anorganische stoffen = stoffen die voorkomen in organismen en in de levenloze natuur verschillende atomen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "anorganische stoffen = stoffen die voorkomen in organismen en in de levenloze natuur verschillende atomen"

Transcriptie

1 Samenvatting door een scholier woorden 11 mei ,7 88 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Stofwisseling = totaal van alle chemische processen in een organisme Stofwisselingsprocessen = alle veranderingen van stoffen in het lichaam (veranderen, verbruiken, opslaan) Organische stoffen = stoffen afkomstig van organismen of van producten van organismen - koolstof (C) - waterstof (H) - stikstof (O) anorganische stoffen = stoffen die voorkomen in organismen en in de levenloze natuur verschillende atomen assimilatie = opbouw van organische moleculen uit kleinere moleculen van anorganische stoffen of -> organische stoffen van andere organische stoffen - vorming van organische stoffen, waar organismen uit bestaan - groei - vervanging - herstel er is altijd energie nodig energie wordt opgeslagen in de moleculen van de gevormde organische stoffen chemische energie = energie die is vastgelegd voorbeeld: fotosynthese, waarbij lichtenergie wordt omgezet in chemische energie dissimilatie = afbraak van organische moleculen tot kleinere moleculen - vrijmaken van energie - kinetische energie - warmte - assimilatie - elektrische energie - licht Pagina 1 van 52

2 er komt chemische energie vrij die bij assimilatie was vastgelegd voorbeeld: verbranding -> ATP -> energie die vrijkomt wordt niet meteen benut maar wordt vastgelegd in ATP-molecuul (adeosinetrifosfaat) in binding tussen tweede en derde fosfaatgroep is veel chemische energie vastgelegd als de derde fosfaatgroep wordt afgesplitst, komt de chemische energie vrij er ontstaat ADP (adenosinedifosfaat) daarna zal het ADP-moleculleen de fosfaatgroep weer beschikbaar zijn om bij dissimilatie vrijgekomen energie tijdelijk vast te leggen (zie afbeelding 3, bladzijde 8) enzymen = stoffen die de chemische reacties van stofwisselingsprocessen katalyseren (versnellen) = eiwitten de enzymmoleculen worden zelf niet gebruikt substraat = de stof(fen) waarop een enzym inwerkt de naam van een enzym is afgeleid van het substraat + - ase product = een stof die bij de reactie ontstaat substraatspecifiek = door de ingewikkelde vorm van de enzymmolecuul past precies in de ruimtelijke vorm van het substraatmolecuul enzym-substraatcomplex = het substraatmolecuul die aan het enzymmolecuul gebonden is het enzymmolecuul is na de reactie niet verandert kan dus veel malen dezelfde reactie mogelijk maken daardoor zijn enzymen al in kleine hoeveelheden werkzaam enzymactiviteit = snelheid waarmee een enzym een reactie versnelt ->wordt uitgedrukt in hoeveelheid substraat die per tijdseenheid wordt omgezet of in hoeveelheid reactieproduct die per tijdseenheid ontstaat enzymactiviteit is afhankelijk van de temperatuur en zuurgraad - optimumkromme = een grafiek waarin het verband wordt aangegeven tussen de temperatuur en enzymactiviteit - minimumtemperatuur = temperatuur waaronder geen enzymactiviteit is, omdat de beweging van de moleculen te traag is voor de vorming van enzymsubstraatcomplexen - optimumtemperatuur = temperatuur waarbij de enzymactiviteit het hoogste is - maximumtemperatuur = temperatuur waarboven geen enzymactiviteit mogelijk is, omdat de enzymmoleculen door de hoge temperatuur hun specifieke ruimtelijk vorm hebben verloren ( = Pagina 2 van 52

3 onomkeerbaar) koolstofassimilatie = de vorming van glucose en zuurstof uit koolstofdioxide en water 6 CO2 + 6 H2O + energie * C6H12O6 + 6 O2 komt alleen voor bij autotrofe organismen energie die hierbij gebruikt wordt is meestal licht deze reactie komt vooral voor bij fotosynthese v Fotosynthese = lichtenergie wordt vastgelegd als chemische energie in glucosemoleculen komt alleen voor bij planten en cyanobacteriën (fotoautotroof organismen) ze hebben bladgroen (chlorofyl) -> bladgroen zit bij planten in chloroplasten (chloroplasten) chloroplasten bevatten enzymen en pigmenten die een rol spelen bij de fotosynthese de glucose die bij fotosynthese bestaat wordt meestal gelijk omgezet in zetmeel (kan je aantonen met joodoplossing, kleurt blauw) absorptiespectrum = geeft aan in welke mate verschillende kleuren licht door die stof worden geabsorbeerd Ø zonlicht/wit licht = mengsel van alle kleuren licht (zichtbaar te maken met spectrum) Ø als zonlicht op groen blad valt, wordt vooral het groene licht teruggekaatst en erkennen wij de plant als groen Ø de andere kleuren worden geabsorbeerd en tijdelijk vastgelegd in ATP-moleculen Ø deze energie kan weer worden gebruikt bij vorming van glucosemoleculen voortgezette assimilatie = vorming van andere organische stoffen uit glucose vorming van: - koolhydraten - vetten - eiwitten Ø bij voortgezette assimilatie in heterotrofe organismen kunnen uit glucose allen koolhydraten en vetten worden gevormd Ø bij voortgezette assimilatie is energie nodig, die wordt meestal door dissimilatie vrijgemaakt v koolhydraten - monosachariden (enkelvoudige suikers) - glucose (druivensuiker) - fructose (vruchtensuiker) - desoxyribose (bestanddel van DNA) Pagina 3 van 52

4 - disachariden (twee glucosemoleculen) - maltosemolecuul (moutsuiker) - lactose (melksuiker) - sacharose (riet- of bietsuiker) - polysachariden (meervoudige suikers) -> zo kunnen zetmeelmoleculen worden gevormd -> er kunnen ook glycogeen (in dierlijke cellen als reservestof in lever en spieren) en cellulose (in plantaardige cellen, celwand van planten bestaan voor het grootste deel uit cellulose) v vetten = lipiden = stof die bestaat uit glycerolmolecuul en drie vetzuurmoleculen -> vetmoleculen bevatten atomen van dezelfde elementen als glucose, dus alle organismen kunnen glucose omzetten in vetten - bij mensen en warmbloedige dieren word vet opgeslagen in het onderhuidse bindweefsel - heeft als functie reservestof en een warmte-isolerende functie v eiwitten = proteinen = stof die bestaat uit een groot aantal aan elkaar gekoppelde aminozuren - aminozuur bestaat uit: o koolstofatomen o waterstofatomen o zuurstofatomen o stikstofatomen o soms ook zwavelatomen -> dus kunnen niet alleen uit glucose gevormd planten zijn in staat aminozuren op te bouwen uit glucose en stikstofhoudende ionen, vooral nitraationen planten nemen nitraationen en sulfaationen op uit de bodem dieren kunnen geen aminozuren opbouwen uit glucose, maar ze kunnen wel aminozuren vormen uit andere aminozuren die ze met hun voedsel binnenkrijgen alle organismen kunnen eiwitmoleculen opbouwen door aminozuren aan elkaar te koppelen - bij de vorming neemt een eiwitmolecuul direct een ingewikkelde, specifieke ruimtelijke structuur aan - de vorm van deze ruimtelijk structuur is afhankelijk van welke aminozuren er in welke volgorde aan elkaar worden gekoppeld - door de specifieke ruimtelijk structuur kunnen verschillende eiwitten heel verschillende functies hebben voorbeeld: enzymen bouwstoffen in het cytoplasma transportenzym glucose + nitraat + energie -> aminozuur dissimilatie = chemische energie wordt vrijgemaakt uit organische stoffen dissimilatie vindt voortdurend plaats, overdag en s nachts Pagina 4 van 52

5 zonder dissimilatie gaat een cel dood zodra meer energie wordt gebruikt voor bewegingen, voor de handhaving van de lichaamstemperatuur, voor groei of voor herstel, zal er meer dissimilatie plaatsvinden in organismen wordt energie meestal vrijgemaakt door dissimilatie van glucose aerobe dissimilatie (verbranding) = proces waarbij glucosemoleculen volledig worden afgebroken alle chemische energie die tijdens de fotosynthese in een glucosemolecuul is vastgelegd, komt nu weer vrij deze energie wordt tijdelijk vastgelegd in ATP-moleculen C6H12O6 + 6 CO2 -> 6 CO2 + 6 H2O + energie aërobe dissimilatie vindt plaats in de mitochondrien zuurstof wordt uit het milieu opgenomen ook als de zuurstof in de cellen zit, is het aërobe dissimilatie de koolstofdioxide die bij de aërobe dissimilatie ontstaat, wordt aan het milieu afgegeven anaërobe dissimilatie van glucose = proces waarbij glucose dissimileert zonder zuurstof glucosemoleculen worden niet volledig afgebroken eindproducten bevatten nog veel chemische energie, dus er komt veel minder energie vrij dan bij aërobe dissimilatie hierbij wordt ook de vrijgekomen energie tijdelijk opgeslagen in ATP-moleculen v alcoholgisting = proces waarbij alcohol wordt gemaakt, door middel van gistcellen die zonder zuurstof genoeg energie krijgen van glucosecellen, zodat er anaërobe dissimilatie plaatsvindt C6H12O6 -> 2 C2H6O + 2 CO2 + energie Voorbeeld: bier wijn brood (alcohol verdampt door hoge temperatuur) v melkzuurbacteriën = melkgisting= breken in een zuurstofarme omgeving glucose af tot melkzuur voorbeeld: kaas yoghurt zuurkool ook bij veel dieren (en bij mensen) kan door anaërobe dissimilatie melkzuur ontstaan, vooral in de spieren -> in de spieren wordt vooral glucose afgebroken tot melkzuur gebeurt als er in korte tijd veel energie moet worden vrijgemaakt per glucosemolecuul komt weinig energie vrij, dus moeten er veel glucosemoleculen worden gebruikt er ontstaat ophoping van melkzuur en dat veroorzaakt vermoeid gevoel ( verzuurde spieren ) Pagina 5 van 52

6 na afloop van inspanning wordt melkzuur afgevoerd naar de lever met behulp van zuurst en ATP wordt het melkzuur weer omgezet in glucose C6H12O6 -> 2 C3H6O3 (melkzuur) + energie Dissimilatie van vetten: splitsen in glycerol en vetzuren deze worden verder gedissimileerd bij aerobe dissimilatie van vetten komt meer energie vrij dan bij aerobe dissimilatie van koolhydraten of eiwitten dissimilatie van eiwitten splitsen in aminozuren deze worden verder gedissimileerd hierbij ontstaat ammoniak (een afbraakproduct dat stikstof bevat) mens: ammoniak -> ureum sommige dieren: ammoniak -> urinezuur - dit zijn schadelijk stoffen - worden met urine uitgescheiden basale stofwisseling = processen die altijd doorgaan, waar dus voortdurend assimilatie en dissimilatie plaatsvindt voorbeeld: hartslag ademhalingsbewegingen peristaltische bewegingen van het darmkanaal intensiteit = snelheid waarmee de stofwisselingsprocessen plaatsvinden -dit kan worden bepaald door de hoeveelheid zuurstof te meten die een organisme in rust verbruikt ` intensiteit is afhankelijk van: - geslacht - leeftijd - lichaamsgewicht - lichaamstemperatuur - warmbloedig = min of meer constante lichaamstemperatuur (vogels en zoogdieren) - koudbloedig = lichaamstemperatuur is min of meer gelijk aan de temperatuur van de omgeving (meeste andere dieren) * vooral bij lagere omgevingstemperatuur is de intensiteit van de basale stofwisseling van warmbloedige dieren hoger dan die van koudbloedige dieren Pagina 6 van 52

