Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj

Samenvatting Biologie Stofwisseling

-Dissimilatie gebeurd stapje voor stapje. De chemische energie uit de stapjes wordt eerst gebruikt voor de

Samenvatting Biologie stofwisseling. Begrippen 5,8. Samenvatting door S woorden 2 jaar geleden. 4 keer beoordeeld.

Verzuring ontstaat als spiercellen te weinig zuurstof krijgen. Bij inspanning wordt de spiercellenenergie (uit glucose) omgezet in bewegingsenergie.

1 Stofwisseling. JasperOut.nl

Samenvatting Biologie Thema 1 stofwisseling

Organismen die organisch en anorganische moleculen kunnen maken of nodig hebben zijn heterotroof

BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL]

BIOLOGIE Thema: Stofwisseling Havo

Samenvattingen. Samenvatting Thema 1: Stofwisseling. Basisstof 1. Organische stoffen:

1 Stoffen worden omgezet. Stofwisseling is het vormen van nieuwe stoffen en het vrijmaken van energie. Kortom alle processen in organismen.

5 HAVO. biologie voor jou BIOLOGIE VOOR DE BOVENBOUW

Examen Voorbereiding Stofwisseling

1. Stofwisseling, assimilatie en dissimilatie

BIOLOGIE Energie & Stofwisseling VWO

Biologie Hoofdstuk 2 Stofwisseling

Cellen aan de basis.

4,5. Samenvatting door L woorden 17 december keer beoordeeld. Biologie voor jou. 1. Vrije en gebonden energie.

13 Energietransport in cellen

Antwoorden Biologie Hoofdstuk 1: Stofwisseling

Hoofdstuk 5 Voeding en energie 5.1

Naar: D.O. Hall & K.K. Rao, Photosynthesis, Studies in Biology, Cambridge, 1994, blz. 106.

Celmembraan (duh! dat maakt het een cel) Celwand Ribosomen (voor eiwitsynthese) Soms: uitsteeksels zoals flagel (zweepstaart)

Hoofdstuk 1 Doelstelling 1: Stofwisseling (metabolisme): het geheel aan chemische processen in een cel. Via passief en actief transport nemen cellen

1. De invloed van de lichtintensiteit op de zuurstofproduktie bij waterpest (assimilatie)

Biologie VWO thema: Planten Tweede deel. Docent: A. Sewsahai

Samenvatting Biologie Energie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9, 'Fast Food Island' en Hoofdstuk 10, 'Ecologie'

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9 en 10

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3

Voorbereidende opgaven Examencursus

Voorbereidende opgaven Kerstvakantiecursus

Examentrainer. Vragen. Broeikasgassen meten in wijn. 1 Uitgeverij Malmberg. Lees de volgende tekst.

energiebehoefte. eet je wel energierijke stoffen, maar gebruik je die niet, dan sla je ze op als vetten; je komt aan.

Kerstvakantiecursus. biologie. Voorbereidende opgaven HAVO. Voordat je begint. De cel. Transport. Assimilatie & dissimilatie

In dieet: Koolhydraten Vetten Eiwitten Brandstof (o.a. in celmembraan en grondstof hormonen)

Antwoorden Biologie Hoofdstuk 4

ANORGANISCHE STOFKLASSEN

Scheikundige begrippen

Voorbereidende opgaven Kerstvakantiecursus

5,5. Samenvatting door een scholier 2060 woorden 22 februari keer beoordeeld. Biologie

2. Organisch of anorganisch. a) eigenschap anorganische stof organische stof Eenvoudig

Stofwisseling. Chantal Wilens. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

anorganische stoffen = stoffen die voorkomen in organismen en in de levenloze natuur verschillende atomen

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 5

vwo celprocessen 2010

Anabolisme: anabole processen: opbouwstofwisseling Energie wordt toegevoegd: assimilatie

Meerkeuzevragen. Fotosynthese, celademhaling en gisting. V. Rasquin

4. Glycogeen is een koolhydraat. Je cellen maken het door glucosemoleculen aan elkaar te koppelen. Je gebruikt het als brandstof voor je lichaam.

Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen BBL. 2.1 Namen 1 Hoe komen planten en dieren aan hun naam? De naam van een plant of een dier kan: *

Samenvatting Biologie T4 planten: 1 t/m 4

Aerobe dissimilatie = de afbraak van glucose (maar ook vetzuren en aminozuren) met behulp van zuurstof, waardoor energie vrijkomt om ATP te maken.

Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen KGT

1 Gewassen en hun afwijkingen Kennismaking met de plant Afwijkingen in de teelt Afsluiting 24

Waar leven is, zijn ook Enzymen

Aan de slag met Fotosynthese

SCHEIKUNDE. Hoofdstuk 9

Opdracht 7.2 Energie een heel lastig onderwerp

Celademhaling & gisting

Samenvatting Biologie Thema 4 Planten

Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Scholen Gemeenschap Lelydorp [HHS-SGL) Docent: A. Sewsahai

Biologie ( havo vwo )

BOUWSTENEN VAN HET LEVEN

Scheikunde Chemie Overal Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 15 Hoofdstuk 18

Antwoorden Biologie Planten

Fotosynthese vmbo-kgt12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

In de ecologie bestudeert men de relatie tussen de organismen en het milieu waar ze voorkomen.

PLANTEN. Basis maakt de vragen 1 t/m 35. Voor iedere vraag kan 1 punt behaald worden

23 keer beoordeeld 18 juni Plantaardige stoffen.

Bouw zaadplanten. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

LEVENSGEMEEN SCHAPPEN

Samenvatting Biologie h 5-8

Oefen SE Havo Biologie (21 vragen)

De cel metabolisme cel cel- membraan eiwitsynthese DNA aminozuren 1.1 De cel celcyclus celmembraan Afbeelding 1.1

Mitochondriële ziekten

2.2 De Weende-analyse bij veevoeding

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3: energie en warmte

Voedingsleer. Waar gaat deze kaart over? Wat wordt er van je verwacht? Voedingsleer en het plantenrijk

Paragraaf 1: Fossiele brandstoffen

BASISSTOF. 1 Omstandigheden van de zetmeelsynthese Functionele bouw van een chloroplast Fotosynthesereacties 48

BIOLOGIE Havo / Vwo 4 Submicroscopische cel: celorganellen

Examen Voorbereiding Cellen

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1

Ecosysteem in een fles

1 Water Water in de plant Soorten water en waterkwaliteit Verbeteren van de waterkwaliteit Afsluiting 27

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Biologie: Eukaryote cel 7/2/2015. dr. Brenda Casteleyn

De Weende-analyse bij veevoeding. Scheikunde voor VE41, Auteur: E. Held; bewerkt : door H. Hermans

Fysiologie les 3 BIO-ENERGETICA

Ecosysteem voedselrelaties

Bij hoeveel procent vochtverlies gaat de sportprestatie achteruit? Ong. 1% Bart van der Meer WM/SM theorie les 11 Amice

1. Een orgaan waarbij stoffen vanuit het interne milieu naar het externe milieu gebracht worden

Fysiologie / Metabolisme stofwisseling

Samenvatting Biologie Nectar H8 t/m 10

Studiehandleiding Biochemie I

Eindexamen biologie pilot havo I

ENZYMEN. Hoofdstuk 6

Mitochondriële ziekten Stofwisseling

Zijn er bij deze onderwerpen deficiënties, dan kun je via de volgende sites je kennis vergroten: - -

Boombiologie. Basiskennis 1. Boomanatomie (1) Boomanatomie (3) Boomanatomie (2) Het samenstel van deze organen vormen samen een organisme: de boom

Transcriptie:

