Embryonale wandelende duinen (H2110) Verkorte naam: Embryonale duinen

Vergelijkbare documenten
wetenschappelijke naam vegetatietype

Duinen met Hippophaë rhamnoides (H2160) Verkorte naam: Duindoornstruwelen

wetenschappelijke naam vegetatietype

*Vastgelegde ontkalkte duinen met Empetrum nigrum (H2140) Verkorte naam: Duinheiden met kraaihei

1. Status. 2. Kenschets. 3. Definitie. H91F0 versie 1 sept 2008.doc. Habitatrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1994).

Grasland op zinkhoudende bodem behorend tot de Violetalia calaminariae (H6130) Verkorte naam: Zinkweiden

Eénjarige pioniervegetaties van slik- en zandgebieden met Salicornia en andere zoutminnende soorten (H1310) Verkorte naam: Zilte pionierbegroeiingen

Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion (H7150) Verkorte naam: Pioniervegetaties met snavelbiezen

1. Status. 2. Kenschets. 3. Definitie. H1310 versie 1 sept 2008.doc. Habitatrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1994)

Herstelstrategie H2110: Embryonale duinen. 1. Kenschets. Leeswijzer. Smits, N.A.C., D. Melman & S.M. Arens

*Kalktufbronnen met tufsteenformatie Cratoneurion (H7220) Verkorte naam: Kalktufbronnen

1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen

Dynamisch kustbeheer. Erna Krommendijk. Milieufederatie Noord-Holland. Versneller van duurzaamheid

Dynamische kustecosystemen op de Waddeneilanden. Op reis naar de Boschplaat, symposium 30/31 mei 2017 Evert Jan Lammerts, Staatsbosbeheer

Atlantische schorren (Glauco-Puccinellietalia maritimae) (H1330) Verkorte naam: Schorren en zilte graslanden. 1. Status. 2.

Rivieren met slikoevers met vegetaties behorend tot het Chenopodion rubri en Bidention (H3270) Verkorte naam: Slikkige rivieroevers

wetenschappelijke naam vegetatietype Hyperico pulchri- Melampyretum pratensis

De duinen hebben een belangrijke functie in ons land:

Kalkhoudende oligo-mesotrofe wateren met benthische Chara spp. vegetaties (H3140) Verkorte naam: kranswierwateren

*Kalkhoudende moerassen met Cladium mariscus en soorten van het Caricion davallianae (H7210) Verkorte naam: Galigaanmoerassen

Mineraalarme oligotrofe wateren van de Atlantische zandvlakten Littorelletalia uniflorae (H3110) Verkorte naam: zeer zwak gebufferde vennen. 1.

Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition (H3150) Verkorte naam: meren met krabbenscheer en fonteinkruiden

Tussenresultaten De Zandmotor: Aanjager van innovatief kustonderhoud

Juniperus communis-formaties in heide of kalkgrasland (H5130) Verkorte naam: Jeneverbesstruwelen

De geohydrologie van een eiland: en wat dat betekent voor het natuurbehoud

Natuurherstel in Duinvalleien

Beukenbossen van het type Luzulo-Fagetum (H9110) Verkorte naam: Veldbies-beukenbossen

Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten (H1140) Verkorte naam: Slik- en zandplaten. 1. Status. 2. Kenschets

Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe

Oude zuurminnende eikenbossen op zandvlakten met Quercus robur (H9190) Verkorte naam: Oude eikenbossen

DE VEGETATIES van NEDERLAND - Schaminée e.a. Overzicht van de Klassen van Plantengemeenschappen

Natura 2000-ontwerpbeheerplan Coepelduynen (96) Bijlagendocument

Dynamisch duin Landschap van de eeuwige jeugd

Natura 2000 gebied 116 Kop van Schouwen

Respect voor schoonheid. Oog voor detail

Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba offcinalis) (H6510) Verkorte naam: glanshaver- en vossenstaarthooilanden

Alkalisch laagveen (H7230) Verkorte naam: Kalkmoerassen

Effecten van suppleties op duinontwikkeling. geomorfologie. Rapportage fase 1

Vraag 1. Geologie en Sedimentatie

Metro & De Volkskrant van mei. Veiligheid; versterking van de kustzone

Bijlage 12a: Bedreigde plantengemeenschappen Noordvaarder. Legenda. Van der Goes en Groot 1: Schaal:

Vogelrichtlijn Bijlage I (sinds 1985). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel.

