Vergelijking van het Nieuw Limburgs Peil met het Waterbeheerplan van waterschap Peel en Maasvallei

Vergelijkbare documenten
analyse GGOR Voor verdere informatie (zoals ligging verschillende natuurdoeltypen) wordt verwezen naar de beschrijving en kaarten van het AGOR.

Bijlage E: Peilvakken en de gewenste grond- en oppervlaktewaterpeilen.

RENHEIDE OP PEIL Doel pilot Beoogde effecten Maatregelen

Vergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet M.M. Nouwen. Zaaknummer:

Vergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet A.M.G.A. van Leeuwen. Zaaknummer:

Vergunning. Ontwerpbesluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet Sillekens Landbouwbeheer B.V.

Vergunning. Ontwerpbesluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Artikel 19d Natuurbeschermingswet Sillekens Landbouwbeheer B.V.

huidig praktijk peil (AGOR) [m NAP]

Bijlage 1: Kaart locatie inrichtingsmaatregelen buiten het natuurgebied

Vergunning. Ontwerpbesluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet Mts. Classens te Ysselsteyn

Landbouwkundig belang van een goede waterhuishouding Everhard van Essen Jan van Berkum

Peilgestuurde drainage

Vergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet E.L. van de Boel. Zaaknummer:

Bodem en Water, de basis

Memo. nummer JvRmemowateradvieswaterschap datum 17 september 2013 aan Roel van Ark Rudo Cleveringa

Werkgroep Behoud de Peel

Beheer- en onderhoudsplan Vledders en Leijerhooilanden

Achtergrond rapportage beleidsregel toepassen van drainage in attentiegebieden. Juni 2011

Evaluatie traject Smeerling

Toepassing van instrumenten uit handboek op NATURA2000-gebied Boetelerveld

Nr. Door Zienswijze Reactie dagelijks bestuur

Kaart 1 Overzichtskaart. Legenda. Duurswold. Veenkoloniën. Hunze. Drentse Aa. Peilbesluit Paterswolde en stad Groningen

Watergebiedsplan Dorssewaard Terugkoppel avond. 1 januari 2010

Integraal Peilbesluitplan Smilde Streekbijeenkomst

Figuur 2 ontwateringsituatie

Antwoordnota bij zienswijzen op ontwerp peilbesluit Sint Philipsland Documentnummer: Datum:

Grondwaterstanden juni 2016

Memo. 1 Inleiding. 2 Eindprotocol

Presentatie tekst Velddag. Verdrogingsbestrijding Groote Peel. Peilopzet in combinatie met peilgesturde drainage

Zienswijzen heer Liebregts Zienswijze d.d. 8 december 2011, gesprekken d.d. 26 januari jl. en 23 februari jl.

Presentatie van gebiedsavond Peilbesluit Zegveld Gebiedsavond De Haak 29 oktober 2018

Legenda. drooglegging_winter. [m-mv] Vianen. Lexmond. Meerkerk. Leerdam. Arkel. Kaart 36 - Drooglegging winter. projectgebied peilgebieden

Samenvatting peilvoorstellen en afwegingen

Effecten van peilgestuurde drainage op natuur

Projectplan verdrogingsbestrijding Empese en Tondense Heide D e f i n i t i e f

Kansrijke maatregelen

REACTIENOTA zienswijzen Peilbesluit De Onlanden

Voorstel aan de commissie Integraal Waterbeheer van 30 november 2011:

Beverdam in de Scheide

Peilbesluit Campen. 12 december 2016

Toelichting GGOR Akkerdijksche polder

Onderzoeksresultaten peilgestuurde drainage, stroomgebied Hupselse Beek

Afvoergebied Spuikom Bath; GAF57

Gevolgen van klimaatverandering voor de landbouw

Waterparagraaf Melkveebedrijf M.C.M. Sieben, Witte Plakdijk 6 Ospel

Toelichting GGOR Schieveen

Sub-irrigatie. Subirrigatie, het inlaten van water in het drainagesysteem is een veelbelovend

