Reboundvoorzieningen in het voortgezet onderwijs

Vergelijkbare documenten
Reboundvoorzieningen in het voortgezet onderwijs 2012 en 2013

Reboundvoorzieningen in het voortgezet onderwijs

NJi-Monitor. Reboundvoorzieningen voortgezet onderwijs 2009

Reboundvoorzieningen Voortgezet Onderwijs 2006

NJi-Monitor Reboundvoorzieningen voortgezet onderwijs 2008

NJi-monitor Reboundvoorzieningen voortgezet onderwijs 2007

NJi-monitor. Reboundvoorzieningen voortgezet onderwijs 2008

Leerlingenzorg en ZAT s in het voortgezet onderwijs

Factsheet April 2010, nummer 10 Monitor 2009 Zorg- en adviesteams in het onderwijs hoofdbevindingen in kort bestek

Leerlingenzorg en ZAT s in het voortgezet onderwijs

Zorg in en om het voortgezet onderwijs

Tussenvoorziening in beeld

Hoofdstuk 6 Even uit de wind en weer terug

Het OPDC Rotterdam van LMC. Locatie Noord en Zuid. Informatie voor scholen

Zorg in en om de school hoofdbevindingen Zorg- en adviesteams in kort bestek

KWANTITATIEVE GEGEVENS OPBRENGSTBEVRAGING 2014 SPECIAAL ONDERWIJS EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

Leerlingenzorg en ZAT s in het mbo

Factsheet Zorgteams en ZAT s in het onderwijs, 2014

Onderwijsondersteuningsarrangementen

A Preventieve reboundvoorzieningen

Elke jongere. telt... ONDERWIJS EN COACHING OP MAAT

KWANTITATIEVE GEGEVENS OPBRENGSTBEVRAGING 2012 SPECIAAL ONDERWIJS EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

Leerlingenzorg en ZAT s in het mbo

Mobiliteit van leraren tussen onderwijssectoren

Leerlingenzorg en ZAT's in het vo en mbo

Verslag MBO conferentie Betere zorg, minder uitval

Passend onderwijs Voorblad 1: Foto Typ hier de titel

KWANTITATIEVE GEGEVENS OPBRENGSTBEVRAGING 2013 SPECIAAL ONDERWIJS EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

Toeleiding naar bovenschoolse ondersteuning Breda

Observatieklas. samen een eigen wijze weg vinden

Quick scan dyslexie in po en vo

REGLEMENT PCL NW-Veluwe

Monitor schoolloopbanen voortgezet onderwijs

Wat is een plusvoorziening? Wat is de plusvoorziening in RMC-regio 36b?

2.10 Resultaten van het ITS onderzoek naar leerlingen met autisme in het primair en voortgezet onderwijs in het schooljaar

Informatiegids

ZORGPLAN. Christelijk Lyceum Delft VMBO

Schoolportret samenwerkingsverband Roermond. vo- docenten over Passend onderwijs (vmbo tot en met gymnasium)

Passend Perspectief. Samenvatting en conclusies. mei 2007

Veiligheid en schoolklimaat

IISSEL -12 AAN DEN. Gemeente Krimpen aan den IJssel Portefeuillehouders onderwijs en jeugdzorg Postbus AE Krimpen aan den IJssel

Factsheet Passend Onderwijs

Op weg naar Passend Onderwijs in Zuidwest Friesland

FAQ lijst Hooghuisbreed

Pagina 16 MENUKAART. Stichting Aandacht+ Kometenlaan CN Emmeloord. Telefoon:

Van VO naar VO Van VO naar VSO (cluster 3 en cluster 4) Van VO naar MBO Van PO naar VSO Van SO naar VO Van SO naar VSO

wat waar Wie bepaalt Basisondersteuning Regulier VO school

ROUTES VOOR HET AANVRAGEN VAN EEN TOELAATBAARHEIDSVERKLARING

SAMENWERKINGSVERBAND V(S)O ZUID-HOLLAND WEST update 17/03/2015

Een passend onderwijsprogramma voor alle leerlingen in het voortgezet onderwijs


Voortgezet Onderwijs Regio Almelo

Zorg- en adviesteams in het hele land

Tweede Kamer der Staten-Generaal


met Perspectief SWV-VO telt... Elke jongere ONDERWIJS EN COACHING OP MAAT

Arrangementsgroep havo/vwo locatie SGL. Informatie voor ouders

Wat worden leerlingen en ouders hier beter van? Wat levert het op voor leerkrachten, scholen en partners?

KWANTITATIEVE GEGEVENS OPBRENGSTBEVRAGING SPECIAAL ONDERWIJS 2016

Zorg in en om het mbo

Bijlage 6 Visie op (basis)ondersteuning van de scholen van RegSam (versie: sept. 2011)

Nu twee SWV: Schagen e.o. en Den Helder/Texel. Fusie verplicht per , wij streven naar voorjaar 2013.

