Exam s digitale testen voor dyscalculie.



Vergelijkbare documenten
LESSTOF. Rekenen op maat 1

Dyscalculie: Stagnaties in het leren rekenen. E. Harskamp. Terug naar eerste pagina. Pedagogiek in Beeld Hoofdstuk 22

Rekenen op maat 3 is bedoeld voor groep 3 van het basisonderwijs en vergelijkbaar niveau van het speciaal basisonderwijs.

LESSTOF. Rekenen op maat 1

LESSTOF. Rekenen op maat 1

Lienke de Kroon Testadvies. - Afnameduur: minuten (individueel) - 12 subtests verschillende deelvaardigheden van rekenen

De Nederlandse Dyscalculie Screener in het mbo

Oefenopgaven capaciteitentest

Hardware-eisen MS-DOS 4.0, VGA-kaart, kleurenscherm, muis (actief in DOS), 2 Mb vrije schijfruimte

Checklist Rekenen Groep Tellen tot Getallen splitsen. Hoe kun je zelf het tellen controleren?

Testboekje voor groep 4

LESSTOF. Rekenen op maat 2

Dyscalculie gediagnostiseerd. En dan? MBO conferentie Dyscalculie

RID, daar kom je verder mee. Jelle wil net als zijn vriendjes naar de havo. Dyscalculie houdt hem niet tegen. Dyscalculiebehandeling

REKENEN OP MAAT GROEP 4

Hardware-eisen MS-DOS vanaf versie 4.0, VGA-kleurenscherm, muis (actief in DOS), minimaal 286-computer met 2 Mb ruimte op de vaste schijf

Toelichting bij het rapport van groep 3 t/m 8

NAAM: Dag jongens en meisjes,

Links between executive functions and early literacy and numeracy.

Automatiseren in de rekenles: Wat je moet weten

Voorbereidend Cijferend rekenen Informatie voor ouders van leerlingen in groep 3 t/m 8

Gebruiksvriendelijkheid: Gebruiksaanwijzing:

Andere psychometrische kenmerken. diagnostisch materiaal

Tips voor het diagnostische gesprek. Marisca Milikowski Rob Milikowski

Vertrouwelijk Individueel Rapport

Rekenen op maat 4. Doelgroepen Rekenen op maat 4. Omschrijving Rekenen op maat 4

LESSTOF. Rekenen op maat

2. Optellen en aftrekken van gelijknamige breuken

Diagnostisch rekenonderzoek

Paul van der Voorbeeld

Rekenverbeterplan Basisschool Crescendo: algemeen

Getallen 1 is een computerprogramma voor het aanleren van de basis rekenvaardigheden (getalbegrip).

Beste ouder(s)/verzorger(s),

Stap 6 Klik op nieuw dossier. Stap 7 Het volgende scherm verschijnt. Er zijn drie soorten dossiers waar je voor kunt kiezen.

Over dyscalculie en rekenproblemen

Cito-toetsen ( )

CIJFEREN: DE TRAPVERMENIGVULDIGING

Kan niet bestaat niet. Workshop Slotdag Project Van Hinderpaal naar Mijlpaal Stichting Perspectief 31 mei 2014

Rekenen op maat 5. Doelgroepen Rekenen op maat 5. Omschrijving Rekenen op maat 5

Spellen Rekentuin Optellen Aftrekken Vermenigvuldigen

Checklist Gesprek voeren 2F - handleiding

Handleiding aanpassen Cito-excelbestanden

Om de kwaliteit van ons onderwijs te bewaken en de vorderingen van uw kind te volgen, nemen wij in iedere groep niet-methode gebonden toetsen af.

Snelstartgids voor de Oefen- en Toetssoftware

Verbeter het automatiseren van rekenen met 10 minuten per dag

LESSTOF. Rekenen op maat 3

Zwakke rekenaars sterk maken

ALGEMEEN. Leermiddel bij het splitsboxje. Splitsboxje GROEP 3 4

Alle maaltafels komen aan bod. Arithmos tafels 2 oefent meer op de maaltafels. Arithmos tafels 3 is dus een stapje moeilijker dan Arithmos tafels 2.

Rekenzeker. Weet binnen een context wat bedoeld wordt met bij elkaar doen, erbij doen, eraf halen en dit vertalen naar een handeling

Getallen 1 is een programma voor het aanleren van de basis rekenvaardigheden (getalbegrip).

Natuurlijk rekenen. Een methode speciaal geschreven voor het binnenland van Suriname.