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling Samenvatting door M. 1566 woorden 14 januari 2017 4,2 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie Thema 1: stofwisseling Paragraaf 2: Wat is stofwisseling? Stofwisseling: het totaal van chemische processen in de cellen van een organisme. Organische stoffen: bevatten een of meer atomen van de elementen C, H of O. Tussen de bindingen C en H bevatten chemische energie. Het zijn ingewikkelde grote moleculen. Anorganische stoffen: kunnen verschillende atomen bevatten maar zijn eenvoudig en klein gebouwd. Enzymen: zijn stoffen die chemische reacties in cellen mogelijk maken en als katalysator worden gebruikt: ze versnellen de reactie maar worden niet verbruikt. Assimilatie: een kleiner organisch molecuul wordt samen met één of meerdere kleine organische moleculen gevormd tot één groter organisch molecuul waarbij energie voor nodig is. Chemische energie: de energie die in de gevormde organische stoffen worden opgeslagen. Dissimilatie: De omzetting van grote organische stoffen naar kleine anorganische stoffen waarbij energie vrijkomt. ATP: een soort waar energie van vrijkomt door de energierijke verbinding van de tweede met de derde fosfaatgroep. Paragraaf 3: Dissimilatie Aeroob: met zuurstof. Anaeroob: zonder zuurstof. Organische stoffen: bevatten een of meer atomen van de elementen C,H en O. Tussen de bindingen tussen C en H bevatten chemische energie. Het zijn ingewikkelde grote moleculen. Aerobe dissimilatie van glucose: De verbranding van glucose waarbij glucose met zuurstof wordt verbrand Pagina 1 van 6

waardoor er water, koolstofdioxide en energie ontstaat, dit vindt plaats in de mitochondriën. Anaerobe dissimilatie van glucose: Bij de verbranding is er geen zuurstof waardoor er een andere reactieproduct ontstaat. Hierbij is het gevolg dat het glucosemolecuul minder energie kan leveren omdat een deel omgezet wordt in de extra reactieproduct. Alcoholgisting: sommige andere organismen (gistcellen) ontstaat er alcohol die de reactieproduct is. Hierdoor zal een deel van de glucose worden omgezet in alcohol en maar een deel in echte energie die gebruikt kan worden. Melkzuurgisting: Door de zuurstoftekort breken de melkzuurbacteriën glucose af tot melkzuur, per glucosemolecuul komt er weinig energie vrij omdat die voor een groot deel wordt afgebroken tot melkzuur. Dissimilatie van vetten en eiwitten bij vetten komt er meer energie vrij dan bij eiwitten of koolhydraten. eiwitten aminozuren (N2) ammoniak ureum urinezuur, ammoniak, ureum en urinezuur zijn schadelijke stoffen worden door urine weggevoerd. Paragraaf 4: Stofwisseling in planten Glucose wordt gemaakt door fotosynthese van planten, hierbij is CO2 nodig en zal O2 worden afgegeven aan de lucht, via de huidmondjes en luchtholten wordt dit d.m.v. diffusie uitgewisseld. Huidmondjes worden omgeven door twee sluitcellen die de huidmond openen en sluiten. Deze zitten meestal aan de onderkant van het blad. s Nachts is er geen licht dus kan er geen fotosynthese plaatsvinden waardoor de sluitcellen dicht blijven. Om de kleine afstanden af te leggen is Diffusie, osmose en actief transport handig maar voor grote afstanden vindt transport plaats d.m.v. stroming in de vaten. In de vaten zitten vaatbundels die bestaan uit nerven die bestaan uit houtvaten en bastvaten. Houtvaten vervoeren vooral water en mineralen van de wortels via de stengels naar de bladeren. Dit noemen we de anorganische sapstroom. Bastvaten: vervoeren water en assimilatieproducten (organische stoffen) van de bladeren naar alle delen van de plant. Dit wordt de organische sapstroom genoemd. Houtvaten transporteren water en opgeloste stoffen op uit de bodem naar andere plantendelen, dit komt door teveel verdamping van water uit bladeren, de nauwe diameter en van capillaire werking. De capillaire werking is de cohesiekracht die de watermoleculen bij elkaar houd + de adhesiekracht die ze tegen de houtwand houd, hierdoor is deze werking sterker dan de zwaartekracht. In de nerven van de bladeren vertakken de houtvaten zich die eindigen in fijne vertakkingen tussen de bladcellen. Al het water dat verdampt zal worden aangevuld door de fijne vertakkingen. Door capillaire werking wordt het water in de houtvaten als een soort draad omhoog getrokken. De capillaire werking is mogelijk doordat de houtvaten nauw zijn, door de kleine diameter. De worteldruk kan ook bijdrage leveren doordat de osmotische waarde in de houtvaten hoger zijn dan in de bodem. Pagina 2 van 6

