BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bbb\bbb htm

Vergelijkbare documenten
6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld.

1. Op 2 juli 1999 heeft Nellen Seeds bij de NMa een klacht ingediend tegen de Nederlandse Vereniging voor Zaaizaad en Plantgoed (hierna: NVZP).

BESLUIT. 1. Op 23 september 1998 heeft I.T. Holland een klacht ingediend tegen Microsoft B.V. (hierna: Microsoft).

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse mededingingsautoriteit

BESLUIT. 3. Op 25 maart 2002 heeft Politheek tegen het bestreden besluit een bezwaarschrift ingediend.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 3. Tegen het bestreden besluit heeft Automark tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 30 juli 2008.

BESLUIT. 3. Bij besluit van 4 april 2003, kenmerk 3444/3, (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

BESLUIT. 4. Bij brief van 17 september 2002, bij de NMa ingekomen op 18 september 2002, heeft Heijmans tegen dit besluit bezwaar gemaakt.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. 2. Bij brief van 20 augustus 2002 heeft de d-g NMa meegedeeld dat de klacht geen aanleiding geeft voor een nader onderzoek.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. 1. Verloop van de procedure

BESLUIT. Zaaknummer 416/ Smit Mode Alblasserdam B.V. I Het verloop van de procedure

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 2. Bij brief van 21 oktober 2002 heeft P. Abegg tegen dit besluit bezwaar gemaakt.

BESLUIT. 2. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan bovengenoemde ondernemingen een boete opgelegd.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Inleiding

BESLUIT. 5. Op 2 september 1998 heeft de NMa bij brief een aantal vragen aan partijen voorgelegd, welke bij brief van 15 oktober 1998 zijn beantwoord.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. Openbare versie. 1 Verloop van de procedure. Openbaar

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit OPENBAAR. 1 Verloop van de procedure

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Verloop procedure en feitelijke achtergrond

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen de beslissing van 23 oktober 2003.

BESLUIT. 4. Op 31 mei 2011 heeft Careyn bezwaar tegen het bestreden besluit ingesteld. Careyn heeft op 6 september 2011 gronden van bezwaar ingediend.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Zaaknummer 60/BNA vs. achitectenkeuze gemeente Oud-Beijerland

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 2. Bij besluit van 26 februari 2004 (hierna: het bestreden besluit) heeft de d-g NMa de klacht van de heer Mulder afgewezen.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. 2. Bij besluit van 7 november 2002 (hierna: het bestreden besluit) heeft de d-g NMa de klacht van Veeras afgewezen.

5. RBN biedt een Voip-applicatie genaamd RingCredible aan. Met deze applicatie kunnen eindgebruikers bellen over het internet.

BESLUIT. 2. Bij brief van 17 december 2001 is TDN verzocht informatie te geven naar aanleiding van de klacht.

1 Juridisch kader BESLUIT ENERGIEKAMER

3. Op 6 maart 2015 heeft ACM de heer [VERTROUWELIJK] uitgenodigd voor de hoorzitting op 1 april 2015.

ECLI:NL:RBZWO:2002:AE6600

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. Voorgeschiedenis

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. 3. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan Van Oord Holding een boete opgelegd.

BESLUIT. 3. De overtreding van Vialis is mede toegerekend aan Koninklijke Volker Wessels Stevin N.V. (hierna: KVWS).

Beslissing op bezwaar

BESLUIT. Zaaknummer 1231/verzoek om inzage in EIM-rapport. I Verloop van de procedure

Nederlandse Mededingingsautoriteit

1 Juridisch kader BESLUIT ENERGIEKAMER

Afdeling bestuursrechtspraak P^na 1 van 1. Uw kenmerk

Rapport. Datum: 16 mei 2003 Rapportnummer: 2003/124

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

Beslissing op bezwaar

BESLUIT. 2. Bij besluit d.d. 28 januari 2003, met kenmerk 3279/3 (hierna ook: het bestreden besluit), heeft de d-g NMa genoemde klacht afgewezen.

