Wonenen Werken rondde Zuiderzee



Vergelijkbare documenten
Wonenen Werken rondde Zuiderzee

Wonenen Werken rondde Zuiderzee

Wonenen Werken rondde Zuiderzee

Wonenen Werken rondde Zuiderzee

Wonenen Werken rondde Zuiderzee

Wonenen Werken rondde Zuiderzee

Wonenen Werken rondde Zuiderzee

Wonenen Werken rondde Zuiderzee

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

What s up Zuiderzeeland? maatschappijleer/geschiedenis praktische opdracht

Voorbeeld: Ik werk het liefst met een tweetal.

Leerlingboekje Les 9 en 10. Naam:. Schrijfopdracht 5 Hoe vind je de weg? Groep 8

2 > Kerndoelen > Aan de slag > Introductie van de manier van werken > Mogelijke werkvormen en de plaats op het rooster 27

Een deel van het onderzoek doe je met z n tweeën, het andere deel doe je zelfstandig. Dit onderzoek telt als repetitie A en B.

Beroepenwerkstuk 3 MAVO

Onlangs heeft u met uw klas een bezoek gebracht aan het Kinderboekenmuseum. Wij hopen dat u dit heeft ervaren als een leuk en leerzaam bezoek.

Werkstuk. En natuurlijk ook spreekbeurt. Gemaakt door: Anmami Verhulvelrij Groep 7abcd

Werkwijzer Verslagkring:

Waarom ga je schrijven? Om de directeur te overtuigen

Spreekbeurt, en werkstuk

Werkstukken maken op PCBO-Het Mozaiek Groep 6

Waarom ga je schrijven? Om de directeur te overtuigen

Zorg dat je een onderwerp kiest, waarvan je echt meer wilt weten. Dat is interessanter, leuker en makkelijker om mee bezig te zijn.

Sectorwerkstuk

werkblad Scheldeberoep verkennen Veel beroepen hebben met de Schelde te maken. Welk beroep zou jij verder willen verkennen?

1. Van je juf of meester krijg je een plaatje. Bekijk je plaatje goed. 3. Zoek samen nog vier klasgenoten met een ander plaatje.

Aanwijzing: Lees de verhalen op de borden boven de kist goed; er staan aanwijzingen op. Kijk goed in de kist. Valt je daar iets bijzonders op?

Ontwerp je eigen prefabhuis

JE EIGEN BUURT OMSTREEKS 1935

Wereldgodsdiensten. Project Levensbeschouwing 2 e klas St. Nicolaaslyceum. Naam:

What s up Zuiderzeeland? aardrijkskunde, praktische opdracht

Waarom stage? Regels stage Interview 1+2 Stage eindverslag 1+2

STAGEVERSLAG VMBO LEERLING INSTRUCTIE

PeerEducatie Handboek voor Peers

Leerlingboekje Les 9 en 10 Schrijfopdracht 5 Hoe vind je de weg?

Hoe maak ik... Naam: Groep:

Hoe maak ik een werkstuk?

Stappenplan voor een onderzoek

Presentaties: presenteer jezelf met PowerPoint

RV 07 R.K. Basisschool de Vlinder groep 8 Stockholm 3 / SG Schiedam Tel.: /

Werkstuk. En natuurlijk ook spreekbeurt. Gemaakt door: Dimanida Kemkievelden Groep 7abcd

Watersnood. op Marken. Versie 3 d.d

Er is post! LES 1. gemeente Hengelo

hoge stroming Fase Ontdek en onderzoek

Mijn Mokum is een project voor NT2 cursisten. Het is gemaakt door het Amsterdam Museum.

DOCENT. Thema: architectuur WONEN: TERUG IN DE TIJD! groep 5 en 6. Tip. Stadshagen

Het maken van een werkstuk

Sta in je recht. Lessen over (kinder)rechten voor PO

Nederlands in Uitvoering

Onderzoeksboekje. Klas: Namen:

De spreekbeurt. In welke groepen wordt een spreekbeurt gehouden? De spreekbeurt wordt gehouden in de groepen 5 t/m 8.

Juf Sabine en juf Maaike

ONTDEKKINGSREIZIGERS en AVONTURIERS. Van:

Beroepenwerkstuk 3 MAVO

Dwerggras 30, Rotterdam. 1. Schrijf tijdens het kijken dingen op die jou belangrijk lijken. Je hebt dit later nodig.

Sectorwerkstuk

Met welk werk kunnen kinderen uit groep 5-6 thuiskomen en hoe kunt u uw kind thuis helpen?

Hoe bereid ik een spreekbeurt voor?

Documentaire. Voorbereiding op het documentaire project

Bijlage W2 groep 7 1

E.H.B.O. Werkstuk Vera Kleuskens, groep 7

Uitleg boekverslag en boekbespreking

Lesbrief. Voetstappen Kader Abdolah

Koopkracht: de waarde van geld

Het Sectorwerkstuk

Naam:. Namen groepsleden:... Begeleider:

Banger voor spinnen dan voor terreur.

Werkboek Het is mijn leven

Formeel en informeel. Formeel: Je gebruikt u om iemand aan te spreken. Je noemt iemand bij zijn achternaam.

Hoe maak je een werkstuk?