TRIPLE T. Rapportage Passend onderwijs (uitwerking onderdeel Triple T)

Leerlingenzorg en ZAT s in het (voortgezet) speciaal onderwijs

De plusvoorziening en de zorgstructuur in het MBO

CSG LIUDGER Ondersteuningsplan

INFORMATIEBLAD 6. College voor de Rechten van de Mens. rubriek: Veel gebruikte termen en afkortingen

Samenvatting onderzoek Medewerkers in het MBO

Het Bestuur van de Aloysius Stichting Onderwijs Jeugdzorg Postbus ZH VOORHOUT. t.a.v. de heer drs. H. Kelderman. Datum

Leerlingenzorg en ZAT s in het mbo

OPDC SWV Fultura. Maatwerk. Sneek, april SWV Fultura Beschrijving Maatwerk


Toelichting ontwikkelingsperspectief

Ondersteuningsprofiel

RAPPORTAGE SCHOOLONDERSTEUNINGSPLAN Naam school. 2. Leerlingenstromen. Reguliere scholen.

Overgang van Primair naar Voortgezet Onderwijs Almere

Bijeenkomst Onderwijs-zorg arrangementen. april 2018

ONDERSTEUNING BIJ HET GEMINI COLLEGE

De Trajectgroep als ondersteuningsarrangement in het VO Frank Hoogeboom en Marjoke Laan Themabijeenkomsten Platform SWV VO

Tussenvoorzieningen zijn onderwijsarrangementen die tussen scholen onder verantwoordelijkheid van meerdere besturen plaatsvinden.

Vastgesteld op [ ] Advies DR [ (1 e bespreking] Looptijd Schoolondersteuningsprofiel versie 1.2

Deze toelichting wordt mede gegeven namens de Staatssecretaris van Economische Zaken.

Ondersteuningsprofiel

Ook ná Portalis de juiste onderwijszorg. Uitleg over de automatische indicatie cluster 4

Ondersteuningsprofiel


Over onze leerlingen 2017

Ondersteuningsprofiel. Piter Jelles YnSicht

Onderzoek Passend Onderwijs

Bijlage bij brief aan gemeenteraad IJsselstein d.d. 28 augustus 2014 (Zaaknummer 76524)

REC-profiel VSO de Korenaer, locatie Deurne

Informatie Centrum Onderwijs Zoetermeer Nieuwsbrief Passend Onderwijs Nummer 2 november 2016

Uitstroommonitor praktijkonderwijs Samenvatting van de monitor en de volgmodules najaar 2014

FACTSHEET SCHOOL AANTAL LEERLINGEN IN HET ONDERWIJS TREND AANTAL LEERLINGEN IN SPECIAAL ONDERWIJS

1 Wie zijn we en welk onderwijsaanbod is er op onze school?

PCL Extra steun. Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Zuid- Utrecht

Ondersteuningsprofiel

Leerlingenzorg, zorgteams en ZAT s in het primair onderwijs

Op weg naar een sluitende zorgstructuur in en om het (voortgezet) speciaal onderwijs

Transcriptie:

Factsheet December 2012, nummer 26 Monitor 2011 Reboundvoorzieningen in het voortgezet onderwijs Reboundvoorzieningen bedoeld als tijdelijke voorzieningen voor opvang en onderzoek van leerlingen met gedragsproblemen zijn onderdeel van de zorgstructuur van reguliere VOscholen en de samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs. In nauwe verbinding met de school van herkomst biedt de rebound tijdelijk onderwijs en gedragsbeïnvloeding, met het doel samen met de leerling continuering van de schoolloopbaan in regulier onderwijs te bereiken. In deze factsheet zijn de belangrijkste resultaten vervat van het jaarlijkse monitor-onderzoek naar de reboundvoorzieningen in het voortgezet onderwijs. De gegevens hebben betrekking op het schooljaar 2010/ 11. Meer leerlingen opgevangen in schooljaar 2010/ 11 De gezamenlijke capaciteit van reboundvoorzieningen in 78 samenwerkingsverbanden die capaciteitsgegevens beschikbaar hebben gesteld, bedraagt in het schooljaar 2010/ 11 minimaal 4515 leerlingplaatsen. In het schooljaar 2009/ 10 noteerden we een gezamenlijke capaciteit van 4397 plaatsen bij 74 samenwerkingsverbanden. De capaciteit van de reboundvoorzieningen varieert van 3 tot 226 leerlingen. Zonder de reboundvoorzieningen van de grote gemeenten Amsterdam en Rotterdam met een gezamenlijk aanbod van 492 leerlingplaatsen mee te tellen, bedraagt het gemiddelde in de resterende 76 samenwerkingsverbanden 53,6 leerlingplaatsen per samenwerkingsverband tegen 52,9 en 49,7 in respectievelijk 2009/ 10 en 2008/ 09. De gemiddelde opvangcapaciteit per samenwerkingsverband dat is een goede vergelijkingsmaat bij wisselende responsaantallen over de jaren is ten opzichte van 2009/ 10 gedaald met 3,0 plaatsen tot 56,4 plaatsen. Het cijfer schommelt de laatste vijf schooljaren rond het meerjarig gemiddelde van 56,7 plaatsen. Tabel 1 Kengetallen reboundvoorzieningen per schooljaar, 2005/ 06-2010/ 11 10/11 09/10 08/09 07/08 06/07 05/06 samenwerkingsverbanden met reboundvoorziening(en) 82 81 81 82 80 44 beschikbare leerlingplaatsen 4.515 4.397 4.412 4.354 4.028 2.415 gemiddeld aantal leerlingplaatsen 56,4 59,4 55,2 57,3 53,7 57,5 n respons 78 74 80 76 75 42 opgevangen leerlingen 3.716 3.248 3.325 3.124 2.818 1.654 gemiddeld aantal opgevangen leerlingen 47,6 45,1 41,6 41,1 39,7 41,4 n respons 78 72 80 76 71 40 gemiddelde bezettingsgraad 82,3% 73,9% 75,4% 71,8% 71,7% 72,7% n respons 78 72 80 76 71 40 In het schooljaar 2010/ 11 tellen 78 samenwerkingsverbanden 3716 leerlingen die tot de reboundvoorzieningen zijn toegelaten. Aan het begin van het schooljaar waren al 609 leerlingen aanwezig voor wie plaatsing voor de zomervakantie van het vorige schooljaar was gerealiseerd. Gedurende het schooljaar 2010/ 11 zijn vervolgens 3107 leerlingen ingestroomd.