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 76, tweede lid, van de Spoorwegwet.

COMMISSIE VAN BEROEP VOOR HET CHRISTELIJK BASIS- SPECIAAL- EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

BESLUIT. 1. Bij brief van 3 maart 1998 heeft Polectro Plaza B.V., gevestigd te. 2. Het verzoek om een onderzoek in te stellen naar overtreding van de

BESLUIT. 1. Naar aanleiding van deze aanvraag is onderzocht of er mogelijk sprake is van overtreding van artikel 24 Mw door Veenman.

BESLUIT. Zaaknummer Betreft zaak: AKO ONLINE vs. KVB. I. II. Inleiding

1 Juridisch kader BESLUIT. Directie Toezicht Energie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Openbaar. Besluit. Datum : 30 juli Muzenstraat 41 www 2511 WB Den Haag ACM/UIT/497981

Zaaknummer 1583/Van den Berg vs gemeente Apeldoorn

Beslissing op bezwaar

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bbb\bbb htm

I. Aanvraag en procedure

BESLUIT. 2. Bij brief van 31 oktober 2003, kenmerk , is gemotiveerd uiteengezet om welke redenen het dossier in zaak 3257 wordt gesloten.

BESLUIT. Zaaknummer 1587/30 ATG vs St. OOMT Betreft zaak: ATG vs. SOOMT. I. Inleiding

Beslissing op bezwaar

BESLUIT. 4. Bij besluit van 30 september 2002 heeft de d-g NMa de klacht van Broadcast afgewezen (hierna: het bestreden besluit).

BESLUIT. 3. Op 19 november 2002 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Daar zijn de standpunten van Incine en Rendac nader toegelicht.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld inartikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

1 Juridisch kader BESLUIT. Directie Toezicht Energie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

I. Aanvraag en procedure

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

ECLI:NL:RVS:2009:BJ2630

Pagina 1/6. Openbaar Besluit. 1 Samenvatting. 2 Verloop van de procedure en het bestreden besluit

BESLUIT. 6. Op 14 oktober 2004 heeft ten kantore van de NMa een hoorzitting plaatsgevonden. Hierop hebben Move en Stemra zich laten vertegenwoordigen.

BESLUIT. Besluit van de Minister van Economische Zaken als bedoeld in artikel 95d van de

BESLUIT. 3. Bij brief van 4 augustus 2003 heeft Sakata voornoemde brief van de NMa beantwoord.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Beslissing op bezwaar

1 Juridisch kader BESLUIT. Directie Toezicht Energie

ECLI:NL:RVS:2013:1522

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Rapport. Datum: 31 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/255

1. Inleiding en procedure

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/252

Rapport. Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073

Transcriptie:

file://e:\archief1998\besluiten\bbb\.htm pagina 1 van 5 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot gegrondverklaring van het bezwaar gericht tegen zijn besluit van 6 maart 1998, kenmerk 61/6.B39, de aanvraag niet in behandeling te nemen op grond van artikel 4:5, eerste lid, Algemene wet Bestuursrecht. Zaaknummer 61: T. Janknegt 1. Het verloop van de procedure 1.1 Bij brief van 20 januari 1998 heeft de heer T. Janknegt (hierna: "Janknegt") een klacht ingediend bij de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: "d-g NMa") waarbij Janknegt de d-g NMa verzocht heeft om toepassing van artikel 6 Mededingingswet (hierna: "Mw"). 1.2 Op 30 januari 1998 zijn telefonisch een aantal vragen aan Janknegt gesteld. Bij brief van 2 februari 1998 is Janknegt verzocht een aantal aanvullende gegevens te verstrekken. Bij brief van 15 februari heeft Janknegt de aanvullende gegevens verstrekt. 1.3 Bij besluit van 6 maart 1998, kenmerk 61/6.B39, heeft de d-g NMa besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen omdat Janknegt niet aangemerkt kan worden als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (hierna: "Awb"). 1.4 Op 11 maart 1998 heeft de d-g NMa een bezwaarschrift d.d. 10 maart 1998 van Janknegt ontvangen, gericht tegen het besluit de aanvraag niet in behandeling te nemen. 1.5 Bij brief van 25 maart 1998 is Janknegt verzocht het bezwaarschrift aan te vullen. Janknegt heeft de aanvullende gegevens bij brief van 31 maart 1998 verstrekt. 1.6 Janknegt is naar aanleiding van zijn bezwaar gehoord op 22 april 1998. Van de hoorzitting is een verslag op gemaakt, dat op 27 april 1998 aan Janknegt is toegezonden. 2. De aanvraag om toepassing van artikel 6 Mw (klacht) 2.1 Janknegt heeft de d-g NMa verzocht na te gaan of de certificeringseisen zoals die door de Stichting Drogistenfederatie Pharmacon (hierna: "Pharmacon") worden gesteld verenigbaar zijn met de Mw. Daarbij heeft Janknegt zich met name gericht tegen de verplichte nascholingscursus, die met ingang van 1 januari 1999 onderdeel zal gaan uitmaken van de certificeringsregeling van Pharmacon. 2.2 Elke drogist die in aanmerking wenst te komen voor een waarborgcertificaat kan hiertoe een aanvraag bij Pharmacon indienen. Indien de drogist aan de kwaliteitseisen van Pharmacon (onder andere de inrichting van de zaak, presentatie van de geneesmiddelen en scholing en vakbekwaamheid van de drogist en het personeel) voldoet, verkrijgt de drogist een certificaat. De certificeringsregeling wordt met ingang van 1 januari 1999 uitgebreid in die zin dat drogisten zich periodiek (éénmaal in de vijf jaar) moeten laten scholen om het certificaat te behouden. Dit betreft de zogenaamde verplichte nascholingscursus. 2.3 Janknegt heeft tot onderbouwing van zijn verzoek aangevoerd dat een

