Oproep tot een inclusief nationaal slavernijmuseum - toelichting

Vergelijkbare documenten
Programma van Eisen voor de Call Verkenning Nationale Museale Voorziening Slavernijverleden

Verzet tegen Nederland als koloniale overheerser hoort in het Verzetsmuseum

Dodenherdenking. Beuningen, 4 mei 2015

Verslag studiemiddag slavernij leerkrachten

Excellenties, Dames en heren,

Initiatiefvoorstel voor de raadsvergadering van

artikel 39 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam,

Informatiebijeenkomst, 15 juli 2018 Call verkenning museale voorziening slavernijverleden Bijlmerpark Theater

We zijn 2 zusjes Leah en Dika, we komen uit een gezin van 10 kinderen. We zijn in Teuge geboren en opgegroeid, waar we een geweldige jeugd hebben

Toespraken van koning Boudewijn en premier Lumumba op de onafhankelijkheidsdag van Congo op 30 juni 1960.

Geachte Commissaris van de Koning in Zeeland, Burgemeesters en wethouders en raadsleden van de Zeeuwse gemeenten, Vertegenwoordigers van defensie,

R. Limpach, De brandende kampongs van generaal Spoor, Amsterdam: Boom 2016.

Welke woorden komen bij je op als je deze beelden ziet?

Slavernij vroeger en nu

Speech van commissaris van de koningin Max van den Berg ter gelegenheid van in ontvangst nemen boek Klein en groot zijn daar gelijk, 23 november 2009

1red , NOS, Gesprek met de minister-president, Ned.2, uur

5.1 Monumenten. De leerkracht zorgt ervoor dat alle leerlingen een gatentekst en een ontdekkaart hebben.

Ik wil van deze gelegenheid graag gebruik maken om u mee te nemen met een worsteling die niet alleen de DT&V raakt, maar de hele vreemdelingenketen;

Opdracht Levensbeschouwing Doodstraf

Druk bezocht politiek café over Oekraïne referendum

Het betreft: Muur van Mussert, rijksmonumentnummer , Hessenweg by 85, Lunteren

NiNsee intensiveert slavernij onderzoek in Suriname

Notitie Opzet Netwerk Slavernijverleden


Onderbouwing van de keuze van de vluchtelingengemeenschappen binnen het project

GELIJKE KANSEN IN BELGIË HISTORISCH ONDERZOEK

Een instrument om onze samenleving echt te veranderen, zo noemt hij het vurig gewenste lidmaatschap.

Geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl)

Japanse kampslachtoffer en kunstenares Yvonne Noordam als inspirator

Informatie- en consultatiebijeenkomst verkenning museale voorziening slavernijverleden 22 januari 2018 van uur Pakhuis de Zwijger

Kwestie Vught (1951) Zwarte bladzijde in onze gezamenlijke geschiedenis moedig omgeslagen. Nu is het tijd voor een nieuw begin.

Eindexamen geschiedenis havo 2007-I

Spreekpunten mw Bijleveld Nationale herdenking Slavernijverleden 1 juli

Tweede Kamer der Staten-Generaal

verrijking a Familiegeschiedenis Bekijk het fragment en beantwoord de vraag. Wat vind je van zijn verhaal?

Inleiding. Wie doet wat?

Stukje van het middenpaneel van de koets.

Reactie van het NiNsee op de Canon van Nederland

Geschiedenis groep 6 Junior Einstein

GAMMA VAKKEN Aardrijkskunde, Economie, Filosofie, Geschiedenis en Maatschappijeer.

Examen HAVO. Geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl)

Voorzitter, geachte collega raadsleden en leden van het college, beste bezoekers hier in de zaal en kijkers thuis:

14 maart Onderzoek: Nederlandse geschiedenis en tradities

Digitale catalogus abonnees. Geschiedenis in de klas. Digitale catalogus. Niet-abonnees

TREFWOORDEN INDISCHE DVD S

Jaarverslag 2016 en Beleidsplan 2017

Verenigde Staten Ontwikkeling van de burgerrechten

Toespraak G. Verbeet Zwolle, 15 augustus 2016

Toespraak Gerdi Verbeet. Nationale Holocaust Herdenking Amsterdam, 31 januari Geachte aanwezigen, dames en heren,

Oorlogsbron van de Maand MEI 2017

Adviesrapport beoordelingscommissie Call Verkenning Nationale Museale Voorziening Slavernijverleden

Advies van de Commissie Rechtsherstel Homoseksuelen Tweede Wereldoorlog

MISSIE EN VISIE PLATFORM GEHANDICAPTEN LV versie 12 oktober 2018

Leren hoe om te gaan met de militairen van vandaag, die de veteraan van morgen is.