7 - tijdstip van de dag - jaargetijde Fotosynthese vindt bij planten plaats in de bladeren, alleen als ze in het licht staan Koolstofdioxide wordt uit de lucht opgenomen en zuurstof aan de lucht afgegeven o Dit gebeurt via de: - Huidmondjes * deze bevinden zich aan de onderkant van de bladeren * deze is omgeven door twee sluitcellen, die kunnen openen en sluiten ( s nachts zijn deze gesloten) - Luchtholten Intensiteit van de fotosynthese = snelheid waarmee glucose wordt gevormd en zuurstof vrijkomt bij de fotosynthese o Afhankelijk van: - Hoeveelheid en kleur van het licht - Beschikbare hoeveelheden koolstofdioxide en water - Temperatuur - Hoeveelheid bladgroen o Beperkende factor = de factor die het minst gunstig is, die dus de intensiteit van de fotosynthese bepaald o Intensiteit van fotosynthese wordt afgeleid, door de hoeveelheid zuurstof die in het licht wordt opgenomen of afgegeven te vergelijken met de hoeveelheid zuurstof die in het donker wordt opgenomen Er vindt ook aërobe dissimilatie van glucose plaats o Beinvloed door: - Temperatuur - Hoeveelheid zuurstof - ( invloed van het licht) -> zuurstof uit de lucht opgenomen en koolstofdioxide aan de lucht afgegeven * Transport vindt plaats door: - Diffusie - Osmose - Actief transport - Stroming (voor grote afstanden) via vaten - vaten lopen van wortels, via de stengels, naar de bladeren en bloemen - in bladeren liggen de vaten in nerven - bij kruidachtige planten liggen de vaten in de stengels gegroepeerd in vaatbundels vaatbundels bestaan uit: * houtvaten Water en ionen worden via de stengels naar de bladeren vervoerd (anorganische sapstroom) * bastvaten Pagina 7 van 52

8 Water en assimilatieproducten orden van de bladeren naar alle delen van de plant vervoerd (organische sapstroom) Ø Anorganische sapstroom Water en nitraationen worden door de wortels opgenomen uit de bodem Celwanden in de wortels zijn doordrenkt met het vocht dat planten uit de bodem hebben opgenomen Door de houtvaten vindt transport van dit vocht plaats naar andere plantendelen In de nerven van de bladeren vertakken de houtvaten zich De fijne vertakkingen eindigen tussen de bladcellen Hierdoor raken de celwanden in de bladeren doordrenkt met het vocht dat planten uit de bodem hebben opgenomen Vanuit deze celwanden worden wat en onder andere nitraationen door de bladcellen opgenomen Het transport via houtvaten gebeurt tegen de zwaartekracht in dit transport is het gevolg van verdamping van water uit de bladeren - Uit de celwanden van de bladcellen verdampt water naar de intercellulaire ruimten tussen de cellen - Als de huidmondjes van de bladeren openstaan zal deze waterdamp uit de bladeren weg diffunderen - Vanuit de celwanden kan dan weer water verdampen - Dit water wordt aangevuld vanuit de fijne vertakkingen van de houtvaten Dit transport is ook het gevolg van capillaire werking van de houtvaten - De houtvaten zijn nauw - De cohesiekrachten, waardoor de moleculen bij elkaar blijven en de adhesiekrachten, waarmee de watermoleculen aan de houtvatwand worden vastgehouden, zijn samen groter dan de zwaartekracht Ø Organische sapstroom Overdag wordt er in een plant meestal meer gelucose gevormd dan er bij dissimilatie wordt verbruikt Het overschot aan gelucose wordt gebruikt voor de voortgezette assimilatie Een groot deel van de gevormde glucose wordt omgezet in zetmeel en tijdelijk opgeslagen in de bladcellen Door de omzetting in zetmeel wordt voorkomen dat de osmotische waarde van de cellen te veel zou stijgen o Zetmeel is slecht oplosbaar in water Vooral s nachts wordt het tijdelijk opgeslagen zetmeel omgezet in sacharose en via bastvaten afgevoerd naar andere delen van de plant In deze delen nemen de cellen actief sacharose op uit de organische sapstroom o Sacharose kan worden omgezet in glucose en dat kan worden verbruikt bij de dissimilatie o Sacharose kan ook worden omgezet in andere sotffen, een deel van deze stoffen wordt opgeslagen als reservestoffen Grote hoeveelheden reservestoffen worden opgeslagen in de cellen van verdikte delen (bevinden zich vaak onder de grond) Dit gebeurt vooral bij: o tweejarige planten o overblijvende planten Pagina 8 van 52

9 * bij veel van deze planten sterven de bovengrondse delen in de herst af en overwinteren de ondergrondse delen * bij planten worden ook de zaden veel reservestoffen opgeslagen zetmeel wordt opgeslagen in zetmeelkorrels glucose, fructose en sacharose zitten vooral in het vacuolevocht o glucose en fructose worden vooral in vruchten opgeslagen o sacharose wordt bijvoorbeeld in de stengels en wortels van suikerriet opgeslagen vetten worden opgeslagen als druppels in het cytoplasma bijvoorbeeld: in de zaden van - zonnebloem - koolzaad - vlas - aardnoot (pinda) eiwitten kunnen worden opgeslagen in: - opgelost in het vacuolevocht - aleuronkorrels in het cytoplasma ( peulvruchten en in zaden van granen) in de natuur gaat geen stof verloren, elke stof ondergaat een kringloop koolstofkringloop = de weg die koolstof in de natuur neemt lucht bestaat voor 0,03 % uit koolstof autotrofe organismen kunnen toch voldoende koolstofdioxide uit de lucht opnemen en daarmee glucose vormen o een deel van de glucose wordt door autotrofe organismen verbruikt bij de dissimilatie de vrijgekomen koolstofdioxide wordt aan de lucht afgegeven glucose wordt omgezet in andere stoffen waaruit autotrofe organismen bestaan (koolhydraten, vetten, eiwitten) producenten = autotrofe organismen, deze zetten anorganische stoffen om in organische stoffen consumenten = heterotrofe organismen, deze leven van organische stoffen van andere organismen --> er vind dissimilatie plaats en daarbij komt koolstofdioxide vrij en organisch materiaal wordt uitgescheiden en naar ander organisme worden gebracht. reducenten = schimmels en heterotrofe bacteriën, hier is ook sprake van dissimilatie en komt koolstofdioxide vrij Ø fossiele brandstoffen = koolstofverbindingen die door producenten zijn gevormd op dit moment maken deze koolstofverbindingen geen deel uit van de koolstofkringloop als deze worden gewonen en verbrand, worden ze in koolstofkringloop opgenomen Stikstof Pagina 9 van 52

10 komen vooral in eiwitten voor in de lucht komt gasvorming stikstof voor (N2) --> 79 % in de bodem komen: o ammoniumionen (NH4 + ) o nitrietionen (NO2 - ) o nitraationen (NO3 - ) Ø planten kunnen niet stikstofionen uit de lucht opnemen, ook al is deze in hoge concentratie in de lucht aanwezig planten nemen daarom stikstof op uit de bodem, door middel van nitraationen - stikstofassimilatie: nitraationen --> aminozuren en eiwitten Ø als een plant wordt gegeten door een dier : plantaardige eiwitten ==> dierlijke eiwitten deel van de plantaardige eiwitten worden gedissimileerd daarbij komt ammoniak (NH3) vrij waterdieren: scheiden deze stof uit met hun urine in het water landdieren: zetten ammoniak om in urinezuur of ureum en scheiden deze stoffen met hun urine uit eiwitten van dode organismen en de afbraakproducten van eiwitten in urine worden door rottingsbacteriën opgenomen o bij dissimilatie van deze stoffen ontstaat ammoniak o een deel hiervan verdwijnt als ammoniakgas in de lucht o het grootste del van de vrijgekomen ammoniak wordt in het (bodem)water omgezet in ammoniumionen (NH4 + ) planten nemen een klein deel van deze ammoniumionen op rest wordt omgezet: 1. nitrietbacteriën: ammoniumionen --> nitrietionen 2. nitraatbacteriën: nitrietionen --> nitraationen * nitrificerende bacteriën = nitriet- en nitraatbacteriën nitraat kan door planten worden opgenomen Ø denitrificerende bacteriën = bacterien die de in de zuurstofarme bodem aanwezige nitraationen omzetten in gasvormige stikstof ---> stikstof verdwijnt in lucht ---> bodem wordt armer aan stikstofhoudende ionen ---> planten groeien beter stikstofbinding (stikstoffixatie)= soort bacterien binden N2-moleculen aan waterstofatomen --> ammoniak [ kan aminozuren mee worden gesynthetiseerd] o dit kan alleen plaatsvinden onder anaërobe omstandigheden! Ø Knolletjesbacteriën = stikstofbindende bacteriën die vooral voorkomen in wortelknolletjes van vlinderbloemige planten Voorbeeld vlinderbloemige planten: - erwten - bonen Pagina 10 van 52

11 - klaver - lupine o deze bacteriën stellen de planten in staat op stikstofarme grond te groeien o bacteriën krijgen organische stoffen van de plant voor hun stofwisseling o groenbemesting = bemesting van een stikstofarme grond met planten die knolletjesbacterien hebben (voorbeeld: klaver) normaal wordt meestal kunstmest gebruikt Ø fotochemische stikstofbinding (bij onweer) o = stikstof (N) + ozon (O3) --> stikstofoxide (NOx) biotische factoren = invloeden die afkomstig zijn van de levende natuur (van andere organismen) o insecten, predatoren (roofdieren) abiotische factoren = invloeden die afkomstig zijn van de levenloze natuur o temperatuur, regenval organisatieniveaus: individu = een organisme in het milieu o invloed van lucht op een konijn populatie = een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die samen een voortplantingsgemeenschap voormen o invloed van lucht op een populatie konijnen levensgemeenschap = populaties van verschillende soorten o populaties van eiken, beuken, regenwormen, spitsmuizen in een bos ecosysteem = levensgemeenschap samen met abiotische factoren o een duingebed, een bos, een sloot, heideveld biosfeer = gedeelte van de aarde en de atmosfeer (dampkring), dat door organismen wordt bewoond o alle ecosystemen op aarde voedselketen = een reeks soorten, waarbij elke soort voedselbron is voor de volgende soort er lopen in een ecosysteem meerde voedselketens door elkaar voedselweb/voedselnet = het geheel van voedselrelaties in een levensgemeenschap soorten die aan het begin van een voedselketen staan, hebben geen andere soorten als voedselbron -> autotroof (producenten) soorten die autotrofe of heterotrofe organismen als voedsel hebben -> heterotroof (consumenten) detritus = de dode resten van organismen uit elke schakel vormen organisch afval detritivoren = afvaleters (reducenten) Pagina 11 van 52

