Inleiding. Roken tijdens de zwangerschap



Vergelijkbare documenten
Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

De Invloed van Kenmerken van ADHD op de Theory of Mind: een Onderzoek bij Kinderen uit de Algemene Bevolking

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Differences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working. mothers with spouse and young children

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Behandeleffecten. in Forensisch Psychiatrisch Center de Rooyse Wissel. Treatment effects in. Forensic Psychiatric Centre de Rooyse Wissel

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting

faculteit gedrags- en maatschappijwetenschappen Vroege ontwikkeling Motorische ontwikkelingspatronen bij jonge kinderen met ZEVMB

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

SLACHTOFFER CYBERPESTEN, COPING, GEZONDHEIDSKLACHTEN, DEPRESSIE. Cyberpesten: de implicaties voor gezondheid en welbevinden van slachtoffers en het

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope

Nederlandse samenvatting

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

Mentaal Weerbaar Blauw

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

Ouderlijke betrokkenheid en het welzijn van kinderen

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

6 Psychische problemen

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F.

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1

Het Effect van Cliëntgerichte Speltherapie op Internaliserende Problematiek bij. Kinderen: Affect als Moderator

Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie.

Persoonlijkheidskenmerken en cyberpesten onder jongeren van 11 tot 16 jaar:

De Effectiviteit van een Mindfulness-gebaseerde Lichaamsscan: een. Vergelijking met Rusten in Liggende Positie

De Relatie tussen Existential Fulfilment, Emotionele Stabiliteit en Burnout. bij Medewerkers in het Hoger Beroepsonderwijs

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

Fetal Origins of Socioeconomic Inequalities. in Early Childhood Health. The Generation R Study. Lindsay Marisia Silva SAMENVATTING

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of

Psychological Determinants of Absenteeism at Work by Pregnant Women. Psychologische determinanten van uitval uit het arbeidsproces door zwangere

Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve. Agressie. Pien S. Martens. Open Universiteit Heerlen

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

(In)effectiviteit van Angstcommunicaties op Verminderen van Lichamelijke Inactiviteit: Rol van Attitudefuncties, Self-Monitoring en Self-Esteem

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

Hartpatiënten Stoppen met Roken De invloed van eigen effectiviteit, actieplannen en coping plannen op het stoppen met roken

LinkedIn Profiles and personality

Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch

Running head: INVLOED MBSR-TRAINING OP STRESS EN ENERGIE 1. De Invloed van MBSR-training op Mindfulness, Ervaren Stress. en Energie bij Moeders

Running Head EXECUTIEVE FUNCTIES EN EXTERNALISEREND GEDRAG BIJ ADOLESCENTEN

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie

Effecten van een op MBSR gebaseerde training van. hospicemedewerkers op burnout, compassionele vermoeidheid en

De Relatie tussen het Adaptief en Cognitief Functioneren van Dak- en Thuisloze Jongeren en het Wel of Niet Hebben van een Psychiatrische Diagnose

Executief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive

Invloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy. Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

Stop or Go? TerugvalprevenDe training bij het begeleid aiouwen van anddepressiva in de zwangerschap.

De Relatie tussen de Fysieke Omgeving en het Beweeggedrag van Kinderen gebruik. makend van GPS- en Versnellingsmeterdata

Mindset: Onderwijsmythe of niet? Onderzoek naar de rol van mindset in het basisonderwijs

Individuele gevoeligheid voor riskant middelengebruik in de adolescentie. Anja Huizink

effecten van stress tijdens de zwangerschap op de feutale ontwikkeling Een longitudinale studie

Modererende Rol van Seksuele Gedachten. Moderating Role of Sexual Thoughts. C. Iftekaralikhan-Raghubardayal

Relatie Tussen Organisatie-Onrechtvaardigheid, Bevlogenheid en Feedback. The Relationship Between the Organizational Injustice, Engagement and

op het latere leven Anja Huizink Vrij Universiteit Amsterdam Radboud Universiteit Nijmegen

Samenvatting. (Dutch Summary)

Roken en andere pre- en perinatale risicofactoren voor antisociaal gedrag bij kleuters

Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1. Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende

WERKZAAMHEID VAN CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1

MENTALE VEERKRACHT ALS BUFFER TEGEN DOCENTEN STRESS 1. Mentale Veerkracht als Buffer tegen Docenten Stress-Reactiviteit: een ESM-studie

DANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1

Effecten Omgevingsinterventie en Fysieke Activiteit 1. Hoofdeffecten en Mediators van een Omgevingsinterventie op Maat ter Bevordering van

Welke Factoren hangen samen met Kwaliteit van Leven na de Kanker Behandeling?

Running head: MINDFULNESS, CONTINGENTE ZELFWAARDERING EN DEPRESSIE 1. De Invloed van een Gecombineerde Mindfulnessbehandeling op

(SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1

Publications. Publications

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie

De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief. Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

De Rotterdamse Ambtenaar: Bevroren of Bevlogen. Over de Invloed van Procedurele Rechtvaardigheid, Empowering Leiderschap en

Nederlandse samenvatting

Trendonderzoek: Alcoholkennis bij jongeren tussen 12 en 25 jaar

Screening van gedragsproblemen en consequenties hiervan op effect van interventies. Walter Matthys

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.

Verschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming

Verschillen in het Gebruik van Geheugenstrategieën en Leerstijlen. Differences in the Use of Memory Strategies and Learning Styles

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?

Transcriptie:

Relatie tussen Roken tijdens de Zwangerschap en het Ontstaan van Agressief Gedrag bij Baby s Verschil in agressief gedrag van baby s tussen een hoog en laag risicogroep Lieselotte van Dijk s1185640 Leiden, juni 2014 Universiteit Leiden Departement Pedagogische Wetenschappen, Afdeling Orthopedagogiek Scriptie begeleider: H. J. A. Smaling MSc 2 e beoordelaar: Dr. E. Platje Abstract Introduction. Smoking during pregnancy poses a risk for negative developmental outcomes, e.g. aggression. This study focuses on the relation between smoking during pregnancy and aggressiveness of 12-months-old infants. Three groups were compared: infants of mothers who smoked during the whole pregnancy, infants of mothers who smoked until they knew they were pregnant and infants of mothers who did not smoke during their pregnancy. Also a high risk group and low risk group were compared. Methods. 56 mothers (M = 21.95 years, SD = 2.57) and their children, 26 boys (M = 12.56 months, SD =.49) and 30 girls (M = 12.52 months, SD =.43), participated. Smoking during pregnancy is measured by the Dutch translation of the Becoming a Mother questionnaire at the 27th week of pregnancy. Aggression is measured by the Cardiff Infant Contentiousness Scale and Physical Aggression Scale for Early Childhood at the infant age of 12 months. Results. No significant difference in aggressiveness between infants in the three maternal smoking groups was found. In addition, the average levels of aggressive behavior of 12-months-old infants whose mothers smoked until they knew they were pregnant did not differ significantly between the high risk group and the low risk group. Conclusion. In this study, no relation between smoking during pregnancy and aggressive behavior of 12-month-old infants is found. Furthermore, the high risk and low risk group were not associated with different levels of aggressiveness of 12- month-olds. Keywords: Smoking, pregnancy, aggression, risk group 1