Nieuw Limburgs Peil. Samen werken aan watersysteemherstel. Waterschap Peel en Maasvallei, november 2010

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

Kleine Beerze. Bijeenkomst. 13 juli 2017

Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Water. Nora Koppert en Henk Kolkman Jasper Jansen Datum: 23 december 2016

Definitieve beschikking

Onderwerp Evaluatie grondwaterbeleid: een tussenstand. Portefeuillehouder(s) J.H.J. van der Linden. Afdeling Beheer

Hatertse en Overasseltse Vennen

Effect van hydrologische maatregelen op maaivelddaling

Projectplan Anti-verdrogingsmaatregelen in Gilze (Lijndonk en Molenakkerweg)

Maatregelen en voorontwerp Peilbesluit Walcheren. 5 september 2017

Maatregelen actiegebied Overasseltsche en Hatertsche Vennen

Oplegnotitie. 1 Aanleiding

Voorstel 1. Akkoord te gaan met antwoordbrief (zie bijlage 1) 2. Het Algemeen Bestuur op 25 november 2009 informeren over inkomende en uitgaande brief

Toepassing van onderwaterdrains in stad en land: mogelijkheden en kansen

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

Toetsing peilafwijkingen IJsselmonde-Oost en Zwijndrechtse Waard. (behorend bij ontwerp peilbesluit IJsselmonde-Oost en Zwijndrechtse Waard)

DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL

Figuur 1: Plangebied Integrale gebiedsontwikkeling (variant 18 woningen)

Effecten van peilgestuurde drainage op natuur

BELEIDSREGEL DEMPEN SLOTEN WATERSCHAP HUNZE EN AA S

Nieuwsbrief Samengestelde drainage

Vereisten voor ammoniakreductie

Waterbeheer en landbouw

Beleidslijn Gedifferentieerd onderhoud natuurgebieden Kromme Rijngebied

Potenties voor vegetaties van Natte duinvalleien in het plangebied Hanenplas

Optimalisatie peilbeheer St.Anthonis-Boxmeer. Streekbijeenkomst maart 2019

Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude Polder van Pijnacker - peilgebied OPP XIII

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland

Bodemgeschiktheidseisen stedelijk gebied

BIJLAGE 4 Ingebrachte zienswijzen, reacties en adviezen Peilgebied

Kaag en Braassem. Nieuwkoop. Ligging polder en indeling peilgebieden. Peilbesluit Noordeind- en Geerpolder. Legenda OR OR

Streefpeilbesluit Optimalisatie peilbeheer Leijgraaf

Een echte aanpak van het stikstofprobleem

Nota van zienswijzen Geanonimiseerd. Ontwerp-projectplan Waterwet Beekherstel en EVZ Peelse Loop Benedenloop November Waterschap Aa en Maas

Onderzoek naar gewassenschade in het landbouwgebied grenzend aan het Veerse Meer Opname 2006 (1).

Update Geohydrologisch onderzoek wegenproject N381 Drachten Drentse grens

Informatiebijeenkomst PWO Zuid-Beveland-Oost. 26 november 2012

CVDR. Nr. CVDR271515_1. Peilbesluit Quarles van Ufford

Notitie Effecten maaivelddaling veenweidegebied op grondwatersysteem Fryslân Inleiding Werkwijze

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch

ECLI:NL:RBZWB:2014:8005

(Regionale) gebiedsinformatie over huidig watersysteem

Watergebiedsplan Hem. Toelichting bij het peilbesluit, projectplan en leggerwijziging. Partiële herziening van het peilbesluit Drechterland (2005)

Nederlandse droogteperiodes vanaf 1906 in beeld Bart Vreeken, Logboekweer.nl

Welkom bij de informatiebijeenkomst watergebiedsplan Westeramstel. 28 juni 2016 Zuider legmeerpolder en Uithoornse Polder

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Open grasland

Aalsmeer. Haarlemmermeer. Kaag en Braassem. Ligging polder en indeling peilgebieden. Nieuwkoop. Peilbesluit Vriesekoopschepolder. Legenda OR