Het aantal van 3716 geplaatste leerlingen in 2010/ 11 is hoger dan de 3248 leerlingen die het jaar ervoor zijn opgevangen, want de cijfers voor 2010/ 11 hebben betrekking op meer responderende samenwerkingsverbanden (78 in plaats van 72). Bij dergelijke wisselende responsaantallen geeft het meer inzicht het gemiddeld aantal geplaatste leerlingen per samenwerkingsverband onderling met elkaar te vergelijken. In 2010/ 11 zijn er 47,6 leerlingen opgevangen tegen 45,1 in het schooljaar 2009/ 10. Sinds 2006/ 07 het schooljaar waarin nagenoeg alle samenwerkingsverbanden een operationele reboundvoorziening hadden is het aantal elk jaar gegroeid. De gemiddelde bezettingsgraad dat is het aantal geplaatste leerlingen uitgedrukt als percentage van het totaal aantal leerlingen dat in een jaar kan worden opgevangen groeide in 2010/ 11 sterk met 8,4 procentpunten tot 82,3%. Trend terugkeer naar regulier onderwijs zet door De opwaartse trend van leerlingen die na het verlaten van de reboundvoorziening terugkeren naar het regulier onderwijs, zet door. In 2010/ 11 is 75% van de leerlingen in het regulier onderwijs (vo én mbo) teruggekeerd. Dat is vier procentpunten hoger dan in 2009/ 10. In het schooljaar 2005/ 06, het eerste jaar van onze metingen, keerde nog 60% van de leerlingen terug naar het regulier onderwijs. Figuur 1 80 % 70 60 50 Bestemming leerlingen na verblijf in reboundvoorziening, 2005/ 06-2010/ 11 totaal regulier onderwijs De school van herkomst ziet, na een kleine dip vorig jaar, weer vaker leerlingen terugkeren (48%). Voor 17% van de vertrekkende reboundleerlingen is een oplossing gevonden bij een andere school binnen het samenwerkingsverband (13%) of erbuiten (4%).Daarnaast vertrekt 10% naar het mbo. 40 30 20 10 0 eigen vo-school vo-school in eigen swv-vo mbo speciaal onderwijs 2005/06 2006/07 2007/08 2008/09 2009/10 2010/11 Het (voortgezet) speciaal onderwijs ontvangt 13% van de leerlingen na een reboundverblijf, in het bijzonder Cluster 4 onderwijs (10%) en 'Op de Rails' (3%). In 2009/ 10 ging 15% naar het speciaal onderwijs en in 2005/ 06 nog 28%. Van de resterende 11% uitstroom gaat 2% naar een leer-werktraject, heeft 8% een andere vervolgbestemming en is de bestemming van 1% onbekend bij de respondenten. Doelstellingen en doelgroepen van reboundvoorzieningen Alle reboundvoorzieningen richten zich volgens eigen opgave op de gedragsverbetering van leerlingen en het zoveel mogelijk terug(bege)leiden naar het regulier voortgezet onderwijs. Daarnaast spelen reboundvoorzieningen een rol in het bieden van observatie- en diagnostiekmogelijkheden voor leerlingen met gedragsproblemen (87%), het garanderen van continuïteit van de onderwijsloopbaan (62%), het inhalen of beperken van onderwijsachterstanden (57%), en het vervullen van een schakelfunctie naar het (voortgezet) speciaal onderwijs of mbo (50%). De samenstelling van de toe te laten doelgroepen van de reboundvoorzieningen is de laatste jaren stabiel: leerlingen uit het vmbo (100%), havo/vwo (93%) en het praktijkonderwijs (78%). Daarnaast vangt de voorziening ook jongeren op voor programma s als Op de Rails en Herstart (beide 49%). Uitbehandelde jongeren afkomstig uit een justitiële jeugdinrichting (JJI) kunnen bij 51% (2010: 32%) van de reboundvoorzieningen terecht, jongeren uit de gesloten jeugdzorg bij 22%, en leerlingen uit het primair onderwijs en het mbo bij respectievelijk 15% en 7% van de reboundvoorzieningen. 2