Inleiding Het Centraal Bureau voor de Statistiek (2012) rapporteerde dat in 2011 22 procent van de Nederlandse vrouwen boven de twaalf jaar rookt. Niet alle vrouwen die roken stoppen als ze zwanger worden. Van alle zwangere vrouwen rookt namelijk minstens zeven procent tijdens hun zwangerschap (van Gelder, Blokstra, & Feenstra, 2008) en in 1996 was dit zelfs 21 procent (Achterberg & Kramers, 2001). Het is van belang dit cijfer nog verder omlaag te brengen omdat roken tijdens de zwangerschap negatieve gevolgen voor het kind met zich meebrengt. Zo blijkt dat roken tijdens de zwangerschap een risicofactor is voor fysieke agressie van jonge kinderen, waar slaan, bijten, schoppen, vechten en pesten onder wordt verstaan (Huijbregts, Sequin, Zoccolillo, Boivin, & Tremblay, 2007). Het is onbekend of roken tijdens de beginfase van de zwangerschap totdat de vrouw wist dat ze zwanger is ook een effect heeft op de agressieontwikkeling van het kind. In huidig onderzoek wordt daarom de relatie tussen roken tijdens de zwangerschap en de ontwikkeling van agressief gedrag bij baby s van 12 maanden oud onderzocht, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen moeders die hebben gerookt tijdens de zwangerschap, moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren en moeders die niet hebben gerookt tijdens de zwangerschap. Daarnaast wordt onderzocht of er een verschil bestaat in agressief gedrag van baby s van 12 maanden oud tussen een hoog risicogroep en laag risicogroep bij moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren. Roken tijdens de zwangerschap Roken tijdens de zwangerschap heeft gevolgen voor het kind. Het veroorzaakt onder andere een verhoogde kans op perinatale sterfte (Achterberg & Kramers, 2001), een laag geboortegewicht (Achterberg & Kramers, 2001), een grotere kans op astma (Hu et al., 1997) en Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) (Weyandt & Swentosky, 2013). Ook kan het hersenbeschadiging bij het kind veroorzaken doordat toxische stoffen in de placenta terecht komen als zwangere vrouwen roken (Wakschlag, Pickett, Cook Jr, Benowitz, & Leventhal, 2002). Uiteindelijk kan dit resulteren in een ontwikkeling van antisociaal gedrag bij kinderen (Oosterlaan & Smidts, 2005). Een voorbeeld van antisociaal gedrag is agressief gedrag, waar tijdens dit onderzoek naar wordt gekeken. Roken tijdens de zwangerschap blijkt ook crimineel gedrag bij mannen (Brennan, Grekin, & Mednick, 1999) en meer externaliserende gedragsproblemen bij zowel jongens als meisjes (Orlebeke, Knol, & 2

Verhulst, 1997) te voorspellen. Gezien deze gevolgen van roken tijdens de zwangerschap is het van belang om zo veel mogelijk kennis over dit onderwerp te verkrijgen. Zeker omdat het roken tijdens de zwangerschap te voorkomen is. Agressie Onder agressief gedrag bij voorschoolse kinderen worden gedragingen zoals slaan, schoppen en bijten verstaan (Alink et al., 2006). Gedurende de kindertijd leren kinderen hoe ze met hun agressie moeten omgaan (Tremblay, 2000), maar er zijn factoren die de natuurlijke regulatie van het leren omgaan met agressie verstoren (Tremblay et al., 2004). Voorbeelden hiervan zijn moeders die tijdens hun schooljaren antisociaal gedrag vertoonden, een vroege geboorte van het kind, ouders met een laag inkomen en moeders die hebben gerookt tijdens de zwangerschap. Als agressie in grote mate aanwezig is, brengt dit sociale, mentale en fysieke problemen met zich mee (Côté et al., 2007). In huidig onderzoek wordt naar agressief gedrag in relatie tot roken tijdens de zwangerschap gekeken. Risicogroepen Zowel de invloeden uit de omgeving als genen zijn bepalend voor de verschillen tussen kinderen (van IJzendoorn & de Frankrijker, 2005). De focus van dit onderzoek ligt op de omgevingsfactor roken tijdens de zwangerschap. Omdat blijkt dat verschillende factoren invloed hebben op de agressieontwikkeling van het kind (Meerschaert et al., 2004; Tremblay et al., 2004) wordt in het huidige onderzoek gekeken of er een verschil bestaat in het ontstaan van agressief gedrag bij baby s tussen een hoog risicogroep (HR) en een laag risicogroep (LR) als de moeder heeft gerookt totdat ze wist dat ze zwanger was. De reden voor deze vergelijking is om te onderzoeken of andere factoren dan roken tijdens de zwangerschap, die verschillend zijn bij de hoge en lage risicogroepen, voor een verschil in agressief gedrag van baby s tussen de hoge en lage risicogroepen kunnen zorgen. Hierbij gaat het om de verschillen in het hebben van werk, financiële situatie, huisvesting, sociaal steunend netwerk, het hebben van een partner, psychische problematiek en middelengebruik. Bekend is dat familiefactoren zoals negativiteit van de moeder gericht op het kind, maternale depressie en negatieve sfeer in de familie een risico zijn voor agressief gedrag van een kind (Park, Essex, Zahn-Waxler, Armstrong, Klein, & Goldsmith, 2005). 3

Onderzoeksvragen en hypothesen Omdat het onbekend is of roken tijdens de beginfase van de zwangerschap een effect heeft op de agressieontwikkeling van het kind, wordt in huidig onderzoek de volgende vraag beantwoord: Wat is de relatie tussen roken tijdens de zwangerschap en de ontwikkeling van agressief gedrag bij baby s van 12 maanden oud? In dit onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen de baby s van moeders die gedurende de gehele zwangerschap hebben gerookt ( wel R ), baby s van moeders die hebben gerookt tot ze wisten dat ze zwanger waren ( begin R ) en baby s van moeders die niet hebben gerookt tijdens de zwangerschap ( niet R ). De onafhankelijke variabele is het roken tijdens de zwangerschap, opgedeeld in de groepen wel R, begin R en niet R. De afhankelijke variabele is de mate van agressief gedrag bij de baby s. Verwacht wordt dat de baby s van moeders die gedurende de gehele zwangerschap hebben gerookt het meeste agressief gedrag zullen vertonen, omdat het blijkt dat roken tijdens de zwangerschap agressief gedrag bij het kind voorspelt (Huijbregts et al., 2007). Ook wordt verwacht dat de baby s van moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren agressief gedrag vertonen, maar in een mindere mate dan de baby s bij moeders die gedurende de gehele zwangerschap hebben gerookt. De reden hiervoor is dat deze baby s enkel in de beginfase van de zwangerschap zijn blootgesteld aan de toxische stoffen. Bij de baby s van moeders die niet hebben gerookt tijdens de zwangerschap wordt verwacht dat zij de minste mate van agressief gedrag zullen vertonen. Om te onderzoeken of er een verschil in agressief gedrag bij baby s van 12 maanden oud tussen de verschillende risicogroepen bestaat, wordt er antwoord gegeven op de tweede vraag: Is er een verschil in de mate van agressief gedrag bij baby s van 12 maanden oud tussen de hoog en laag risicogroep bij moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren? Bij het beantwoorden van deze vraag worden de baby s van moeders uit de HR en LR groep die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren met elkaar vergeleken. De onafhankelijke variabele is de groep, HR of LR groep. De afhankelijke variabele is de mate van agressief gedrag bij de baby s. De verwachting is dat de mate van agressief gedrag bij baby s in de HR groep hoger zal zijn dan bij de baby s in de LR groep. Er wordt verwacht dat in de HR groep meer risicofactoren voor een minder gunstige ontwikkeling aanwezig zullen zijn dan in de LR groep, waardoor de baby s in de HR groep een hogere mate van agressief gedrag zullen vertonen. 4