Ontwikkeling van een intergetijdengebied in Hedwige- en Prosperpolder: nota impact stikstofdepositie werkverkeer op Natura gebieden

Eindexamen aardrijkskunde vwo I

Natura 2000 gebied 100 Voornes Duin

Natuurkwaliteit en bosgebruik Natura Rienk-Jan Bijlsma

Stroomdalgraslanden. PowerPointpresentatie nieuwe P.C. Schipper. Met dank aan Karle Sykora

De klasse-overschrijdende rompgemeenschap RG Deschampsia flexuosa-[nardetea/calluno- Ulicetea] (19Aa2), wordt niet tot het habitattype gerekend.

Natura essentietabellen Leeswijzer

1. Status Prioritair op Bijlage I Habitatrichtlijn (inwerkingtreding 1994)

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Zandmotor Delflandse Kust

Dynamisch kustbeheer - Kustveiligheid en natuur profiteren van stuivend zand

Zoet-Zout gradiënten met en zonder Dynamisch kustbeheer

Wandelende Rottums Het veranderende uiterlijk

NIEUWE HONDSBOSSCHE DUINEN

*Veenbossen (H91D0) Verkorte naam: Hoogveenbossen

Natura 2000 profielendocument

NOORDZEEKUST VAN HET DELTAGEBIED

Model 1, Kust. 1 Intro

Permanent met zeewater van geringe diepte overstroomde zandbanken (H1110) Verkorte naam: Permanent overstroomde zandbanken

Addendum Natuurtoets Natuurbeschermingswet. Aanpassing fietspad Rozendijk; kruising Bakkenweg Westerslag

Tegast in een vervreemd landschap? Eddy Wymenga, A&W

Natura 2000 gebied 6 Duinen Schiermonnikoog

Natura 2000 gebied 88 Kennemerland-Zuid

Deltaprogramma Waddengebied. Deltaprogramma 2012 Probleemanalyse Waddengebied

Natura 2000 gebied 85 Zwanenwater & Pettemerduinen

Beleidslijn kust Bijlage: Kaart soorten dynamiek kust

Beboste duinen van het atlantische, continentale en boreale gebied (H2180) Verkorte naam: Duinbossen

Zeespiegelstijging in deltagebieden. Nascholing NLT module

Zandsuppleties en Morfologie langs de Nederlandse kust

Veranderingen in duinvegetatie met Ameland als voorbeeld. Han van Dobben en Pieter Slim

Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen (H2330) Verkorte naam: Zandverstuivingen

Kwelder. Woordenboekspel. Spel. VO onderbouw

Dodaars (Tachybaptus ruficollis) (A004) 1. Status: 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten

De tekst in onderstaand kader betreft de kenschets van het profielendocument van het habitattype

Natura 2000 gebied 5 Duinen Ameland

Quick scan ecologie Paviljoen Het Strandhuis

Accumulatie van C en N gedurende successie in kalkrijke en kalkarme duinen

TOETSING MILITAIRE VLIEGACTIVITEITEN OUDELAND VAN STRIJEN (110)

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

enerzijds en een grote rivier anderzijds; de breedte is 10 tot 30 meter. Het betreft met name Roer, Niers, Dinkel en Overijsselse Vecht.