12 mineralisatie = dode resten worden afgebroken tot anorganische stoffen (koolstofdioxide, water, zouten) biomassa = het totale gewicht van alle organische stoffen -> maat voor productiviteit van het ecosysteem piramide van biomassa o de biomassa van elke schakel van een voedselketen wordt grafisch weergegeven in een piramide o heeft vrijwel altijd piramidevorm, ook als de aantallen een afwijkende vorm heeft piramide van energie o geeft van elke schakel van een voedselketen weer hoeveel energie in deze schakel is vastgelegd in de moleculen van organische stoffen (energie-inhoud) o een deel van deze energie wordt doorgegeven aan de volgende schakel van de voedselketen o er ontstaat een energiestroom in het ecosysteem (alle energie wordt steeds weer doorgegeven) o een deel van de energie wordt door de producenten gebruikt voor dissimilatie, een ander deel wordt gebruikt bij de vorming van nieuwe weefsels o elke schakel in de piramide heeft zijn eigen productiviteit (= hoeveelheid energie die wordt vastgelegd in organische stoffen) o in elke schakel van een voedselketen verdwijnt er energie uit de voedselketen populatiedichtheid = grootte van een populatie -> weergegeven in het gemiddeld aantal individuen per oppervlakte-eenheid (land) -> weergegeven in het gemiddeld aantal individuen per volume-eenheid (water) bepaling van populatiedichtheid o kwadrantmethode -> gebruikt als ecosysteem regelmatig begroeid is in ecosysteem worden een of meer plaatsen gekozen waarvan de begroeiing een goede afspiegeling is van de begroeiing van het gehele ecosysteem op deze plaatsen wordt een vierkant (kwadrant) uitgezet hierbinnen worden de individuen geteld de grootte van het kwadrant kan varieren van enkele tientallen meters tot enkele decimeters hieruit wordt berekend hoeveel individuen in het gehele ecosysteem voorkomen o transect -> gebruikt als ecosysteem niet regelmatig begroeid is is hetzelfde als kwadrantmethode, maar dan met een langwerpige proefstrook hierbij is de begroeiing ook een goede afspiegeling van de begroeiing in het gehele ecosysteem o lijntransectmethode -> gebruikt als begroeiing onregelmatig is er wordt route uitgezet die door alle soorten vegetatie loopt de verschillende vegetatietypen moeten op deze route in dezelfde verhouding voorkomen als in het gehele ecosysteem deze route moet dus zeer zorgvuldig worden uitgestippeld o merken en terugvangen -> toegepast op diersoorten die in de natuur minder gemakkelijk zijn waar te Pagina 12 van 52

13 nemen dieren van deze soorten worden gevangen voorzien van merkteken weer losgelaten hierna wordt weer een vangst gedaan uit het percentage gemerkte dieren in de tweede vangst kan de populatiedichtheid worden berekend * deze methode kan ook gebruikt worden voor onderzoek naar de leeftijd en de migratie (verplaatsing) van dieren veranderingen in de populatiedichtheid o beperkende factor = de minst gunstige factor die bepaald hoe groot de populatiedichtheid is (biotisch of abiotische factor) o biologisch evenwicht = evenwicht waarbij de energiewaarde gelijk blijft en er dus voedsel is voor de predatoren o negatieve terugkoppeling = proces die ervoor zorgt dat als de populatiedichtheid groter wordt, de factoren die een afname van de populatiedichtheid veroorzaken meer invloed hebben o invloeden: geboortecijfer = geeft aan hoeveel individuen per tijdseenheid door voortplanting ontstaan - aantal jongen per jaar per 1000 individuen sterftecijfer = geeft aan hoeveel individuen per tijdseenheid sterven - aantal sterfgevallen per jaar per 1000 individuen immigratie = individuen van elders die een populatie binnentrekken emigratie = individuen die uit een populatie wegtrekken * populatiedichtheid is zelden constant * over groot aantal jaren blijkt dat veel populaties in een biologisch evenwicht verkeren populatiegroei o onbeperkte hulpbronnen -> doordat de nieuwe populatie nog weinig individuen telt, zullen zij voldoende voedsel aantreffen (J-vormige groeicurve) kan vergeleken worden met kolonie bacterieen op voedingsbodem (exponentiele groei) o beperkte hulpbronnen -> doordat de populatie groeit, zal er te weinig voedsel komen - draagkracht = maximale populatiegrootte die over langere tijd in een ecosysteem kan worden gehandhaafd o door te grote overschrijding van de draagkracht, is er een tekort aan voedsel, dus zullen veel individuen sterven. Gevolg hiervan is dat er een lagere draagkracht wordt ingesteld, omdat er te weinig voedsel is voor een bepaalde periode * als alle omstandigheden optimaal zijn en optimaal blijven, zal het evenwicht zich instellen op het niveau van de draagkracht (een S-vormige groeicurve) Pagina 13 van 52

14 verwering = het door de wind, regen en vorst aantasten van harde delen Door de wind worden fijne bodemdeeltjes aangevoerd, die zich mengen met gruis Hierdoor kunnen er korstmossen groeien Diertjes zullen zich tussen de korstmossen vestigen o Er is pioniersecosysteem ontstaan De korstmossen scheiden soms zuren af die ondergrond aantasten Er komen zouten vrij Door organische stoffen uit dode korstmossen ontstaat humus Humus = een mengsel van organische en anorganische stoffen en micro-organismen (reducenten) Er treedt bodemvorming op o Mossen en planten kunnen zich vestigen Wortels en planten versnellen verwering van het rotsblok Door dode resten ontstaat meer humus Abiotische factoren worden gematigder o Overdag wordt het door de schaduw van de planten minder heet o s nachts houden de planten de warmte vast het terrein wordt meer geschikt voor steeds meer soorten planten en dieren successie = de soortsamenstelling van de levensgemeenschap verandert, zodat de levensgemeenschap geleidelijk in een andere overgaat -> tijdens successie is in het ecosysteem de productie van nieuwe weefsels groter dan de afbraak van weefsels * de biomassa zal toenemen climaxecosysteem = het eindstadium van successie, waarbij de abiotische factoren en de soortsamenstelling min of meer constant zijn de productie van nieuwe weefsels is dan even groot als de afbraak van weefsels -> biomassa blijft constant kringloop van stoffen is gesloten o er vind weinig uitwisseling plaats met de omgeving van het ecosysteem voorbeeld: - tropische regenwouden - koraalriffen - loofbossen in Nederland Ø secundaire successie = als de abiotische factoren door invloeden worden veranderd (bijvoorbeeld door kappen van bomen), hoeft de successie niet opnieuw te beginnen, omdat de bodem nog humus bevat * de kringloop van stoffen is open o de successie naar het climaxecosysteem verloopt snel o tijdens successie neemt verscheidenheid toe o de vegetatie gaat gelaagdheid vertonen in het climaxecosysteem bereikt de soorten rijkendom zijn maximale waarde dit is afhankelijk van het klimaat (hoe meer zon en water, des te rijker aan soorten) Ø climaxecosystemen zijn kwetsbaar, omdat o de bodem weinig humus bevat Pagina 14 van 52

15 o er veel afvaleters en reducenten zijn (mineralisatie van dode planten- en dierenresten verloopt snel o de vrijkomende mineralen worden vrijwel direct door de planten opgenomen o de mineralen bevinden zich maar korte tijd in de bodem * als er gekapt wordt dan: o komt de bodem bloot te staan aan regen en wind o er ontstaat erosie -> de bovenste laag (met kleine hoeveelheid humus) spoelt of waait weg o de successie moet helemaal van voren af aan beginnen primaire successie Ø op begroeide terreinen kan de bodem veel regenwater vasthouden o dit is belangrijk bij berghellingen o als er geen begroeiing is o dan zal het water naar beneden stromen (met eventueel het bovenste laagje en humus) o lager gelegen gebieden raken overstroomd Ecosystemen in Nederland v duinen = zandheuvels die door de wind zijn aangewaaid o er zijn verschillende stadia van successie dit valt te zien aan de plantengroei o de planten moeten bestand zijn tegen barre omstandigheden als ze worden ondergestoven, moeten ze er bovenuit groeien als ze worden blootgewaaid en losgerukt, moeten ze opnieuw vastzetten ze moeten genoeg hebben aan een zeer laag gehalte humus in de bodem als eerste verschijnen: - biestarwegras - helm doordat deze planten zich hebben gevestigd, stuift het zand minder vaak weg en komt er langzaam meer humus in de bodem biestarewegras en helm worden verdrongen door andere soorten kruidachtige planten dit stadium duurt enige tijd o soms wordt in dit stadium de successie verstoord o de successie begint dan weer opnieuw bij een pionierecosysteem na verloop van tijd beginnen er struiken te groeien - duindoornstruiken (duinstruweel) - duinbos met berken, wilgen en vlierstruiken v loofbos = natuurlijke climaxecosysteem in het grootste deel van Nederland -> veel bossen zijn door mensen aangeplant en daardoor een andere soortensamenstelling dan die in Nederland thuishoort o planten groeien in verschillende lagen (op volgorde van lagen) Pagina 15 van 52

16 strooisel => afgevallen takjes en bladeren en kleine dieren moslaag => groeien mossen en paddestoelen kruidlaag => groeien varens, bosbes en allerlei kruidachtige planten struiklaag => verschillende soorten struiken boomlaag => kruinen van de bodem * tussen vier lagen vindt concurrentie plaats om het zonlicht en op de bodem zoveel mogelijk zaden kunnen laten ontkiemen v naaldbos = bossen met verschillende soorten naaldbomen -> komen van nature niet in Nederland voor, maar zijn voor houtwinning aangeplant o naaldbomen groeien sneller dan loofbomen o in naaldbos komen niet dezelfde lagen voor als in een loofbos o een naaldbos is veel armer aan soorten dan een loofbos v heide ->uitgestrekte loofbossen werden gekapt, kwam er struikhei voor in de plaats o er ontstonden heidevelden o op de grens tussen bos en hei ontstaan bosplanten en heideplanten o zaden van berken, eiken en dennen ontkiemen op de naburige heide o als heidegebied aan zijn lot zou worden overgelaten, zouden deze bodem het struikhei verdringen o vroeger werden er schapen op gezet ( deze aten boompjes op, struikhui was ertegen bestand) o nu worden er soorten runderen geplaatst v plassen -> als de mens niet ingrijpt, vindt er in plassen langzaam verlanding plaats o bij successie kunnen we 4 planten onderscheiden waterplanten => moeilijke omstandigheden, deze moeten drijven kunnen blijven leven of met lange stengels vanaf de bodem naar de oppervlakte kunnen groeien - wanneer dode plantenresten naar de bodem zinken, vormt zich daar een laag modder of slib (bodem van de plas wordt opgehoogd) oeverplanten => kunnen vanaf de kant in de plas groeien - de plas wordt kleiner, de oeverplanten zorgen ervoor dat de bodem aan de rand van de plas verder wordt opgehoogd moerasplanten => kunnen zich vestigen als de rand van de plas is opgehoogd broekbos => kan groeien als de bodem genoeg is opgehoogd er groeien: - wilgen - elzen Pagina 16 van 52