Presenteren. Oriëntatie

Amsterdam DNA is een project voor NT2 cursisten. Het is ontwikkeld door het Amsterdam

Uitnodigingen en promotie

Stappenplan voor het maken van een presentatie

Maak samen een glossy groep 8

Handleiding voor de leerling

Oefenen 1 punt verdienen Onderwerpen van de presentaties

Team 6: Zonnepanelen. Onderzoek naar het gebruik van zonnepanelen

Het houden van een spreekbeurt

4 Gedrag. 4.2 Aapt een aap echt na? 4.4 Hoe leven dieren samen in een groep? 4.1 Opdrachten Opdrachten

Lesbrief voor leerlingen: hoe ontwerp je een omslag voor een boek

lesprogramma PO activerende lessen over respect voor het primair onderwijs

2.1 FaVoriete leestips

Tekst lezen en vragen stellen

Weekschema maken. Je gaat praten over de dingen die jij in één week doet. Deze activiteiten ga je in een schema op de computer uitwerken.

Hoe maak ik in groep 6 een werkstuk?

Uitleg Werkwijzers Bovenbouw Dit zijn de beschrijvingen van alle presentaties die je moet doen en het werkstuk dat je maakt.

Wat weet je al? Je gaat bekijken wat je al over de overheid weet.

STAGEBOEKJE 2016 / 2017

Teken een architect. Lees het volgende verhaal:

De laatste wens van Maarten Ouwehand

Bepaal eerst de probleemstelling of hoofdvraag

Tijdsplanning werkstuk groep 5

Reflectiegesprekken met kinderen

Sectorwerkstuk. Theoretische Leerweg. Klas 4 TL/M

Het Amsterdam Museum gaat over Amsterdam. In het museum hangen schilderijen.

HALLO WERELD WERKSTUK

Werkstuk-wijzer. School: CBS De Wegwijzer te Zuidbroek. Groep:.. (Om je te helpen bij het maken van een werkstuk)

1 Kies je onderwerp Samen met je buurman of buurvrouw. Ons onderwerp: Voorbeeld: Michael Jackson was de beste artiest ooit! Nu jullie!

Transcriptie:

Wonenen Werken rondde Zuiderzee Omgevingsonderwijs voor aardrijkskunde, geschiedenis, economie in het Zuiderzeemuseum voor de basisvorming en leerjaar 3 + 4 VMBO Onderzoeksboek 4 Transport en communicatie 1

Wonen en Werken Omgevingsonderwijs voor aardrijkskunde, geschiedenis, economie in het Zuiderzeemuseum voor de basisvorming en leerjaar 3 + 4 VMBO Onderzoeksboek 4: Transport en communicatie I Verzamelen (In het museum)...3 II Ordenen (Terug op school)... 16 III Presenteren (Terug op school)... 18 Kaarten...21 Een educatief project ontwikkeld door Instituut voor de Lerarenopleiding (ILO) van de Universiteit van Amsterdam Steunpunt Kunstzinnige Vorming Westfriesland (SKV) Hoorn Zuiderzeemuseum Enkhuizen Opdrachtgevers Provincie Noord-Holland Mondriaan Stichting Ministerie van OCW Zuiderzeemuseum Enkhuizen 2

Onderzoeksboek 4 Transport en communicatie...en voor de Coentunnel een file van zes kilometer. Op de A5 tussen Lelystad en Almere in beide richtingen in verband met werkzaamheden langzaam rijdend en stilstaand verkeer. Op de A4 voor de Schipholtunnel ten gevolge van een ongeval vier kilometer file... Radioberichten als deze kennen we allemaal en het kost waarschijnlijk weinig moeite om je er beelden bij voor te stellen: eindeloze rijen auto s, soms wel drie banen dik, die als monsterachtige slangen puffend en dampend door het landschap kronkelen. Files en radio: vervoer en communicatie in de moderne tijd. Maar hoe was dat vroeger, zo rond de eeuwwisseling in het gebied? Hoe zag toen het vervoer eruit en op welke manier gaven de mensen elkaar toen berichten door? Dat ga je onderzoeken op jouw tocht door het Zuiderzeemuseum. I Verzamelen (In het museum) Je bent maar een keer in het museum, dus je moet alle vragen zo goed en uitvoerig mogelijk beantwoorden. Anders kom je in de knoei met je werkstuk of presentatie op school. Je verzamelt in het museum de kennis, die je nodig hebt om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. Later, terug op school. ga je deze gegevens ordenen en presenteren. In het buitenmuseum kun je je weg vinden door de routebeschrijvingen in deze tocht te volgen. Of je bij het juiste pand bent, kun je zien aan de foto s in de tocht en door middel van de codes die zowel in deze tocht als op de infobordjes van de panden vermeld staan. Veel succes! Onderzoeksvragen Hoofdvraag Hoe werden in het Zuiderzeegebied rond 1900 mensen en goederen vervoerd en op welke manier wisselden de bewoners van dit gebied berichten uit? Deelvragen Welke communicatiemiddelen kenden de mensen in het Zuiderzeegebied omstreeks 1900? Welke vervoermiddelen kenden de bewoners van het gebied omstreeks 1900? Welk verschil bestaat er tussen vervoer en communicatie vroeger en nu? Wat was er rond 1900 in het Zuiderzeegebied belangrijker: vervoer over water of het vervoer over de weg? VOORAF INVULLEN Deze onderzoekstocht is van... Klas... Ik doe deze tocht samen met NA AFLOOP INVULLEN De samenwerking in mijn groep ging goed/matig/slecht, omdat: 3