Stichting Nationaal Monument Nederlands Slavernijverleden Landelijk Platform Slavernijverleden

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken Racisme

Foundation for Dutch Heritage Overseas BELEIDSPLAN NEW HOLLAND FOUNDATION Hoofdstuk 1 Inleiding p. 2. Hoofdstuk 2 Huidige situatie p.

Visie & Missie. Ut leafde foar de wrâld Hannah Arendt

30 mei Onderzoek: Racisme in Nederland?

Inleiding 3. Stichting en samenwerkingspartners 4. Doelstellingen 6. Het educatieve programma 7. Opbouw van het programma 8

CONVENANT OMMEN ARMOEDEVRIJ

Tweede Kamer der Staten-Generaal

7.1 Slavenhandel en abolitionisme.

Geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl)

1 5 AOS Betreft: Sluiting Moluks Museum. reg,nr. / 2. OO I 6 g tf fs. procesverantw.: Aan de Gemeenteraad van de gemeente Nijmegen

Instrument: de Actorenanalyse. 1. Wat is een Actorenanalyse. 2. Doel van een Actorenanalyse. Instrumenten Actorenanalyse

TROELSTRA IS TERUG LES 1 BENODIGHEDEN LESDOELEN BENODIGDE VOORKENNIS

Hierbij informeren wij u over de stand van zaken met betrekking tot de transitie van het Noordelijk Scheepvaartmuseum naar een historisch museum.

Visie op toezicht Raad van commissarissen WBO Wonen

Burgerschap: Aanbod per hoofddoel

Collectievormingsprofiel (CVP) Geschiedenis

Een eigen-cultuurhuis, wat is het? wat doet het? wat moet het? Nota ten behoeve van de Raad voor Cultuur; 21 november 2001

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

Geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl) en geschiedenis (nieuwe stijl)

Inhoudsopgave. Inleiding 3. Stichting en samenwerkingspartners 4. Doelstellingen 6. Het educatieve programma 7. Opbouw van het programma 8

Kinderombudsman, neem stelling tegen Zwarte Piet.

Zeeuws slavernijverleden

Historisch besef, vruchtbare toekomst

Hoe begin je een toespraak over een wereld in complete verdeeldheid? Dat was het eerste wat in me opkwam: de zichtbare verdeeldheid.

Imrat Verhoeven Uva/AISSR. Vormgeven aan overheidsparticipatie

Plaatselijk Belang Scharsterbrug. Missie, Visie en Strategie

Uitvraag kunstwerk voor monument Vossenbosch

filosofie havo 2015-I

Nederland. Op welke dag is deze foto gemaakt?.. Welke bekende persoon is er altijd bij?

OVAL deelsessie Onderzoek proactief loopbaangedrag

Beleidsplan Stichting ShivShakti

Dames en heren, 1 Gevonden via Google, transcript van grammofoonplaat, Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

De Aankomst: Molukkers naar Nederland

Haalbaarheidsstudie AH

Hoop op democratie in het Midden Oosten

MANIFEST NOVI NAAR EEN NIEUW NEDER LAND

Eindexamen maatschappijleer 2 vmbo gl/tl I

Toespraak Gerdi Verbeet. Oranjecongres Nieuw-Vennep, 8 oktober Vrijheid en verbinding. Dames en heren,

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl II

9,2. Antwoorden door een scholier 1786 woorden 1 april keer beoordeeld. Aardrijkskunde. Oefentoets hoofdstuk 3

Wij herdenken het verleden met het oog op de toekomst

Embargo tot de datum waarop deze toespraak wordt gehouden / toetsen aan deze datum

7,9. Samenvatting door K woorden 23 oktober keer beoordeeld. Vak Maatschappijleer 2

De schoolbrochure. Jenaplanschool Lieven Gevaert. van het GESUBSIDIEERD OFFICIEEL LAGER ONDERWIJS

Nieuwsgierig maken / motiveren voor een tijdvak of historisch onderwerp Vragen / hypothesen kunnen formuleren over historische verschijnselen