17 relaties tussen populaties : competitie = concurrentie om: beschikbare hoeveelheid voedsel de voortplanting beschikbare ruimte beschikbare hoeveelheid licht (planten) -> de individuen die zich het meest hebben aangepast aan het milieu, hebben de grootste overlevingskans (natuurlijke selectie) o territorium = een afgebakend gebied -> de soortgenoten worden uit het gebied geweerd jachtgebied ruimte voor grootbrengen van jongen coöperatie = samenwerking balts paring * sommige vogels en zoogdieren leven langdurig in paren, om samen te werken bij verdediging en zoeken naar voedsel * dieren kunnen ook in groepen samenleven - voordeel: bescherming tegen predatoren * insecten leven in staten => sterke taakverdeling (verdediging voortplanting voedsel) relaties tussen populaties worden opgelost doordat soorten zich specialiseren (leven ;s nachts, overdag etc.) symbiose = het langdurig samenleven van individuen van verschillende soorten o de samenleving kan voor elk van de individuen voordelig, neutraal of nadelig zijn o de kleinste van de individuen heeft altijd voordeel mutualisme = beide soorten hebben voordeel van de samenleving voorbeeld: - korstmossen is samenleving van algen en schimmels o algen hebben bladgroen -> er kan fotosynthese plaatsvinden o een deel van deze organische stoffen, wordt gebruikt door de schimmels o de schimmels nemen water en voedingszouten uit de omgeving op en kunnen deze stoffen vasthouden o de algen maken hiervan ook gebruik commensalisme = een vorm van symbiose waarbij slechts een van beide individuen voordeel heeft voorbeeld: - boomalgen op de stam van de boom parasitisme = een individu (parasiet) leeft op of in een individu van een ander soort (de gastheer) en Pagina 17 van 52

18 onttrekt er voedsel aan voorbeelden van dierlijke parasieten : - vlooien,luizen leven op de huid van dieren (vooral bij dieren met constante lichaamstemperatuur) ze komen aan voedsel door bloed van de gastheer op te zuigen - spoelwormen, lintwormen kunnen in darmkanaal van dieren voorkomen * kunnen allemaal ook bij mensen voorkomen voorbeelden van plantaardige parasieten: - maretak ontrekt water en voedingszouten aan de gastheer - duivelsnaaigaren onttrekt water, voedingszouten en organische stoffen aan de gastheer Ø sommige soorten zijn soortspecifiek, ze leven op of in een gastheer van één bepaalde soort voorbeeld: - lintworm => heeft geen darmkanaal, maar neemt direct via de huid verteringsproducten op uit de darm van de gastheer tolerantie = het vermogen van organismen om schommelingen in een abiotische factoren te kunnen verdragen verspreidingsgebied = het gebied waarin een bepaalde soort voorkomt tolerantiegrens = een uiterste waarde waarbij individuen van de soort kunnen overleven - deze abiotische factor is de beperkende factor optimumkromme = diagram waarin het aantal individuen wordt uitgezet tegen de milieutemperatuur stress = trajecten waarin de individuen al hun energie nodig hebben om te overleven ze hebben dus geen energie over om te groeien of zich voort te planten verspreidingsgebied van een soort die op het land leeft, hangt samen met het klimaat in dat gebied klimaat = een combinatie van verschillende abiotische factoren: temperatuur licht lucht (wind) water (neerslag * voor waterorganismen: temperatuur zuurstofgehalte zoutgehalte Pagina 18 van 52

19 licht stroming o macroklimaat = klimaat die in grote gebieden op aarde geldt o microklimaat = klimaat die op elk plekje van een ecosysteem geldt v temperatuur temperatuur bepaalt sterk de verspreiding van planten en dieren over de wereld koudlboedige dieren => leven in milieutemperaturen tussen 0 en 45 graden - chemische processen worden geregeld door enzymen - activiteit is afhankelijk van temperatuur, bij lage temperatuur kunnen enzymen niet actief zijn - koudbloedige dieren kunnen dan niet actief zijn, omdat er geen energie wordt vrijgemaakt warmbloedige dieren => kunnen milieutemperaturen beneden 0 graden verdragen tolerantiegrenzen voor de temperatuur kunnen bij verschillende soorten sterk uiteen lopen -> warmbloedige dieren kunnen wel moeilijk aan voedsel komen vogels trekken in de herfst weg naar warmere streken veel zoogdieren houden een winterslaap bij hoge milieutemperaturen: warmbloedige dieren -> grote lichaamsuitsteeksels -> raken warmte kwijt koudbloedige dieren -> kleine lichaamsuitsteeksels -> houden warmte vast v licht planten hebben licht nodig voor fotosynthese zonplanten groeien beste bij hoge lichtintensiteit => kleinere bladeren, door minder bladgroen -> groeien op plaatsen met weinig of geen schaduw (open veld -> steppen, woestijnen) schaduwplanten groeien beste bij een beperkte lichtintensiteit => grotere bladeren, door meer bladgroen -> groeien op schaduwrijke plaatsen (bv. Als bodembegroeiing in loofbossen) * planten groeien in het licht langzamer groeien dan in het donker - in het licht ontstaan stevige stengels -> naarmate de stengels langer worden, ontwikkelen ze meer harde steunweefsels - in het donker ontstaan lange, slappe stengels -> met weinig of geen steunweefsels daglengte = de tijd dat de zon boven de horizon staat heeft grote invloed op planten en dieren, vooral op de voortplanting het tijdstip waarop veel planten in het voorjaar bloemen vormen, wordt vooral bepaald door de daglengte voorbeeld: - bij vogels begint de hypofyse in het voorjaar bij een bepaalde daglengte een hormoon te vormen waardoor de voortplantingsorganen gaan roeien, in het najaar verschrompelen deze voortplantingsorganen weer - bij vissen, amfibieën en vogels wordt het tijdstip van de paring en het tijdstip van eilegging beïnvloed door de daglengte - bij vogels is de daglengte ook van invloed op het tijdstip waarop de vogeltrek begint in zeeën en oceanen dringt licht alleen door in de bovenste waterlagen waar veel plankton voorkomt o plankton = verzamelnaam voor micro-organismen die in water drijven Pagina 19 van 52

20 o in plantaardig planton vindt fotosynthese plaats o vanaf 200 meter diepte heerst volkomen duisternis o de meeste organismen die op grotere diepte leven voeden zich met omlaag zakkende, dode resten van organismen uit de bovenste waterlagen v lucht samenstelling van lucht is van levensbelang voor alle organismen o koolstofdioxide => fotosynthese o zuurstof => aërobe dissimilatie o vervuiling van lucht => invloed op organismen beweging van lucht (wind) is vooral van invloed op planten o windbloemen => zorgt voor bestuiving o planten met lichte zaden of sporen => verspreiding van zaden of sporen o planten met zware zaden => aangepast aan de verspreiding door de wind door de wind verdampt water sneller uit bladeren o in gebieden waar het erg waait, zijn de planten aangepast om uitdroging tegen te gaan o bij meeste planten is de opperhuid van stengels en bladeren bedekt met waslaagje (cuticula) dit waslaagje gaat verdamping van de opperhuidcellen tegen o de huidmondjes liggen vooral aan de onderzijde van de bladeren de wind kan de waterdamp zo minder goed afvoeren dit is vooral het geval als de huidmondjes diep verzonken in de opperhuid liggen of als de stengels en bladeren behaard zijn v water Ø oppervlaktewateren = rivieren, sloten, meren, plassen o organismen kunnen hier sterke schommelingen in de temperatuur of in de samenstelling van water hebben o planten zijn in sterke mate aangepast aan de beschikbare hoeveelheid water waterplanten o hebben weinig stevige delen o het wortelstelsel is klein of afwezig voorbeeld: - waterlelie heeft zeer grote slappe bladeren die op het water drijven huidmondjes bevinden zich aan de bovenkant van de bladeren in de stengels bevinden zich luchtkanalen waaronder de delen onder water van zuurstof worden voorzien landplanten die in vochtig milieu leven o hebben bladeren met veel huidmondjes o hebben een dun waslaagje op hun bladeren o bladeren kunnen verschillend van grootte en stevigheid zijn o wortelstelsels zijn zwak ontwikkeld naarmate het milieu droger is, hebben de planten beter ontwikkelde wortelstelsels Pagina 20 van 52

21 deze zijn vooral in de breedte of vooral in de diepte uitgegroeid landplanten die in een droog milieu leven o hebben bladeren die klein, stevig en vaak sappig zijn o bladeren hebben weinig huidmondjes, die alleen aan de onderkant van de bladeren zitten o ze hebben dikke waslaag voorbeeld: - cactus doornvormige bladeren bladeren hebben geen huidmondjes in speciale weefsels in de stengels wordt water opgeslagen * planten die in een zout milieu leven hebben een vergelijkbare bouw als planten in een droog milieu waterdieren o zuurstofgehalte is belangrijk stromend water heeft een hoger zuurstofgehalte dan stilstaand water dieren die leven in de overgang van zout naar zoet water, kunnen door eb- en vloedbewegingen afwisselend door zout en door zoet water worden omspoeld - deze dieren hebben speciale aanpassingen om het verschil in zoutgehalte in hun milieu op te vangen landdieren in vochtig milieu o meeste leven in vochtig milieu o bij amfibieen, slakken en wormen kan water door de huid verdampen door vochtige plekker op te zoeken voorkomen deze dieren dat ze uitdrogen landdieren in droog milieu o ze hebben aanpassingen om zo weinig mogelijk water kwijt te raken urine is sterk geconcentreerd verdamping van water bij het uitademen is weinig o bij sommige dieren is waterverlies zo klein dat ze geen water hoeven te drinken om in leven te blijven voorbeeld: - kleermot - woestijnspringmuis v bodemgesteldheid elke bodem bestaat uit een mengsel van bodemdeeltjes van verschillende soorten elk bodemdeeltje is omgeven door een dun watervliesje voor planten is het gehalte aan humus in de bodem van belang o door activiteiten van de reducenten levert humus voedingszouten voor planten o humus verbetert de structuur van de bodem uitspoeling = in humusarme bodem zakt het regenwater (met zouten) snel weg naar diepere lagen -> de bovenste lagen worden daardoor voedselarm in humusrijke bodem wordt het regenwater (met de zouten) beter in de bovenste lagen vastgehouden -> humus gaat uitspoeling tegen zand klei Pagina 21 van 52

22 Grotere bodemdeeltjes Kleinere bodemdeeltjes Holtes tussen bodemdeeltjes zijn groot, waardoor de klei slecht water kan vasthouden Holtes tussen bodemdeeltjes zijn klein, waardoor de klei goed water kan vasthouden Houdt zouten slecht vast, dus onvruchtbaarder Houdt zouten goed vast, dus vruchtbaarder Wortels van planten kunnen makkelijker door de grotere holten groeien Wortels van planten kunnen moeilijk door de kleine holten groeien hoe meer humus er in zand voorkomt, des te beter kan het zand water vasthouden Hoe meer humus er in de klei voorkomt, de te beter kunnen de wortels van planten erin doordringen Ø grondwaterstand is in veel landbouwgebieden door ingrijpen van mensen lager geworden -> geleid tot verdwijnen van bepaalde soorten planten en weidevogels Ø ph van de bodem is van invloed -> op veel plaatsen is de ph onder invloed van de mens lager geworden (zure regen) voorbeeld: - dennen groeien het best op een zwak-zure grond Ø zouten in hoge concentraties o is van invloed op de planten die er groeien voorbeeld: - brandnetels groeien alleen op een bodem die rijk is aan nitraatzouten - duindoornstruiken groeien alleen op een bodem die rijk is aan kalkzouten - door veel zink in de bodem, groeien er speciale soorten, zoals het zinkviooltje v mens wordt beïnvloed door milieu v mens beïnvloed het milieu elementen toevoegen aan het milieu elementen onttrekken aan het milieu veranderen van het milieu Ø milieuproblemen ontstaan als het natuurlijke milieu door het ingrijpen van de mens ernstig wordt verstoord o vervuiling = elementen die worden toegevoegd o uitputting = er worden teveel elementen aan het milieu onttrokken o aantasting = het zodanig veranderen van het milieu oorzaken: - enorme bevolkingstoename -> hoge bevolkingsdruk - wijze van leven van de huidige mens o gebruik van machines -> veel afvalstoffen o opkomst van chemische energie kunstmatige producten ->bij vervaardiging komen afvalstoffen vrij (werd geloosd in water of in bodem Pagina 22 van 52