Inzet samenwerkingspartners en cofinanciering Reboundvoorzieningen zijn organisatorisch en financieel verbonden aan de samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs. De samenwerkingsverbanden werken bij de uitvoering van het reboundprogramma samen met partners in en buiten het onderwijs. In 80% van de samenwerkingsverbanden leveren een of meer onderwijsinstellingen een financiële of personele bijdrage aan de uitvoering van de programma s. In 20% van de samenwerkingsverbanden gebeurt dat niet. De vo-scholen (61%) en de centrale dienst van het samenwerkingsverband (35%) leveren het vaakst een financiële of personele bijdrage. Andere onderwijsinstellingen, zoals het REC (19%), het schoolmaatschappelijk werk (van de school of het samenwerkingsverband, 14%) en het mbo (4%), worden minder vaak genoemd. Naast de middelen van de landelijke overheid voor rebound, Op de Rails en Herstart heeft 73% van de samenwerkingsverbanden in 2010/ 11 een of meer aanvullende financieringsbronnen. De resterende 27% heeft die niet. In respectievelijk 2009/ 10 en 2008/ 09 had 71% en 61% aanvullende financiering, maar de verschillen met 2010/ 11 zijn niet significant. De belangrijkste bronnen voor aanvullende financiering zijn de gemeente (42%), extra middelen uit de begroting van het samenwerkingsverband zelf (38%) en de verwijzende scholen in het samenwerkingsverband (28%). In deze verhoudingsgetallen is ten opzichte van vorig jaar weinig veranderd. Typering en beoogde capaciteit van reboundvoorzieningen In het aanbod van reboundprogramma s onderscheiden we dit jaar vijf soorten: een algemeen (bovenschools) basisprogramma, een programma voor deeltijdplaatsingen of plaatsingen met een beperkte duur (korter dan 13 weken), observatie- en diagnostiekprogramma s, een programma voor crisisplaatsingen, en opvangprogramma s voor specifieke doelgroepen. Het is op basis van de beschikbaar gestelde data niet uit te sluiten dat programma s in termen van beschikbare capaciteit en beoogde verblijfsduur elkaar overlappen. We belichten hieronder elk van deze programma's. Algemeen basisprogramma Dit programma wordt in 93% van de samenwerkingsverbanden aangeboden (vorig jaar 97%). Het betreft een algemene, bovenschoolse opvangvoorziening waar aangemelde leerlingen gezamenlijk worden opgevangen, al dan niet gecombineerd met een reboundprogramma op een of meer vo-scholen van het samenwerkingsverband. Het aantal voorzieningen voor basisopvang varieert over de samenwerkingsverbanden van 1 tot 6. Zes van iedere tien samenwerkingsverbanden (61%) hebben één voorziening, 13% heeft er twee en 26% drie of meer. Het maximale aantal beschikbare plaatsen loopt op tot 255. Het gemiddelde aantal plaatsen bedraagt (evenals vorig jaar) 47. De beoogde verblijfsduur varieert van 6 tot 52 weken. In de helft van de reboundvoorzieningen is de beoogde verblijfsduur maximaal 13 weken; de gemiddelde verblijfsduur is 15 weken. In 54% van de samenwerkingsverbanden vindt de algemene opvang plaats op een aparte locatie van het samenwerkingsverband (59% in 2010). Bij 25% is de rebound georganiseerd op een of meer scholen van het samenwerkingsverband, bij een OPDC/nevenvestiging zorg (15%), of op een Cluster 4- school (9%). Programma voor deeltijdplaatsingen of plaatsingen met een beperkte duur In 61% van de samenwerkingsverbanden bestaat de mogelijkheid tot plaatsing in deeltijd of plaatsing voor korter dan 13 weken. Het aantal voorzieningen varieert van 1 tot 8. Zes van iedere tien samenwerkingsverbanden (62%) heeft één voorziening, 9% heeft er twee en 29% drie of meer. Het maximale aantal beschikbare plaatsen loopt op tot 100. Het gemiddelde aantal plaatsen bedraagt 33. De beoogde verblijfsduur bedraagt in de helft van de reboundvoorzieningen maximaal 12 weken; de gemiddelde verblijfsduur is 11 weken. 3