Er wordt veel glucose gemaakt overdag die wordt omgezet in zetmeel en wordt opgeslagen in de bladcellen. Zetmeel lost slecht op om te voorkomen dat de osmotische waarde te erg stijgt. s Nachts wordt het omgezet in sacharose die door de plant wordt vervoerd en wordt omgezet in glucose. De opname van sacharose gebeurt actief sacharose gaat van lage naar hoge concentratie. Paragraaf 5: koolstofassimilatie Koolstofassimilatie: De vorming van glucose en zuurstof uit koolstofdioxide en water (+energie) Dit komt alleen bij autotrofe organismen voor d.m.v. licht(dat de energie is) fotosynthese foto-autotroof: organismen met chlorofyl die fotosynthese mogelijk maken. Chlorofyl zit in de chloroplasten (bladgroenkorrels), chloroplasten bevatten ook enzymen. Glucose dat wordt gemaakt wordt onmiddellijk omgezet in zetmeel. Licht Elke kleur heeft een golflengte, alle kleuren bij elkaar heet het spectrum. Groen blad groen wordt weerkaatst, alle andere kleuren worden geabsorbeerd. Bij fotosynthese wordt lichtenergie omgezet in chemische energie en wordt dan opgeslagen in glucosemoleculen. Het absorptiespectrum van een stof geeft aan in welke mate verschillende kleuren licht door die stof worden geabsorbeerd. paragraaf 6 voortgezette assimilatie voortgezette assimilatie: de vorming van andere organische stoffen uit glucose. uit glucose kunnen bij autotrofe vetten, koolhydraten en eiwitten ontstaan. Bij heterotrofe alleen vetten en koolhydraten. Hiervoor is wel energie nodig! Koolhydraten zijn gemaakt van C, H en O-atomen. monosachariden disacharide polysachariden Vetten zijn opgebouwd uit C, H en O-atomen. synoniem is lipiden. Vetten mengen niet met water. Vetmoleculen bevatten dezelfde elementen als glucosemoleculen waardoor glucose kan worden omgezet in vet. Bij warmbloedige dieren komt dat onder de onderhuidse bindweefsel en wordt als reservestof en Pagina 3 van 6

isolerende functie gebruikt. Eiwitten Eiwitten worden ook proteïnen genoemd en bestaat uit een groot aantal gekoppelde aminozuren. Aminozuur is opgebouwd uit C,H, O èn één of meer N-atomen, sommige bevatten ook zwavelatomen (S). glucose kan niet worden omgezet tot aminozuren omdat het geen N-atomen bevat! Planten zijn in staat om aminozuren te op te bouwen uit glucose + stikstofhoudende bindingen zoals nitraationen (NO3-) Glucose + Nitraat + energie aminozuren NO3- nemen ze op uit de bodem net als sulfaationen (SO42-) Dieren kunnen geen aminozuren opbouwen uit glucose, ze zijn wel in staat om uit andere aminozuren andere bepaalde aminozuren te vormen die uit hun voedsel komt. Bij de vorming neemt een eiwitmolecuul direct een ingewikkelde, specifieke ruimtelijke structuur aan. De vorm van deze ruimtelijke structuur is afhankelijk van welke aminozuren er in welke volgorde aan elkaar worden gekoppeld. Door specifieke ruimtelijke structuur kunnen verschillende eiwitten heel verschillende functies hebben. Paragraaf 7: Enzymen Chemische reacties berusten op de beweging van moleculen en de botsing van moleculen tegen elkaar. Hierdoor verbreken en worden atoombindingen gevormd. Door bijv. een te lage temperatuur gaan ze te weinig botsingen creëren en komt de reactie niet op gang. Enzymen zijn stoffen die chemische reacties van stofwisselingsprocessen katalyseren (versnellen) Hierdoor komt de reactie tot stand en blijven de enzymen intact worden niet verbruikt. een naam van een enzym is een vaak afgeleid van het substraat met aan het eind -ase (urease voor substraat ureum) Enzymen zijn eiwitten gemaakt in de ribosomen op erfelijke informatie. Substraatspecifiek: elke enzymmolecuul heeft een ruimtelijke vorm die precies voor één bepaalde substraat past. Het substraatmolecuul wordt op de bindingsplaats aan het enzym molecuul gebonden. Hierdoor ontstaat een enzym-substraatcomplex verbindingen breken en kunnen sneller andere bindingen ontstaan. Enzymen komen in kleine hoeveelheden voor omdat ze na de reactie niet veranderen en weer kunnen binden aan volgend substraatmolecuul. Pagina 4 van 6