Peilgestuurde Drainage Agrarisch waterbeheer 24 juni 2015

Kernteam overleg. Jouke Velstra en Sieger Burger A PRIL 2016

Aalsmeer. Kaag en Braassem. Ligging polder en indeling peilgebieden. Nieuwkoop. Peilbesluit Wassenaarschepolder. Legenda OR

Watertekort en wateroverschot op hetzelfde bedrijf

Rapport. Waterhuishoudingsplan Drielanden te Harderwijk. Opdrachtgever. Gemeente Harderwijk Postbus AC HARDERWIJK

Ruimte voor de beek. Ervaring bij Waterschap Limburg. project Loobeekdal, periode Frans Verdonschot Martijn Schraven

Transcriptie:

8-2-2017 Vergelijking van het Nieuw Limburgs Peil met het Waterbeheerplan van waterschap Peel en Maasvallei Inleiding Het Limburgse waterschap Peel en Maasvallei (P&M) heeft in 2010 het Nieuw Limburgs Peil (NLP) vastgesteld. Met dit NLP wordt beoogd een invulling te geven aan het Gewenst grond- en oppervlaktewaterregime (GGOR). De bedoeling is dat de waterstand in de natuur en in de beekdalen wordt verhoogd. Het vernattingsresultaat van het NLP is berekend met peilverhoging in alle sloten. De stuwstand van de sloten wordt in de praktijk bepaald door de Keur en door het Waterbeheerplan van het waterschap. De Keur gaat over de secundaire en tertiaire slootjes ( de kleinere 'boerensloten'), plus de overloophoogtes van de peilgestuurde drainages. De in de Keur gehanteerde waardes komen overeen met die van het NLP. De waardes die voor de primaire sloten (de grotere waterschapssloten) gehanteerd worden, staan in het Waterbeheerplan 2016-2021. Die primaire sloten zijn voor het vernattingsresultaat belangrijk. Voor wat betreft de secundaire en tertiaire sloten, plus de overloophoogtes van de peilgestuurde drainages zijn het NLP en het Waterbeheerplan dus aan elkaar gelijk, omdat de hoogtes daarvoor geregeld zijn in de Keur. Voor de primaire waterschapssloten is dat niet het geval. De hoogtes voor de primaire sloten zijn geregeld in het Waterbeheerplan en zijn afwijkend van het NLP. Het Waterbeheerplan is voor de primaire sloten bepalend. Het NLP is slechts een beleidsstuk. In deze notitie vergelijken we daarom de stuwstanden voor de primaire sloten van het NLP met die van het Waterbeheerplan. Die vergelijking is niet eenvoudig, omdat het NLP uitgaat van stuwstanden in de sloten en het Waterbeheerplan van grondwaterniveaus t.o.v. maaiveld. Dit zijn twee verschillende grootheden. De oorzaak van dit verschil is het feit dat door opbolling (t.g.v. de capillaire werking) het grondwater in het midden van een perceel hoger staat dan aan de randen in de sloten. De precieze mate van opbolling is afhankelijk van meerdere factoren. Dat die opbolling (met name in het winterhalfjaar) vrijwel altijd optreedt, is echter een feit. Voorbeeld: Het waterbeheerplan hanteert voor de belangrijkste categorie gronden -bouwland en tuinbouwvoor het winterhalfjaar een grondwaterstand van -80 cm t.o.v. maaiveld. Vanwege de optredende opbolling is het zeker dat de stuwstanden dan lager ingesteld dienen te worden om die grondwaterstand te bereiken. Zie de figuur hieronder: 1