Transcriptie:

Oproep tot een inclusief nationaal slavernijmuseum - toelichting Vanwege focus en ruimtegebrek is de brief Oproep tot een inclusief nationaal slavernijmuseum noodzakelijkerwijs incompleet. In dit aanvullende document willen wij, als initiatiefnemers van de brief, een aantal argumenten en beweegredenen om de brief te schrijven toelichten. We hopen dat de brief en dit aanvullende document lezers nieuwsgierig maakt naar de verbondenheid van de trans-atlantische en Indisch-oceanische regio s als het gaat om Nederlandse slavernij tijdens de koloniale periode. Tot op heden is kennis hierover niet gemeengoed, en dreigt een deel van de Nederlandse geschiedenis in de vergetelheid te raken. Als deze geschiedenis op een inclusieve manier herinnerd wordt en deel uitmaakt van het Nederlandse collectieve geheugen, dan wordt er een belangrijke stap gezet richting rechtvaardigheid, verzoening en het tegengaan van racisme. 1. Waarom schrijven jullie deze brief nu? Informatiebijeenkomsten 2018 Zodra de plannen voor een museale voorziening bekend werden, hebben verschillende mensen van ons collectief en andere gelijkgestemden de informatiebijeenkomsten in Pakhuis de Zwijger en het Bijlmer Parktheater bijgewoond. Daar is geprobeerd om ruimte voor een gesprek te creëren over de focus van het museum. Zoals ook in onze brief beschreven, blijkt uit de motie en het initiatiefvoorstel dat een museale voorziening zou gaan over het Nederlandse slavernijverleden en het erfgoed daarvan, en werd er verwezen naar de rol van de VOC in het verkrijgen van de Amsterdamse rijkdom waar de stad tot op de dag van vandaag van profiteert. Vandaar dat wij en anderen in de veronderstelling waren dat een museale voorziening óók zou vertellen over Nederlandse slavernij in de Indisch-oceanische regio. Toen er publiekelijk tijdens de informatiebijeenkomsten door verschillende mensen is gevraagd om aandacht voor de rol van de VOC en Nederlandse slavernij rondom de Indische Oceaan (Zuid- en Oost-Afrika en Zuid- en Zuidoost Azië), kregen wij het antwoord dat het initiatiefvoorstel zich beperkt tot de trans-atlantische slavernij en dat dit daarom de focus is van een toekomstige museale voorziening. Zoals wij ook in onze brief beargumenteerd hebben, klopt dit niet. In het dictum van het initiatiefvoorstel gaat het tenslotte over het slavernijverleden, waaruit wij opmaken dat er wel degelijk ruimte is voor het gehele Nederlandse slavernijverleden en een inclusief verhaal daarover. In de toelichting van het initiatiefvoorstel wordt vervolgens enkel de trans-atlantische slavernij bij naam genoemd. Tegelijkertijd wordt in die toelichting aandacht voor Nederlands-Indië tegenover aandacht voor de slavernij gezet, alsof slavernij niet óók onderdeel is van de geschiedenis van Nederlands-Indië. Kortom, wij veronderstellen dat onbewust en onbedoeld de termen trans-atlantische slavernij, het slavernijverleden, het 1