Loop de boot af en ga naar links. Ga voorbij de hoge schoorstenen en sla links het schelpenpad op. Aan het einde hiervan ga je het trappetje op. Sla weer linksaf en houd het water van de vroegere Zuiderzee aan je linkerhand. Voorbij het café Hindeloopen loop je rechts naar beneden een pad af. Je komt dan bij een soort schuur. Dit is een dijkmagazijn (code: AK 1). Hier lagen materialen opgeslagen die de bewoners van het Zuiderzeegebied nodig hadden om snel de dijk te kunnen repareren wanneer deze bij een storm dreigde door te breken. Loop door tot aan het tweede lokaal. Dit was vroeger een vergaderruimte. Neem kaart 1 Zuiderzeemuseum voor je. Trek op de kaart de route die je tot hier liep. 1a. Naast de ingang van dit lokaal hangt aan de wand een lijst uit 1927. Wat voor soort gegevens vermeldt deze lijst? 1b. Tijdens welke omstandigheden konden deze gegevens van levensbelang zijn? Waar maak je dat uit op? 1c.Vergelijk je eigen telefoonnummer met de nummers uit de lijst. Hadden in 1927 veel of weinig mensen thuis telefoon? Waaruit blijkt dat? Kaart 1d. Neem kaart 2 Zuiderzeegebied voor je. Kijk op het bordje buiten op de gevel. In welke plaats stond dit dijkmagazijn? In... Noteer deze plaats op de kaart en schrijf erbij dijkmagazijn. Verlaat het dijkmagazijn en loop terug naar de dijk. Ga op de dijk rechts en volg de dijk tot je rechts, beneden in een grachtje, een schuit ziet liggen met aan dek een lading koopwaar. Loop naar deze schuit toe. Neem kaart 1 Zuiderzeemuseum voor je. Trek op de kaart de route die je tot hier liep. 2a. Wat verkocht de eigenaar van het schip? 2b. Hoe werd zo n schip genoemd? 2c. Met het schip ging de koopman van plaats naar plaats om zijn waren aan de man te brengen. Met wat voor transportmiddelen gaan kooplui tegenwoordig naar de markt? 4

Ga weer naar boven het dijkpad op. Aan het einde van het pad (aan je rechterhand), zie je een splitsing. Sla bij deze splitsing linksaf en loop naar de haven van het museum: de Markerhaven. Loop rechtdoor tot je aan je linkerhand een scheepswerf ziet (code: MK 1). Op het pleintje voor deze scheepswerf zijn twee museummedewerker aan het werk. Zij geven demonstraties over van alles wat met de visserij te maken heeft. Neem het pad naar beneden dat uitkomt op het pleintje. Neem kaart 1 Zuiderzeemuseum voor je. Trek op de kaart de route die je tot hier liep. Interview! Naast visserschepen liggen er hier in de haven twee vrachtschepen: De Hoop en De Vier Gebroeders. Over deze schepen en ander vervoer over water ga je de twee medewerkers in de haven interviewen. Lees de vragen even door en maak daarna een taakverdeling. Een van jullie stelt de vragen (vragensteller). Een ander schrijft de antwoorden op (schrijver). De anderen verzinnen tijdens het gesprek nieuwe vragen naar aanleiding van de antwoorden die de medewerkers geven. Ze vragen dus door om meer te weten te komen (bedenkers). Ook deze vragen en antwoorden worden opgeschreven (zie ruimte voor aanvullende vragen). 3a. Wat voor producten werden er met de twee vrachtschepen vervoerd? De Vier Gebroeders:. De Hoop:.... 3b. Wat is turf precies en waar werd het voor gebruikt? 3c. Wat is een beurtschip en wat werd er mee vervoerd? 3d. Vond er ook personenvervoer plaats op de Zuiderzee? Hoe was dat dan geregeld? 3e.Hoe lang duurde het om van de ene kant naar de andere kant van de Zuiderzee te varen? Hier in de haven liggen verder oude vissersschepen. 3f. Hoe werd bij deze schepen de gevangen vis vervoerd? Kunt u ons dit aanwijzen? 5

Als de Zuiderzee in de winter bevroor, maakte men wel eens gebruik van een ijsvlet. 3g. Wat is een ijsvlet? Ruimte voor aanvullende vragen Verlaat nu de museummedewerkers en loop verder de haven in. Kijk eens goed naar de twee vrachtschepen. 4. Wat is een belangrijk verschil tussen het schip De Hoop en het schip De Vier Gebroeders? 5. Je weet nu waar op een vissersschip de gevangen vis bewaard werd. Loop naar een van de vissersschepen en teken hieronder een visserschip na. Geef aan waar de vis bewaard werd. 6