Het NLP hanteert voor dezelfde categorie grondgebruik een stuwstand van -80 cm t.o.v. maaiveld. Met die stuwstand wordt de grondwaterstand in het perceel, vanwege de opbolling, gegarandeerd hoger dan -80 cm. Zie de figuur hieronder: Hieronder volgt de uitgebreide vergelijking van het NLP met het Waterbeheerplan voor de primaire sloten. Op blz. 5 volgt de conclusie. Vergelijking NLP met Waterbeheerplan Om te beginnen zetten we de waardes van het NLP en het Waterbeheerplan onder elkaar: Nieuw Limburgs Peil Stuwstanden t.o.v. maaiveld zomerhalfjaar winterhalfjaar Primair landbouwgebied -0,50 m -0,80 m Landbouw bij natte natuur -0,40 m -0,70 m Landbouw in beekdalen -0,40 m -0,70 m Waterbeheerplan Grondwaterniveau t.o.v. maaiveld gemiddeld hoog gemiddeld laag -0,30 m -0,60 m Bouwland -0,50 m -0,80 m Tuinbouw -0,50 m -0,80 m Diep wortelende gewassen -0,80 m -1,00 m mag worden verlaagd tot niveau van bouwland. Voor beekdalzones, natuurbeken en bufferzones hydrologisch gevoelige natuurgebieden wordt gestreefd naar graslandniveau. 2

Vervolgens vergelijken we per soort gebied bovenstaande waarden met elkaar, voor het winterhalfjaar en het zomerhalfjaar, waarbij we de mate van opbolling in het winterhalfjaar hebben ingeschat op 20-30 cm. Zie de P.S. onderaan deze notitie. Op blz. 6 van deze notitie (**) volgt ook nog een vergelijking met een kleinere opbolling, van 15 cm. De vergelijking is voor ongedraineerde situaties. In gedraineerde gronden zal de opbolling van het grondwater minder zijn en het verschil tussen het Waterbeheerplan en het NLP daarom iets kleiner. (Het verschil blijft echter wel nog duidelijk aanwezig. Zie daartoe de vergelijking met een kleinere opbolling, onderaan deze notitie.) De situaties waarin het Waterbeheerplan van lagere stuwstanden uitgaat dan het NLP hebben we hieronder rood gedrukt: Agrarisch gebied winterhalfjaar Tuinbouw/bouwland In het NLP wordt uitgegaan van een stuwstand van -80 cm t.o.v. maaiveld. In het Waterbeheerplan (verder Wbp) geldt een grondwaterniveau van -80 cm t.o.v. maaiveld. Dit betekent dat vanwege de opbolling de stuwen lager ingesteld zullen moeten worden, op -100 tot -110 cm t.o.v. maaiveld. Het Wbp is dus duidelijk slechter dan het NLP. Diepwortelende gewassen Het NLP heeft hiervoor geen apart regime. Net als voor tuinbouw/bouwland geldt een stuwstand van -80 cm. In het Wbp geldt een grondwaterniveau van -100 cm. Dit betekent dat vanwege de opbolling de stuwen ingesteld zullen moeten worden op -120 tot -130 cm. Het Wbp is dus veel slechter dan het NLP. Volgens het NLP geldt een stuwstand van -80 cm (Het NLP kent geen apart regime voor grasland; grasland valt onder 'primair landbouwgebied'.) Door de opbolling staat de grondwaterstand over een groot deel van het perceel op zo'n -50 tot -60 cm. Het Wbp is dus gelijk aan tot iets slechter dan het NLP. Echter: in het Wbp is opgenomen dat het graslandpeil mag worden verlaagd tot het niveau van bouwland. Dat is duidelijk slechter dan het NLP. (Zoals hierboven uiteengezet, is bij tuinbouw/bouwland het Wbp 20-30 cm slechter dan het NLP.) Conclusie agrarisch gebied winterhalfjaar WINTER Nieuw Limburgs Peil Waterbeheerplan Conclusie Tuinbouw/bouwland Stuwstand -80 cm tov mv Grondwaterstand -80 cm tov mv Lager stuwpeil nodig om drooglegging volgens waterbeheerplan te verkrijgen. Diepwortelende gewassen Stuwstand -80 cm tov mv Grondwaterstand -100 cm tov mv Veel lager stuwpeil nodig om drooglegging volgens waterbeheerplan te verkrijgen. Stuwstand -80 cm tov mv Grondwaterstand -60 cm tov mv. Echter in Waterbeheerplan is opgenomen dat peil verlaagd mag worden tot peil bouwland (-80 cm). Lager stuwpeil nodig om drooglegging volgens waterbeheerplan te verkrijgen. Agrarisch gebied zomerhalfjaar Tuinbouw/bouwland In het NLP wordt uitgegaan van een stuwstand van -50 cm. In het Wbp geldt een grondwaterniveau van -50 cm. Omdat er in een normale zomer weinig opbolling zal zijn, zal het NLP ongeveer op hetzelfde neerkomen als het Wbp. In een beetje droge zomer wordt een grondwaterniveau van -50 cm niet eens gehaald. Alleen in een natte zomer zal vanwege de opbolling die dan kan ontstaan het NLP iets beter zijn dan het Wbp. Diepwortelende gewassen Het NLP heeft hiervoor geen apart regime. Net als voor tuinbouw/bouwland geldt een stuwstand van -50 cm. In het Wbp geldt een grondwaterniveau van -80 cm. 3