In 49% van de samenwerkingsverbanden vindt deze vorm van opvang plaats op een aparte locatie van het samenwerkingsverband, bij 33% op een of meer scholen van het samenwerkingsverband, bij 18% in een OPDC/ nevenvestiging zorg en bij 9% op een Cluster 4-school. Kort observatie- en diagnostiekprogramma Kortdurende observatie- en diagnostiekprogramma s worden bij 47% van de reboundvoorzieningen aangeboden. In 2009/ 10 bood 56% deze programma s aan. De meeste samenwerkingsverbanden (71%) beschikken over één voorziening waar leerlingen geobserveerd en diagnosticeerd kunnen worden. Negen procent heeft er twee en 20% drie of meer. Het gemiddeld aantal beschikbare plaatsen is 26 (5 minder dan in 2010). In de helft van deze voorzieningen verblijven leerlingen maximaal 6 weken, de gemiddelde verblijfsduur is bijna 9 weken. De uitvoering van kortdurende observatie- en diagnostiekprogramma s vindt in 54% van de samenwerkingsverbanden plaats in een eigen voorziening van het samenwerkingsverband, bij 23% op een aangesloten school en bij 14% in een OPDC of nevenvestiging zorg van de school. In deze verhoudingsgetallen is in vergelijking met 2010 niets veranderd. Crisisplaatsingen Bij 49% van de samenwerkingsverbanden zijn crisisplaatsingen mogelijk. Een meerderheid van de samenwerkingsverbanden (58%) beschikt over één voorziening waar leerlingen in een crisissituatie geplaatst kunnen worden. Elf procent heeft er twee en 31% drie of meer. Het gemiddeld aantal beschikbare plaatsen loopt tot 100. Dat zijn er gemiddeld 23. De helft heeft 10 plaatsen beschikbaar. In de helft van deze voorzieningen is de beoogde maximale verblijfsduur 12 weken en het gemiddelde bedraagt 10 weken. Crisisplaatsingen vinden in 56% van de samenwerkingsverbanden plaats op een eigen voorziening van het samenwerkingsverband, bij 19% op een aangesloten school, bij 14% in een OPDC of nevenvestiging zorg van de school en bij 8% op een Cluster 4-school. Opvang van specifieke doelgroepen Bij 17 van de 74 samenwerkingsverbanden (23% tegen 32% in 2010) bestaat een reboundvoorziening die een of meer opvangprogramma s biedt voor specifieke doelgroepen, zoals jongeren geplaatst in Herstart en Op de Rails, jongeren ontslagen uit een justitiële inrichting, leerlingen die wachten op een indicatie voor een Cluster 4-school, tienermoeders, vertrekkers uit het vo van 15 jaar of ouder die worden voorbereid op een start in het ROC, specifieke hulp voor havo-/vwo-leerlingen, en leerlingen met internaliserende problematiek. Het aantal voorzieningen varieert over de 17 samenwerkingsverbanden van één tot negen. Zeven van de 17 (41%) hebben één voorziening, de overige 10 hebben er twee of meer. De beoogde maximale verblijfsduur kent afhankelijk van de doelgroep een sterke variatie: van 8 weken tot 60 weken. De beoogde maximale verblijfsduur bedraagt gemiddeld ruim een half jaar (29 weken) van wie de helft 8 tot 24 weken. De helft van de reboundvoorzieningen kan jaarlijks 26 leerlingen in deze programma s opvangen. Gemiddeld worden er 44 opgevangen. Samenwerkingsverbanden bieden meerdere speciale programma's aan. Dat gebeurt binnen het samenwerkingsverband soms ook op verschillende locaties. In 10 van de 17 samenwerkingsverbanden (58%) is er een aanbod van speciale programma s op een aparte locatie van het samenwerkingsverband. Er zijn (daarnaast) ook samenwerkingsverbanden waar de opvang in de school (5), een OPDC (4) en/of speciale school (2) gebeurt. Procedures rondom aanmelding Bij 92% van de samenwerkingsverbanden houden alle vo-scholen zich aan een uniforme, voor het hele samenwerkingsverband afgesproken procedure voor toeleiding naar de voorziening. Volgens 5% houdt de helft van de vo-scholen zich daaraan. 4