Enzymactiviteit: hoeveelheid substraat per tijdseenheid wordt omgezet of de hoeveelheid reactieproduct per tijdseenheid ontstaat Dit wordt beïnvloed door temperatuur + ph. Temperatuur het verband tussen de temperatuur en de enzymactiviteit wordt aangegeven in een optimumkromme. Minimumtemperatuur: Hieronder is geen enzymactiviteit beweging is te traag voor enzymsubstraatcomplex. Optimumtemperatuur: Hier is de optimale temperatuur bereikt en is hier hoogste enzymactiviteit. Maximumtemperatuur: specifieke gevormde enzymmoleculen zijn kwetsbaar, hoe hoger de temperatuur, hoe sneller,harder en dus krachtiger de botsingen vervormen na deze maximale temperatuur zijn alle specifieke ruimtelijke enzymmoleculen hun vorm verloren enzymen houden deze vorm aan geen enzymactiviteit. Het vervormen van enzymen door temperatuur heet denatureren. zuurgraad Elke enzym werkt optimaal bij een bepaalde zuurgraad (ph) en als de ph te hoog/laag is zullen deze enzymmoleculen geen enzym substraat complex vormen (dus geen enzyme- hebben) paragraaf 8: de intensiteit van de stofwisseling De minimale stofwisseling die nodig is om processen te laten werken die je lichaam in stand houd bij rust, heet de basale stofwisseling. De intensiteit van de basale stofwisseling is de snelheid waarmee de basale stofwisseling plaatsvindt. kan je meten door zuurstofverbruik. De intensiteit van de basale stofwisseling blijkt onder andere afhankelijk te zijn van het geslacht, de leeftijd en het lichaamsgewicht. Man hogere intensiteit, hoe ouder, hoe lager intensiteit, hoog lichaamsgewicht, heeft meer isolatie, minder warmte verlies, hoeft minder energie te vormen, lagere intensiteit. De lichaamstemperatuur heeft ook invloed op de intensiteit.. Koudbloedige dieren nemen de temperatuur van de omgeving aan en verbruiken daar geen energie voor om op temperatuur van de omgeving te blijven. Warmbloedige dieren willen hun constante temperatuur behouden en daar is energie voor nodig om zo warm te blijven. Ook de tijdstip op jaargetijde spelen een rol in de intensiteit van een organisme. De intensiteit van de fotosynthese De intensiteit van de fotosynthese is de snelheid waarmee glucose wordt gevormd en zuurstof ontstaat bij de fotosynthese. Afhankelijk van sterkte en kleur van het licht, beschikbare CO2 en H2O, de temperatuur en van de hoeveelheid bladgroen. Is er 1 van deze factoren afwezig, dan vindt er geen fotosynthese plaats. Als er Pagina 5 van 6

maar van 1 een kleine hoeveelheid is, bepaalt deze de intensiteit. deze factor wordt de beperkende factor genoemd. Pagina 6 van 6