23 gestort) o ruilverkaveling -> grote boerderijen die meer willen produceren (gebruik van machines, etc.) o infrastructuur is veranderd om sneller en beter voedsel te maken, worden abiotische en biotische factoren voor de groei en ontwikkeling zo goed mogelijk gemaakt dit kan door: v bemesting kuntstmest o stikstofhoudende mineralen (mineralen, bv. Nitraat) door oogsten van voedingsgewassen en door uitspoeling worden mineralen aan de kringloop van stoffen op landbouwgrond onttrokken -> uitspoeling= de mineralen zijn naar diepere grondlagen gezakt stalmest o uitwerpselen en urine van dieren de mest wordt in vaste of vloeibare vorm (gier) op het land gebracht reducenten (bacterien en schimmels) in de bodem breken de mest af mineralen komen vrij * vast stalmest is meestal vermengd met stro -> grond wordt luchter en kruimeliger v bodembewerking ploegen en eggen o bodemgesteldheid wordt beter plantenwortels kunnen beter in bodem doordringen bodem wordt luchtiger - reducenten kunnen hun functie beter verrichten - er is meer zuurstof beschikbaar voor plantenwortels v bescherming tegen ziekten en plagen - monocultuur = op een groot landbouwareaal wordt één soort gewas geteeld -> vergroten kans op plagen (voldoende voedselaanbod) -> ziekten van het gewas breiden zich sneller uit -> plantenziekten en vraat door organismen kunnen de opbrengst van voedingsgewassen sterk verminderen pesticiden = chemische bestrijdingsmiddelen insectiden = insectenbestrijdingsmiddelen herbiciden = onkruidbestrijdingsmiddelen o voordeel: - bestrijdingsmiddelen zijn effectief (ziekten en plagen worden goed bestreden) o nadeel: - meeste soorten zijn niet soortspecifiek - ze doden veel soorten organismen, ook onschadelijke soorten - ook predatoren worden gedood (de organismen die de kwaal opeten) - er kan resistentie optreden tegen het bestrijdingsmiddel Pagina 23 van 52

24 - een aantal pesticiden is persistent ( = ze worden zeer langzaam langs de natuurlijke weg afgebroken) - accumulatie = bij dieren worden pesticiden opgeslagen in vetweefsel, waardoor ze worden doorgegeven aan de volgende schakel in de voedselketen. Het organismen aan het eind van de voedselketen heeft ophoping van pesticide. -> dit gebeurt ook bij zware metalen en pcb s (polychloorbifenylen, dit wordt gebruikt in koelvloeistoffen en elektrische apparaten) - pesticiden komen in water terecht, waardoor dat vervuild wordt -> drinkwater wordt opgepompt uit de grond, wat dus vervuild is biologische bestrijding o er wordt gebruik gemaakt van natuurlijke vijanden predatoren parasieten ziekteverwekkers voorbeeld: witte vliegen -> uit planten zuigen ze sappen sluipwespen worden in kassen losgelaten om witte vliegen uit te roeien o speciale bedrijven leveren sluipwespen o vaak worden in plaats van volwassen dieren eitjes of popen in de kas gebracht witte vlieg legt een eitje op een blad de eieren ontwikkelen zich tot larve een sluipwesp legt een ei IN de larve van een witte vlieg het ei van de sluipwesp ontwikkelt zich in de wittevlieglarve tot larve, de sluipwesplarve voedt zich met lichaamsvocht van de wittevlieglarve de sluipwesplarve verpopt zich, de wittevlieglarve is dood uit de pop komt een nieuwe sluipwesp o lokken van bepaalde soorten schadelijke insecten met geuren of geluiden de gelokte dieren worden gedood of onvruchtbaar gemaakt o vruchtwisseling (wisselteelt) = er wordt nooit twee jaar achter achtereen hetzelfde gewas op een bepaald stuk grond verbouwd dit wordt gedaan om ziekte uit te roeien voorbeeld: aardappelmoeheid = na 3 jaar tasten wormpjes (aardappelcystenaaltjes) de wortels van aardappelplanten aan verandering van erfelijke eigenschappen o veredeling = uit een nakomelingenschap worden individuen met de meest gunstige erfelijke eigenschappen geselecteerd voor verdere kruisingen - dit wordt ook toegepast om nieuwe soorten voedingsmiddelen te verkrijgen o recombinant-dna-techniek = voedingsgewassen worden resistent gemaakt tegen ziekten en plagen Kunstmatige inseminatie (KI) = sperma van de stier met gunstige eigenschappen wordt opgevangen en ingebracht in de baarmoeder van koeien In-vitrofertilisatie (IVF) = eicellen in een voedingsmedium worden bevrucht door zaadcelen en de klompjes celen worden ingebracht in de baarmoeder van normale koeien (draagkoeien) Pagina 24 van 52

25 Gebruik van krachtvoer o Door de speciale samenstelling van het voer leveren de landbouwhuisdieren een optimale hoeveelheid melk, vlees of eieren Bevat: Veel energierijke stoffen Juiste mineralen (o.a.) stikstofhoudende mineralen en fosfaat) Er kunnen geneesmiddelen en hormonen worden toegevoegd (zoals groeihormonen) v Bioindustrie = intensieve veehouderij o Veel dieren o Weinig grond (dit komt vooral voor bij de varkens- en pluimveehouderij) o Veevoer wordt niet zelf verbouwd, maar gekocht bij veevoerbedrijven Grondstoffen voor veevoer komt voor belangrijk deel uit het buitenland o Onnatuurlijke en niet fijne natuur voor dieren - Varkens op metalen roosters (last van poten) - Legkippen worden op legbatterijen gehouden o Mestoverschot = productie van mest is groter dan bemesting voor eigen bedrijf nodig is Overschot wordt verkocht aan akkerbouwers (hoge vervoerskosten) Akkers worden gebruikt om mest kwijt te raken - Slecht voor het milieu v Biologische landbouw o Ontzien milieu zoveel mogelijk o Diervriendelijk o Geen gebruik van kunstmest o Past geen monoculturen toe o Gebruikt geen chemsiche bestrijdingemiddelen Ecologische voedingsmiddelen = producten van de biologische landbouw v De lucht Ø Emissie = uitstoot van gassen in de lucht Oorzaken: o bij verbranding van fossiele branstoffen Koolstofdioxide (CO2) Zwaveldioxide (SO2) Stikstofoxiden (NO en NO2) - zwaveldioxide (SO2) + waterdamp + zuurstof -> zwavelzuur (H2SO4) - Stikstofoxiden (NO en NO2) + waterdamp + zuurstof -> salpeterzuur (HNO3) Pagina 25 van 52

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling Samenvatting door M. 1566 woorden 14 januari 2017 4,2 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie Thema 1: stofwisseling Paragraaf

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Stofwisseling

Samenvatting Biologie Stofwisseling Samenvatting Biologie Stofwisseling Samenvatting door een scholier 1466 woorden 13 juni 2006 5,6 46 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Samenvatting Thema 1 Stofwisseling Doelstelling

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj

Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj Samenvatting door Fabienne 1166 woorden 24 oktober 2017 5 2 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Hoofdstuk 1: stofwisseling Paragraaf

Nadere informatie

-Dissimilatie gebeurd stapje voor stapje. De chemische energie uit de stapjes wordt eerst gebruikt voor de

-Dissimilatie gebeurd stapje voor stapje. De chemische energie uit de stapjes wordt eerst gebruikt voor de Samenvatting door een scholier 1966 woorden 4 oktober 2006 6,7 85 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou SAMENVATTING BIOLOGIE THEMA 1 STOFWISSELING Basisstof 1 -Voedingsstoffen, water

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 1 stofwisseling

Samenvatting Biologie Thema 1 stofwisseling Samenvatting Biologie Thema 1 stofwisseling Samenvatting door M. 3244 woorden 3 januari 2014 5,5 10 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou THEMA 1 STOFWISSELING Bs.1 Wat is stofwisseling

Nadere informatie

Organismen die organisch en anorganische moleculen kunnen maken of nodig hebben zijn heterotroof

Organismen die organisch en anorganische moleculen kunnen maken of nodig hebben zijn heterotroof Boekverslag door A. 1802 woorden 20 juni 2007 5 71 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Samenvatting stofwisseling Stofwisseling is het totaal van alle chemische processen in een organisme

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2 Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2 Samenvatting door een scholier 1479 woorden 3 mei 2005 5,7 125 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Thema 2 Ecologie Basisstof 1 Ecologie Biotische factoren

Nadere informatie

Verzuring ontstaat als spiercellen te weinig zuurstof krijgen. Bij inspanning wordt de spiercellenenergie (uit glucose) omgezet in bewegingsenergie.

Verzuring ontstaat als spiercellen te weinig zuurstof krijgen. Bij inspanning wordt de spiercellenenergie (uit glucose) omgezet in bewegingsenergie. Samenvatting door een scholier 3020 woorden 16 november 2016 7 11 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Thema 1 Stofwisseling 1 Verzuurde spieren Verzuring ontstaat als spiercellen te

Nadere informatie

Abiotische factoren: alle invloeden uit de levenloze natuur (temperatuur, wind, licht)

Abiotische factoren: alle invloeden uit de levenloze natuur (temperatuur, wind, licht) Samenvatting door B. 911 woorden 16 juni 2015 7 59 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Basisstof 1 Abiotische factoren: alle invloeden uit de levenloze natuur (temperatuur, wind, licht)

Nadere informatie

Begrippenlijst Biologie Ecologie

Begrippenlijst Biologie Ecologie Begrippenlijst Biologie Ecologie Begrippenlijst door een scholier 1803 woorden 14 april 2010 5,8 43 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Paragraaf 1 De organisatieniveaus van de ecologie

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 5 + 6

Samenvatting Biologie Thema 5 + 6 Samenvatting Biologie Thema 5 + 6 Samenvatting door een scholier 1582 woorden 30 november 2009 6,9 38 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou 1. Biotische factoren = de invloeden die een

Nadere informatie

B1 Wat is stofwisseling?** Stofwisseling is het totaal van alle chemische processen in de cellen van een individu.