Ga weer het dijkpad op en loop terug in de richting van het museumdorp (daar waar de kerk is). Loop alsmaar rechtdoor tot je aan je rechterhand een ophaalbrug ziet. Ga de ophaalbrug over en loop het straatje uit Harderwijk in. Stop aan het einde van deze straat bij het laatste huis aan je linkerhand (code: HK 9). Neem kaart 1 Zuiderzeemuseum voor je. Trek op de kaart de route die je tot hier liep. 6a. Wat voor bedrijf zit er in dit pand? Kijk goed rond binnen in het bedrijf. 6b. Wat voor poster zit er op het muurtje tegenover de ingang? 6c. Voor de reparatie van welk, tegenwoordig door scholieren veel gebruikt vervoermiddel konden de bewoners van het Zuiderzeegebied hier kennelijk terecht? Kijk naar het plafond en in de ruimte links achter in het bedrijf bij het raam (loop even achterom). 6d. Welke voorwerpen bevestigen je antwoord op vraag 6c? 6e. Bedenk ten minste nog twee manieren waarop de smid vroeger een rol speelde bij het vervoer. Kom je er niet uit, vraag het dan aan de smid. Kaart Neem kaart 2 Zuiderzeegebied voor je. Kijk op het bordje buiten op de gevel. In welke plaats in het Zuiderzeegebied stond dit bedrijf? Schrijf het woord smid bij deze plaats op. Loop nu linksom de straat in rond de kerk. Na ongeveer 20 meter zie je aan je linkerhand het postkantoor. Stop bij de ingang van dit postkantoor (code: WR 2). Neem kaart 1 Zuiderzeemuseum voor je. Trek op de kaart de route die je tot hier liep. 7a. Kijk goed om je heen. Welk transportmiddel werd vroeger gebruikt om de post rond te brengen? 7

7b. Wordt de post nog steeds op deze manier vervoerd? Licht je antwoord toe. 7c. Noem nog twee vervoermiddelen die de post in onze tijd gebruikt voor het vervoer van post. 1... 2... Bekijk de borden op de gevel van het postkantoor. 7d. Voor welke communicatiemiddelen kon men terecht bij dit postkantoor? Noem er drie. 1... 2... 3... 7e. Op het transportmiddel dat hier staat, zie je de afkorting PTT. Waar staat deze afkorting dus voor? P:... T:... T:... 7f. Hoe heet het bedrijf dat vroeger PTT heette nu? 7g. Hoe vaak was er bij dit postkantoor een buslichting? Is dat vaker of minder dan nu? Ga naar binnen en loop de ruimte in aan je rechterhand. Hier bevindt zich het postkantoor. Een museummedewerker kan je van alles over het postkantoor vertellen. Interview! Deze medewerker ga je interviewen. Verdeel net als bij het vorige interview onderling de taken: vragensteller, schrijver, bedenker. Lees de vragen eerst goed door. Noteer de extra vragen die je zelf hebt bedacht bij de ruimte voor aanvullende vragen. 8a. Uit welke tijd stamt dit postkantoor?... 8b. Hoeveel mensen werkten hier?... 8c. Hoe werd de post in die tijd door het land vervoerd en hoe werd hij rondgebracht? 8d. Wat is een telegraaf? 8

8e. Hoe werken de twee telefoons die zich hier in het postkantoor bevinden? 8f. Welke mensen hadden er in die tijd vaak wel al thuis telefoon? 8g. Hoe werd je vroeger postbode? 8h. Hoeveel koste vroeger een postzegel voor een ansichtkaart of brief? 8i. Hoe zag een adres er vroeger uit? Wat is het verschil met nu? 8j. Werden er in die tijd veel brieven verstuurd? Hoe lang duurde het voor je brief aankwam? 8k. Wat kon je vroeger doen als je niet kon schrijven, maar je toch iemand een bericht wilde sturen? Ruimte voor aanvullende vragen 9

Je bent nu klaar met het interview. Vergeet niet de medewerker te bedanken. Je blijft nog even in het postkantoor. Tegenover het loket van het postkantoor hangt rechts naast de ingang een dienstregeling van een vervoersbedrijf. 9a. Van welk vervoersbedrijf is deze dienstregeling? 9b. Uit welk jaar is de dienstregeling?... 9c. Wat was er in dat jaar aan de hand in een deel van het Zuiderzeegebied? 9d. Welke drie vervoersmiddelen worden in de dienstregeling genoemd? 1... 2... 3... 9e.Welke van deze vervoersmiddelen worden nog gebruikt in Nederland en welke niet meer? 9f. Tussen welke plaatsen werden met bovenstaande vervoersmiddelen diensten onderhouden? Met vervoersmiddel 1 tussen:... en... Met vervoersmiddel 2 tussen... en... Met vervoersmiddel 3 tussen... en... Kaart Neem kaart 2 Zuiderzeegebied voor je. Verbind op deze kaart zoveel mogelijk de plaatsen die in de dienstregeling worden genoemd met een lijn. Verlaat het postkantoor. Beantwoord tenslotte buiten voor de ingang nog even vraag 10. 10a. Noem drie communicatiemiddelen die rond 1900 nog niet bestonden en die wij nu wel tot onze beschikking hebben. 1... 2... 3... 10