file://e:\archief1998\besluiten\bbb\.htm pagina 2 van 5 drogist die er niet in slaagt aan de nascholingscursus te voldoen en het certificaat dus niet behoudt dan wel niet verkrijgt, niet in staat wordt gesteld om nadien nog zelfzorggeneesmiddelen te verkopen. Een lijst van alle certificaathouders wordt immers door Pharmacon aan de groothandel verstrekt, die zou weigeren om zelfzorggeneesmiddelen te leveren aan nietcertificaathouders. Voor een zelfstandig gevestigde drogist betekent dit hij zijn vak niet zou kunnen uitoefenen; voor een drogist in loondienst zou dit een reden voor ontslag kunnen betekenen. Janknegt voorziet uit cognitief oogpunt met name problemen voor oudere drogisten (ouder dan vijftig jaar) om te voldoen aan de verplichte nascholingscursus. Janknegt bepleit voor deze groep dan ook een vrijstelling van de verplichte nascholingscursus. 2.2 In het telefoongesprek van 30 januari 1998 met mevrouw mr. A.M.M. Teubner, sectie Onderzoek, Toezicht en Ontheffingen, heeft Janknegt onder andere medegedeeld dat hij thans niet werkzaam is als drogist, maar als rijschoolhouder. 2.3 Bij brief van 2 februari 1998 is Janknegt, naast het verzoek tot aanvulling van de aanvraag, met name verzocht kenbaar te maken (i) waar zijn verzoek precies betrekking op heeft en (ii) welk belang Janknegt heeft. Janknegt heeft kenbaar gemaakt dat (i) hij de d-g NMa verzoekt na te gaan of de certificeringsregeling van Pharmacon wel past in het huidige economische bestel en dat hij graag zou zien dat er nadere regels worden gesteld ten aanzien van oudere drogisten met betrekking tot de verplichte nascholingscursus om te voorkomen dat er ongelijkheid zal ontstaan tussen oudere en jongere drogisten. Voorts heeft Janknegt aangegeven dat (ii) zijn persoonlijk belang is dat hij in het bezit is van een drogistendiploma - evenals zijn echtgenote - en dat het niet ondenkbeeldig is dat hij zich in de toekomst weer als zelfstandig drogist zal gaan vestigen. Daarnaast ziet Janknegt een algemeen belang voor drogisten ouder dan vijftig jaar die noodgedwongen extra prestaties moet gaan leveren door het cognitieve te bewijzen (de verplichte nascholingscursus). 3. Het besluit de aanvraag niet in behandeling te nemen 3.1 Het besluit waarbij de aanvraag niet in behandeling is genomen, is gebaseerd op het feit dat Janknegt niet beschouwd kan worden als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, Awb. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te worden aangemerkt, dient de aanvrager een eigen belang te hebben bij het besluit. Een algemeen belang volstaat niet. Het eigen belang dient voldoende actueel en persoonlijk te zijn. Het belang dat Janknegt zou hebben, is niet actueel nu het onzeker is of Janknegt in de toekomst weer als drogist werkzaam zal zijn. Het is teveel met onzekerheden omgeven. Voorts heeft Janknegt geen persoonlijk belang omdat hij op dit moment niet als drogist werkzaam is. 4. De gronden van het bezwaar Bezwaarschrift 4.1 In bezwaar heeft Janknegt aangevoerd dat hij wel degelijk belanghebbende is in de zin van de Awb, waardoor de aanvraag wel in behandeling had moeten worden genomen. 4.2 Janknegt is op dit moment werkzaam als drogist bij de Albert Heijn franchise Snel (Snel Supermarkt B.V.) te Nederhorst den Berg. Ter ondersteuning overlegt Janknegt een kopie van zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (tot 20 oktober 1997) met Snel Supermarkt B.V. en een kopie van zijn salarisspecificatie over de maand januari 1998, waarin als functieomschrijving is opgenomen: "drogist". 4.3 Het bezwaar wordt op verzoek door Janknegt aangevuld met de