In een natte zomer kan bij het NLP een grondwaterniveau van -50 cm soms worden behaald. Dan zal het NLP beter zijn dan het Wbp. In een normale zomer is het verschil kleiner, maar zal het Wbp iets slechter zijn dan het NLP. In een droge zomer maakt het niks uit. Een grondwaterniveau -50 of zelfs -80 cm wordt dan toch niet gehaald. Volgens het NLP geldt een stuwstand van -50 cm. (Het NLP kent geen apart regime voor grasland; grasland valt onder 'primair landbouwgebied'.) In het Wbp geldt een grondwaterniveau van -30 cm. Het Wbp is op papier dus beter dan het NLP. In de praktijk zal het echter niks uitmaken, want een grondwaterniveau van -30 cm is 's zomers vrijwel nooit haalbaar. Conclusie agrarisch gebied zomerhalfjaar ZOMER Nieuw Limburgs Peil Waterbeheerplan Conclusie Tuinbouw/bouwland Stuwstand -50 cm tov mv Grondwaterstand -50 cm tov mv In zomerperiode normaliter weinig opbolling. Weinig verschil tussen NLP en Waterbeheerplan. Diepwortelende gewassen Stuwstand -50 cm tov mv Grondwaterstand -80 cm tov mv Alleen in natte zomer is NLP gunstiger. In droge zomers geen verschil, aangezien -80 cm tov mv niet wordt gehaald. Stuwstand -50 cm tov mv Grondwaterstand -30 cm tov mv In de praktijk geen verschil, aangezien -30 cm tov mv 's zomers vrijwel nooit gehaald wordt. Beekdalen en landbouw bij natte natuur Winterhalfjaar Volgens het NLP geldt een stuwstand van -70 cm. Door de opbolling staat de grondwaterstand over een groot deel van het perceel op zo'n -40 tot -50 cm. Het Wbp is dus slechter dan het NLP. Bovendien: in het Wbp wordt bestaand grondgebruik gerespecteerd. Daardoor kan het erg lang duren voordat een ontwatering op graslandniveau, waar volgens het Wbp naar gestreefd wordt en wat we hier als waarde gehanteerd hebben, wordt bereikt. Zomerhalfjaar Volgens het NLP geldt een stuwstand van -40 cm. In het Wbp geldt een grondwaterniveau van -30 cm. Het Wbp is op papier dus iets beter dan het NLP. In de praktijk zal het echter weinig uitmaken, want een grondwaterniveau van -30 cm is 's zomers vrijwel nooit haalbaar. Bovendien: in het Wbp wordt bestaand grondgebruik gerespecteerd. Daardoor kan het erg lang duren voordat een ontwatering op graslandniveau wordt bereikt (zie dezelfde opmerking hierboven). Conclusie beekdalen en landbouw bij natte natuur WINTER Nieuw Limburgs Peil Waterbeheerplan Conclusie Beekdalen en landbouw bij natte natuur Stuwstand -70 cm tov mv Grondwaterstand als grasland: -60 cm tov mv. Echter: bestaand grondgebruik wordt gerespecteerd. Lager stuwpeil nodig om drooglegging volgens Waterbeheerplan te verkrijgen. ZOMER Beekdalen en landbouw bij natte natuur Stuwstand -40 cm tov mv Grondwaterstand als grasland -30 cm tov mv. Echter: bestaand grondgebruik wordt gerespecteerd. Alleen in natte zomer is WBP iets gunstiger. In droge zomers geen verschil aangezien -30 tov mv niet wordt gehaald. Waterbeheerplan i.h.a. toch slechter, omdat bestaand grondgebruik wordt gerespecteerd. 4