Protocol dyscalculie januari 2016 DYSCALCULIE PROTOCOL

mei 2009 Auteurs: P.C.M.M. Hosli B.D. De Wilde A.M.P. van de Luitgaarden Rekenvaardigheden: Inleiding bladzijde 1

LESSTOF. Rekenen op maat 4

Afspraken hoofdrekenen eerste tot zesde leerjaar

Tussendoelen domein GETALLEN, subdomein Getalbegrip

Tafels bloemlezing. Inhoud 1

AANMELDINGSFORMULIER OUDERS VOOR ONDERZOEK VAN DYSCALCULIE

DIDACTISCH GROEPSPLAN

Bijsluiter bij het onderzoek naar leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs

dia Informatie voor ouders

Analysewijzer M3 versie 2.0 ( ) 2017 W.Danhof / P.Bandstra Bandstra Speciaal Rekenadvies Analyse Niveau Bao M3 ( fase 1a)

Dyscalculiebehandeling

Vertrouwelijk Indivdueel Rapport

optellen 1 Doel: plaats bepalen op de getallenlijn 2 Doel: optellen met de rekentekens + en 3 Doel: optellen van concreet naar abstract Herhalen

werkboek groep 4 blok 7 en 8 naam

techniek Motor en as LEGO O P D R A C H T Maak het programma van rechtsboven na, op het open stuk van het scherm.

INSIGHT Rekentoets. Spoorboekje. Tijd voor rekenen!

Leerlijnen groep 3 Wereld in Getallen

Informatie groep 3 en 4

Begin situatie Wiskunde/Rekenen. VMBO BB leerling

Getallen 2. Doelgroep Rekenen en Wiskunde Getallen 2. Omschrijving Rekenen en Wiskunde Getallen 2

Samen rekenen... alleen!

Afbeelding 12-1: Een voorbeeld van een schaakbord met een zwart paard op a4 en een wit paard op e6.

Kernbegrippen Handig met getallen 1, onderdeel Bewerkingen

Deel A. Breuken vergelijken

Cursus Rekencoach. Voorjaar Margriet Philipsen, Interstudie NDO Monica Wijers, Vincent Jonker, Freudenthal Instituut

Marisca Milikowski. Dyscalculie en rekenproblemen. 20 obstakels en hoe ze te nemen

Alles telt tweede editie. Kerndoelanalyse SLO

Handleiding Micro:Bit De leerkracht als coach! In samenwerking met:

Overig nieuws Hulp ouders bij rekenen deel 3.

Uit De Ophaalbrug, werkmateriaal bij de overstap basisonderwijs voortgezet onderwijs, sept. 2003

Bij het oplossen van een telprobleem zijn de volgende 2 dingen belangrijk: Is de volgorde van de gekozen dingen van belang?

Automatiseren en memoriseren van het rekenen tot 10 (20)

Aanbevelingen voor de leerkracht

Overzicht rekenstrategieën

Aan de slag met rekenproblemen

DE STAARTDELING (cijferend rekenen) Derde leerjaar (groep 5) Luc Cielen

Speels oefenen. Relaties tussen vermenigvuldigsommen. Vermenigvuldigen

Dyscalculieprotocol Het volgen van - en begeleiding bij

Cijferen plus en min

Een klein onderzoek naar de signalering van begaafde leerlingen door medeleerlingen (april / mei 2011).

Omdat Elk Kind Telt! in Zuidoost

Reken uit en Leg uit Eerste bijeenkomst maandag 14 mei 2012 monica wijers en vincent jonker

Rekendidactiek van ffrekenen in beeld

extra hulp bij de tafels 2015 JopSoft

Negatieve getallen, docenteninformatie

Rekenen in cluster 2: Praktijkvoorbeeld. Programma. Optimaliseren rekenonderwijs

Transcriptie:

Exam s digitale testen voor dyscalculie. Er wordt in de Nederlandse literatuur over dyscalculie een gemeenschappelijk standpunt aangetroffen in de overtuiging dat iets basaals de oorzaak is en dat een zwakke of lage intelligentie niet verward moet worden met het probleem. In de Engelstalige literatuur (o.a. Dehaene, Piazza, Butterworth) met het accent op de (neuro) cognitieve psychologie treffen we een diepere uitwerking van deze basale oorzaken aan. Uit neuropsychologisch onderzoek blijkt dat het kunnen rekenen met concrete hoeveelheden een aangeboren eigenschap is, die zich onder gunstige omstandigheden kan ontwikkelen in onderwijs en opvoeding. In verschillende culturen maken we op min of meer dezelfde wijze gebruik van deze aangeboren rekeneigenschap die bestaat uit de vaardigheid om snel hoeveelheden te kunnen onderscheiden en het verschil te zien tussen veel en weinig en het snel kunnen bepalen van hoeveelheden (numerosity). Dit vormt de basis van de rekenontwikkeling bij kinderen. Basale processen hierbij zijn conceptueel subiteren, hoeveelheden schattend kunnen vergelijken met een ratio van 1 : 1,5 en verschillende processen bij het tellen. Exam Software is er in geslaagd om samen met drs. N.J. Koopman (auteur en reken-wiskundespecialist) en dr. E. Harskamp (wetenschappelijk onderzoeker R.U.G) een viertal digitale testen voor dyscalculie te ontwikkelen op basis van bovenstaande inzichten. Met deze digitale testen kunt u dyscalculie signaleren bij kinderen in: Groep 2 Groep 3 Groep 4 en 5 Groep 6 t/m 8 De testen zijn zeer instructief met spraak en geheel zelfstandig door een kind af te nemen. Op basis van de behaalde resultaten en de gemeten responsetijd worden er automatisch conclusies gegenereerd, zodat er direct duidelijkheid is over het wel of niet aanwezig zijn van indicaties voor dyscalculie. Er is inmiddels een wetenschappelijke normering vastgesteld met behulp van een grote groep kinderen voor elke test met hulp van een tweetal wetenschappelijke onderzoeken door de Rijksuniversiteit Groningen. I.B. ers en/of R.T. ers kunnen ervaring met de hierboven genoemde testen en materialen opdoen, maar het is ook toegankelijk voor elke leerkracht. Informatie over de digitale testen treft u aan op de website van de uitgever, Exam Software in Bathmen (www.exam.nl). De testen zijn inmiddels geheel gereed en worden door veel scholen gebruikt. Ook met name VMBO scholen hebben baat bij de test van groep 6-8: zelfs 16-jarigen kunnen nog met dezelfde normering gesignaleerd worden. Het ontwikkelteam. 29 November 2007.

De vijf onderdelen van de digitesten voor groep 2 en groep 3: De Digitest werkt met rode en groene toetsen. Aan de linkerkant zijn de rode toetsen, aan de rechterkant zijn de groene toetsen. Leerlingen die kleurenblind zijn, kunnen deze kleuren ook onderscheiden, namelijk in licht en donker. Voorafgaand aan elke subtest worden een aantal oefenopgaven afgenomen. De leerling krijgt per item feedback over het door hem gegeven antwoord. Na de oefenopgaven begint de echte test. De verschillende subtesten van de Digitest worden nu kort per test toegelicht. Er wordt begonnen met een reactietijd-onderdeel. De leerling moet dertig keer zo snel mogelijk op de knop drukken aan de kant waar een stip verschijnt. De reactietijd die zij op dit onderdeel nodig hebben, zal worden verrekend met de reactietijden die leerlingen nodig hebben voor de andere onderdelen van de toets. Dat houdt dus in dat deze oefening een baseline vormt voor de reactietijden op de daaropvolgende toetsonderdelen. Een voorbeeld van het reactiemeten Onderdeel 1: het subiteren. In deze eerste toets wordt gekeken of de leerlingen snel kleine hoeveelheden kunnen overzien, het subiteren. In dit onderdeel worden hoeveelheden (appels) tot 5 weergegeven. Vervolgens horen de leerlingen een stem die vraagt waar bivoorbeeld twee appels liggen. De leerlingen moeten zo snel mogelijk aan de goede kant drukken. Kinderen die niet kunnen subiteren, zullen de appels één voor één moeten tellen waardoor de reactietijd zal oplopen. Een voorbeeldopgave van onderdeel 1, het snel overzien van appels. Onderdeel 2: het vergelijken van hoeveelheden tot 20. Bij dit onderdeel komt het visueel kunnen vergelijken van grotere hoeveelheden aan bod. De leerlingen moeten aan de kant waar meer ballen liggen een toets in drukken. Als kinderen niet visueel kunnen vergelijken zullen ze alles gaan tellen waardoor er een hogere reactietijd zal zijn. Bij het maken van de opgaven is gekozen voor een verschil van 1:1,5. Ook hier is door onderzoek aangetoond dat al zeer jonge kinderen verschillen zien in grotere hoeveelheden Na deze deeltoets volgt de eerste pauze. Een voorbeeldopgave van onderdeel 2, het vergelijken van grote hoeveelheden ballen.