Methode Participanten Huidig onderzoek is een onderdeel van Een Goed Begin. Een Goed Begin is een onderzoek van de afdeling orthopedagogiek van de Universiteit Leiden waarbij de ontwikkeling van baby s en hun moeders wordt gevolgd tijdens vijf afspraken vanaf de 27 e week van de zwangerschap tot de baby tweeënhalf jaar oud is. Drie van de afspraken vinden bij de moeder thuis plaats en twee afspraken vinden plaats op het babylab van de Universiteit Leiden. Van 65 participanten die de 12-maanden afspraak hebben gehad zijn de data verzameld. Vanwege verhuizing naar het buitenland, onbereikbaarheid, vroeggeboorte van het kind, het niet meer willen meedoen met het onderzoek, verbroken relatie en een vastgestelde stoornis bij de moeder, zijn 9 moeders (5.9%) gestopt met de deelname aan het onderzoek. Uiteindelijk werden er 56 moeders (M = 21.95 jaar, SD = 2.57, range 16-26 jaar) meegenomen in huidig onderzoek. De groep baby s (M = 12.54 maanden, SD = 0.45, range 11.73-13.83 maanden), waarbij de agressie rond de 12 maanden werd gemeten, bestaat uit 26 jongens (M = 12.56 maanden, SD =.49, range 11.92-13.83 maanden) en 30 meisjes (M = 12.52 maanden, SD =.43, range 11.73-13.34 maanden). Alle moeders zijn ingedeeld in een hoge risicogroep (N = 28) of een lage risicogroep (N = 28). Daarnaast zijn de participanten ingedeeld in één van de volgende drie groepen: moeders die hebben gerookt tijdens de zwangerschap (N = 9), moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren (N = 11) en moeders die niet hebben gerookt tijdens de zwangerschap (N = 36). In Tabel 1 staan de achtergrondvariabelen beschreven. De meerderheid van de moeders die meedoen aan het onderzoek komt uit de Randstand van Nederland. 5

Tabel 1 Beschrijvende statistiek achtergrondvariabelen Risicogroep Roken Leeftijd moeder Sekse ratio en leeftijd baby (in maanden) tijdens meetmoment 3 N N M (SD) j N % M m N % M (SD) (SD) HR 1 28 wel R 3 9 20.33(2.29) 2 22.22 12.86 7 77.78 12.63 (1.00) (.50) begin R 4 7 20.71(2.81) 2 28.57 12.75 5 71.43 12.75 (.37) (.35) niet R 5 12 20.92(2.78) 8 66.67 12.54 4 33.33 12.55 (.60) (.65) Gemiddeld aantal sigaretten per dag tijdens zwangerschap per trimester 1 e 13.11 (9.23) 2 e 5.06 (5.11) 3 e 2.94 (2.35) Partner Moeder heeft werk Moeder heeft psychiatrische stoornis Inkomen p/mnd moeder in euro s M (SD) N % N % N % M (SD) Ja 7 77.78 Ja 1 11.11 Ja 6 66.67 Nee 2 22.22 Nee 8 88.89 Nee 3 33.33 1 e 15.71 (10.45) 2 e.43 (1.13) Ja 5 71.43 Nee 2 28.57 Ja 10 83.33 Nee 2 16.67 Ja 4 57.14 Nee 3 42.86 Ja 8 66.67 Nee 4 33.33 Ja 4 57.14 Nee 3 42.86 Ja 10 83.33 Nee 2 16.67 387.78 (453.49) 734.00 (485.15) 697.17 (411.31) Opleidingsniveau moeder Opleiding N % LS 6 3 33.33 LO 7 4 44.44 VO 8 2 22.22 LO 7 4 57.14 VO 8 3 42.86 LS 6 1 8.33 LO 7 5 41.67 VO 8 5 41.67 HO1 9 1 8.33 LR 2 28 begin R 4 4 23.25(2.36) 1 25 12.06 3 75 12.43 (.33) niet R 5 24 23.21(1.87) 13 54.17 12.55 11 45.83 12.36 (.38) (.35) 1 e 10 (12.73) Ja 4 100 Nee 0 0 Ja 23 95.83 Nee 1 4.17 Ja 4 100 Nee 0 0 Ja 17 70.83 Nee 7 29.17 Ja 1 25 Nee 3 75 Ja 5 20.83 Nee 19 79.17 1253.33 (372.20) 1202.54 (694.12) VO 8 2 50 HO1 9 2 50 LO 7 3 12.5 VO 8 12 50 HO1 9 6 25 HO2 10 3 12.5 Missings 3 Totaal 56 26 30 Ja 49 Ja 34 Ja 26 56 Nee 7 Nee 22 Nee 30 Noot. 1 HR: hoog risicogroep, 2 LR: laag risicogroep, 3 wel R : moeders die hebben gerookt tijdens de gehele zwangerschap, 4 begin R : moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren, 5 niet R : moeders die niet hebben gerookt tijdens de zwangerschap, 6 LS: Lagere school (basisschool groep 3 t/m 8 en speciaal onderwijs), 7 LO: Lager beroepsonderwijs of voortgezet onderwijs eerste trap (lbo, mavo, vmbo, mbo niveau 1, minstens 3 jaar havo/vwo (maar geen diploma) of voortgezet speciaal onderwijs), 8 VO: Voortgezet onderwijs tweede trap (gymnasium, havo, vwo of mbo niveau 2 t/m 4), 9 HO1: Hoger onderwijs eerste trap (hbo, propedeuse of kandidaats wetenschappelijk onderwijs), 10 HO2: Hoger onderwijs tweede trap (doctoraal/bachelor/master wetenschappelijk onderwijs, ingenieursopleiding of post-hbo onderwijs 6