In een ruime meerderheid van de samenwerkingsverbanden (87%) is in de toeleidingsprocedure vastgelegd welke activiteiten de vo-school dient aan te tonen, voordat aanmelding bij de voorziening aan de orde is. Het betreft dan vooral gesprekken met ouders (80%) en de mentor (77%), in mindere mate coaching op school (42%), inzet van het schoolmaatschappelijk werk (42%), bespreking in het intern zorgteam of ZAT (39%), en/of het laten verrichten van diagnostisch onderzoek door een gedragswetenschapper (39%). Een derde van de samenwerkingsverbanden (31%) heeft een aparte procedure voor crisisplaatsingen. Bij 84% van de samenwerkingsverbanden raadplegen scholen voorafgaand aan de aanmelding (wel eens) het schoolmaatschappelijk werk, waarvan 11% altijd, overeenkomstig de eigen procedure, en 73% in incidentele gevallen. In 78% van de samenwerkingsverbanden (84% in 2010) verloopt de procedure van de toeleiding via het ZAT van de school, bij 22% (nog) niet. Het besluit tot aanmelding van een leerling bij een reboundvoorziening ligt in 32% van de samenwerkingsverbanden bij het ZAT van de school. Bij 30% beslist de zorgcoördinator, bij 14% de schooldirectie en bij 11% het intern zorgteam van de school. Procedures rondom plaatsing De beslissing tot plaatsing is, evenals in voorgaande jaren, in een ruime meerderheid van de samenwerkingsverbanden (81%) voorbehouden aan het samenwerkingsverband zelf. De PCL, het bovenschools ZAT of het zorgloket beslist bij 43% van de samenwerkingsverbanden, een multidisciplinaire intakecommissie van het samenwerkingsverband bij 27%, en de voorziening zelf bij 11%. In alle samenwerkingsverbanden wordt bij de toelating tot de reboundvoorziening (wel eens) (aanvullende) diagnostiek verricht. In voorkomende gevallen gebeurt dat in 60% van de gevallen door een gedragswetenschapper van het samenwerkingsverband en bij 46% door het ZAT van de school. Het bovenschoolse ZAT doet dat bij 39% van de samenwerkingsverbanden, bij 33% de gedragswetenschapper van de school en bij 18% de intakecommissie van het samenwerkingsverband. Bij 30% wordt ook een medewerker van Bureau Jeugdzorg ingeschakeld. De helft van de samenwerkingsverbanden (52%) rapporteert dat Bureau Jeugdzorg voorafgaand aan plaatsing geen indicatie voor jeugdzorg afgeeft. Bij 28% gebeurt dat wel (8% voor alle geplaatste jongeren en 20% indien de noodzaak daartoe is vastgesteld) en bij 19% is Bureau Jeugdzorg niet betrokken in de plaatsingsprocedure. Bijna een derde van de samenwerkingsverbanden (30%) werkt samen met BJZ, zodat een integrale indicatiestelling voor plaatsing in de voorziening tot stand komt, de resterende 70% doet dat (nog) niet. Bijna alle samenwerkingsverbanden (95%) kunnen leerlingen parttime plaatsen in een reboundvoorziening. Bij 50% is het mogelijk vanaf dag één, bij 5% direct vanaf de eerste verblijfsdag en bij 32% kan dat na een periode van fulltimeverblijf in de voorziening. In 50% van de samenwerkingsverbanden heeft de school van herkomst voor de reboundvoorziening een vaste contactpersoon. Bij de andere helft van de reboundvoorzieningen wordt met wisselende contactpersonen gewerkt, zoals de ZAT-voorzitter, zorgcoördinator of mentor. Bij plaatsing in een reboundvoorziening garandeert 32% van de samenwerkingsverbanden (34% in 2010) dat de leerling naar de eigen school kan terugkeren (en niet naar een andere school in het samenwerkingsverband). Daarnaast meldt 42% van de samenwerkingsverbanden dat zij beide opties openhouden: de leerling kan bij het verlaten van de rebound naar de eigen school terugkeren óf geplaatst worden op een andere school in het samenwerkingsverband. 5