B1 Wat is stofwisseling?** Stofwisseling is het totaal van alle chemische processen in de cellen van een individu. BIOLOGIE SE 1: STOFWISSELING, ECOLOGIE EN MENS & MILIEU Wat moet doen bij elke basisstof?* (volgens de docent) * lezen ** begrippen kennen *** begrippen kennen en kunnen toepassen!! tabellen/schema s die

Nadere informatie

1 Stofwisseling. JasperOut.nl

1 Stofwisseling. JasperOut.nl 1 Introfilmpje: 1 1.1 Verzuurde spieren 1 Verzuring van je spieren Je spieren verbruiken energie komt vrij tijdens de verbranding (dissimilatie) in je cellen. Bij deze verbranding zetten je spiercellen

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 2 Ecologie

Samenvatting Biologie Thema 2 Ecologie Samenvatting Biologie Thema 2 Ecologie Samenvatting door L. 3674 woorden 11 december 2011 5,9 28 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie Thema 2 Ecologie BS 1 de organisatieniveaus

Nadere informatie

Samenvattingen. Samenvatting Thema 1: Stofwisseling. Basisstof 1. Organische stoffen:

Samenvattingen. Samenvatting Thema 1: Stofwisseling. Basisstof 1. Organische stoffen: Samenvatting Thema 1: Stofwisseling Basisstof 1 Organische stoffen: - Komen af van organismen of zitten in producten van organismen - Bevatten veel energie (verbranding) - Voorbeelden: koolhydraten, vetten,

Nadere informatie

In de ecologie bestudeert men de relatie tussen de organismen en het milieu waar ze voorkomen.

In de ecologie bestudeert men de relatie tussen de organismen en het milieu waar ze voorkomen. Samenvatting Thema 3: Ecologie Basisstof 1 In de ecologie bestudeert men de relatie tussen de organismen en het milieu waar ze voorkomen. Waarom leeft het ene dier hier en het andere dier daar? Alle organismen

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 2 ecologie

Samenvatting Biologie Thema 2 ecologie Samenvatting Biologie Thema 2 ecologie Samenvatting door M. 2473 woorden 3 januari 2014 8 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou THEMA 2 ECOLOGIE Bs.1 organisatieniveau van de ecologie

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 Samenvatting door een scholier 1018 woorden 18 januari 2017 0 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Biologie samenvatting H3 3.1 Ecosysteem: afgebakend gebied met

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Ecologie Thema 3

Samenvatting Biologie Ecologie Thema 3 Samenvatting Biologie Ecologie Thema 3 Samenvatting door P. 1299 woorden 7 januari 2013 6,4 15 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Thema 3 Ecologie Basisstof 1 Invloeden uit het milieu:

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Biologie Hoofdstuk Ecologie Havo 4

Samenvatting Biologie Biologie Hoofdstuk Ecologie Havo 4 Samenvatting Biologie Biologie Hoofdstuk Ecologie Havo 4 Samenvatting door een scholier 1864 woorden 6 maart 2018 6,5 4 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Zie bijlage voor afbeeldingen

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 3 Ecologie

Samenvatting Biologie Thema 3 Ecologie Samenvatting Biologie Thema 3 Ecologie Samenvatting door H. 1342 woorden 24 januari 2014 4 9 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie Thema 3 Ecologie Basisstof 1 In de ecologie

Nadere informatie

1. Stofwisseling, assimilatie en dissimilatie

1. Stofwisseling, assimilatie en dissimilatie Samenvatting door A. 1427 woorden 12 april 2013 6,5 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie H3 - Energie 1. Stofwisseling, assimilatie en dissimilatie Stofwisseling (metabolisme):

Nadere informatie

1. Biotische factoren (zijn afkomstig van andere organismen) - voedsel - soortgenoten - ziekteverwekkers - vijanden

1. Biotische factoren (zijn afkomstig van andere organismen) - voedsel - soortgenoten - ziekteverwekkers - vijanden Ecologie De wetenschap die bestudeert waarom bepaalde planten en dieren ergens in een bepaalde leefomgeving (milieu) voorkomen en wat de relaties zijn tussen organisme en hun milieu 1. Biotische factoren

Nadere informatie

Biologie Thema 5 Ecologie

Biologie Thema 5 Ecologie Basisstof 1: Biologie Thema 5 Ecologie Biosfeer Gedeelte&van&de&aarde&dat&door&organismen&wordt&bewoont& Biomen Vegeta3egordels& Ecosystemen Natuurlijk&begrensd&deel&van&de&biosfeer& Levensgemeenschap

Nadere informatie

BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL]

BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL] BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai De student moet de bouw en werking van enzymen kunnen beschrijven moet het proces van

Nadere informatie

Bij voedingsgewassen kan de productie zo optimaal mogelijk gemaakt worden door bemesting, bodembewerking en bescherming tegen ziekten en plagen.

Bij voedingsgewassen kan de productie zo optimaal mogelijk gemaakt worden door bemesting, bodembewerking en bescherming tegen ziekten en plagen. Samenvatting door Xx 1814 woorden 22 januari 2018 5,5 2 keer beoordeeld Vak Biologie Biologie- Thema. 3 Mens en Milieu Basisstof 1. De relatie mens en milieu Ecosysteemdiensten: diensten die een ecosysteem

Nadere informatie

Aerobe dissimilatie = de afbraak van glucose (maar ook vetzuren en aminozuren) met behulp van zuurstof, waardoor energie vrijkomt om ATP te maken.

Aerobe dissimilatie = de afbraak van glucose (maar ook vetzuren en aminozuren) met behulp van zuurstof, waardoor energie vrijkomt om ATP te maken. Begrippenlijst door Lauke 1056 woorden 23 oktober 2017 5,5 1 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Begrippen biologie hoofdstuk 2 Aerobe dissimilatie = de afbraak van glucose (maar ook vetzuren en

Nadere informatie

BIOLOGIE Thema: Stofwisseling Havo

BIOLOGIE Thema: Stofwisseling Havo BIOLOGIE Thema: Stofwisseling Havo Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai De student moet de bouw en werking van enzymen kunnen beschrijven moet het proces van foto

Nadere informatie

1 Stoffen worden omgezet. Stofwisseling is het vormen van nieuwe stoffen en het vrijmaken van energie. Kortom alle processen in organismen.

1 Stoffen worden omgezet. Stofwisseling is het vormen van nieuwe stoffen en het vrijmaken van energie. Kortom alle processen in organismen. THEMA 1 1 Stoffen worden omgezet 2 Fotosynthese 3 Glucose als grondstof 4 Verbranding 5 Fotosynthese en verbranding 1 Stoffen worden omgezet. Stofwisseling is het vormen van nieuwe stoffen en het vrijmaken

Nadere informatie

Invloeden uit milieu. In ecologie bestuderen we alle relaties tussen organismen en hun milieu (leefomgeving)

Invloeden uit milieu. In ecologie bestuderen we alle relaties tussen organismen en hun milieu (leefomgeving) Ecologie Thema1 Invloeden uit milieu In ecologie bestuderen we alle relaties tussen organismen en hun milieu (leefomgeving) Levende natuur Levenloze natuur = biotische factoren = abiotische factoren Niveau

Nadere informatie

In planten vindt fotosynthese plaats:

In planten vindt fotosynthese plaats: Thema6 ecologie + Thema 7 mens en milieu samenvatting 1 invloeden uit het milieu Invloeden uit het Alle organismen worden beïnvloed door hun milieu (leefomgeving) milieu o Het milieu wordt ook door organismen

Nadere informatie

Antwoorden Biologie Thema 3: Ecologie

Antwoorden Biologie Thema 3: Ecologie Antwoorden Biologie Thema 3: Ecologie Antwoorden door H. 1501 woorden 3 december 2013 5,5 48 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Opdracht 1 2. 3. 4. 5. De relatie tussen organisme en

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofstuk 6: Ecologie

Samenvatting Biologie Hoofstuk 6: Ecologie Samenvatting Biologie Hoofstuk 6: Ecologie Samenvatting door G. 2238 woorden 22 november 2016 7,2 15 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Samenvatting Biologie 1 Wat is ecologie Het milieu

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9, 'Fast Food Island' en Hoofdstuk 10, 'Ecologie'

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9, 'Fast Food Island' en Hoofdstuk 10, 'Ecologie' Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9, 'Fast Food Island' en Hoofdstuk 10, 'Ecologie' Samenvatting door een scholier 1412 woorden 29 juni 2007 6,4 39 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Fast Food Island!

Nadere informatie

6,1. Samenvatting door een scholier 1823 woorden 7 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou. Ecologie

6,1. Samenvatting door een scholier 1823 woorden 7 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou. Ecologie Samenvatting door een scholier 1823 woorden 7 juni 2004 6,1 139 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Ecologie De organisatieniveaus van de ecologie ~biotische factoren: invloeden afkomstig

Nadere informatie

LEVENSGEMEEN SCHAPPEN

LEVENSGEMEEN SCHAPPEN LEVENSGEMEEN SCHAPPEN 1 E e n e i g e n h u i s, e e n p l e k o n d e r d e z o n Waarom groeien er geen klaprozen op het sportveld? Waarom leven er geen kwallen in de IJssel? Kunnen struisvogels wel

Nadere informatie

Thema 3 Mens en milieu boek 5a Basisstof 1 De relatie mens en milieu

Thema 3 Mens en milieu boek 5a Basisstof 1 De relatie mens en milieu Thema 3 Mens en milieu boek 5a Basisstof 1 De relatie mens en milieu Ecosysteemdiensten = diensten die een ecosysteem aan mensen levert: verstrekken van een product door een ecosysteem, bv drinkwater of

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9 en 10

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9 en 10 Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9 en 10 Samenvatting door een scholier 96 woorden 2 juni 2007 7,7 9 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Paragraaf 9.1 Gist: Eencellige schimmelsoort die in gedroogde

Nadere informatie

Examen Voorbereiding Stofwisseling

Examen Voorbereiding Stofwisseling Examen Voorbereiding Stofwisseling Teylingen College Leeuwenhorst 2015/2016 Thema 1 Stofwisseling Begrippenlijst: Begrip Organische stoffen Anorganische stoffen Enzymen Assimilatie Chemische energie Koolstofassimilatie

Nadere informatie

Antwoorden Biologie Hoofdstuk 1: Stofwisseling

Antwoorden Biologie Hoofdstuk 1: Stofwisseling Antwoorden Biologie Hoofdstuk 1: Stofwisseling Antwoorden door een scholier 1478 woorden 16 februari 2009 5,6 56 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie voor jouw Havo 5 Hoofdstuk

Nadere informatie

E C O L O G I E Ecologie Factoren die invloed hebben op het milieu: Niveaus van de ecologie:

E C O L O G I E Ecologie Factoren die invloed hebben op het milieu: Niveaus van de ecologie: E C O L O G I E Ecologie = wetenschap die bestudeert waarom bepaalde planten en dieren ergens in een bepaald milieu voorkomen en wat de relaties zijn tussen organismen en dat milieu Factoren die invloed

Nadere informatie

Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen KGT

Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen KGT Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen KGT 2.1 Namen 1 Hoe zoek je de naam van een organisme op? De naam van een plant of een dier kan: * uit een andere taal komen * een eigenschap weergeven

Nadere informatie

Cellen aan de basis.

Cellen aan de basis. Cellen aan de basis. Cellen aan de basis In het thema cellen aan de basis vinden we twee belangrijke thema s uit biologie voor jou terug. 1. Organen en cellen (thema 1 leerjaar 3) 2. Stofwisseling (thema

Nadere informatie

Ecosysteem voedselrelaties

Ecosysteem voedselrelaties Ecosysteem ecologie Ecosysteem voedselrelaties Oceanen: voedselweb + energiestromen Ga naar Mypip.nl en open de oefening 3 voedselketen - voedselweb Doe de oefening en maak vervolgens de aangeleverde vragen.