Procedure De moeders zijn via verloskundige praktijken, hulpverleningsinstanties, ziekenhuizen, scholen, 9-maandenbeurs van 2012 en 2013 en via studenten, onderzoekers en andere medewerkers van het onderzoek Een Goed Begin geworven voor het onderzoek in de periode van april 2011 tot en met februari 2014. De vijf meetmomenten vinden plaats rond de 27 e week van de zwangerschap, als het kind 6 maanden, 12 maanden, 20 maanden en 2,5 jaar oud is. Aan het begin van het eerste meetmoment tekenden de moeders een informed consent formulier. De Medisch Ethische Toetsingscommissie (METC) heeft het onderzoek Een Goed Begin goedgekeurd. Het eerste meetmoment vond plaats bij de moeder thuis en duurde ongeveer 2,5 uur. Naar dit huisbezoek gingen altijd twee onderzoekers. Het eerste meetmoment bestaat uit een interview over de zwangerschap, een semi-gestructureerd psychiatrisch interview en een aantal vragenlijsten met betrekking tot psychopathologie, sociaal netwerk, executief functioneren en emotieregulatie. Een pakketje met vragenlijsten werd achtergelaten na deze afspraak met de vraag om die binnen twee weken in te vullen en te retourneren. Na het eerste meetmoment werden de deelneemsters ingedeeld in de HR of LR groep. Voor de indeling in de HR groep dient er sprake te zijn van minimaal één van de volgende risicofactoren: werkloosheid, financiële problemen, huisvestingsproblemen, beperkt of instabiel sociaal steunend netwerk, alleenstaand of wisselende partners, psychische problematiek en middelengebruik. Hierbij moet worden opgemerkt dat roken totdat de moeder wist dat ze zwanger was geen factor is voor plaatsing in de HR groep. Ook werden de deelneemsters door middel van de gegevens van middelengebruik ingedeeld in de wel R, begin R of niet R groep. Als de moeder aangaf dat ze nog steeds rookt of dat ze recentelijk is gestopt, werd ze in de wel R groep geplaatst. Bij het aangeven dat ze heeft gerookt totdat ze wist dat ze zwanger was, werd de moeder in begin R groep geplaatst. Als de moeder aangaf niet te hebben gerookt tijdens de zwangerschap, dan werd de moeder in niet R groep geplaatst. Het derde meetmoment vond plaats op het babylab van de Universiteit Leiden en duurde ongeveer 1,5 uur. Het kind was tijdens dit meetmoment rond de 12 maanden oud. Tijdens dit meetmoment werden naast fysiologische metingen ook taakjes bij moeder en kind afgenomen die betrekking hadden op moeder-kind interactie, aandacht en stressregulatie. Na de taakjes werden er enkele vragenlijsten over kind en moeder afgenomen, waaronder de vragenlijsten die het agressief gedrag van de baby meten. Deze lijsten werden in huidig onderzoek gebruikt. 7

Instrumenten Er is gebruikt gemaakt van de vragenlijst De Aanstaande Moeder om het roken tijdens de zwangerschap te meten. De vragenlijsten de Cardiff Infant Contentiousness Scale (CICS) en de Physical Aggression Scale for Early Childhood (PASEC) zijn gebruikt om de agressiviteit van de baby s van 12 maanden oud te meten. De vragenlijst De Aanstaande Moeder is een Nederlandse vertaling van een gedeelte van de Becoming a mother vragenlijst en een deels zelf samengestelde vragenlijst. De vragenlijst geeft een beeld van de leefomgeving van het toekomstige kind. De vragen die gesteld worden hebben betrekking op de aanstaande moeder, onder andere op de gezondheid, de woonsituatie, het werk of de opleiding, de financiële situatie, het slaappatroon en de levensstijl van de aanstaande moeder. Bij de vragen van de vragenlijst De Aanstaande Moeder over de levensstijl wordt gevraagd naar het alcoholgebruik, het roken, het drugsgebruik en contact met justitie van de aanstaande moeder. De vragen over alcohol, rook en drugs gebruik zijn gebaseerd op the Cardiff Child Development Study, de Generation R studie (Jaddoe et al., 2006; Jaddoe et al., 2008; El Marroun et al., 2009) en de TRAILS vragenlijst (Huizink, Ferdinand, Ormel, & Verhulst, 2006). Het roken wordt, net zoals het overige middelengebruik, specifieker uitgevraagd door te vragen naar huidig gebruik tijdens de zwangerschap en het gebruik voor de zwangerschap. Ook wordt gevraagd naar het aantal sigaretten dat de aanstaande moeder gemiddeld per dag rookt of heeft gerookt. In huidig onderzoek werd alleen bepaalde informatie over het roken meegenomen, namelijk of de aanstaande moeder tijdens de zwangerschap heeft gerookt. Hierbij zijn vier opties waaruit de participant kon kiezen: 0 = Nee, 1 = Ja, tot ik wist dat ik zwanger was, 2 = Ja, ik rook nog steeds en 3 = Ja, maar recentelijk gestopt. Ook is het gemiddelde aantal sigaretten per trimester dat de moeder per dag heeft gerookt meegenomen. Het invullen van de gehele vragenlijst duurde ongeveer dertig minuten. De vragenlijst CICS (Hay et al., 2010) geeft een beeld van een aantal gedragingen en handelingen die het kind laat zien. Hierbij gaat het om fysiek geweld naar andere mensen toe, zoals het item Slaat u of andere personen, en bepaalde handelingen die het kind kan, zoals het item Kan zelf met een lepel eten. De moeder kan bij de 25 items aangeven of het gedrag of de handeling Nog niet (0), Soms (1) of Vaak (2) van toepassing is op haar kind. Het invullen van de vragenlijst deed moeder zelfstandig. De somscore werd berekend door alleen de schaalscores van de zes items die fysiek geweld meten bij elkaar op te tellen. Hoe hoger de 8

somscore is, hoe meer fysiek geweld het kind laat zien. De betrouwbaarheidscoëfficiënt van de CICS in huidig onderzoek is.50. Bij de vragenlijst PASEC (Alink et al., 2006) wordt informatie verkregen over de fysieke agressie van het kind van de afgelopen twee maanden. De moeder kon bij de elf items aangeven of dit gedrag van toepassing is op haar kind. De schaal die hiervoor werd gebruikt is 0 = helemaal niet van toepassing (voor zover u weet), 1 = een beetje of soms van toepassing of 2 = duidelijk of vaak van toepassing is. Enkele voorbeelditems zijn Vernielt eigen spullen, Slaat anderen, Bijt anderen en Schopt anderen. Ook deze vragenlijst vulde de moeder zelfstandig in. De somscore werd berekend door de schaalscore van alle items bij elkaar op te tellen. Hoe hoger de somscore, hoe meer fysieke agressie het kind laat zien. De betrouwbaarheidscoëfficiënt van de PASEC in huidig onderzoek is.81. Het invullen van de PASEC en CICS duurde samen ongeveer vijf minuten. Data-analyse De eerste vraag luidt: Wat is de relatie tussen roken tijdens de zwangerschap en de ontwikkeling van agressief gedrag bij baby s van 12 maanden oud?. Om te onderzoeken wat de mate van agressief gedrag is bij baby s van moeders die hebben gerookt tijdens de zwangerschap, van moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren en van moeders die niet hebben gerookt tijdens de zwangerschap, wordt een eenweg-analysis of Variance (ANOVA) uitgevoerd over de somscores van de CICS en over de somscores van de PASEC met de drie groepen, wel R, begin R en niet R, als onafhankelijke variabele. De analyses worden gedaan met het programma IBM SPSS Statistics 21 (2012). Bij de tweede vraag Is er een verschil in de mate van agressief gedrag bij baby s van 12 maanden oud tussen de hoog en laag risicogroep bij moeder die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren? wordt een t-test uitgevoerd om het verschil in agressief gedrag van de baby s te onderzoeken tussen de HR en de LR groep. Hierbij worden alle baby s van moeders die hebben gerookt tot ze wisten dat ze zwanger waren meegenomen. 9