erfgoed en de afschaffing van de slavernij afgewisseld worden met elkaar, omdat veel Nederlanders niet voldoende weten over de volledige Nederlandse slavernij in de koloniale periode. Daardoor kan het gebeuren dat we spreken over slavernij in enkelvoud, en we het bijvoorbeeld hebben over één afschaffingsdatum waarbij de datum van 1 januari 1860 (drie jaar voordat de Nederlandse trans-atlantische slavernij officieel werd afgeschaft) totaal wordt vergeten. Deze waarschijnlijk onbewuste afwisseling van woorden is des te meer reden om het meervoudige karakter van Nederlandse slavernij onderdeel te laten worden van het Nederlandse collectieve geheugen. Kortom, we hebben tijdens de informatiebijeenkomsten geprobeerd ruimte te creëren voor bewustwording over slavernij in de Indisch-oceanische regio, maar dit werd publiekelijk afgewezen met een verwijzing naar het initiatiefvoorstel een argumentatie die volgens ons dus niet volledig juist is. Gesprekken met raadsleden en wethouders Parallel aan en na de verschillende bijeenkomsten hebben verschillende mensen van ons collectief één op één met diverse raadsleden en wethouders gesproken over deze situatie. Tijdens deze gesprekken werd duidelijk dat er wel degelijk ruimte is voor een inclusief verhaal over het Nederlandse slavernijverleden en werd er gezegd dat de kaders helemaal niet zo vastliggen. De exacte focus zou nog blijken uit de uitwerking van de in te zenden voorstellen. Tegelijkertijd werd er aangegeven dat een duidelijk maatschappelijk geluid wel zou helpen om draagvlak aan te tonen voor een inclusief nationaal slavernijmuseum. Open brief Naar aanleiding van deze gesprekken, waren wij in de veronderstelling dat de voorstellen die door een beoordelingscommissie zouden worden beoordeeld in principe niet enkel over de trans-atlantische slavernij zouden gaan. Toen de drie gekozen voorstellen bekend werden gemaakt, waren wij dan ook verheugd én teleurgesteld. Verheugd omdat wij de noodzaak van meer aandacht voor slavernij onderschrijven en we blij zijn dat een museale voorziening een stap dichterbij is. Teleurgesteld omdat we opmerkten dat deze voorstellen al dan niet onbewust en ongewild bijdragen aan het beeld dat de Nederlandse slavernijgeschiedenis enkel gaat over de trans-atlantische slavernij. Verward door de tegenstrijdige antwoorden die wij hoorden tijdens de informatiebijeenkomsten en de andere gesprekken en de vraag om een maatschappelijk geluid, besloten wij om een open brief te schrijven en deze te laten ondertekenen door gelijkgestemden. Een open brief zou ons de mogelijkheid bieden om zowel een breder publiek te informeren over dit onderdeel van de Nederlandse geschiedenis, als ook te laten zien dat er brede steun bestaat voor een inclusief museum. We reageerden hiermee op de vraag die aan ons is gesteld om draagvlak aan te tonen, en dachten dat de exacte focus van een museale voorziening nog aangepast kon worden tijdens het verder uitwerken van de geselecteerde voorstellen. We circuleerden de open brief ter ondertekening, en hebben hierop veel feedback gekregen. 2

Toen we met de gekozen organisaties in gesprek gingen over de open brief, werd duidelijk dat zij zich moeten houden aan de kaders van de Call. Al zouden de organisaties onze oproep ondersteunen en graag een inclusief verhaal wíllen vertellen gegeven de kaders van de opdracht kunnen ze dat niet. We hadden niet voorzien welke impact de circulatie van onze open brief zou hebben, zelfs vóór daadwerkelijke publicatie. We hebben de feedback dan ook ter harte genomen, omdat we het belangrijk vinden om op een constructieve manier bij te dragen aan de ontwikkeling van een museale voorziening. Daarom besloten we om de publicatie uit te stellen en goed na te denken over vervolgstappen. Deze reflectie heeft ertoe geleid dat we de open brief hebben aangepast en deze nu richten aan het Amsterdamse college en raadsleden. Zij zitten namelijk in een positie om de opdracht voor de gekozen organisaties aan te passen. Incubatiefase: kans om de opdracht van geselecteerde organisaties aan te passen In het in januari 2019 bekend gemaakte rapport van de beoordelingscommissie Historisch besef, vruchtbare toekomst staat dat de gekozen organisaties een aantal weken hebben om de mogelijkheden tot samenwerking uit te zoeken. Daarover koppelen zij vervolgens terug naar de beoordelingscommissie en de raad. Deze periode wordt ook wel de incubatiefase genoemd. Wij sturen onze brief naar het college en de raad tijdens deze incubatiefase, omdat veranderingen aan een museale voorziening makkelijker vóór de realisatie ervan zijn door te voeren dan wanneer de kaders al in steen gebeiteld zijn. Wij zien op dit moment dan ook nog kansen om bij te dragen aan de ontwikkeling van een museale voorziening, en laten daarom nu met de brief zien dat er draagvlak is voor een inclusief nationaal slavernijmuseum. 2. Erkenning van strijd en pijn Al decennia lang strijden zwarte mensen in Nederland voor erkenning van het Nederlandse koloniale verleden en slavernijverleden. Dit werk gaat dikwijls gepaard met grote persoonlijke, emotionele en financiële gevolgen. Dit werk erkennen we, dit werk eren we en dit werk respecteren we ten volle. Dat erkenning in de vorm van een museale voorziening ontzéttend veel betekent, willen we op geen enkele manier wegnemen. Door de jarenlange strijd van zwarte mensen zijn we gekomen waar we nu zijn. Mensen met Indonesische, Papoea, Molukse en Indische roots zijn altijd onderdeel geweest van antiracisme bewegingen en antikoloniale bewegingen, hoewel niet per se georganiseerd onder deze noemer. Er is dan ook nooit een collectief opgestaan dat deze diaspora verenigt en specifiek voor erkenning van Indisch-oceanische slavernij heeft gevraagd. Wel is het zo dat we in Nederland volop in beweging zijn als het gaat om de ontwikkeling van terminologie, en dat de term zwart door mensen op uiteenlopende wijze wordt geïnterpreteerd en gebruikt. Bijvoorbeeld in de jaren tachtig zijn er collectieven ontstaan waarvan de leden zich verenigden onder de noemer ZWV, zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen. Dit soort collectieven bestonden uit vrouwen met diverse achtergronden, waaronder vrouwen met Afro-Surinaamse, Afro-Caribische, Molukse, Papoea en Indische roots. De ontwikkelingen in het gebruik van terminologie door de tijd heen zorgt deels voor de onzichtbaarheid van de betrokkenheid van Zuidoost-Aziatische diaspora in de strijd voor erkenning van het Nederlandse koloniale verleden en slavernijverleden. 3

