Werkstuk-wijzer. School: CBS De Wegwijzer te Zuidbroek. Groep:.. (Om je te helpen bij het maken van een werkstuk)

Transcriptie

1 Werkstuk-wijzer (Om je te helpen bij het maken van een werkstuk) School: CBS De Wegwijzer te Zuidbroek Naam: Groep:..

2 Hoe maak je een goed werkstuk? Als je bij de voorbereiding van je werkstuk de stappen volgt uit het stappenplan, is de helft van het werk gedaan. Pas als je deze stappen hebt genomen, ga je op zoek naar informatie. Eerder is niet nodig! Wat is een werkstuk? Een werkstuk is een zelfgemaakt boekje over een onderwerp waar informatie over te vinden is. Hoe ziet een werkstuk eruit? Je werkstuk heeft een begin, midden en einde. Begin: Inhoudsopgave = Je vermeldt hier op welke pagina s je inleiding, de hoofdstukken met hun titels, het nawoord en je bronnen staan. Inleiding = Hier vertel je waarom je dit onderwerp hebt gekozen en vertel je wat er in je werkstuk staat. Midden: Hoofdstukken = In de hoofdstukken bespreek je de verschillende onderwerpen die met jouw werkstuk te maken hebben. Eind: Nawoord = Hier vertel wat je allemaal hebt gedaan om je werkstuk te maken. Is het meegevallen, kon je genoeg informatie vinden, vond je het leuk en waarom? Bronnen = Dit is een lijst van boeken, tijdschriften en websites die je gebruikt hebt. Van ieder boek/tijdschrift schrijf je op wie de auteur is, hoe het boek heet. Van de websites schrijf je de volledige naam op.

3 Hoe begin ik? Stap 1 Je hebt een onderwerp gekozen en dan ga je jezelf een vraag stellen over je onderwerp. De vraag begint met: wie, wat, waar, wanneer, welke, waarom of hoe. Onderwerp: Kastelen Vraag: Wat is een kasteel? Stap 2 Je vraag die je bij stap 1 hebt gesteld, gebruik je bij het maken van je woordveld. harnas kasteelheer muren waar torens Wat is een kasteel? kamers vechten bouwen ridders beschermen smid Stap 3 Ga de woorden van je woordveld ordenen. Zoek bij elkaar wat samen kan en woorden die je overhoudt zet je ook bij elkaar. En misschien dat je daarna nog woorden erbij gaat zetten. bouwen, torens, muren kasteelheer, koning, huis, edelen Wat is een kasteel? toernooi, ridders, harnas, waar, beschermen, vechten, wapens, smid

4 Stap 4 Bij elk groepje woorden van je woordveld ga je nu vragen bedenken. Je houdt je dan aan de regels: Per woord bedenk je 1, 2 of 3 vragen. De vraag begint altijd met: wie, wat, waar, wanneer, welke, waarom of hoe. Geef ieder groepje woorden een eigen titel. Zet alle vragen van dat groepje bij elkaar onder de titel. Kastelen Het nut van het kasteel Waarom werd een kasteel gebruikt als bescherming? (3) Waar werden kastelen gebouwd? (1) Waarom werden kastelen gebouwd? (2) Wie maakte de wapens? (6) Hoe werd er gevochten rondom een kasteel? (4) Welke wapens gebruikte men? (5) De baas van het kasteel Waarom was een kasteel ook een huis? (10) Wat was de taak van een kasteelheer? (9) Wat had de koning met het kasteel te maken? (7) Wat was de taak van de edelen? (8) De bouw van een kasteel Welke kamers waren er in het kasteel? (13) Hoe werd een kasteel gebouwd?(11) Wie helpen er bij het bouwen van het kasteel? (12) Waarom had een kasteel dikke muren? (15) Wat gebeurde er precies in die kamers? (14) Waar werden de torens voor gebruikt? (16) De bewoners van een kasteel Hoe werd een harnas gemaakt? (20) Hoe word je ridder? (19) Wie woonden allemaal in een kasteel? (17) Wat is doet een ridder? (18)

5 Wat is een harnas? (21) Kastelen in Nederland Waar zijn nog kastelen? (22) Wie woont er nu in een kasteel? (24) Hoe zien de kastelen er uit? (23) De titels van de groepjes vragen kun je nu gebruiken als titels voor je hoofdstukken! Stap 5 Ga de vragen bij stap 4 per hoofdstuk in de goede volgorde zetten. Zo worden jouw antwoorden een begrijpelijk verhaal. Tip: Zet de nummers bij de vragen bij stap 4. Stap 6 Maak een planning van wat je elke week gaat doen. Stap 7 Je gaat nu je informatie zoeken. Doe dat per hoofdstuk. Zoek de antwoorden op al je vragen. Lees de tekst die over jouw vraag gaat. Bedenk nu zelf je antwoord en schrijf het op in eigen woorden! Zoek ook bijpassende plaatjes. Niet te veel en ook niet te weinig! Stap 8 Schrijf nu je inleiding. Als je begint met het maken van een werkstuk, dan weet je nooit helemaal precies wat je gaat vertellen. Dat weet je pas als het werkstuk klaar is. Heel in het kort vertel je waarom je dit gekozen hebt en waar de verschillende hoofdstukken over gaan. Per hoofdstuk zijn één of twee regels meer dan genoeg.

6 Stap 9 Schrijf nu je nawoord. Je beschrijft wat je allemaal gedaan hebt om het werkstuk te maken. Ook vermeld je hoe je het hebt gevonden om dit werkstuk te maken en waarom. Leuk is dus niet voldoende. Stap 10 Schrijf nu de bronnen op. Stap 11 Nummer je pagina s. Stap 12 Maak nu de inhoudsopgave. Inhoudsopgave: Inleiding blz. 1 Hfd. 1 Het nut van het kasteel. blz. 2 Hfd. 2 De baas van het kasteel. blz. 5 Hfd. 3 De bouw van een kasteel. blz. 10 Hfd. 4 De bewoners van een kasteel. blz. 14 Hfd. 5 Kastelen in Nederland. blz. 16 Nawoord blz. 17 Bronnen blz. 18

7 Stap 13 Maak de voorkant. Naam: xxxxxxxxxxx xxxxxxx Groep: x Datum: xx-xx-xxxx Stap 14 Mocht je twijfelen over je werkstuk laat het alvast even zien aan je leerkracht. Die kan je vertellen of je het goed gedaan hebt. Voordat je het werkstuk definitief gaat inleveren heb je alles gecontroleerd met het beoordelingsformulier. Zorg dat je werkstuk in een mooi mapje komt. Veel succes met het maken van je werkstuk!!!! ( Deze werkstuk-wijzer is een samenvatting van de werkstuk-wijzer van Eleonoor van Gerven, uitgeverij Ajodakt)