Nadere informatie

Celmembraan (duh! dat maakt het een cel) Celwand Ribosomen (voor eiwitsynthese) Soms: uitsteeksels zoals flagel (zweepstaart)

Celmembraan (duh! dat maakt het een cel) Celwand Ribosomen (voor eiwitsynthese) Soms: uitsteeksels zoals flagel (zweepstaart) Bacterie cel: prokaryoot: geen kern, geen chromosomen zoals wij ze kennen maar cirkelvormig Chromosoom: dus wel DNA Sommige autotroof: als ze pigmenten hebben waarmee ze fotosynthese kunnen uitvoeren Meeste

Nadere informatie

5 HAVO. biologie voor jou BIOLOGIE VOOR DE BOVENBOUW

5 HAVO. biologie voor jou BIOLOGIE VOOR DE BOVENBOUW 5 HAVO biologie voor jou uitwerkingenboek BIOLOGIE VOOR DE BOVENBOUW havo auteurs ARTEUNIS BOS MARIANNE GOMMERS ARTHUR JANSEN ONNO KALVERDA THEO DE ROUW GERARD SMITS BEN WAAS RENÉ WESTRA VIJFDE EDITIE

Nadere informatie

Hoofdstuk 5 Voeding en energie 5.1

Hoofdstuk 5 Voeding en energie 5.1 Hoofdstuk 5 Voeding en energie 5.1 Energie wordt gehaald uit: vetten in plantaardige oliën, boter en spek reservestof rond organen, onder de huid en in holle beenderen koolhydraten suikers en meelsoorten

Nadere informatie

Examentrainer. Vragen. Broeikasgassen meten in wijn. 1 Uitgeverij Malmberg. Lees de volgende tekst.

Examentrainer. Vragen. Broeikasgassen meten in wijn. 1 Uitgeverij Malmberg. Lees de volgende tekst. Examentrainer Vragen Broeikasgassen meten in wijn Lees de volgende tekst. Sterk toegenomen verbranding van organische stoffen leidt tot een verhoging van de concentratie CO 2 in de atmosfeer. Er is op

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Mens en Milieu

Samenvatting Biologie Mens en Milieu Samenvatting Biologie Mens en Milieu Samenvatting door J. 1379 woorden 27 april 2014 6,6 8 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou 1 De relatie tussen mens en milieu De mens kan elementen

Nadere informatie

Voorbereidende opgaven Kerstvakantiecursus

Voorbereidende opgaven Kerstvakantiecursus Voorbereidende opgaven Kerstvakantiecursus Leuk dat je een cursus biologie komt volgen! Maak deze opgaven als voorbereiding. Zoals je weet moet je veel stof bestuderen voor het eindexamen biologie. Tijdens

Nadere informatie

4,5. Samenvatting door L woorden 17 december keer beoordeeld. Biologie voor jou. 1. Vrije en gebonden energie.

4,5. Samenvatting door L woorden 17 december keer beoordeeld. Biologie voor jou. 1. Vrije en gebonden energie. Samenvatting door L. 1850 woorden 17 december 2012 4,5 7 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou 1. Vrije en gebonden energie. Vrije energie (kinetische energie) komt voor als warmte en

Nadere informatie

BIOLOGIE Energie & Stofwisseling VWO

BIOLOGIE Energie & Stofwisseling VWO BIOLOGIE Energie & Stofwisseling VWO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL] ARTHUR A. HOOGENDOORN ATHENEUM - VRIJE ATHENEUM - AAHA Docent: A. Sewsahai De student moet de bouw en werking

Nadere informatie

6,2. Samenvatting door Jasmijn 2123 woorden 22 juni keer beoordeeld. Biologie samenvatting Hoofdstuk 8 Ecosystemen en evenwicht.

6,2. Samenvatting door Jasmijn 2123 woorden 22 juni keer beoordeeld. Biologie samenvatting Hoofdstuk 8 Ecosystemen en evenwicht. Samenvatting door Jasmijn 2123 woorden 22 juni 2017 6,2 29 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Biologie samenvatting Hoofdstuk 8 Ecosystemen en evenwicht Nectar Havo 4 Paragraaf 8.1 Energiestromen

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 Samenvatting door een scholier 1285 woorden 3 mei 2005 6,1 20 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Thema 3 Mens en milieu Basisstof 1 De relatie mens

Nadere informatie

Biologie voor jouw Havo 5 Hoofdstuk 3: Mens en milieu

Biologie voor jouw Havo 5 Hoofdstuk 3: Mens en milieu Antwoorden door een scholier 1361 woorden 16 februari 2009 6,2 28 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie voor jouw Havo 5 Hoofdstuk 3: Mens en milieu Deze antwoorden zijn niet

Nadere informatie

13 Energietransport in cellen

13 Energietransport in cellen Heterotrofe organismen (bv de meeste bacteriën, schimmels en dieren) kunnen geen organische stoffen vormen uit alleen anorganische stoffen; zij zijn niet in staat tot koolstofassimilatie. Zij moeten organische

Nadere informatie

Biologie Hoofdstuk 2 Stofwisseling

Biologie Hoofdstuk 2 Stofwisseling Biologie Hoofdstuk 2 Stofwisseling Wat is stofwisseling? Wat is stofwisseling? Stofwisseling of metabolisme is het geheel van chemische processen in een levend organisme of in levende cellen Een organisme

Nadere informatie

Inleiding Indeling van het plantenrijk Indeling van het dierenrijk Andere manieren van ordenen Ecologie...

Inleiding Indeling van het plantenrijk Indeling van het dierenrijk Andere manieren van ordenen Ecologie... ECOLOGIE Inhoudsopgave Inleiding... 3 Indeling van het plantenrijk... 4 Indeling van het dierenrijk... 5 Andere manieren van ordenen... 6 Ecologie... 6 Biotische- en a-biotische factoren... 9 Producenten,

Nadere informatie

Samenvatting Mens & Milieu Biologie voor Jou VMBO 4a

Samenvatting Mens & Milieu Biologie voor Jou VMBO 4a Samenvatting Mens & Milieu Biologie voor Jou VMBO 4a 4.1 Mensen zijn van het milieu afhankelijk voor: Voedsel (via fotosynthese) Zuurstof (via fotosynthese) Water Energie Grondstoffen Recreatie Milieuproblemen:

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 4 Mens en Milieu

Samenvatting Biologie Thema 4 Mens en Milieu Samenvatting Biologie Thema 4 Mens en Milieu Samenvatting door H. 1374 woorden 24 januari 2014 5,6 11 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie Thema 4 Mens en Milieu 01 Mensen zijn

Nadere informatie

Biologie ( havo vwo )

Biologie ( havo vwo ) Tussendoelen Biologie ( havo vwo ) Biologie havo/vwo = Basis Biologische eenheid Levenskenmerk Uitleggen hoe bouw en werking van onderdelen van een organisme bijdragen aan de functies voeding, verdediging

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Doelstelling 1: Stofwisseling (metabolisme): het geheel aan chemische processen in een cel. Via passief en actief transport nemen cellen

Hoofdstuk 1 Doelstelling 1: Stofwisseling (metabolisme): het geheel aan chemische processen in een cel. Via passief en actief transport nemen cellen Hoofdstuk 1 Doelstelling 1: Stofwisseling (metabolisme): het geheel aan chemische processen in een cel. Via passief en actief transport nemen cellen stoffen op uit hun milieu. Enzymen maken de omzettingsprocessen

Nadere informatie

Opdracht 7.2 Energie een heel lastig onderwerp

Opdracht 7.2 Energie een heel lastig onderwerp Opdracht 7.2 Energie een heel lastig onderwerp Inleiding voor de docent: Onverwachte gaten in het curriculum en in BINAS In deze opdracht gaat de aandacht naar de samenhang tussen de processen die een

Nadere informatie

Ecologie is de wetenschap die relaties tussen organismen en hun omgeving bestudeert

Ecologie is de wetenschap die relaties tussen organismen en hun omgeving bestudeert Ecologie is de wetenschap die relaties tussen organismen en hun omgeving bestudeert Een ecosysteem is bestaat uit alle organismen uit een bepaald gebied en alle omgevingsfactoren die invloed hebben op

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Energie

Samenvatting Biologie Energie Samenvatting Biologie Energie Samenvatting door een scholier 3111 woorden 20 januari 2008 6,9 197 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Samenvatting biologie Thema 3, Energie Basisstof

Nadere informatie

Naar: D.O. Hall & K.K. Rao, Photosynthesis, Studies in Biology, Cambridge, 1994, blz. 106.

Naar: D.O. Hall & K.K. Rao, Photosynthesis, Studies in Biology, Cambridge, 1994, blz. 106. Examentrainer Vragen Fotosynthese Vanuit tussenproducten van de fotosynthese worden niet alleen koolhydraten gevormd, maar ook vetten, vetzuren, aminozuren en andere organische zuren. Dag- en seizoensgebonden

Nadere informatie

Organisch (rest)materiaal als Bodemverbeteraar

Organisch (rest)materiaal als Bodemverbeteraar 17-1- Organisch (rest)materiaal als Bodemverbeteraar BODEM De Bodem Van Groot naar Klein tot zeer klein 2 1 17-1- Bodemprofiel Opbouw van de bodem Onaangeroerd = C Kleinste delen = 0 en A Poriënvolume

Nadere informatie

PLANTEN. Basis maakt de vragen 1 t/m 35. Voor iedere vraag kan 1 punt behaald worden

PLANTEN. Basis maakt de vragen 1 t/m 35. Voor iedere vraag kan 1 punt behaald worden BK402: PLANTEN Basis maakt de vragen 1 t/m 35. Voor iedere vraag kan 1 punt behaald worden Kader maakt de vragen 1 t/m 45. Voor iedere vraag kan 1 punt behaald worden Beantwoord de volgende vragen. 1 Een

Nadere informatie

Antwoorden Biologie Planten

Antwoorden Biologie Planten Antwoorden Biologie Planten Antwoorden door een scholier 1287 woorden 21 december 2006 6,9 97 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Opdracht 1 1. Als een deel van een individu uitgroeit

Nadere informatie

Voorbereidende opgaven Examencursus

Voorbereidende opgaven Examencursus Voorbereidende opgaven Examencursus Tips: Maak de volgende opgaven voorin in één van de A4-schriften die je gaat gebruiken tijdens de cursus. Als een som niet lukt, werk hem dan uit tot waar je kunt en

Nadere informatie

Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen BBL. 2.1 Namen 1 Hoe komen planten en dieren aan hun naam? De naam van een plant of een dier kan: *

Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen BBL. 2.1 Namen 1 Hoe komen planten en dieren aan hun naam? De naam van een plant of een dier kan: * Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen BBL 2.1 Namen 1 Hoe komen planten en dieren aan hun naam? De naam van een plant of een dier kan: * * * 2 Hoe kun je de naam van een organisme opzoeken?

Nadere informatie

V6 Begrippenlijst Ecologie/ Mens en Milieu

V6 Begrippenlijst Ecologie/ Mens en Milieu V6 Begrippenlijst Ecologie/ Mens en Milieu abiotisch Tot de levenloze natuur behorend. accumulatie Ophoping, vaak gebruikt voor een schadelijke stof in voedselketens. Zie ook persistente stoffen. uitleg

Nadere informatie

Samenvatting Thema 5 Planten Brugklas Nectar

Samenvatting Thema 5 Planten Brugklas Nectar Samenvatting Thema 5 Planten Brugklas Nectar 5.1 4 organen van de plant: Wortels o Opnemen water met voedingsstoffen (mineralen) o Stevigheid o Opslag van reservestoffen Stengel o o Transport van water

Nadere informatie

Bijlage VMBO-KB. biologie CSE KB. tijdvak 2. Deze bijlage bevat informatie.