Tegelijkertijd maken we ons zorgen over de concurrentiestrijd die lijkt te ontstaan tussen postkoloniale diaspora als het gaat om erkenning. Dat deze strijd ontstaat is niet de schuld van postkoloniale diaspora zelf, maar is een gevolg van structuren die tijdens de koloniale periode zijn ontstaan en die nog steeds van invloed zijn op de beperkte mate waarin er in Nederland überhaupt over het slavernij- en koloniale verleden gesproken kan worden. We willen er daarom voor waken dat de discussie over een museale voorziening verandert in een ons museum versus jullie museum gesprek. Dit zou namelijk een (al dan niet onbedoelde) voortzetting van koloniale competitie betekenen. Daarnaast laat de dynamiek van strijd om onze erkenning versus jullie erkenning de rol en verantwoordelijkheid van de overheid (de voormalige kolonisator) buiten beschouwing. Een museale voorziening heeft niet alléén bestaansrecht omdat diaspora jarenlang hebben gestreden voor erkenning. Een museale voorziening betekent óók een belangrijke kans voor Amsterdam en Nederland om verantwoordelijkheid te nemen voor een verleden dat wereldwijd voor verwoesting heeft gezorgd, en een verleden dat gevolgen heeft voor de maatschappelijke verhoudingen van vandaag de dag. Een museale voorziening is een belangrijke educatieve interventie voor de hele Nederlandse samenleving om het verleden én het heden beter te begrijpen en daar lering uit te trekken. De overheid heeft daarom ook een op zichzelf staande verantwoordelijkheid om rekenschap te geven van haar slavernijverleden. 3. Nationaal museum In de feedback die we hebben gekregen opperen sommigen dat wij, als initiatiefnemers, beter kunnen wachten met onze kritiek om zodoende de oprichting van een museale voorziening niet te frustreren. De gedachte hierachter is dat zodra er überhaupt een museale voorziening is, de focus later kan worden verbreed. Zoals we in de brief aangeven, zijn we ons ervan bewust dat onze oproep misbruikt kan worden door personen en partijen die het oneens zijn met de noodzaak om aandacht te geven aan het Nederlandse slavernijverleden. We spreken ons hier dan ook nadrukkelijk tegen uit. Wij zijn groot voorstander van een museale voorziening voor het Nederlandse slavernijverleden tijdens de koloniale periode. Onze oproep gaat niet over óf er een museale voorziening moet komen, maar gaat om het perspectief dat als uitgangspunt voor de voorziening wordt gebruikt. Wij zien graag dat deze voorziening vertrekt vanuit het perspectief dat het Nederlandse slavernijverleden in meervoud bestaat. Dat wil zeggen dat Nederland in verschillende regio s zich met slavernij en slavenhandel bezighield. Dat zij hier economisch en politiek profijt van heeft getrokken en dat nog altijd doet, bijvoorbeeld in de vorm van toeristen die naar Amsterdam trekken om de grachten te bewonderen. En dat de Nederlandse slavernij in de verschillende regio s niet los van elkaar heeft bestaan, maar dat de handel en slavernijpraktijken in beide regio s intrinsiek met elkaar verbonden zijn. Wij vragen dan ook om een museale voorziening die vertrekt vanuit het beginsel dat het Nederlandse slavernijverleden tijdens de 4