Onderdeel 3: het rangordenen van hoeveelheden tot 12. In de derde deeltoets gaat het om het rangordenen van blokkentorens. Er wordt gekeken in hoeverre de leerlingen een mentale getallenlijn tot 12 gevormd hebben. De leerlingen moeten aangeven waar de gele blokjes, die bovenaan staan, heen moeten, naar de kleine kant (met de kleine pandabeer) of naar de grote kant. Hierbij komen tevens de begrippen minder dan en meer dan aan bod. Na deze deeltoets volgt de laatste pauze. Een voorbeeldopgave van onderdeel 3, rangordenen Een voorbeeldopgave van tellen van onderdeel 4, bepalen van het aantal tennisballen. Onderdeel 4: het benoemen van hoeveelheden tot 9. Bij deze deeltoets gaat het om het snel en handig tellen of hoofdrekenen.leerlingen die goed kunnen subiteren kunnen in één keer een groepje van drie en een groepje van twee onderscheiden. Of ze beginnen vanuit het grootste groepje door te tellen. De leerlingen die hier nog moeite mee hebben zullen alles één voor één gaan tellen, hetgeen te zien zal zijn in de reactietijd. Weer horen de leerlingen een stem die vraagt of er samen vijf tennisballen liggen. De leerlingen zullen een rode toets voor nee moeten indrukken of een groene toets voor ja. In groep 2 zijn er tien toetsitems en bij de leerlingen in groep 3 twaalf. De subtesten 1 tot en met 4 gaan over basale rekenvaardigheden van visueel ruimtelijke aard die in aanleg bij zeer jonge kinderen reeds aanwezig zijn. Er is bij baby s en peuters veel onderzoek naar gedaan. Deze vier subtesten zijn indicatoren voor dyscalculie. Onderdeel 5: Erbij en eraf van hoeveelheden tot 7. Een voorbeeldopgave van onderdeel 5 van de Digitest: de knikkerpot, erbij en eraf tot 7. Dit is het laatste onderdeel van deze Digitesten. In deze toets wordt eerst een hoeveelheid knikkers in een pot weergegeven, waarna de pot zwart wordt. Er worden dan knikkers uitgehaald of toegevoegd, dit wordt ook nog met een verschillend geluid aangegeven. De leerlingen moeten vervolgens aangeven als de stem vraagt of er twee knikkers in de pot zitten of dit juist/ onjuist is. De rode toetsen moeten worden ingedrukt als het niet goed is en de groene als het wel juist is. Bij deze oefeningen wordt gekeken naar het inzicht in bewerkingen van de leerlingen. De subtesten 4 en 5 geven aan in hoeverre kinderen in hun (educatieve) omgeving leerervaringen hebben opgedaan met tellen, veranderingen in hoeveelheden en conceptueel subiteren. Het gaat daarbij om ruimtelijke vaardigheden waarbij een mentale getallenlijn gebruikt zou moeten worden.