Relatie met ouders De voorlichting aan ouders door de school behoeft bij plaatsing van een leerling verbetering. In 39% van de samenwerkingsverbanden bereiden alle scholen naar het oordeel van de samenwerkingsverbanden de ouders goed voor op plaatsing. Bij 35% doet meer dan de helft van de scholen dat goed en bij 20% juist minder dan de helft. Ouders worden volgens 97% van de samenwerkingsverbanden geïnformeerd en gemotiveerd door de school van herkomst. Bij 89% zijn ouders aanwezig bij het intakegesprek op de reboundvoorziening en bij 81% leggen de ouders (daarmee ook) een kennismakingsbezoek aan de reboundvoorziening af. In 52% van de samenwerkingsverbanden is schriftelijke informatie beschikbaar en in 39% kan een website worden geraadpleegd. Bij 84% van de reboundvoorzieningen bestaat er bij toelating een handelingsplan dat is overeengekomen met de leerling (80%), ouders (78%) of school (70%). In 2010 maakte 94% van de reboundvoorzieningen gebruik van een handelingsplan bij aanvang van het reboundprogramma. Bij 95% van de samenwerkingsverbanden worden de doelen van de plaatsing in de reboundvoorziening met de ouders besproken (met leerling en school respectievelijk 96% en 93%). Organisatie en uitvoering van de reboundprogramma s De reboundprogramma s worden in 92% van de samenwerkingsverbanden door onderwijsinstellingen uitgevoerd. De onderwijsinstellingen die vooral de uitvoering voor rekening nemen zijn: vo-scholen (35%), het personeel van de reboundvoorziening zelf (60%), (andere onderdelen van) het samenwerkingsverband (23%) en het REC (19%). In 2010 werd 82% van de uitvoerders tot een onderwijsinstelling gerekend. De participatie van instellingen voor geïndiceerde jeugdzorg blijft evenals in 2010 steken op 19%. Het reboundteam bestaat ook in 2011 voornamelijk uit docenten (100%) en orthopedagogen/psychologen (85%). Daarnaast bestaat een meerderheid van de teams ook uit maatschappelijk werkers/gezinswerkers (54%), deels aangevuld met groepswerkers/ jeugdhulpverleners (38%), onderwijsassistenten (8%), welzijnswerkers (8%) en pedagogische medewerkers (5%). Onderwijsprogramma In de uitvoering van het onderwijsprogramma zijn taken en verantwoordelijkheden verdeeld tussen de school en de reboundvoorziening. We constateren dat de school verantwoordelijk blijft voor het lesmateriaal, opgaves, studieplanners en boeken (in 97% van de samenwerkingsverbanden). De controle op huiswerk en correctiewerk is bij 66% van de samenwerkingsverbanden weggelegd voor de reboundvoorziening, terwijl bij 85% de school verantwoordelijk is voor toetsen, overhoringen en de (rapport)cijfers. Soms doen zich in de organisatie van het onderwijsprogramma knelpunten voor, bijvoorbeeld bij de plaatsing van vmbo-leerlingen die praktijklessen moeten volgen, waarvoor niet elke reboundvoorziening geëquipeerd is, of bij het afnemen van eindexamens. In het geval van praktijklessen in vmbo-3 en -4 volgen leerlingen geplaatst in een reboundvoorziening bij een ruime meerderheid van de samenwerkingsverbanden deze lessen op de school van herkomst (64%). Een klein deel van de reboundvoorzieningen verzorgt zelf praktijklessen (24%), terwijl 9% (ook) een regeling heeft met een nabijgelegen voof mbo-school. Eindexamenleerlingen volgen in 74% van de samenwerkingsverbanden een gecombineerd programma in of met de reboundvoorziening en de school. Zestien procent kent een verlengde verblijfsduur tot de beëindiging van het examen en bij 5% van de samenwerkingsverbanden kunnen deze leerlingen niet worden geplaatst. 6

Leerlingen besteden gemiddeld 22 klokuren aan onderwijs in de reboundvoorziening, variërend van 13 tot 32 klokuren per week. Het onderwijsdeel maakt gemiddeld 79% uit van de verblijfstijd in de voorziening. Het onderwijsprogramma wordt in 77% van de samenwerkingsverbanden verzorgd door één organisatie, bij de rest door twee of drie instellingen. Lessen worden verzorgd door medewerkers van de reboundvoorziening (74%), de aangesloten vo-scholen (24%), REC Cluster 4 (15%) en/of het OPDC (8%). Er bestaat een variatie in de onderwijsbevoegdheden van het onderwijspersoneel in de reboundvoorzieningen. De kern van het onderwijspersoneel bestaat uit tweedegraads docenten in 82% van de samenwerkingsverbanden. Vorig jaar was dat 94%. Daarnaast heeft de helft van de reboundvoorzieningen (51%) personeel met een bevoegdheid voor het speciaal onderwijs of een bevoegdheid voor het basisonderwijs (49%). Een vijfde (20%) heeft een eerste graads bevoegdheid. Er zijn ook medewerkers met een onderwijsfunctie, maar zonder onderwijsbevoegdheid actief in 26% van de reboundvoorzieningen. In 2010 rapporteerde 30% van de samenwerkingsverbanden dat er onbevoegde docenten werkzaam waren, maar zij werken altijd met of onder leiding van bevoegde collega's. In 2009 en 2008 was respectievelijk 26% en 33% onbevoegd. Gedragsprogramma s naast onderwijs De reboundvoorziening kent naast het onderwijsprogramma ook een component gericht op gedragsbeïnvloeding van de leerlingen, zo meldt 96% van de samenwerkingsverbanden. Er worden gemiddeld 5 klokuren per week besteed aan gedragsbeïnvloeding via trainingen en gedragsprogramma s, gemiddeld 18% van de verblijfstijd in de reboundvoorziening. Het aantal uren varieert van 1 tot 18 klokuren. Inhoudelijk ziet het aanbod van gedragsprogramma s er als volgt uit: vergroten van sociale vaardigheden (92%), vergroten van weerbaarheid (78%), agressieregulatie (72%), moreel redeneren (43%), verminderen van sociale angst (54%) en seksuele vorming en relaties (35%). Een kwart (23%) biedt daarnaast ook andere typen training of programma s voor gedragsbeïnvloeding aan, zoals Equip, Rots en Water en/of voorlichting middelengebruik. De gedragsprogramma s worden in een meerderheid van de voorzieningen verzorgd door (bevoegde) eigen medewerkers van de reboundvoorziening (74%). Het samenwerkingsverband verzorgt bij 29% via hun gedragswetenschapper een deel van de programma s, REC Cluster 4 bij 18%. De inzet komt daarnaast van externe instellingen: maatschappelijk werkers (27%), medewerkers van instellingen voor geïndiceerde jeugdzorg (24%), Bureau Jeugdzorg (10%) en de jeugd-ggz (5%). Evenals in 2010 (44%) biedt een minderheid van de reboundvoorzieningen (39%) programma s aan met een gezinsgerichte component. De resterende 61% biedt deze programma s niet aan, maar 16% geeft wel aan bezig te zijn met de voorbereidingen. Deze programma s bestaan vooral uit het laten bijwonen van ouders van (tussentijdse/eind-) evaluaties (90%), aparte oudergesprekken in de voorziening (69%) of wekelijkse telefonische/schriftelijke voortgangsrapporten over de leerling (59%). Andere onderdelen die (meer) op het gezin zijn gericht, betreffen de begeleiding door ambulante gezinsondersteuning of overige jeugdzorgmodules (55%), begeleiding door een maatschappelijk werker (48%) en (verplichte) opvoedingsondersteuning of een cursus (10%). Naast onderwijs en gedragsbeïnvloeding is er ruimte voor vrije situaties. Negen van iedere tien reboundvoorzieningen (91%) bieden sportprogramma s, Outdoor, culturele programma s en andere activiteiten aan. 7