10b. Moeten we voor deze communicatiemiddelen naar het postkantoor? Licht je antwoord toe. Het gebouw rechts van het postkantoor is de dorpsschool (code: KO 1). Ga hier naar binnen en loop door tot in het eerste lokaal. Neem kaart 1 Zuiderzeemuseum voor je. Trek op de kaart de route die je tot hier liep. Links langs de wand staat een kastje met een deksel. In het kastje worden schoolplaten bewaard. Zoek de twee platen waaronder staat: Een gezicht op Giethoorn. Bekijk de twee platen goed. Vraag 11a. Welk vervoermiddel werd in en rond het plaatsje Giethoorn gebruikt? 11b. Op welke manier werd dit vervoermiddel voortbewogen? 11c. Noem twee dingen die met dit vervoermiddel werden vervoerd. Kijk goed naar de schoolplaten. Licht je antwoord toe. 1... 2... 11d. Kijk nog eens goed naar de schoolplaten en bedenk een reden waarom dit vervoermiddel juist voor de mensen in en rond Giethoorn zo geschikt was. Verlaat de school. Sla linksaf de steeg in. Ga over het bruggetje en sla rechtsaf. Na 15 meter tref je aan je linkerhand een schildersbedrijf (code: EH 6). Neem kaart 1 Zuiderzeemuseum voor je. Trek op de kaart de route die je tot hier liep. 12a. Welk transportmiddel gebruikt het schildersbedrijf om spullen te vervoeren? 12b. Hoe wordt dit transportmiddel voortbewogen? Waarom denk je dat? 11

Loop nu rechtdoor tot je bij de stadsgracht komt. Sla linksaf en loop het bruggetje over. Ga naar binnen bij het eerste pand aan je linkerhand (code: WH 1). In dit pand woonde vroeger de familie Zwart uit Wervershoof. De ingang bevindt zich aan de rechterzijde van het pand. Neem kaart 1 Zuiderzeemuseum voor je. Trek op de kaart de route die je tot hier liep. Binnen zie je aan je rechterhand een werkplaats. Neem een kijkje in deze werkplaats. Vraag 13a. Wat voor product werd er hier gemaakt? Neem nu een kijkje in de woonkamer tegenover de werkplaats. Vraag 13b. Wat heeft de baas van dit bedrijf boven zijn schoorsteenmantel hangen? Bedenk waarom hij juist voor deze versiering van zijn woning gekozen heeft. Loop weer naar de voorkant van het huis en sla linksaf. Neem het pad dat langs de zijkant van het volgende huisje loopt (code: HN 1). Loop door naar achteren tot je bij de hoek van het huisje komt en sla dan rechtsaf. Loop tussen het huisje en de kas door tot je niet verder kan. Neem kaart 1 Zuiderzeemuseum voor je. Trek op de kaart de route die je tot hier liep. 14a. Aan wat voor weg ligt de achterkant van het huisje? 14b. Aan het stenen pand zit hier een houten uitbouw. Buk en kijk eronder. Waarvoor dient de houten uitbouw? Waarom denk je dat? 14c. De bewoners van dit huisje waren tuinders en kleine boeren. Langs welke twee routes konden zij hun producten afvoeren? Achter langs via het...en voor via de... 14d. De twee huizen die je nu gezien hebt komen uit West-Friesland en stonden in een zogenaamde vaarpolder. Welke van de twee routes (zie vraag 14c) zal in dit gebied het belangrijkst zijn geweest voor het afvoeren van producten? Waarom denk je dat? 12

Loop naar de voorkant van het huis en steek weer de twee houten bruggetjes aan je rechterhand over. Je loopt nu langs de rechterkant van de stadsgracht. Blijf aan de rechterkant van de gracht lopen tot je een grote boot in het water ziet liggen. Dit is een beurtschip. Neem kaart 1 Zuiderzeemuseum voor je. Trek op de kaart de route die je tot hier liep. Langs de gracht, tegenover het kaaspakhuis, vind je het informatiebordje dat bij dit schip hoort. 15a. Welk product werd met dit schip vervoerd? 15b. Wat voor wedstrijd hielden de beurtschippers vaak onderling? 15c. Dit soort wedstrijden worden nog steeds gehouden. Hoe worden deze wedstrijden genoemd? Neem de stenen brug over de stadsgracht en kijk links. Neem kaart 1 Zuiderzeemuseum voor je. Trek op de kaart de route die je tot hier liep. 16a. Welk vervoermiddel staat er hier langs de gracht? 16b. Neem alle vragen en opdrachten die je hebt gemaakt nog eens door. Schrijf vervolgens in onderstaand schema alle vervoersmiddelen op die je tot nu toe bent tegengekomen. Noteer ook het vervoersmiddel van vraag 16a. 13