Aangedragen inzichten door Staatsbosbeheer, Rijkswaterstaat en Vitens 10 februari 2014

Onderzoek-natuur. natuurdoeltypen

Programma 4: Dynamische eilanden

Natura 2000 gebied 23 - Fochteloërveen

Project Noordvoort. Ontwerp ingrepen ter bevordering van een natuurlijke zeereep. Bas Arens

Gagel-en wilgenstruwelen

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe

De Topnatuur van Ameland. Natura 2000 beheerplan

De Topnatuur van Ameland. Natura 2000 beheerplan

De plek waar de zee als een brede rivier het land instroomt. Al het werk dat gedaan is om het Deltaplan uit te voeren.

Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige of lemige kleibodem (Molinion caeruleae) (H6410) Verkorte naam: Blauwgraslanden. 1. Status: 2.

De ramp in 1953 waarbij grote stukken van Zeeland, Noord-Brabant en Zuid- Holland overstroomden.

Anti-verziltingsdrainage

Planten en dieren in de duinen. Interactief verhaal

Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba offcinalis) (H6510) Verkorte naam: glanshaver- en vossenstaarthooilanden

Bronnen aan de basis van een goede natuurkwaliteit Over herstelbeheer in bronsystemen

8.4 Kokmeeuw (Chroicocephalus ridibundus)

Dynamisch kustbeheer

Transcriptie:

Dit profiel dient gelezen, geïnterpreteerd en gebruikt te worden in combinatie met de leeswijzer, waarin de noodzakelijke uitleg van de verschillende paragrafen vermeld is. Embryonale wandelende duinen (H2110) Verkorte naam: Embryonale duinen 1. Status Habitatrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1994) 2. Kenschets Het habitattype betreft soortenarme pionierduintjes met begroeiingen van vooral Biestarwegras (Elytrigia juncea ssp. boreo-atlantica). 1 De begroeiingen kunnen variëren in dichtheid. Embryonale duinen komen met name voor op het strand aan de voet van de zeereep, maar ook wel langs de randen van slufters, 'wash-overs' (laagten waar incidenteel zeewater overheen spoelt) en op achterduinse strandvlakten. Dit is de overgangszone van zout naar zoet milieu: overstroming met zeewater vindt incidenteel tot regel plaats (maar niet zo vaak dat de duintjes volledig wegspoelen). Door de hoge dynamiek kunnen de begroeiingen een fluctuerende oppervlakte en deels wisselende locatie innemen. Waar de Embryonale duinen voorkomen in afwisseling met kaal zand en/of vloedmerkbegroeiingen (met bijvoorbeeld Strandmelde en Zeeraket), wordt daarom het gehele mozaïek tot het habitattype gerekend. Embryonale duinen komen vaak in combinatie met habitattype H2120 (Witte duinen) voor, die de Embryonale duinen in de tijd opvolgen zodra er zodanig veel zand is ingevangen dat er helmvegetaties gaan ontstaan. Relatief belang binnen Europa: groot Het habitattype Embryonale duinen is in Europa wijd verspreid, zowel langs de Atlantische kusten als langs de Mediterrane kusten,, maar Nederland heeft relatief veel duinen. 3. Definitie Vegetatietypen Nederlandse naam wetenschappelijke naam Goed/ beperkende criteria alleen in mozaïek Matig 22Aa1 Strandmelde-associatie Atriplicetum littoralis G alleen in mozaïek 22Ab1 Code 22-RG1- [22Ab] Associatie van Loogkruid en Zeeraket Rompgemeenschap met Zeeraket van de Klasse der vloedmerkgemeenschap Salsolo-Cakiletum maritimae RG Cakile maritima- [Cakiletea maritimae] G G alleen in mozaïek alleen in mozaïek 1 Rond estuaria kan Biestarwegras worden vervangen door de minder zouttolerante Zandhaver.