Terugkeer en nazorg Voorafgaand aan de terugkeer naar de school van herkomst of een andere vo-school hanteren de reboundvoorzieningen diverse methoden om de leerlingen en de vo-school hierop voor te bereiden. De meest voorkomende onderdelen zijn: mentorgesprekken in de voorziening (80%), het verstrekken van schriftelijke tips en adviezen voor de docenten (76%), bespreking van de terugkeer en instructie in het docententeam (73%) en het volgen van enkele proeflessen in de vo-school (69%). De terugkeer verloopt gefaseerd en is vrijwel overal maatwerk per leerling (95%). Incidenteel is de terugkeer gefaseerd volgens een voor alle leerlingen vast patroon (2%). Eén samenwerkingsverband kent geen gefaseerde terugkeerperiode. In 90% van de samenwerkingsverbanden verleent de reboundvoorziening of het samenwerkingsverband een vorm van nazorg, bij 8% is er geen nazorg vanuit de reboundvoorziening of het samenwerkingsverband. Bij 2% wordt nazorg verleend vanuit een externe instelling. Bij 43% wordt voldoende nazorg aan alle leerlingen geboden en bij 14% aan een selectie van leerlingen. Bij 31% is nazorg mogelijk, maar alleen voor een te korte periode of in een te beperkte omvang. In minder dan de helft van de samenwerkingsverbanden (45%) bestaan er procedurele afspraken met de reboundvoorziening over structurele inzet van een follow-up onder uitgestroomde leerlingen. Bij 55% bestaan hierover geen afspraken. In geval van een follow-up wordt 18% een tot drie maanden gevolgd, 12% vier tot zes maanden en 15% van een halfjaar tot de beëindiging van de schoolloopbaan. Oordeel over kwaliteit De samenwerkingsverbanden beoordelen de bereikte resultaten in relatie tot de doelstellingen van de reboundvoorziening met het gemiddelde rapportcijfer 7,5. Dit cijfer varieert van 5 tot 10. Het meest gegeven cijfer is 8. In 2010 werd er gemiddeld 7,6 gescoord. De specifieke gedragsprogramma s en het onderwijsprogramma worden met een gemiddelde van 7,5 en 7,4 beoordeeld. Voor 2010 bedragen de respectieve beoordelingen 7,4 en 7,3. De gezinsgerichte component wordt met een 7,2 tegen 6,9 in 2010 beoordeeld. Colofon en verantwoording drs. Paolo van der Steenhoven drs. Corian Messing prof. drs. Dolf van Veen Nederlands Jeugdinstituut Postbus 19221 3501 DE Utrecht T: 030 230 6505 E: rebound@nji.nl W: www.nji.nl/rebound De resultaten in de factsheet zijn afgeleid uit de antwoorden uit schriftelijke en digitale vragenlijsten van de jaarlijkse monitor bij 80 van de 82 aangeschreven samenwerkingsverbanden VO. Het onderzoek is uitgevoerd in de periode november 2011 tot en met april 2012 en heeft betrekking op de reboundvoorzieningen in het schooljaar 2010/ 11. Overname van gegevens is met bronvermelding toegestaan. 8