Vergelijking Transportmiddelen Korte omschrijving Gemaakt van Voor vervoer van personen en/of goederen Voortbewogen door 16c. Kijk eens naar bovenstaande lijst. Wat is een belangrijk verschil tussen het vervoersmiddel van vraag 16a en de andere vervoersmiddelen die je in het museum hebt gezien? 16d. Welk van de vervoersmiddelen die je tot nu toe hebt gezien kwam aan het begin van de twintigste eeuw nog weinig voor? 16e.Waarom was dat denk je? 16f. Is dit vervoersmiddel nu heel gewoon? Licht je antwoord toe? Sla nu vanaf de stenen brug rechtsaf, blijf het pad volgen tot je bij de stoomwasserij komt. Loop tenslotte omhoog de dijk op. Sla bovenop de dijk linksaf en loop door tot je bij een pleintje komt. Sla bij het pleintje rechtsaf en loop door tot je bij het IJsselmeer komt. Loop vervolgens het dijkpad op aan je linkerkant en kijk uit over de oude Zuiderzee. Neem kaart 1 Zuiderzeemuseum voor je. Trek op de kaart de route die je tot hier liep. 17a. Hier op de dijk sta je op een paardenpaadje. Tot omstreeks 1900 waren deze paardenpaadjes de belangrijkste verbindingswegen tussen de plaatsen aan de Zuiderzee. Maak in de tekenruimte een tekening van het paardenpaadje van bovenaf gezien. Schat de breedtes van de verschillende onderdelen waaruit het pad bestaat (een pas is ongeveer een meter) en schrijf deze maten in de tekening. Zet ook in de tekening van welke verschillende materialen het wegdek van het 14

paardenpaadje is gemaakt. Tekenruimte 17b. Bedenk waarom het middendeel van het paardenpaadje van een ander materiaal is dan de buitenkanten. 17c. Bedenk waarom de paardenpaadjes tegenwoordig ongeschikt zijn als hoofdverbindingswegen tussen de plaatsen aan de Zuiderzee. Einde 15

II Ordenen (Terug op school) We begonnen de tocht met een aantal onderzoeksvragen. Deze staan op bladzijde 2 van je tocht afgedrukt. Tijdens je onderzoek heb je allerlei informatie verzameld door vragen en opdrachten te maken. Nu is het moment aangebroken waarop we gaan bekijken welke informatie je bij welke onderzoeksvraag kunt gebruiken. Dat is de fase van het ORDENEN. Uiteindelijk ga je je onderzoeksresultaat presenteren in een werkstuk, een posterpresentatie of op een andere manier. De Hoofdvraag van je onderzoek is: Hoe werden rond 1900 in het Zuiderzeegebied mensen en goederen vervoerd en op welke manier wisselden de bewoners van dit gebied berichten uit? De Deelvragen zijn: Welke communicatiemiddelen kenden de mensen in het Zuiderzeegebied omstreeks 1900? Welke vervoermiddelen kenden de bewoners van het gebied omstreeks 1900? Welk verschil bestaat er tussen vervoer en communicatie vroeger en nu? Wat was er rond 1900 in het Zuiderzeegebied belangrijker: vervoer over water of het vervoer over de weg? Verwerkingsbladen Per deelvraag gaan we nu op verwerkingsbladen schrijven wat we er in het museum over te weten zijn gekomen. Dat doe je ook met de hoofdvraag, maar dat kan pas als je de verwerking van alle deelvragen achter de rug hebt. Kaartopdrachten Je hebt telkens belangrijke objecten en plekken (Urk, briefschrijver) op kaart 2 Zuiderzeegebied genoteerd. Bij je presentatie laat je zien hoe die plaatsen verspreid waren over het gebied rond de oude Zuiderzee. Teken ze aan op de kaart voor het bord, die in de klas is gemaakt. Zoek desnoods de plaatsen op die je niet op de oude kaart vond. Hoe heb ik geleerd en samengewerkt? Tenslotte schrijf je iets op over hoe je het onderzoek hebt gedaan, of je het leuk vond, hoe je hebt samengewerkt, of dat altijd goed ging enz. enz. Je mag ook iets zeggen over nieuwe onderzoeken die je zou willen doen. Dat terugkijken heet reflecteren. Bij je presentatie moet je ook over reflecteren iets naar voren brengen. Onderzoeksvragen Deelvragen Welke communicatiemiddelen kenden de mensen in het Zuiderzeegebied omstreeks 1900? Antwoord op deze vraag kun je vinden bij vragen 1 en 7. En wat heb je nog meer geleerd over communicatie in die tijd door het interview bij het postkantoor (vraag 8)? Welke vervoermiddelen kenden de bewoners van het gebied omstreeks 1900? Lees je antwoorden op de vragen 2, 4, 5, 6, 7, 9, 11, 12, 13, 14 en 15 goed door. Ze vertellen je niet alleen over het soort vervoersmiddelen dat men toen kende, maar ook over wat en wie ze vervoerden en hoe. Daarnaast kom je te weten hoe ze werden voortbewogen, waar ze werden gemaakt en of ze geschikt waren voor een bepaald deel van het Zuiderzeegebied (met name vraag 11 en 14). Je hebt deze informatie ook nog eens overzichtelijk samengevat in het schema van vraag 16. Pak dat er nog eens bij. Meer over dit onderwerp ben je ook te weten gekomen tijdens je interview bij het postkantoor (vraag 8) en in de haven (vraag 3). En wat voor vervoersmiddelen zullen er gereden hebben over de paardenpaadjes (vraag 17)? 16