file://e:\archief1998\besluiten\bbb\.htm pagina 3 van 5 bevestiging dat de arbeidsovereenkomst inmiddels voor onbepaalde tijd is voortgezet en een kopie van de salarisspecificatie over de maand februari 1998. Hoorzitting 4.4 Ter hoorzitting is door Janknegt naar voren gebracht dat hij inderdaad drogist is en vanaf april 1997 werkzaam is als drogist bij Snel Supermarkt B.V. voor negen uur per week. Janknegt betoogt dat hij in het bewuste telefoongesprek van 30 februari 1998 niet gezegd zou hebben dat hij rijschoolhouder zou zijn, maar in opleiding voor rijschoolhouder. 4.5 Janknegt stelt dat een zelfstandige drogist voor het aanvragen van een vergunning (bij Pharmacon) gehouden is een overeenkomst met Pharmacon te ondertekenen op grond waarvan de zelfstandige drogist zich onderwerpt aan de certificeringsregeling en dus per 1 januari 1999 aan de verplichte nascholingscursus. Janknegt is er niet zeker van dat het grootwinkelbedrijf eveneens gebonden is aan de certificeringsregeling - en dus na 1 januari 1999 ook aan de verplichte nascholingscursus - omdat het grootwinkelbedrijf de vergunning rechtstreeks bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aanvraagt. Janknegt stelt in dit verband echter dat drogisten in loondienst wel aan de certificeringsregeling en aan de nascholingsverplichting zijn gehouden en baseert dit op zijn ervaringen met drogisterijketens zoals Etos en Kruidvat. 4.6 Ingevolge de certificeringsregeling dient in een drogisterijvestiging in ieder geval één drogist aanwezig te zijn voor minimaal 36 uur. Deze drogist zal ná 1 januari 1999 tevens aan de nascholingsverplichting moeten voldoen. Het zou volgens Janknegt niet mogelijk zijn om die eis "op te delen" door bijvoorbeeld vier drogisten die ieder negen uur werkzaam zijn. Janknegt stelt dat hij weliswaar bij Snel Supermarkt B.V. niet dé drogist is die 36 uur per week aanwezig dient te zijn; niettemin betoogt Janknegt dat ook hij - dus naast de 36-uur drogist - aan de nascholingsverplichting zal moeten voldoen om zijn functie als drogist bij Snel Supermarkt B.V. te kunnen behouden. Janknegt verwacht namelijk dat Albert Heijn de nascholingsverplichting - ook al is zij daartoe niet (privaatrechtelijk) gehouden - gaat doorvoeren voor al haar drogisten in loondienst. Janknegt verwijst opnieuw naar Etos, net als Albert Heijn een onderdeel van Ahold N.V. 4.7 Janknegt merkt nog op dat hij op dit moment voldoet aan de vereisten om zich te vestigen als zelfstandig drogist en ook aldus zal handelen zodra de mogelijkheid zich voordoet en de financiële middelen voorhanden zijn om een zelfstandig drogisterij over te nemen. In dat geval, dan wel om dat doel te bereiken, is Janknegt vanzelfsprekend gehouden om per 1 januari 1999 aan de nascholingsverplichting te voldoen. 5. De beoordeling van het bezwaar 5.1 Aangezien voldaan is aan de vereisten van artikel 6:4, eerste lid en artikel 6:5, eerste lid, Awb en het bezwaar binnen de termijn als genoemd in artikel 6:7 Awb is ingediend, is het bezwaar van Janknegt ontvankelijk. 5.2 Gelet op artikel 7:11 Awb en de naar voren gebrachte bezwaren, staat ter heroverweging de vraag of de kwalificatie van Janknegt als niet belanghebbende in de zin van artikel 1:2 Awb juist is en of ten gevolge van die kwalificatie de beslissing om de aanvraag niet in behandeling te nemen eveneens juist was. 5.3 Artikel 2:1 Awb bepaalt dat onder "belanghebbende" wordt verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Wil een natuurlijk persoon met zijn belang rechtstreeks bij een besluit betrokken zijn