Conclusie In het winterhalfjaar is het Waterbeheerplan (Wbp) voor tuinbouw en bouwland (de grootste oppervlakte grondgebruik) duidelijk slechter dan het NLP. De stuwstanden in het Wbp zijn 20 tot 30 cm lager dan in het NLP. Nog groter is het verschil bij diepwortelende gewassen. Daar scheelt het zelfs 40 tot 50 cm. Bedenk hierbij dat als voor bepaalde gronden de waterstand laag gehouden moet worden, dat dit een negatieve uitstraling kan hebben tot ver daar buiten. Voor grasland is het verschil tussen het Wbp en het NLP in eerste instantie minder groot. In het Wbp is echter opgenomen dat het graslandpeil mag worden verlaagd tot het niveau van tuinbouw/bouwland. Dat is negatief. wordt in het algemeen duidelijk natter gehouden dan bouwland. Ook in vergelijking met het NLP is het wijzigen van het regime van grasland naar dat van tuinbouw/bouwland negatief. (Het NLP kent geen apart regime voor grasland. Het regime 'bouwland/tuinbouw' van het Wbp is echter duidelijk slechter dan het regime 'primair landbouwgebied' van het NLP.) Het verschil tussen het Waterbeheerplan en het NLP is in het zomerhalfjaar minder groot dan in het winterhalfjaar. Het vasthouden van water in het winterhalfjaar is echter heel belangrijk. Zeer droge jaren (met bijv. een relatief droge winter, gevolgd door extreme droogte in voorjaar en zomer) zijn cruciaal voor de hoogveennatuur. Als men eerst 's winters het water teveel weg heeft laten lopen, zoals met het Waterbeheerplan van waterschap P&M gebeurt, zakt de waterstand daarna in een droog voorjaar en een droge zomer extra diep weg. In het winterhalfjaar dient daarom het water zoveel mogelijk vastgehouden te worden, om voorraad op te bouwen. (Het is behalve heel moeilijk bovendien heel tegennatuurlijk om de waterstand 's winters laag te houden en het dan daarna 's zomers weer hoog proberen te krijgen.) Voor beekdalen en landbouw bij natte natuur lijkt er niet zo veel verschil te zijn tussen het NLP en het Wbp. Belangrijk daarbij is echter het volgende: het Wbp stelt voor deze gronden te streven naar herstel. Het doel is om uiteindelijk een ontwatering op graslandniveau te bereiken. In het Wbp wordt bestaand grondgebruik echter gerespecteerd. Daardoor kan het erg lang duren voordat de ontwatering op graslandniveau wordt bereikt die we hierboven in de vergelijking hebben gebruikt. Ook voor beekdalen en landbouw bij natte natuur is het Wbp daarom slechter dan het NLP; in ieder geval nog een lange tijd. Het Waterbeheerplan is in de meeste situaties duidelijk slechter voor de natuur dan het Nieuw Limburgs Peil. De stuwstanden voor de primaire sloten die corresponderen met de grondwaterstanden van het Waterbeheerplan zijn lager dan de stuwstanden die gehanteerd worden in het NLP. In het Natura2000-Beheerplan voor de Peel staat dat met het NLP een bepaald vernattingsresultaat bereikt wordt. Dat is het berekende resultaat. Omdat in werkelijkheid met het Waterbeheerplan voor de primaire sloten -de belangrijkste sloten- veel lagere stuwstanden worden gehanteerd dan waarmee in het NLP is gerekend, wordt het natuurresultaat dat in het Natura2000-Beheerplan wordt geclaimd niet gehaald! P.S.: de mate van opbolling in een perceel wordt door veel factoren bepaald. Het is lastig om daarvoor een gemiddelde te geven. Gezien de diverse studies die wij er op nageslagen hebben, zijn wij er echter van overtuigd dat de opbolling van 20-30 cm, die wij hierboven hebben gehanteerd, echt niet overdreven is. Bovendien: dat het lastig is om voor de mate van opbolling een gemiddelde te geven, mag geen excuus zijn om te stellen dat bovenstaande vergelijking -en de conclusie dat het NLP met het Wbp niet wordt uitgevoerd- niet opgaat. Dat er in het winterhalfjaar altijd opbolling optreedt, is namelijk een gegeven. Het hanteren van een bepaalde stuwstand t.o.v. maaiveld pakt voor de natuur altijd slechter uit als het hanteren van dezelfde grondwaterstand t.o.v. maaiveld. Daar komt bij dat het Wbp soms zelfs (voor diepwortelende gewassen) een lagere grondwaterstand hanteert dan de stuwstand die in het NLP voor diezelfde gronden geldt. Daar komt nog bij dat ook in het zomerhalfjaar (geen opbolling) het Wbp slechter uitpakt dan het NLP. Bovendien is ook bij een opbolling van slechts 15 cm het Wbp slechter dan het NLP. Zie de vergelijking hieronder. 5