Code 22-RG2- [22Ab/23A b] 23Aa1 Nederlandse naam pen Rompgemeenschap met Zeepostelein van het Loogkruid-verbond/het Helm-verbond wetenschappelijke naam RG Honckenya peploides-[salsolo- Honckenyion peploidis/ammophilio n arenariae] Goed/ beperkende criteria alleen in mozaïek Matig G alleen in mozaïek Biestarwegras-associatie Honckenyo- Agropyretum juncei G mits in het kustgebied vegetatieloos M alleen in mozaïek en mozaïekvegetaties van H2110 4. Kwaliteitseisen habitattype a. Abiotische randvoorwaarden Zuurgraad basisch neutraal-a neutraal-b zwak zuur-a zwak zuur-b zuur-a zuur-b zuur Vochttoestand diep water ondiep permanent water ondiep droogvallend water s winters inunderend zeer nat nat zeer vochtig vochtig droog droog Zoutgehalte zeer zoet () zoet zwak brak licht brak brak sterk brak tot zout Voedselrijkdom zeer voedselarm voedselarm licht voedselrijk voedselrijk-a voedselrijk-b zeer voedselrijk uiterst voedselrijk Overstromingstolerantie dagelijks lang dagelijks kort regel incidenteel niet b. Typische soorten Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Soortgroep Categorie 2 Strandplevier Charadrius alexandrinus ssp. Vogels Ca alexandrinus c. Overige kenmerken van een goede structuur en functie: Stuivend zand; Afwisseling van duinvorming (opbouw van het habitattype; tot ruim 50 cm per jaar) en afslag (voorkómen van eenzijdige successie naar H2120); Rust in ten minste een deel van het gebied (vanwege de Strandplevier, een constante typische soort); Optimale functionele omvang: vanaf enkele hectares. 2 Ca = constante soort goede abiotische toestand

Biestarwegras kan zich vestigen op het strand, op zandkopjes en op plaatsen waar na afslag en verspoeling wortels van deze soort blijven liggen. Het gras draagt bij aan de maximale ontwikkeling van de Embryonale duinen: doordat het Biestarwegras het opstuivende zand vasthoudt, kunnen de duintjes verder aangroeien. Als gevolg daarvan kan zich echter een permanente zoetwatervoorraad in het duintje vormen, waardoor de invloed van zeewater steeds minder wordt. Daarmee wordt een gunstig milieu gevormd voor Helm (Ammophila arenaria) en daarmee voor habitattype H2120 (Witte duinen). Maar in veel gevallen komen de embryonale duinen (H2110) en witte duinen (H2120) in zones naast elkaar voor, omdat de successie door afslag en verspoeling ook weer kan worden teruggezet. Vanwege de relatief hoge dynamiek zijn omvang en locatie van het habitattype binnen de gebieden niet stabiel. 5. Kwaliteitseisen omgeving Voor langdurig behoud van de duintjes in een bepaald gebied is winddynamiek nodig, alsmede de aanvoer van zand (netto moet meer zand worden afgezet dan afgevoerd), vloedmerk (vanwege de benodigde nutriënten) en (minimaal) een incidentele overspoeling met zeewater. Gunstige omstandigheden doen zich voor bij een aangroeiende, zandige kust, in gebieden met zandsuppletie en in luwe delen van de kust. Gevoeligheid voor stikstofdepositie: gevoelig. 6. Huidig voorkomen De Embryonale duinen komen langs de gehele zandige Nederlandse kust voor, van Rottumeroog tot het Zwin. De voormalige Zuiderzeekust wordt niet meer als onderdeel van het natuurlijk verspreidingsgebied beschouwd.