file://e:\archief1998\besluiten\bbb\.htm pagina 4 van 5 dan moet aan de volgende vereisten zijn voldaan. Het moet gaan om: - een eigen belang, - dat objectief bepaalbaar is, - actueel is, - een persoonlijk belang vormt, - dat rechtstreeks is betrokken bij het besluit. 5.4 De kwalificatie van Janknegt als niet belanghebbende is gebaseerd op het feit dat Janknegt niet werkzaam zou zijn als drogist. Derhalve zou Janknegt geen eigen belang (noch persoonlijk en voldoende actueel) hebben bij het verzochte besluit. In bezwaar is echter komen vast te staan dat Janknegt wel als drogist werkzaam is. Daarmee is tevens komen vast te staan dat Janknegt een eigen belang heeft bij het door hem verzocht besluit. Het belang van Janknegt is tevens voldoende actueel, nu Janknegt op dit moment werkzaam is als drogist. Het feit dat Janknegt daarnaast een algemeen belang bij het door hem verzochte besluit nastreeft, doet niet af aan het feit dat Janknegt een eigen belang heeft. 5.5 Hoewel Janknegt als drogist werkzaam is, is Janknegt slechts voor negen uur per week werkzaam als drogist en bovendien niet als dé drogist die 36 uur per week aanwezig dient te zijn en aan de certificeringseisen en - na 1 januari 1999 - aan de nascholingsverplichting zal moeten voldoen. Nu Janknegt de d-g NMa verzocht heeft na te gaan of de certificeringsregelingen van Pharmacon binnen de Mededingingswet passen, zou het belang dat Janknegt heeft mogelijk niet als persoonlijk kunnen worden aangemerkt. Het belang dat Janknegt heeft bij de verzochte beslissing dient zich immers voldoende te onderscheiden van het belang dat een ieder heeft bij de beslissing. Dat zou het geval zijn indien Janknegt persoonlijk aan de certificeringseisen en dus - na 1 januari 1999 - aan de nascholingsverplichting zou moeten voldoen. Ter hoorzitting is door Janknegt naar voren gebracht dat hij van oordeel is dat óók hij in de toekomst aan de certificeringseisen en de nascholingsverplichting zal moeten voldoen om zijn functie als drogist bij Snel Supermarkt B.V. te kunnen behouden, omdat Janknegt verwacht dat Albert Heijn de certificeringseisen en dus de nascholingsverplichting (zij het mogelijk onverplicht) gaat doorvoeren voor al haar drogisten in loondienst. Dit punt zal in het kader van de behandeling van de aanvraag van Janknegt aan de orde moeten komen. Aangezien deze verwachting gegrond lijkt, gelet op het feit dat de drogisterijketens alle drogisten in loondienst onderwerpen aan de certificeringseisen, acht de d-g NMa het belang van Janknegt (vooralsnog) eveneens een persoonlijk belang. 5.6 In het besluit ten gronde is de d-g NMa niet toegekomen aan de vraag of het belang van Janknegt objectief bepaalbaar is, omdat de d-g NMa reeds van oordeel was dat Janknegt geen eigen belang bij het door hem verzochte besluit had. Evenmin is de d-g NMa toegekomen aan de vraag of Janknegt een persoonlijk belang heeft, dat tevens rechtstreeks betrokken is bij het besluit. Het is voor de beoordeling op bezwaar niet noodzakelijk deze punten nader te onderzoeken, daar in bezwaar reeds is vast komen te staan dat Janknegt over een eigen belang beschikt en tevens een voldoende actueel en (vooralsnog) een persoonlijk belang. Niettemin zullen deze punten, alsmede het persoonlijk belang nog nader onderzocht moeten worden. 5.7 Ten overvloede overweegt de d-g NMa nog dat in bezwaar is komen vast te staan dat Janknegt, zodra de mogelijkheid zich voordoet en de financiële middelen voorhanden zijn, zich als zelfstandig drogist zal vestigen. In dat geval, of om dat doel te kunnen bereiken, is Janknegt gehouden om aan de certificeringseisen en nascholingsverplichting te voldoen. De d-g NMa is van oordeel dat Janknegt op dit punt geen voldoende actueel belang heeft. Het feit dat Janknegt zich als zelfstandig drogist wil vestigen in de toekomst, is te zeer met onzekerheden omgeven

file://e:\archief1998\besluiten\bbb\.htm pagina 5 van 5 om zijn belang thans als voldoende actueel aan te kunnen merken. 5.8 Aangezien in heroverweging is vast komen te staan dat Janknegt een eigen belang heeft, dat tevens voldoende actueel en persoonlijk is, dient de kwalificatie van Janknegt als niet belanghebbende in de zin van artikel 1:2 Awb te worden heroverwogen, evenals de beslissing om de aanvraag niet in behandeling te nemen. Derhalve komt het bezwaar tegen de beslissing om de aanvraag niet in behandeling te nemen voor gegrondverklaring in aanmerking. Beslissing De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit verklaart het bezwaar van Janknegt d.d. 10 maart 1998 gegrond en herroept zijn besluit van 6 maart 1998, kenmerk 61/6.B39. De aanvraag van Janknegt van 20 januari 1998 wordt in behandeling genomen. Datum: 20 mei 1998 w.g. A.W. Kist Directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit Tegen dit besluit kan degene wiens belang daarbij rechtstreeks is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking beroep instellen bij de arrondissementsrechtbank Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM Rotterdam. Dit besluit is verzonden: terug Aan de inhoud van deze pagina's kunt u geen rechten ontlenen.