De Digitesten van groep 4-5 en 6 t/m 8 Deze Digitesten Dyscalculie bevatten de volgende onderdelen: 1. Vergelijken tot 20 (het aantal objecten gelijk maken). Doel: visueel vergelijken van twee groepen met een derde groep als afleider. 2. Gegroepeerde hoeveelheden benoemen tot 10 (objecten aan getallen matchen). Doel: snel en handig tellen of hoofdrekenen. In subgroepjes presenteren. 3. Getallen vergelijken tot 10. Doel: afzien van Stroop-effect bij bepaling van de waarde van getallen. 4. Rekenfeiten optellen tot 20. Uit het hoofd. Aanvullend bij groep 6 t/m groep 8: 5. Tafels van vermenigvuldiging tot 100. Uit het hoofd. Voor groep 4 en 5 worden bij onderdeel 1 en 2 per subtest 20 items afgenomen. Bij onderdeel 3 en 4 worden telkens 15 items afgenomen. In groep 6 tot en met 8 worden op alle onderdelen 20 items afgenomen. Na onderdeel 2 en na onderdeel 3 volgt er een pauze van maximaal vijf minuten. De Digitest werkt met rode en groene toetsen. Aan de linkerkant zijn de rode toetsen, aan de rechterkant zijn de groene toetsen. Leerlingen die kleurenblind zijn, kunnen deze kleuren ook onderscheiden, namelijk in licht en donker. Voorafgaand aan elke subtest worden een aantal oefenopgaven afgenomen. De leerling krijgt per item feedback over het door hem gegeven antwoord. Na de oefenopgaven begint de echte test. De verschillende subtesten van de Digitest zullen hierna per test worden besproken. Er wordt begonnen met een reactietijd-onderdeel. De leerling moet dertig keer zo snel mogelijk op de knop drukken aan de kant waar een stip verschijnt. De reactietijd die zij op dit onderdeel nodig hebben, zal worden verrekend met de reactietijden die leerlingen nodig hebben voor de andere onderdelen van de toets. Dat houdt dus in dat deze oefening een baseline vormt voor de reactietijden op de daaropvolgende toetsonderdelen. Een voorbeeld van het reactietijd-onderdeel Een voorbeeld uit onderdeel 1. Waar moeten de knikkers bij? Onderdeel 1, vergelijken van hoeveelheden tot 20. ( Stippen gelijkmaken ) Dit onderdeel meet een basale rekenvaardigheid van visueel-ruimtelijke aard die in aanleg bij zeer jonge kinderen reeds aanwezig is. Het gaat in hoofdzaak om het visueel vergelijken van twee groepen willekeurig verspreide objecten. De leerling krijgt drie vakken met stippen te zien. De stippen uit het bovenste gele vakje moeten in één van beide vakjes erbij, zodat je evenveel stippen aan beide kanten krijgt. In het voorbeeld in figuur 6 moeten de stippen er dus aan de rechterkant bij. De leerling moet dan op een toets aan de rechterkant (groene toets) drukken.

Onderdeel 2, gegroepeerde hoeveelheden benoemen tot 10. ( Ballen en getal ) Deze subtest meet of het kind visueel aangeboden hoeveelheden kan matchen met een cijfer. Hierbij gaat het vooral om het snel herkennen van het aantal objecten, maar ook om de semantische koppeling met het cijfer als een betekenisvol getal (kardinaliteitsbegrip). De leerling krijgt aan de linkerkant een aantal ballen te zien. Deze ballen zijn, vooral bij wat grotere hoeveelheden, gegroepeerd, zodat de leerling in één keer groepjes van hoeveelheden kan overzien, waardoor het tellen nog sneller zou kunnen gaan. Aan de rechterkant staat een getal. Gevraagd wordt of het Eenvoorbeeld uit onderdeel 2. Klopt dit? aantal ballen evenveel is als het getal dat er naast staat. Onderaan het scherm staan de woorden nee (rode toetsen) en ja (groene toetsen). Daarmee kan de leerling dus aangeven of het wel of niet klopt. Hierna volgt een korte pauze. Onderdeel 3, getallen vergelijken tot 10. ( Stroop-effect ) In dit onderdeel wordt gemeten of de leerling een mentale getallenlijn bezit. Er verschijnen telkens twee getallen, waarvan de ene groot en de andere klein wordt weergegeven. De taak van de leerling is om te bepalen aan welke kant het getal met de hoogste waarde staat. De leerling drukt op de toets aan de kant waar het getal het meeste is. Na dit onderdeel volgt een korte pauze. Een voorbeeld uit onderdeel 3. Welk getal is meer? Onderdeel 4, rekenfeiten optellen tot 20. ( Optellen ) Met deze test kan inzicht worden verkregen in hoeverre leerlingen in hun (educatieve) omgeving leerervaringen hebben opgedaan met optellen en deze als gememoriseerde feiten hebben opgeslagen. De leerling krijgt een optelsom met een antwoord te zien, waarbij gevraagd wordt of het juist is of niet. Zoals ook bij onderdeel 2, staat een rode toets voor nee en een groene toets voor ja. Een voorbeeld uit onderdeel 4. Klopt dit?

Onderdeel 5, tafels van vermenigvuldiging tot 100. Ook met dit onderdeel kan inzicht worden verkregen in hoeverre leerlingen in hun (educatieve) omgeving leerervaringen hebben opgedaan, maar dan op het gebied van vermenigvuldigen, en in hoeverre zij deze gememoriseerd hebben. Hier krijgt de leerling een som te zien waarvan gevraagd wordt of het juist is of niet. Een voorbeeld uit onderdeel 5. Klopt dit? Een zwakke score op alleen onderdeel 4 en/of 5 moet in principe samengaan met een zwakke score uit één van de eerste 3 onderdelen om tot een zwaardere conclusie over de mate van het aanwezig zijn van dyscalculie te kunnen komen.