord, in de tegenwoordige tijd = de stam + (soms) één of meer schrijfregels die je moet toepassen 1. Het hele werkwoord : maken De stam : mak De basis : maak (schrijfregel: de klinkerklank moet lang blijven, net als in het hele werkwoord) De lange vorm : maken 2. Het hele werkwoord : kloppen De stam : klopp De basis : klop (schrijfregel: we schrijven nooit twee keer dezelfde medeklinker aan het einde van een werkwoord) De lange vorm : maken 3. Het hele werkwoord : graven De stam : grav De basis : graaf (schrijfregel 1: de klinkerklank moet lang blijven, net als in het hele werkwoord) De lange vorm : graven (schrijfregel 2: we schrijven nooit een v aan het einde van een woord) Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 6
5.2. De tegenwoordige tijd BOODSCHAPPENLIJST Je hebt nodig: Regel: - de basis - - - - - - - - ik + basis - de extra t - - - - - - - - jij + basis + t hij/zij/het + basis + t men/iedereen + basis + t - de lange vorm - - - - - - - - wij/jullie/zij + lange vorm MAAR LET OP Staat je achter het werkwoord? basis Loop je nog even naar de bakker voor een half gesneden bruin? Dan koop je daarna de eieren bij de boer. Morgen kun je de rest van de boodschappen halen in de supermarkt. Geef je een opdracht of wens je iemand iets? basis Loop nog snel even naar de bakker voor een half gesneden bruin! Koop daarna de eieren bij de boer. Haal morgen de rest van de boodschappen bij de supermarkt. Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 7
zagen / klussen Zagen ik zaag, jij zaagt, hij zaagt, wij zagen ik zaagde, jij zaagde, hij zaagde, wij Klussen ik klus, jij klust, hij klust, wij klussen ik kluste, jij hij kluste, wij klusten Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 8
7.3. De verleden tijd, in zinnen: hoe het werkt Regelmatige (zwakke) werkwoorden 1. Hij (starten) de auto en reed snel weg. Stap 1: Hij (starten) _start de auto en reed snel weg. Stap 2: Hij (starten) te de auto en reed snel weg. Stap 3: Hij (starten) _X_ de auto en reed snel weg. Zin 1: Hij (starten) _start te de auto en reed snel weg. 2. Hij (melden) al vroeg bij de reisleider. Stap 1: Hij (melden) _meld al vroeg bij de reisleider. Stap 2: Hij (melden) de al vroeg bij de reisleider. Stap 3: Hij (melden) _X_ al vroeg bij de reisleider. Zin 2: Hij (melden) _meld de al vroeg bij de reisleider. 3. Hij (zuchten) diep en liep toen weg. Stap 1: Hij (zuchten) _zucht diep en schudde zijn hoofd. Stap 2: Hij (zuchten) te diep en schudde zijn hoofd. Stap 3: Hij (zuchten) _X_ diep en schudde zijn hoofd. Zin 3: Hij (zuchten) _zucht te diep en schudde zijn hoofd. 4. Mijn oma (hechten) altijd veel waarde aan goede manieren. Stap 1: Mijn oma (hechten) _hecht altijd veel waarde aan goede manieren. Stap 2: Mijn oma (hechten) te altijd veel waarde aan goede manieren. Stap 3: Mijn oma (hechten) _X_ altijd veel waarde aan goede manieren. Zin 4: Mijn oma (hechten) _hecht te altijd veel waarde aan goede manieren. Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 9