** Vergelijking met kleinere opbolling. In de vergelijking hierboven is de opbolling in het winterhalfjaar ingeschat op 20-30 cm. Hieronder een vergelijking voor het winterhalfjaar met een opbolling van 15 cm. (Voor het zomerhalfjaar maakt het niets uit, want daarbij zijn we er van uitgegaan dat er vrijwel geen opbolling aanwezig is. Zie dus voor het zomerhalfjaar de vergelijking hierboven.) Ook bij deze geringe opbolling is de conclusie dat het Waterbeheerplan slechter is voor de natuur dan het Nieuw Limburgs Peil: Agrarisch gebied winterhalfjaar Tuinbouw/bouwland In het NLP wordt uitgegaan van een stuwstand van -80 cm t.o.v. maaiveld. In het Waterbeheerplan (verder Wbp) geldt een grondwaterniveau van -80 cm t.o.v. maaiveld. Dit betekent dat vanwege de opbolling de stuwen lager ingesteld zullen moeten worden, op -95 cm t.o.v. maaiveld. Het Wbp is dus slechter dan het NLP. Diepwortelende gewassen Het NLP heeft hiervoor geen apart regime. Net als voor tuinbouw/bouwland geldt een stuwstand van -80 cm. In het Wbp geldt een grondwaterniveau van -100 cm. Dit betekent dat vanwege de opbolling de stuwen ingesteld zullen moeten worden op -115 cm. Het Wbp is dus slechter dan het NLP. Volgens het NLP geldt een stuwstand van -80 cm (Het NLP kent geen apart regime voor grasland; grasland valt onder 'primair landbouwgebied'.) Door de opbolling staat de grondwaterstand over een groot deel van het perceel op -65 cm. Het Wbp is dus iets beter dan het NLP. Echter: in het Wbp is opgenomen dat het graslandpeil mag worden verlaagd tot het niveau van bouwland. Dat is veel slechter dan het NLP. (Zoals in de eerste vergelijking hierboven uiteengezet, is bij tuinbouw/bouwland het Wbp veel slechter dan het NLP.) Beekdalen en landbouw bij natte natuur winterhalfjaar Volgens het NLP geldt een stuwstand van -70 cm. Door de opbolling staat de grondwaterstand op -55 cm. Het Wbp is dus ietsje slechter dan het NLP. Echter: in het Wbp wordt bestaand grondgebruik gerespecteerd. Daardoor kan het erg lang duren voordat een ontwatering op graslandniveau, waar volgens het Wbp naar gestreefd wordt en wat we hier als waarde gehanteerd hebben, wordt bereikt. 6