Bijlage VMBO-KB. biologie CSE KB. tijdvak 2. Deze bijlage bevat informatie. Bijlage VMBO-KB 2013 tijdvak 2 biologie CSE KB Deze bijlage bevat informatie. KB-0191-a-13-2-b Tropische regenwouden Lees eerst informatie 1 tot en met 3 en beantwoord dan vraag 42 tot en met 50. Bij het

Nadere informatie

energiebehoefte. eet je wel energierijke stoffen, maar gebruik je die niet, dan sla je ze op als vetten; je komt aan.

energiebehoefte. eet je wel energierijke stoffen, maar gebruik je die niet, dan sla je ze op als vetten; je komt aan. Boekverslag door Daphne 1878 woorden 15 april 2018 0 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Voeding moet voldoende energie bevatten. Energie haal je uit: De 3 groepen organische stoffen: Vetten Koolhydraten

Nadere informatie

Milieuproblemen: Stoffen worden in het milieu onttrokken (deel verwijderen) en er worden andere stoffen aan toegevoegd = veranderen van het milieu.

Milieuproblemen: Stoffen worden in het milieu onttrokken (deel verwijderen) en er worden andere stoffen aan toegevoegd = veranderen van het milieu. Biologie hoofdstuk 7 Mens en milieu Paragraaf 1 mens en het milieu de mens is afhankelijk van het milieu: - voedsel => voor de mens. - zuurstof => voor planten (fotosynthese) en om te ademen. - water =>

Nadere informatie

Bijlage VMBO-GL en TL

Bijlage VMBO-GL en TL Bijlage VMBO-GL en TL 2013 tijdvak 2 biologie CSE GL en TL Deze bijlage bevat informatie. GT-0191-a-13-2-b Tropische regenwouden Lees eerst informatie 1 tot en met 3 en beantwoord dan vraag 41 tot en met

Nadere informatie

In dieet: Koolhydraten Vetten Eiwitten Brandstof (o.a. in celmembraan en grondstof hormonen)

In dieet: Koolhydraten Vetten Eiwitten Brandstof (o.a. in celmembraan en grondstof hormonen) Boekverslag door Jacomijn 1646 woorden 30 maart 2017 7.4 29 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Samenvatting Biologie hoofdstuk 5 Voeding en energie 5.1 Diëten Voedingsmiddelen = alles wat we doorgaans

Nadere informatie

Duurzame landbouw door bodemschimmels

Duurzame landbouw door bodemschimmels Examentrainer Vragen Duurzame landbouw door bodemschimmels Omdat er in natuurgebieden over het algemeen veel bodemschimmels leven, wordt vaak gedacht dat de aanwezigheid van schimmels in een akker of in

Nadere informatie

Organismen worden beïnvloed door ziektes. Ziektes kunnen worden veroorzaakt door schimmels, virussen, parasieten en bacteriën.

Organismen worden beïnvloed door ziektes. Ziektes kunnen worden veroorzaakt door schimmels, virussen, parasieten en bacteriën. Samenvatting door een scholier 1455 woorden 4 maart 2012 6,6 26 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie Interactief Biotische factoren zijn afkomstig uit de levende natuur. Organismen worden beïnvloed

Nadere informatie

1 Gewassen en hun afwijkingen Kennismaking met de plant Afwijkingen in de teelt Afsluiting 24

1 Gewassen en hun afwijkingen Kennismaking met de plant Afwijkingen in de teelt Afsluiting 24 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Gewassen en hun afwijkingen 9 1.1 Kennismaking met de plant 10 1.2 Afwijkingen in de teelt 17 1.3 Afsluiting 24 2 Afwijkingen voorkomen en bestrijdingsmethoden 25 2.1 Niet-parasitaire

Nadere informatie

Aantekeningen Hoofdstuk 1: Vier rijken Vergelijken KGT

Aantekeningen Hoofdstuk 1: Vier rijken Vergelijken KGT Aantekeningen Hoofdstuk 1: Vier rijken Vergelijken KGT 1.1 De tuin 1 Wat leeft er in een tuin? Organismen: dit zijn levende wezens zoals, planten, dieren, mensen, bacteriën en schimmels. Levenskenmerken:

Nadere informatie

1. De invloed van de lichtintensiteit op de zuurstofproduktie bij waterpest (assimilatie)

1. De invloed van de lichtintensiteit op de zuurstofproduktie bij waterpest (assimilatie) Proef door een scholier 1798 woorden 9 augustus 2011 5,4 24 keer beoordeeld Vak Biologie Op school kregen wij een practicumdag, waarbij wij een van de onderstaande proefjes konden krijgen. Daarom had ik

Nadere informatie

PACCO-PARAMETERS DO - DOSSOLVED OXYGEN EC- DE ELEKTRISCHE CONDUCTIVITEIT ORP- DE REDOXPOTENTIAAL T - DE TEMPERATUUR. PaccoParameters

PACCO-PARAMETERS DO - DOSSOLVED OXYGEN EC- DE ELEKTRISCHE CONDUCTIVITEIT ORP- DE REDOXPOTENTIAAL T - DE TEMPERATUUR.   PaccoParameters PACCO-PARAMETERS PH DO - DOSSOLVED OXYGEN EC- DE ELEKTRISCHE CONDUCTIVITEIT ORP- DE REDOXPOTENTIAAL T - DE TEMPERATUUR PH De ph geeft de zuurtegraad van het water weer. Ze varieert doorgaans op een schaal

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Nectar H8 t/m 10

Samenvatting Biologie Nectar H8 t/m 10 Samenvatting Biologie Nectar H8 t/m 10 Samenvatting door G. 1905 woorden 18 juni 2012 8,6 3 keer beoordeeld Vak Biologie Hoofdstuk 8 zonder woorden. 8.1 De eerste ontmoeting Signalen: opvallende geuren,

Nadere informatie

5,5. Samenvatting door M woorden 10 juni keer beoordeeld Allemaal nodig? Wij maken deel uit van de voedselkringloop.

5,5. Samenvatting door M woorden 10 juni keer beoordeeld Allemaal nodig? Wij maken deel uit van de voedselkringloop. Samenvatting door M. 1285 woorden 10 juni 2013 5,5 4 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar 13.1 Allemaal nodig? Wij maken deel uit van de voedselkringloop. Consumenten dieren en mensen Afvaleters

Nadere informatie

Taxonomen (ca. 1850): Organismen vertonen kenmerken van zowel planten als dieren. Wetenschappers gingen dus op kenmerken letten.

Taxonomen (ca. 1850): Organismen vertonen kenmerken van zowel planten als dieren. Wetenschappers gingen dus op kenmerken letten. Ordening van organismen: vroeger: plantenrijk - dierenrijk Taxonomen (ca. 1850): Organismen vertonen kenmerken van zowel planten als dieren. Wetenschappers gingen dus op kenmerken letten. huidige indeling:

Nadere informatie

Eindexamen biologie havo 2005-I

Eindexamen biologie havo 2005-I 4 Beoordelingsmodel Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag worden twee punten toegekend. Bolletjesslikkers 1 A 2 C 3 Het antwoord bevat de notie dat maagsap zuur bevat dat via de open maagportier

Nadere informatie

- de explosieve groei van de wereldbevolking - de manier van leven die verandert (machines, industrie, grootschaligheid)

- de explosieve groei van de wereldbevolking - de manier van leven die verandert (machines, industrie, grootschaligheid) Samenvatting Thema 4: Mens en milieu Basisstof 1 Mensen hebben het milieu nodig voor het krijgen van: - voedsel - water - energie - grondstoffen - zuurstof - een plekje om je er te recreëren Milieuproblemen

Nadere informatie

Kerstvakantiecursus. biologie. Voorbereidende opgaven HAVO. Voordat je begint. De cel. Transport. Assimilatie & dissimilatie

Kerstvakantiecursus. biologie. Voorbereidende opgaven HAVO. Voordat je begint. De cel. Transport. Assimilatie & dissimilatie Voorbereidende opgaven HAVO Kerstvakantiecursus biologie Tips: Maak de voorbereidende opgaven voorin in een van de A4-schriften die je gaat gebruiken tijdens de cursus. Als een opdracht niet lukt, werk

Nadere informatie

Eindexamen biologie pilot havo I

Eindexamen biologie pilot havo I Bromelia s Van haar oma werd gezegd, dat ze groene vingers had. Ook haar moeder is dagelijks in de weer om planten te verzorgen. De nieuwste rage bij haar thuis zijn Bromelia s (zie afbeelding 1 en 2).

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 5

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 5 Samenvatting Biologie Hoofdstuk 5 6,8 Samenvatting door Syb 669 woorden 3 keer beoordeeld 4 maart 2018 Vak Biologie Biologie H3 Samenvatting PARAGRAAF 1 - Wortel Functies van de wortel: Het opnemen van

Nadere informatie

Thema 2 Planten en dieren

Thema 2 Planten en dieren Naut samenvatting groep 7 Mijn Malmberg Thema 2 Planten en dieren Samenvatting Eten en gegeten worden Als je de leefomgeving van een plant of dier bestudeert, kijk je naar de levenloze natuur; dus naar

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Examen

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Examen Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Examen Samenvatting door een scholier 1780 woorden 5 maart 2007 7,6 47 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Vier rijken vergelijken Samenvatting 1.1 1) Wat leeft

Nadere informatie

vwo energie en materie 2010

vwo energie en materie 2010 vwo energie en materie 2010 De Noordzee Allerlei activiteiten en ingrepen van de mens hebben effect op het ecosysteem van de Noordzee. Zo is de aanvoer van zouten toegenomen door de landbouw en als gevolg

Nadere informatie

BOUWSTENEN VAN HET LEVEN

BOUWSTENEN VAN HET LEVEN BOUWSTENEN VAN HET LEVEN Pearson Basisboek Biologie 10voorBiologie VWO Hoofdstuk 1 L. Grotenbreg (MSc.) Bouwstenen van het leven Organische moleculen, groot of klein, bevatten chemische energie en zijn

Nadere informatie

vwo celprocessen 2010

vwo celprocessen 2010 vwo celprocessen 2010 Stofwisseling Een proefpersoon gaat na het nuttigen van een maaltijd twee dagen vasten. Tijdens die 48 uur worden de concentraties van verschillende stoffen in de lever en in het

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 5: planten

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 5: planten Samenvatting Biologie Hoofdstuk 5: planten Samenvatting door een scholier 1973 woorden 17 april 2017 7,1 51 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Samenvatting Hoofdstuk 5 Planten Uit welke delen

Nadere informatie

Planten. over bloemetjes en bijtjes Knollen en citroenen

Planten. over bloemetjes en bijtjes Knollen en citroenen Planten over bloemetjes en bijtjes Knollen en citroenen Deze bijeenkomst Planten versus dieren Indeling van het plantenrijk Voortplanting Ecosystemen Indeling van het leven op aarde Er zijn 4 rijken: Bacteriën

Nadere informatie

verwerking : wat is een bos?

verwerking : wat is een bos? verwerking : wat is een bos? Leven vestigt zich op plaatsen waar het goed is om te leven. Er zijn verschillende factoren die de leefomgeving vorm geven : levende factoren, niet-levende factoren en menselijke

Nadere informatie