Resultaten Data-inspectie De oorspronkelijke dataset van huidig onderzoek bestond uit 65 aanstaande moeders. Door drop-out zijn de data van uiteindelijk 56 aanstaande moeders meegenomen. Twee missende waarden in de somscore van de CICS en de PASEC, die werden veroorzaakt door één ontbrekend item van de CICS en de PASEC, zijn geïmputeerd door de gemiddelde score van de steekproef van het betreffende item. In deze univariate data-inspectie is de variabele Agressie bij baby s van 12 maanden normaal verdeeld bij het instrument de CICS (ZSkewness =.30, ZKurtosis = -.37). Er wordt niet voldaan aan normaliteit bij de scores van het instrument de PASEC (ZSkewness = 10.11, ZKurtosis = 22.75), waarbij de scheefheid naar rechts ligt. Logaritmische transformaties zijn uitgevoerd en uitbijters zijn weggehaald, maar dit leverde geen voldoende verbeterde verdeling van de data op. Er wordt daarom gebruik gemaakt van de oorspronkelijke data van de PASEC. Een weergave van de verdeling van de variabele Agressie is te zien in Tabel 2. Tabel 2 Beschrijvende gegevens van de verdeling van de variabele Agressie N Min Max M SD ZSkewness ZKurtosis CICS 1 Hele steekproef 56 2 10 5.56 1.82.30 -.37 wel R 3 9 3 8 6.13 1.70-1.15 -.02 begin R 4 11 2 8 4.91 1.87 -.27 -.23 niet R 5 36 2 10 5.61 1.83.96 -.00 HR 6 28 3 9 5.97 1.63 -.76 -.53 LR 7 28 2 10 5.14 1.94 1.30.69 PASEC 2 Hele steekproef 56 0 20 3.28 3.16 10.11 22.75 wel R 3 9 1 7 3.44 2.13.49 -.86 begin R 4 11 0 9 3.26 2.37 2.01 2.35 niet R 5 36 0 20 3.25 3.61 8.47 17.81 HR 6 28 0 12 3.67 2.64 3.16 3.00 LR 7 28 0 20 2.89 3.61 9.49 23.24 Noot. 1 CICS: Cardiff Infant Contentiousness Scale, 2 PASEC: Physical Aggression Scale for Early Childhood, 3 wel R : moeders die hebben gerookt tijdens de gehele zwangerschap, 4 begin R : moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren, 5 niet R : moeders die niet hebben gerookt tijdens de zwangerschap, 6 HR: hoog risicogroep, 7 LR: laag risicogroep 10

Samenhang tussen CICS en PASEC Om te onderzoeken of er tussen de CICS en de PASEC een samenhang bestaat, werd er een non-parametrische correlatie analyse uitgevoerd op de somscores van de CICS en de PASEC. De Spearman s rho correlatiecoëfficiënt gaf aan dat er sprake is van een matige samenhang (rs =.36, p =.01) (Field, 2013). De instrumenten werden vanwege deze matige samenhang bij de analyses apart van elkaar bekeken. Verschil Agressie drie rokersgroepen CICS Een eenweg-anova over de somscores van de CICS bij de baby s uit de wel R, begin R en niet R groep is uitgevoerd om te onderzoeken of er een verschil bestaat tussen de drie rokersgroepen in de mate van agressief gedrag bij baby s van 12 maanden oud. Er bleek geen significant verschil te bestaan tussen de groepen wel R, begin R en niet R op de gemiddelde mate van agressief gedrag [F(2,53) = 1.16, p =.32]. Dit betekent dat de mate van agressief gedrag, gemeten met de CICS, bij baby s van 12 maanden oud niet significant verschilt tussen de groepen wel R, begin R en niet R. PASEC Ook werd door middel van een eenweg-avova over de somscores van de PASEC de hypothese dat de baby s van de moeders in de wel R groep een hogere mate van agressief gedrag vertonen dan de baby s van de moeders in de begin R groep, en dat de baby s van de moeders in de begin R groep een hogere mate van agressief gedrag vertonen dan de baby s van de moeders in de niet R groep, onderzocht. De analyse liet een niet significant verschil zien tussen de drie groepen [F(2,53) =.01, p =.99]. Dit betekent dat ook bij de PASEC de mate van agressief gedrag bij baby s van 12 maanden oud niet significant verschilt tussen de groepen wel R, begin R en niet R. 11

Verschil Agressie tussen HR en LR groep CICS Een t-toets voor twee onafhankelijke steekproeven werd uitgevoerd om het verschil in mate van agressief gedrag, gemeten met de CICS, bij baby s van 12 maanden oud tussen de HR en LR groep te onderzoeken bij de moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren. Er werd geen significant verschil gevonden in agressief gedrag van baby s van 12 maanden oud tussen de HR groep (M = 5.86, SD = 1.35) en de LR groep (M = 3.25, SD = 1.50); t(9) = -2.97, p =.16. Dit resultaat laat zien dat het agressief gedrag van baby s van 12 maanden oud, gemeten met de CICS, gemiddeld niet verschilt tussen de hoog en laag risicogroep bij moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren. PASEC Hetzelfde verschil is onderzocht met het agressief gedrag bij baby s van 12 maanden oud dat gemeten is met de PASEC. Er is geen significant verschil gevonden in agressief gedrag van baby s van 12 maanden oud gemeten met de PASEC tussen de HR groep (M = 3.69, SD = 2.82) en de LR groep (M = 2.50, SD =.65); t(9) = -.79, p =.45. Dit betekent dat het agressief gedrag van baby s van 12 maanden oud, gemeten met de PASEC, gemiddeld niet verschilt van de hoog en laag risicogroep bij moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren. Discussie In dit onderzoek werd onderzocht of er een verschil bestaat tussen de mate van agressief gedrag bij baby s van 12 maanden oud van moeders die gedurende de gehele zwangerschap hebben gerookt, moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren en moeders die niet hebben gerookt tijdens de zwangerschap. Het resultaat van huidig onderzoek is dat er geen significant verschil in agressief gedrag bij baby s van 12 maanden oud tussen de drie rokersgroepen bestaat. Dit is in tegenstelling tot de verwachting dat de baby s van moeders die gedurende de gehele zwangerschap hebben gerookt het meeste agressief gedrag vertonen en dat de baby s van de moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren een mindere mate van agressief gedrag vertonen. Ook werd verwacht dat de baby s van moeders die niet hebben gerookt tijdens de zwangerschap de minste mate van agressief 12