koloniale periode altijd al meervoudig is geweest, en dat deze geschiedenis op een inclusieve manier herinnerd dient te worden. Wij vragen om een dergelijk meervoudig en inclusief perspectief, omdat dit simpelweg de historische feiten zijn. Nu er nog geen besluiten zijn genomen over de inhoud en vorm van de museale voorziening maar er enkel nog een verkennend onderzoek door de geselecteerde organisaties wordt ondernomen, is er nog alle ruimte en mogelijkheid om dit perspectief vanaf het begin af aan mee te nemen in de oprichting van de voorziening. Waarom zouden we wachten op een corrigerende verbreding op een later moment, als alle kansen nu nog open liggen om vanaf de start een inclusief verhaal te vertellen over het Nederlandse slavernijverleden? Daarnaast is het zo dat voorlopig alleen bekend is dát er een nationale museale voorziening komt, maar welke vorm die voorziening aanneemt is niet vastgelegd. Dat betekent dat er een kans is dat er geen traditioneel museum met vier muren wordt opgericht, maar wellicht een standbeeld of plakkaat wordt ontworpen. Dergelijke vormen maken het erg moeilijk om op een later moment een deel van de geschiedenis toe te voegen. Bovendien, een nationale museale voorziening suggereert een museum over de gehele Nederlandse slavernij. Wij vinden het dan ook onjuist om later een deel van die geschiedenis toe te voegen. Dit suggereert een hiërarchie tussen de slavernijgeschiedenissen in de verschillende regio s. Een dergelijke competitie tussen koloniale geschiedenissen en postkoloniale diaspora identificeren wij als één van de vele hedendaagse erfenissen van het koloniale verleden, zoals we bij het voorgaande punt uiteen hebben gezet. Wij zouden dan ook verwachten dat de oprichting van een nationale museale voorziening die dient om rekenschap te geven van het Nederlandse slavernijverleden, juist niet een koloniale structuur van hiërarchisering en ongelijkheid voortzet. Een Nationaal Slavernijmuseum dat een meervoudig en inclusief verhaal vertelt, zou de bezoekers pas echt in staat stellen om inzicht te krijgen in de omvang van de Nederlandse slavernij en de gevolgen daarvan. Deze kennis is cruciaal om als inwoners van het land elkaar te leren kennen en begrijpen, en voor mensen om zich tot ingewikkelde maatschappelijke vraagstukken, zoals racisme, te kunnen verhouden. 4. Risico op verdeeldheid Voortbouwend op de feedback die we bespraken in punt drie van deze toelichting, is de zorg die naar ons werd geuit dat onze brief kan bijdragen aan verdeeldheid. Over het risico dat onze brief misbruikt kan worden voor politieke agenda s die tegen een museale voorziening zijn, hebben we in punt drie van deze toelichting en in de brief zelf al veel gezegd. We zien het risico en spreken ons er tegen uit. Tegelijkertijd denken wij dat dit risico voornamelijk het gevolg is van de beperkte ruimte die postkoloniale diaspora hebben om überhaupt op een kritische manier over het koloniale verleden en slavernijverleden van 5