Welk verschil bestaat er tussen vervoer en communicatie vroeger en nu? De antwoorden op vraag 1 vertellen iets over een communicatiemiddel wat nu iedereen in huis heeft. Maar hoe was dat in het Zuiderzeegebied rond 1900? Lees ook nog eens je antwoorden op vragen 7 en 10. Nog steeds is de brief een belangrijk communicatie middel. Maar daarvoor moet je wel kunnen lezen en schrijven. Hoe was dat toen in het gebied? Wat heeft het interview bij het postkantoor daarover voor informatie opgeleverd? En wat ben je daar nog meer te weten gekomen over communicatie vroeger en nu? Lees het allemaal nog eens goed door. Ook op het gebied van vervoer zijn er verschillen tussen vroeger en nu. Informatie hierover vind je in de antwoorden op de vragen 2, 7, 9, 14,16 en 17. Kijk nog eens bij je interviews (vraag 3 en 8) wat je hierover te weten bent gekomen. Wat was er rond 1900 in het Zuiderzeegebied belangrijker: vervoer over water of het vervoer over de weg? De antwoorden op de vragen 2, 3 (interview haven), 4, 5, 9, 11, 13, 14 en 15 geven veel informatie over het gebruik van het water als transportweg. Wat werd er over het water vervoerd en waarom juist over het water? Hoe de belangrijkste wegen op het land er in het Zuiderzeegebied tot 1900 uitzagen weet je uit vraag 17. Of er in die tijd veel van transport over de weg gebruik werd gemaakt, kun je ook te weten komen uit je antwoorden op vraag 16. En ben je tijdens je interview in het postkantoor (vraag 8) hier nog meer over te weten gekomen? Hoofdvraag Hoe werden rond 1900 in het Zuiderzeegebied mensen en goederen vervoerd en op welke manier wisselden de bewoners van dit gebied berichten uit? Door de antwoorden op de deelvragen samen te vatten geef je antwoord op deze hoofdvraag. 17

III presenteren (Terug op school) Nadat je al je gegevens hebt geordend ga je nu aan de presentatie van het resultaat van je onderzoek werken. In overleg met je docent stel je eerst samen vast welke vorm jij met je groepje gaat doen. Hieronder staan twee mogelijkheden uitgewerkt. Je kunt natuurlijk ook tot heel andere manieren van presenteren komen. Werkstuk Ook al heb je als groepje je onderzoek gedaan, het werkstuk kan het beste individueel gemaakt worden. Controleer daarom de antwoorden in het Onderzoeksboek nog eens onderling voor je hier aan begint. Een werkstuk moet leuk zijn om te zien en om te lezen. Een werkstuk moet ook duidelijk laten zien aan iemand die nog nooit in het Zuiderzeemuseum is geweest en ook niets weet van het leven wat je hebt onderzocht. En tenslotte moet een werkstuk alles bevatten wat je hebt onderzocht, maar te lang is saai, dus houd het kort en bondig. Hier volgen enkele belangrijke tips voor het schrijven van je werkstuk: 1. Het werkstuk is duidelijk ingedeeld. Na een Inleiding volgen evenveel hoofdstukken als er deelvragen zijn. Tenslotte komt er een Conclusie achteraan. Je werkstuk heeft dus evenveel hoofdstukken als er deelvragen zijn plus een inleiding en Conclusie 2. Voor elk hoofdstuk bedenk je een aardige, pakkende titel. Een titel die liefst ook laat zien wat er in dat hoofdstuk komt te staan. 3. Werkstukken bestaan niet alleen uit tekst, maar ook uit beelden. Teken of schilder beelden van wat je tijdens je bezoek hebt gezien en voeg die als illustratie toe aan je werkstuk. Je kunt ook de tekeningen gebruiken die je al tijdens je onderzoekstocht hebt gemaakt. Als je met de computer werkt kun je ze wellicht scannen. Misschien heb je tijdens het museumbezoek foto s gemaakt. Deze kun je ook toevoegen. Ook het voorblad en de achterpagina vergen aparte aandacht. Soms is een schema met wat tekst eromheen veel duidelijk dan een lang stuk tekst. 4. Begin aan de hoofdstukken die verslag doen van wat je per deelvraag hebt gevonden. Lees de deelvraag nog eens goed door plus je aantekeningen op de verwerkingsbladen. Leg die bladen dan even opzij en schrijf uit je hoofd op wat je ontdekt hebt. Neem de verwerkingsbladen er nog eens bij en vul je tekst aan. Werk de tekst daarna in het net uit. 5. Schrijf vervolgens een leuke Inleiding, waarbij je het boekje Leven en Werken gebruikt (vooraf op school gekregen en doorgewerkt) en je eigen teksten, schema s en tekeningen die bij elke deelvraag horen. Schrijf ook een leuk verhaaltje over hoe jullie onderzoek deden, met de boot aankwamen, een aardig voorval etc. Beschrijf de hoofdvraag en de deelvragen. 6. Schrijf tenslotte de Conclusie. Kom terug op hoofdvraag en deelvragen en vat de antwoorden daarop kort samen. Beschrijf tenslotte hoe je samengewerkt hebt, wat je van deze manier van leren vindt en wat er voor jezelf of voor het onderzoek als geheel beter kan. Vergelijk deze manier van werken met wat je gewend bent in de les. Posterpresentatie Een presentatie met posters heeft het voordeel dat je aan de klas als geheel kunt vertellen wat je hebt onderzocht, terwijl je grote spiekbladen hebt gemaakt die je verhaal ondersteunen. Die spiekbladen zijn posters die je voor het bord hangt als je je verhaal houdt. Je kunt het verhaal als woordvoerder van je groepje houden, maar ook de taken onderling verdelen en bijvoorbeeld per poster iemand anders laten presenteren. Controleer in ieder geval je antwoord in het Onderzoeksboek nog eens onderling voor je hier aan begint. 18