7. Beoordeling landelijke staat van instandhouding Trends Zowel het verspreidingsgebied als de oppervlakte van het habitattype is in de loop van de 20 e eeuw achteruitgegaan als gevolg van de Zuiderzeewerken en de Deltawerken. Langs de Zuiderzee/IJsselmeerkust zijn Embryonale duinen verdwenen. Ze kwamen daar vroeger lokaal voor op zandige plekken. In het Deltagebied. komen ze lokaal nog voor over een kleine oppervlakte, zoals langs de noordoever van de Westerschelde, maar langs afgesloten zeearmen zijn ze achteruitgegaan. Daar staat tegenover dat het habitattype in het Waddengebied enige uitbreiding heeft gekend. Door de aanleg van stuifdijken op alle grote eilanden is het type lokaal vervangen door Witte duinen, maar ook zijn er extra mogelijkheden voor nieuwvestiging gecreëerd. Langs de Hollandse vastelandsduinen is het habitattype waarschijnlijk altijd schaars geweest. Hetzelfde geldt vermoedelijk voor het Zeeuws-Zuidhollandse gebied, waar van nature meer afslag dan aanwas van duinen plaatsvindt en het substraat relatief kleiig is. Recente ontwikkelingen In de afgelopen jaren zijn gemiddeld genomen geen grote veranderingen opgetreden. Lokaal zijn er echter voorbeelden van een opvallende toename van het habitattype op de Waddeneilanden en ontstaat het habitattype ook in gebieden met zandsuppleties en met dynamisch kustbeheer. Anderzijds neemt het habitattype in omvang en kwaliteit soms af als gevolg van 'strandreiniging' (het mechanisch verwijderen van wintervloedmerk ten behoeve van het recreatief medegebruik van stranden).

Beoordelingsaspect natuurlijk verspreidingsgebied: gunstig Het verspreidingsbeeld is na 1970 stabiel. Beoordelingsaspect oppervlakte: gunstig Er zijn geen aanwijzingen dat de oppervlakte na 1970 is achteruitgegaan, temeer daar er recent sprake is van (lokale) toename. Het oppervlak is echter met name door recreatief medegebruik van stranden geringer dan van nature mogelijk is. Beoordelingsaspect kwaliteit: gunstig 1. Abiotische randvoorwaarden: aan deze voorwaarden wordt in het algemeen voldaan; lokaal kunnen er echter te weinig nutriënten beschikbaar zijn als gevolg van 'strandreiniging' 2. Typische soorten: er zijn geen aanwijzingen dat de soortensamenstelling in de afgelopen decennia is veranderd. Wel is de Strandplevier zeldzamer geworden, onder andere als gevolg van verstoring van de broedplekken. 3. Overige kenmerken: voor het behoud van het habitattype is behoud van gebieden met gunstige ecologische en geomorfologische condities voldoende. Beoordelingsaspect toekomstperspectief: gunstig Bij het huidige kustbeheer lijken er voldoende locaties aanwezig waar ruimte wordt geboden aan verstuivingen in en langs de zeereep. Op gebiedsniveau moet er wel aandacht zijn voor rustige plekken, als broedbiotoop voor de Strandplevier. Landelijke instandhoudingsdoelstelling Behoud verspreiding, behoud oppervlakte en behoud kwaliteit. Streefbeeld bij de landelijke instandhoudingsdoelstelling Voor een gunstige staat van instandhouding is een verspreiding langs de gehele kustzone nodig, zonder grote gaten. aanwezigheid in ten minste 60 atlasblokken is het streven. Door de van nature sterke fluctuaties in oppervlakte, is een streefgetal voor dit aspect niet zo zinvol. De in 2007 aan de Europese Commissie gerapporteerde referentiewaarden voor verspreidingsgebied en voor oppervlak zijn gelijk aan huidig. Oordeel: gunstig Aspect 1994 2004 2007 Verspreiding Gunstig Gunstig Gunstig Oppervlakte Gunstig Gunstig Gunstig Kwaliteit Gunstig Gunstig Gunstig Toekomstperspectief Gunstig Gunstig Gunstig Beoordeling SvI Gunstig Gunstig Gunstig 8. Bronnen Arens, S.M., 1994. Aeolian processes in the Dutch foredunes. Dissertatie Universiteit van Amsterdam, 150 pp.

Doing. H., 1988. Landschapsoecologie van de Nederlandse kust: een landschapskartering op vegetatiekundige grondslag. Stichting Duinbehoud, Leiden. Jeuken, C., S.M. Arens, M. Jansen, B. Bliek, B. Kruijsen & L. Vermeer, 2005. Westerschelde Containerterminal en het behoud van jonge duinen. Rapport Z3856. Waterloopkundig Laboratorium.