Nederland te praten. Dit is een onrechtvaardigheid die onderdrukkend en marginaliserend werkt. Die structuur en het mogelijke misbruik van onze brief voor dergelijke politieke agenda s zou bekritiseerd moeten worden. Daarnaast worden er zorgen geuit over de mogelijkheid dat onze brief de verhoudingen tussen postkoloniale diaspora op scherp kan zetten, met name tussen Afro-Surinaamse en Afro-Caribische gemeenschappen en Indische, Molukse en Indonesische gemeenschappen. Op deze dynamiek van competitie zijn we in punt twee en drie van deze toelichting al ingegaan. Daar willen we aan toevoegen dat de verdeeldheid over, en kritiek op, een nationale museale voorziening die enkel over de trans-atlantische slavernij gaat, bestaat óngeacht onze brief. Dat wil zeggen, die verdeeldheid en kritiek was er al en is op verschillende momenten geuit. Deze brief maakt die verdeeldheid en kritiek enkel in een nieuwe vorm zichtbaar, namelijk in de vorm van een brief. Deze brief hebben wij opgesteld naar aanleiding van het verzoek om een maatschappelijk geluid te laten horen. Hoewel wij het oneens zijn met de gedachtegang dat erkenning van Nederlandse slavernij in de Indisch-oceanische regio pas gepermitteerd is nadat afstammelingen uit die regio een pijnlijke strijd hebben gestreden voor die erkenning (zie punt twee in deze toelichting), begrijpen wij de pragmatische en politieke redenen achter het verzoek aan ons wel. Daarom hebben we deze brief opgesteld en bieden wij deze inclusief ondertekeningen aan. 5. Verschillende dekolonisatieprocessen Postkoloniale diaspora in Nederland hebben uiteenlopende dekolonisatieprocessen ondergaan. Nadat de voormalige koloniën onafhankelijk werden, zijn de gemeenschappen op verschillende manieren en momenten naar Nederland gekomen en hebben hier allen eigen ervaringen opgedaan. Dit betekent dat gemeenschappen, die bestaan uit afstammelingen van door Nederland tot slaaf gemaakte en gekoloniseerde mensen, onderling erg van elkaar verschillen. Zo zijn er niet alleen grote verschillen tussen postkoloniale diaspora die met de trans-atlantische slavernij te maken hebben gehad versus mensen met een achtergrond in de koloniën rondom de Indische Oceaan. Ook binnen deze twee oceanisch van elkaar te onderscheiden groepen, zijn veel onderlinge verschillen. Als initiatiefnemers van de brief zijn wij verbonden aan het Dekolonisatie Netwerk voormalig Nederlands-Indië. Dit collectief bestaat voornamelijk uit mensen met een Indische, Molukse en Indonesische achtergrond en dus spreken wij noodzakelijkerwijs vanuit onze eigen kennis en ervaringen. Dit wil niet zeggen dat een meervoudig en inclusief verhaal over het Nederlandse slavernijverleden niet óók Nederlanders met een Zuid- en Oost-Afrikaanse, Hindoestaanse, Indiase, Chinese en Papoea achtergrond aangaat. Het betekent wel dat wij niet alle kennis in huis hebben van de eerdere en tegenwoordige activiteiten van mensen met deze achtergronden als het gaat om het vragen van aandacht voor het meervoudige Nederlandse slavernijverleden. Zoals we in de brief en bij punt twee van deze toelichting aangeven, zijn mensen met Indonesische, Molukse, Papoea en Indische roots altijd onderdeel geweest van anti-racisme en 6