gedrag vertonen, maar dit bleek niet uit huidig onderzoek. Daarnaast werd onderzocht of er een verschil in de mate van agressief gedrag bij baby s van 12 maanden oud tussen de hoog en laag risicogroep bestaat bij moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren. Ook bij de tweede vraag bleek in tegenstelling tot de verwachting dat de mate van agressief gedrag bij baby s in de HR groep hoger zou zijn dan bij de baby s in de LR groep, er geen significant verschil te zijn in de mate van agressief gedrag bij baby s van 12 maanden oud tussen de HR groep en de LR groep. Verschil Agressie drie rokersgroepen In huidig onderzoek is er geen relatie gevonden tussen het roken tijdens de zwangerschap en het ontstaan van agressief gedrag bij baby s van 12 maanden oud. Echter, eerder onderzoek heeft aangetoond dat roken tijdens de zwangerschap een risicofactor is voor agressief gedrag van het kind (Huijbregts et al., 2007; Tremblay et al., 2004). Een verklaring voor het feit dat er geen relatie werd gevonden kan liggen aan het feit dat er geen rekening is gehouden met de verhouding tussen jongens en meisjes in de drie rokersgroepen. Aangezien studies aantonen dat roken tijdens de zwangerschap een risicofactor is voor agressief gedrag van het kind (Huijbregts et al., 2007; Tremblay et al., 2004), werd verwacht dat de baby s in de niet R groep de minste mate van agressie vertonen. Omdat er meer jongens in de niet R groep dan in de wel R en begin R groepen aanwezig zijn en jongens doorgaans meer fysieke agressie dan meisjes laten zien (Cairns, Cairns, Neckerman, Ferguson, Gariépy, 1989), kan deze scheve verdeling van sekse de mate van agressief gedrag van de baby s in de niet R groep minder zichtbaar hebben gemaakt. Naar aanleiding van deze verklaring, is in huidig onderzoek het agressief gedrag van de jongens en meisjes apart onderzocht bij de twee vragenlijsten. Er bleek bij de meisjes een significant verschil in agressief gedrag, gemeten met de PASEC, te zijn tussen de drie rokersgroepen. Omdat dit verschil enkel bij de meisjes met het instrument de PASEC is gevonden, moet dit verschil nader onderzocht worden met herhaalde metingen en met een grotere steekproef, waarbij gecontroleerd is op de verdeling van jongens en meisjes. De zeer kleine steekproefgroottes van de groepen in huidig onderzoek kunnen het resultaat dat er geen verschil in agressief gedrag bij baby s tussen de drie rokersgroepen is gevonden verklaren. Bovendien kan een grotere steekproef een meer representatief beeld geven (Bryman, 2012) van alle moeders die hebben gerookt tijdens de zwangerschap, moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren en moeder die niet hebben 13

gerookt tijdens de zwangerschap. In dit onderzoek moet dus voorzichtig worden omgegaan met uitspraken over representativiteit vanwege de kleine steekproef. Voor vervolgonderzoek is het gewenst om steekproefgroottes van minimaal dertig participanten per groep te hanteren (Field, 2013). Een andere verklaring voor het resultaat dat tegenstrijdig is met de literatuur is dat verschil in agressief gedrag tussen baby s van 12 maanden oud minder zichtbaar kan zijn dan tussen oudere kinderen. In de peuterfase vindt er een piek in agressief gedrag plaats (Bakel & de Groot, 2012), die ervoor kan zorgen dat een verschil in agressief gedrag bij peuters beter zichtbaar wordt dan bij baby s van 12 maanden oud. Bovendien vertonen kinderen met agressief gedrag dit niet altijd al in de babytijd, maar dit kan ook op latere leeftijd zichtbaar worden (Loeber & Stouthamer-Loeber, 1998). Huidig onderzoek sluit hierbij aan omdat er geen verschil in agressief gedrag bij zeer jonge kinderen is gevonden tussen de drie rokersgroepen. Het kan zijn dat als de baby s ouder zijn, er mogelijk wel een verschil in agressief gedrag wordt gevonden tussen de rokersgroepen zoals de literatuur uitwijst. Om het ontstaan van agressief gedrag tijdens de kinderjaren te onderzoeken, zal in vervolgonderzoek gebruik moeten worden gemaakt van een longitudinaal onderzoek. Omdat de hoeveelheid sigaretten per dag tijdens de zwangerschap gerelateerd is aan het gedrag van het kind (Brennan, Grekin, & Mednick, 1999), is het van belang om naar de gradatie van roken tijdens de zwangerschap te kijken. De moeders die tijdens de gehele zwangerschap hebben gerookt en de moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren, hebben in het eerste trimester ruim twee keer zo veel sigaretten per dag gerookt dan in het tweede en derde trimester. Door de kleine hoeveelheid sigaretten per dag tijdens het tweede en derde trimester van de zwangerschap kan de relatie met agressief gedrag bij de baby s kleiner zijn geworden en tot geen verschil met de moeders in de begin R en niet R groep hebben geleid. Echter, moeders die in het eerste trimester hebben gerookt hebben een relatief grote hoeveelheid sigaretten per dag gerookt ten opzichte van het tweede en derde trimester. Verwacht werd dat de baby s van moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren een hogere mate van agressief gedrag vertonen dan baby s van moeder die niet hebben gerookt tijdens de zwangerschap. Door verschil in de verdeling tussen jongens en meisjes en door de jonge leeftijd van de kinderen zou het resultaat vertekend kunnen zijn. Vervolgonderzoek waarbij gebruik is gemaakt van een gelijke verdeling tussen jongens en meisjes, een longitudinale opzet, een grotere steekproef en waarbij de gradatie van roken tijdens de zwangerschap is meegenomen zou moeten worden uitgevoerd om de relatie 14

tussen de aantal sigaretten per dag tijdens de zwangerschap en agressief gedrag bij baby s nader te onderzoeken. Verschil Agressie tussen HR en LR groep Uit huidig onderzoek is gebleken dat de mate van agressief gedrag bij baby s van moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren, in de HR groep even groot is als bij baby s in de LR groep. Het verschil tussen de HR en de LR groep is de aan- of afwezigheid van risicofactoren die voor de indeling in de HR en LR groep zorgen. Het kan zijn dat alle aanwezige risicofactoren in de HR groep bij elkaar niet bepalend zijn voor meer agressief gedrag bij baby s dan bij baby s in de LR groep. De risicofactoren die verschillen tussen de HR en de LR groep, zouden elk nader onderzocht moeten worden om te onderzoeken of deze risicofactoren apart van elkaar wel met een hogere mate van agressief gedrag bij baby s samenhangen. Als dit onderzocht is, kan er een goede conclusie worden getrokken over het verschil tussen de HR en de LR groep. Hierbij gaat het er om of andere risicofactoren dan roken tijdens de zwangerschap voor een verschil in agressief gedrag bij baby s tussen de HR en de LR groep kunnen zorgen. Vanwege aanwezigheid van bepaalde agressie gerelateerde risicofactoren bij de moeders in de HR groep, zoals psychische problematiek (Singh, Wahler, Adkins, & Myers, 2003), zouden de moeder in vervolgonderzoek moeten worden gecontroleerd op deze agressie relateerde risicofactoren. Kinderen imiteren namelijk agressieve gedragingen die ze waarnemen van anderen (Bandura, Ross, & Ross, 1961), zoals agressieve gedragingen van ouders. Dit kan de mate van agressief gedrag van het kind beïnvloeden. Als ook uit vervolgonderzoek, waarbij gecontroleerd is op agressie gerelateerde risicofactoren, blijkt dat het agressief gedrag bij baby s tussen de risicogroepen niet verschilt, kan met meer zekerheid worden vastgesteld dat roken in de beginfase van de zwangerschap evenveel agressief gedrag voorspelt. Daarnaast is het van belang om het agressief gedrag van ouders mee te nemen in vervolgonderzoek, omdat agressiviteit genetisch kan worden doorgegeven op de volgende generatie (Gjone & Stevenson, 1997). De mate van agressief gedrag bij baby s kan bij meer agressieve ouders daardoor hoger uitvallen. Ook bij de tweede onderzoeksvraag is gebruik gemaakt van een zeer kleine steekproef (N = 11), die het generaliseren naar de populatie beperkt. Ook bij deze onderzoeksvraag is een steekproefgrootte van minimaal dertig participanten per groep gewenst (Field, 2013). Uit 15