Voorbeeldzinnen Zin 7: Wij (hebben/zijn) de muur groen (verven).? Zin 7: Wij (hebben/zijn) de muur groen (verven). WIE Persoon = wij TIJD Tijd = voltooide tijd Klank = verf verfde zwak / regelmatig REGEL Regel = hebben/zijn + (ge) + basis + t/d Werkwoord = verven hebben + wij hebben verven ge Basis = ik-vorm t.t. (verv ) verf Stam = verv (TXKFSCHP) d Stap 1: Wij _hebben_ de muur groen (verven) Stap 2: Wij de muur groen (verven) _ge Stap 3: Wij de muur groen (verven) verf Stap 4: Wij de muur groen (verven) _d_ Zin 7: Wij _hebben_ de muur groen (verven) _ge verf d_ Zin 8: De bus (hebben/zijn) bij de bushalte (stoppen)? Zin 8: De bus (hebben/zijn) bij de bushalte (stoppen). WIE Persoon = de bus (hij) TIJD Tijd = voltooide tijd Klank = stop stopte zwak - regelmatig REGEL Regel = hebben/zijn + (ge) + basis + t/d Werkwoord = Stoppen zijn + de bus (hij) is Stoppen ge Basis = ik-vorm t.t. (stopp ) stop Stam = stopp (TXKFSCHP) t Stap 1: De bus _is_ bij de bushalte (stoppen). Stap 2: De bus bij de bushalte (stoppen) _ge. Stap 3: De bus bij de bushalte (stoppen) stop. Stap 4: De bus bij de bushalte (stoppen) _t_. Zin 8: De bus _is_ bij de bushalte (stoppen) _ge stop t_. Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 10
13. Belangrijk: onregelmatige werkwoorden, ook in de tegenwoordige tijd (Onregelmatige werkwoorden houden zich niet aan de regels ) Zijn: ik ben ik was ik ben geweest jij bent jij was jij bent geweest hij/zij/het is hij/zij/het was hij/zij/het is geweest wij zijn wij waren wij zijn geweest jullie zijn jullie waren jullie zijn geweest zij zijn zij waren zij zijn geweest Ik ben van mijn fiets gevallen. Ik was pas net de straat overgestoken. Ik ben gisteren geweest winkelen. Ik ben gisteren wezen winkelen. Hebben: ik heb ik had ik heb gehad jij hebt jij had jij hebt gehad hij/zij/het heeft hij/zij/het had hij/zij/het heeft gehad wij hebben wij hadden wij hebben gehad jullie hebben jullie hadden jullie hebben gehad zij hebben zij hadden zij hebben gehad Ik heb de hele dag hard gewerkt. Ik had graag een cadeautje meegenomen. Ik heb een mooie bos bloemen gekregen. Zijn en Hebben zijn (soms) helpende werkwoorden, omdat ze (soms) een tweede werkwoord bij zich hebben in de zin. Helpende werkwoorden heten officieel: hulpwerkwoorden. Maar er zijn nog meer hulpwerkwoorden Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 11
12. Werkwoorden schrijven, een verhaal (6) Hoe het verder ging, in het kort Nee hoor, ik ben er, klonk de stem van Zich Verslapen. Ze had nog al willen zeggen, maar ze viel stil toen ze zag, dat alle werkwoorden in groepen bij elkaar stonden, en zoveel mogelijk los van de andere. En dat was nog lastig, in een bus Verbaasd vroeg ze: Wat zijn jullie aan het doen? Het was stil. Niemand wist wat hij moest doen. Moesten ze erom lachen? Of moesten ze er boos om worden? Of moesten ze net doen alsof er niets aan de hand was? Maar Zich Verslapen was toch echt behoorlijk laat en iedereen had toch echt heel lang op haar gewacht. Ze konden natuurlijk ook bedenken, dat het eigenlijk wel leuk was geweest om een beetje te spelen in de bus Vergeven verbrak de stilte. Hij lachte: We deden niks bijzonders We speelden een spelletje, om het wachten wat leuker te maken Maar nu jij er bent, kunnen we gaan! Een gejuich steeg op en een bus vol met joelende werkwoorden vertrok Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 12
GAAT een werkwoord op vakantie? IS het soms gewoon niet thuis? DOET het niks, of wat het WIL?... BEN ik daarom soms zo stil? Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 13