antikoloniale bewegingen hoewel dit niet altijd onder deze noemer zichtbaar is geweest. Tegelijkertijd erkennen wij dat er binnen de gemeenschappen die wij het beste kennen, namelijk Indische, Indonesische en Molukse gemeenschappen, er óók nog volop koloniale verheerlijking bestaat. Een nostalgisch verlangen naar de verloren kolonie, in de vorm van het tempo doeloe sentiment, is hiervan een treffend voorbeeld. Daarnaast uit geïnternaliseerd racisme zich in racisme naar anderen, bijvoorbeeld in de vorm van steun voor Zwarte Piet en racisme naar moslims en vluchtelingen. Het is volgens ons dan ook noodzakelijk dat er een volgende stap in het dekolonisatieproces van deze gemeenschappen wordt gezet. Namelijk, dat er meer kennis beschikbaar wordt gemaakt over het Nederlandse koloniale verleden en slavernijverleden en raciale hiërarchisering, welke de bestaande kennis van deze geschiedenis vollediger maakt. Hier zou een museale voorziening een erg belangrijke rol in kunnen spelen. Daarnaast is het zo dat veel Indische en Molukse gemeenschappen in de jaren nadat zij (al dan niet gedwongen) naar Nederland kwamen, kampten met armoede en doelbewuste uitsluiting. Deze processen zijn vervlochten met structureel racisme en seksisme. Dit kwam onder andere tot uiting in een lange en pijnlijke strijd om backpay die nog steeds voortduurt. Indische en Molukse overheidsdienaren die tijdens de Tweede Wereldoorlog door Japan in voormalig Nederlands-Indië krijgsgevangen werden genomen, hebben na de oorlog nooit hun achterstallig salaris en pensioen uitbetaald gekregen van de Nederlandse overheid. Hierdoor leefden velen in armoede met alle gevolgen van dien voor de ontwikkelingskansen van deze gemeenschappen. Daarnaast is het zo dat een groot deel van de Molukkers die naar Nederland kwam eigenlijk een onafhankelijke staat wilde. Zij verwachtten slechts tijdelijk in Nederland te verblijven. Nederland plaatsten hen in oude kazernes, kloosters en voormalige concentratiekampen van de Duitse bezetter waar zij jarenlang in armoedige omstandigheden leefden. In de jaren 70 ging een aantal Molukkers over tot radicale acties om aandacht te vragen voor hun uitzichtloze situatie. Zij kaapten twee treinen, waarbij een aantal kapers door Nederlandse militairen zijn gedood. Heel recentelijk, in 2014, klaagden nabestaanden van twee kapers de Nederlandse Staat aan voor de executie van hun familieleden. De rechtszaak heeft tot midden 2018 geduurd en velen ervaren de uitspraak van de rechter als onrechtvaardig. Kortom, binnen de Zuidoost-Aziatische diaspora zijn er vele, langslepende en pijnlijke strijden geleverd. Een deel van de Indische en Molukse gemeenschap is hiermee tot op de dag van vandaag bezig, en niet met het slavernijverleden. Dat betekent niet dat het Nederlandse slavernijverleden niet belangrijk is voor deze groepen, er is alleen beperkte menskracht om zich voor meerdere zaken tegelijkertijd in te zetten. Desalniettemin zijn er altijd mensen geweest met een Indonesische, Indische en Molukse achtergrond die zich wel bezig hielden met slavernij in voormalig Nederlands-Indië. Wellicht waren zij niet met zovelen als de Afro-Surinaamse en Afro-Caribische gemeenschappen. Zeer zeker zijn zij nooit in staat geweest om zich in collectieven en stichtingen te verenigingen. Hoewel ze daardoor minder zichtbaar zijn, zijn ze niet onvindbaar. Hun stemmen zijn door de jaren heen wel degelijk doorgedrongen tot landelijke media. We vragen ons af in hoeverre deze stemmen mee zijn genomen in eerdere klankbordgroepen en verkenningsprocessen op basis waarvan het uiteindelijke initiatiefvoorstel tot stand is gekomen. 7

Als Dekolonisatie Netwerk voormalig Nederlands-Indië zijn wij afgelopen decennia niet actief geweest op dit onderwerp. Ons collectief bestaat vooral uit twintigers en dertigers, dus wij lagen destijds nog in de wieg. Als jongere generatie stellen wij vraagtekens bij de koers die eerdere generaties hebben gevaren als het gaat om de maatschappelijke vraagstukken waarop zij hun aandacht hebben gevestigd. Hoewel zij een organisatorisch landschap hebben ontwikkeld in Nederland dat van belang is om als postkoloniale diaspora überhaupt een geluid te kunnen laten horen, zijn wij het niet altijd eens met wat dat geluid is. In onze ogen is dit nog te vaak een geluid dat niet kritisch is op racisme en seksisme binnen onze eigen gemeenschappen, dat te veel verlangt naar het verloren Indië en dat geweld gepleegd door KNIL militairen in voormalig Nederlands-Indië vergoelijkt. De onvrede hierover heeft geleid tot de oprichting van het Netwerk in 2017, om gelijkgestemden met elkaar te verbinden. Kortom, er is nog een hoop werk te verzetten. Het gaat hierbij om dekolonisatie van onze eigen gemeenschappen, om verandering van de manier waarop Nederland haar postkoloniale diaspora behandelt, en de wijze waarop Nederland zich haar slavernijgeschiedenis herinnert en deze doorgeeft. Wij denken dat deze veranderingsprocessen versterkt worden wanneer de meervoudigheid van het Nederlandse slavernijverleden op een inclusieve manier onderdeel wordt van het Nederlandse collectieve geheugen. De oprichting van een nationale museale voorziening is hiervoor een zeldzame en daarom cruciale kans. Wij hopen ten zeerste dat deze kans met beide handen wordt aangegrepen. 8