Bij de posterpresentatie gaat het niet alleen om de mooie, duidelijke en informatieve posters die je maakt, maar ook om het presenteren zelf: het verhaal voor de klas. Je vertelt bij poster en laat zo zien aan de klas wat je het onderzocht en gevonden. Een presentatie moet leuk zijn om te zien en te horen. Zowel de posters (die iedereen achteraf nog eens kan bekijken) als de mondelinge presentatie voor het bord moeten duidelijk voor het voetlicht brengen wat je hebt onderzocht. Een posterpresentatie moet wel alles bevatten wat je hebt onderzocht, maar te lang is saai, dus houd het kort en bondig. De poster zelf Hieronder enkele tips voor het maken van de posters: 1. De serie posters is duidelijk ingedeeld. Na een inleiding (poster 1) volgen evenveel posters als er deelvragen zijn. Tenslotte komt er een Conclusie (de laatste poster). 2. Voor elk poster bedenk je een aardige, pakkende titel die meteen verklapt wat er op dat blad wordt gepresenteerd. 3. Posters bestaan vooral niet uit veel tekst, maar juist uit beelden en schema s. Teken of schilder beelden van wat je tijdens je bezoek hebt gezien, voeg foto s toe, bedenk schema s die het antwoord op de deelvragen goed helder maken. Ook de opmaak van elke poster en van de hele serie op zich vergen aparte aandacht. Denk eraan dat je poster je ondersteunen moet bij je mondelinge presentatie. Maak hem zo dat je er gemakkelijk een verhaal bij kunt houden. Dat betekent ook dat niet alles op de poster gezet hoeft te worden. Je vertelt immers bij. 4. Begin aan de posters die verslag doen van wat je per deelvraag hebt gevonden. Lees de deelvraag nog eens goed door plus je aantekeningen op de verwerkingsbladen. Leg die bladen dan even opzij en schrijf uit je hoofd op wat je ontdekt hebt. Neem de verwerkingsbladen er nog eens bij en vul je tekst aan. Ontwerp daarna je poster. Welke schema s maak je, welke afbeeldingen laat je zien, welke trefwoorden zet je erop? Werk dat daarna in het net uit. 5. Ontwerp poster 1, de Inleiding. Hierbij gebruik je ook het boekje Leven en Werken (vooraf op school gekregen en doorgewerkt) en de posters die al af zijn en bij de deelvragen horen. Laat ook zien hoe jullie onderzoek deden, met de boot aankwamen, een aardig voorval etc. Vergeet de hoofdvraag en de deelvragen niet. 6. Ontwerp en maak tenslotte de laatste poster, Conclusie. Kom terug op hoofdvraag en deelvragen en vat de antwoorden daarop kort samen. Laat tenslotte zien hoe je samengewerkt hebt, wat je van deze manier van leren vindt en wat er voor jezelf of voor het onderzoek als geheel beter kan. Vergelijk deze manier van werken met wat je gewend bent in de les. Mondelinge presentatie Als je gaat presenteren bij je poster moet je bedenken dat de andere leerlingen in de klas iets heel anders hebben uitgezocht. Je moet dus heel duidelijk vertellen wat het onderwerp van je onderzoek was en waarover het eigenlijk ging. Je zult merken dat als je dat goed doet, er veel meer vragen komen na afloop van je presentatie en dat de andere leerlingen jouw vondsten gaan combineren met wat ze zelf hebben onderzocht. Hieronder enkele tips voor een goede mondelinge presentatie: 1. Spreek duidelijke en richt je tot de klas. 2. Volg de indeling van je posters, ga er bij staan, maar niet ervoor. 3. Praat niet tegen je poster, wat die luistert toch niet, praat tegen de klas en kijk of ze je verhaal begrijpen. 19

4. Vertel ook wat aardige verhaaltjes tussendoor. Dat trekt de aandacht. 5. Oefen thuis in de badkamer voor de spiegel, wen langzaam aan je eigen pratende gezicht. Doe dat vooral hardop, wat je huisgenoten er ook van zullen denken. 6. Houd als generale repetitie je presentatie eerst een thuis. Dat is leuk, omdat ze dan ook te weten komen waarom je eigenlijk met je school naar het Zuiderzeemuseum bent geweest. Je generale kun je ook met je groepje houden, op school in een tussenuur of tijdens de lessen die je voor de uitwerking hebt gekregen. 7. Leer wat je wilt vertellen in grote lijnen uit je hoofd. Dat gaat het beste door het zonder je poster eens achter elkaar aan je zelf te vertellen. Ook hier weer: altijd hardop. 8. Presenteren voor de klas is altijd eng. Maar omdat iedere leerling het wel eens moet doen, kennen ze allemaal jou angst. Wees dus niet bang voor je klasgenoten. Ze zijn je collega s en moeten ook (misschien een andere keer bij een ander vak) eens voor de bak. 20

Kaarten Kaart 1: Zuiderzeemuseum 21

Wonen en Werken Kaart 2: Zuiderzeegebied rond 1930 22

Wonen en Werken Kaart 3: Noord Nederland nu 23 05 /2008