vervolgonderzoek met een grotere steekproef zal moeten blijken of er inderdaad geen verschil tussen de HR en LR groep in de mate van agressief gedrag bij baby s van moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren bestaat. Sterktes en zwaktes van huidig onderzoek Opvallend is dat er bij de vragenlijsten die gebruikt zijn voor het meten van agressieve gedragingen bij de baby s, de CICS en PASEC, sprake is van een matige samenhang (rs =.36), terwijl deze hetzelfde pretenderen te meten. Mogelijk kan dit verklaard worden door de opbouw van de vragenlijsten. In de CICS zitten 6 items die agressie meten en 19 fake -items die geen agressie meten. De fake -items, die niet worden meegenomen met de totaalscore, gaan over bepaalde handelingen die het kind op de leeftijd van 12 maanden kan, zoals Kan zelf met een lepel eten en Heeft twee stapjes gezet. De vragenlijst de PASEC is opgebouwd met items die alleen over agressieve gedragingen bij het kind gaan. De verdeling van deze vragenlijst is schreef verdeeld naar rechts. Het kan zijn dat de moeder sneller geneigd is om bij de PASEC, waarbij enkel naar agressieve gedragingen wordt gevraagd, ontkennend te antwoorden omdat dit gewenst gedrag van het kind betreft. Dit kan mogelijk een antwoordtendens naar de lagere scores veroorzaken, waardoor de twee vragenlijsten een matige samenhang hebben. De matige samenhang tussen de vragenlijsten kan mogelijk ook worden verklaard door de beperkte interne consistentie van de vragenlijst CICS (α =.50). Dit duidt erop dat de verschillende items niet hetzelfde kenmerk lijken te meten. De items betreffen verschillende gebieden van agressie, zoals trekken aan haren (item: Trekt aan uw haar ) en het hebben van woedeaanvallen of driftbuien (item: Heeft woedeaanvallen/driftbuien ). Kinderen kunnen de ene vorm van agressief gedrag laten zien, maar het andere niet. De gemiddelde scores van de items Trekt aan uw haar (M = 1.45), Wil een speeltje niet loslaten als het wordt weggehaald (M = 1.16) en Heeft boze buien (M = 1.09) zijn hoger dan de gemiddelden M =.70, M = 0.63 en M =.54 van de andere items (respectievelijk de items Heeft woedeaanvallen/driftbuien, Slaat u of andere personen en Bijt u of andere personen ). Dit geeft aan dat de gedragingen aan haren trekken van de moeder, een speeltje niet willen loslaten als het wordt weggehaald en boze buien hebben vaker voorkomende gedragingen zijn bij kinderen dan Heeft woedeaanvallen/driftbuien, Slaat u of andere personen en Bijt u of andere personen. Dit verschil in voorkomen verklaart de beperkte interne consistentie. De PASEC heeft echter een hoge interne consistentie (α =.81). Er zijn geen verschillende 16

uitkomsten gevonden bij het beantwoorden van de twee onderzoeksvragen, voor zowel bij de CICS als de PASEC. Bovendien zit in huidig onderzoek ruis vanwege overlapping van bepaalde groepen. De participanten in de begin R groep en in de niet R groep kunnen zowel in de HR als in de LR groep zitten. Moeders die hebben gerookt tijdens de gehele zwangerschap worden echter alleen in de HR groep geplaatst. Dit betekent dat tussen de drie rokersgroepen verschillen bestaan in aanwezige HR en LR groep moeders. In de wel R groep komen dus enkel moeders voor die risicofactoren met zich meebrengen en dit kan, vanwege aanwezigheid van agressie gerelateerde risicofactoren, het agressief gedrag bij baby s beïnvloeden. De gekozen indeling zorgt er echter wel voor dat alle participanten worden meegenomen met de vergelijking en dat de groepen dus zo groot mogelijk zijn. Conclusie In dit onderzoek is er geen verschil gevonden in agressief gedrag tussen baby s van 12 maanden oud waarvan de moeders hebben gerookt tijdens de zwangerschap, moeders hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren en moeder die niet hebben gerookt tijdens de zwangerschap. Daarnaast bestaat er geen verschil in agressief gedrag tussen de hoog en laag risicogroep bij baby s van 12 maanden oud van moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren. Mogelijke verklaringen voor het resultaat tussen de drie rokersgroepen zijn het verschil in sekse ratio en dat verschil in agressie tussen kinderen mogelijk op oudere leeftijd beter zichtbaar wordt. Bovendien is de steekproef erg klein en kan de lage gradatie van het aantal sigaretten per dag tijdens het tweede en derde semester zorgen voor geen resultaten. Voor vervolgonderzoek is het van belang om een longitudinaal onderzoek uit te voeren. Ook zou er tussen de groepen gecontroleerd moeten worden op sekse ratio, agressie gerelateerde risicofactoren en de mate van agressief gedrag van ouders. Om een goede conclusie te trekken uit huidig onderzoek, is het aanbevolen om in vervolgonderzoek gebruik te maken van een grotere steekproef van minimaal dertig participanten per groep. Huidig onderzoek is dus een goed startpunt voor verder onderzoek naar de relatie tussen roken tijdens de zwangerschap en het agressief gedrag van het kind. 17

Literatuur Achterberg, P. W., & Kramers, P. G. N. (2001). Een gezonde start? Sterfte rond de geboorte in Nederland: trends en oorzaken vanuit internationaal perspectief (Rapport 271558 003). Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu website: http://rivm.openrepository.com/rivm/bitstream/10029/9435/1/271558003.pdf?origin=p ublication_detail Alink, L. R., Mesman, J., Van Zeijl, J., Stolk, M. N., Juffer, F., Koot, H. M.,... Van IJzendoorn, M. H. (2006). The early childhood aggression curve: Development of physical aggression in 10 to 50 month old children. Child development, 77(4), 954-966. Bakel, H., de Groot, R., & van der Ploeg, J. (2012). Van klein tot groot. De ontwikkeling van het jonge kind. Verkregen van: http://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=yyuc2r4mjgc&oi=fnd&pg=pa69&dq=bakel,+h.,+de+groot,+r.,+%26+van+der+ploeg,+j.+(20 12).+Van+klein+tot+groot.+De+ontwikkeling+van++het+jonge+kind&ots=Vsptc2qkX&sig=3hB_vAyEeqitOkWqwmLtclKYVqU#v=onepage&q=peuter&f=false Bandura, A., Ross, D., & Ross, S. A. (1961). Transmission of aggression through the imitation of aggressive models. Journal of Abnormal and Social Psychology, 63(3), 575-582. Brennan, P. A., Grekin, E. R., & Mednick, S. A. (1999). Maternal smoking during pregnancy and adult male criminal outcomes. Archives of general psychiatry, 56(3), 215-219. Bryman, A. (2012). Social research methods. New York, NY: Oxford University Press Cairns, R. B., Cairns, B., D., Neckerman, H. J., Ferguson, L. L., & Gariépy, J. L. (1989). Growth and aggression: I. Childhood to early adolescence. Developmental Psychology, 25(2), 320-330. Côté, S. M., Boivin, M., Nagin, D. S., Japel, C., Xu, Q., Zoccolillo, M., Junger, M., & Tremblay, R. E. (2007). The role of maternal education and nonmaternal care services in the prevention of children's physical aggression problems. Archives of general psychiatry, 64(11), 1305-1312. El Marroun, H. E., Tiemeier, H., Steegers, E. A. P., Jaddoe, V. W. V., Hofman, A., Verhulst, F. C., Huizink, A. C. (2009). Intrauterine cannabis exposure affects fetal growth trajectories: The Generation R Study. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 48(12), 1173-1181. 18

Field, A. (2013). Discovering statistics using IBM SPSS Statistics. London, England: Sage Publications Ltd. Gjone, H., & Stevenson, J. (1997). A longitudinal twin study of temperament and behavior problems: Common genetic or environmental influences? Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 36(10), 1448-1456. Hay, D. F., Waters, C. S., Perra, O., Swift, N., Kairis, V., Phillips, R., Van Goozen, S. (2014). Precursors to aggression are evident by 6 months of age. Development Science, 17(3), 471-480. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (2012). Gezondheid en zorg in cijfer 2012. Verkregen van: http://www.cbs.nl/nr/rdonlyres/b438b6ac-bab5-4f71-a7f3-26eb01fe66ef/0/2012c156puberr.pdf Hu, F. B., Persky, V., Flay, B. R., Zelli, A., Cooksey, J., & Richardson, J. (1997). Prevalence of asthma and wheezing in public schoolchildren: association with maternal smoking during pregnancy. Annals of Allergy, Asthma & Immunology, 79(1), 80-84. Huijbregts, S. C. J., Seguin, J. R., Zoccolillo, M., Boivin, M., & Tremblay, R. E. (2007). Associations of maternal prenatal smoking with early childhood physical aggression, hyperactivity-impulsivity, and their co-occurrence. Journal of Abnormal Child Psychology, 35(2), 203-215. doi:10.1007/s10802-006-9073-4 Huizink, A. C., Ferdinand, R. F., Ormel, J., Verhulst, F. C. (2006). Hypothalamic-pituitaryadrenal axis activity and early onset of cannabis use. Addiction, 101, 1581-1588. IBM Corp. Released 2012. IBM SPSS Statistics for Windows, Version 21.0. Armonk, NY: IBM Corp. Jaddoe, V. W. V., van Duijn, C. M., van der Heijden, A. J., Mackenbach, J. P, Moll, H. A., Steegers, E. A. P., Hofman, A. (2008). The Generation R Study: design and cohort update until the age of 4 years. European Journal of Epidemiology, 23(12), 801-811. Jaddoe, V. W. V., Mackenbach, J. P., Moll, H. A., Steegers, E. A. P., Tiemeier, H., Verhulst, F. C., Hofman, A. (2006). The Generation R Study: design and cohort profile. European Journal of Epidemiology, 21(6), 475-484. Loeber, R., & Stouthamer-Loeber, M. (1998). Development of juvenile aggression and violence: Some common misconceptions and controversies. American Psychologist, 53(2), 242-259. Meerschaert, T., Boone, A., Bosmans, G., Braet, C., Debbaut, Y., Merlevede, E., van Leeuwen, K. (2004). Preventieve aanpak van gedragsproblemen bij kinderen: een 19

uitdaging voor kind en gezin. Tijdschrift voor Orthopedagogie, Kinderpsychologie en Kinderpsychiatrie, 29, 74-87. Oosterlaan, J., & Smidts, D. (2005). Smoking and other pre-and perinatal risk factors of antisocial behavior in preschoolers. Tijdschrift voor Criminologie, 47, 159-166. Orlebeke, J. F., Knol, D. L., & Verhulst, F. C. (1997). Increase in child behavior problems resulting from maternal smoking during pregnancy. Archives of Environmental Health: An International Journal, 52(4), 317-321. Park, J. H., Essex, M. J., Zahn-Waxler, C., Armstrong, J. M., Klein, M. H., & Goldsmith, H. H. (2005). Relational and overt aggression in middle childhood: Early child and family risk factors. Early Education & Development, 16(2), 233-258. Singh, N. N., Wahler, R. G., Adkins, A. D., & Myers, R. E. (2003). Soles of the feet: a mindfulness-based self-control intervention for aggression by an individual with mild mental retardation and mental illness. Research in Developmental Disabilities, 24(3), 158-169. Smit, M. (1993). Sociale netwerken en sociale steun bij jongeren: een taxatieprocedure voor de jeugdhulpverlening. Kind en Adolescent, 14(2), 74-79. doi:10.1007/bf03060503 Tremblay, R. E. (2000). The development of aggressive behaviour during childhood: What have we learned in the past century?. International Journal of Behavioral Development, 24(2), 129-141. Tremblay, R. E., Nagin, D. S., Séguin, J. R., Zoccolillo, M., Zelazo, P. D., Boivin, M.,... Japel, C. (2004). Physical aggression during early childhood: Trajectories and predictors. Pediatrics, 114(1), e43-e50. van Gelder, B., Blokstra, A., & Feenstra, T. L. (2008). Environmental tobacco smoke in the Netherlands. First estimates of exposure, review of main health effects and overview of available interventions. RIVM rapport 260601005. van IJzendoorn, M. H., & de Frankrijker, H. (2005). Pedagogiek in beeld. Een inleiding in de pedagogische studie van opvoeding, onderwijs en hulpverlening. Houten, Nederland: Bohn Stafleu Van Loghum. Wakschlag, L. S., Pickett, K. E., Cook Jr, E., Benowitz, N. L., & Leventhal, B. L. (2002). Maternal smoking during pregnancy and severe antisocial behavior in offspring: a review. American Journal of Public Health, 92(6), 966-974. Weyandt & Swentosky, (2013). Attention deficit hyperactivity disorder. In Noggle, C. A., & Dean, R. S. (Eds.), The neuropsychology of psychopathology (pp. 59-74). NY: Springer 20