Uitwerkingsplan Westpolder/Bolwerk 2012, deelplan 10



Vergelijkbare documenten
Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Quick scan natuurtoets KuiperCompagnons d.d. 30 november Soortenbescherming

Uitwerkingsplan Westpolder/Bolwerk 2012, deelplan 7, fase 2

Notitie flora en fauna

Bestemmingsplan Buitengebied Noord, deelplan Noorder Hoofddiep 15 te Nieuweroord

Ruimtelijke onderbouwing Clermontstraat 10 te Margraten. Gemeente Eijsden-Margraten

Bedrijventerrein Oost II, wijzigingsplan Einsteinstraat

Briefrapport. aanleiding en methode. SAB Arnhem B.V. datum: 30 januari betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1

Toelichting 'Wijzigingsplan Eerste Weg 4' te Nieuw- en Sint Joosland

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Oprichten aanduidingsmast McDonald s Vlietweg 16 te Santpoort-Noord

TOELICHTING. op het wijzigingsplan Dwarsweg 17, behorende bij het bestemmingsplan Horstermeer van de gemeente Wijdemeren

Gemeente Smallingerland. Bestemmingsplan Maartenswouden, 3e herziening

Ruimtelijke onderbouwing Oostmere, Meerpolder project 72/73, 2 e fase

WIJZIGINGSPLAN Buitengebied Zuid Herziening 2007, deelplan 3 e Zandwijkje 8 te Hollandscheveld

Ruimtelijke onderbouwing. Zorghotel Schipholweg. Haarlem

Uitwerkingsplan Westpolder/Bolwerk 2012, P+R Berkel Westpolder

3. Gewenste ontwikkeling Milieu Planbeschrijving Inspraak Voorschriften Plankaart 10

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg

Briefrapport. Globale ligging plangebied. AANLEIDING EN METHODE. De heer E.J. Overbeek. datum: 16 september quick scan flora en fauna

Uitwerkingsplan Meerpolder 2012, 4C (Cradle-to- Cradle, Comfort en Co-design)

2 e Plan van wijziging Globaal Bestemmingsplan Houten Vinex. Houtensewetering naast 45

GEMEENTE HOOGEVEEN. Wijzigingsplan Buitengebied Noord, deelplan Noorderhoofddiep 16 te Nieuweroord. Vastgesteld

Uitwerkingsplan NogMeerPolder (bestemmingsplan Meerpolder 2012 )

- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw,

Gemeente Smallingerland. Bestemmingsplan Maartenswouden, 3e herziening

Onderzoek flora en fauna

Uitwerkingsplan Meerpolder 2012, 4C (Cradle-to- Cradle, Comfort en Co-design)

Nieuwe bedrijfslocaties

3. Gewenste ontwikkeling Milieu Planbeschrijving Inspraak Voorschriften 7

Ruimtelijke onderbouwing Leveroyseweg 14, Heythuysen

INHOUDSOPGAVE. Bestemmingsplan Buitengebied Noord, wijzigingsplan Siberië mei 2012 Gemeente Hoogeveen Pagina 2

Ruimtelijke onderbouwing. Aanleg carpoolvoorziening Noorderhogeweg Drachten

Notitie Flora- en faunaonderzoek Apeldoorn

: Quickscan Flora en Fauna, Dijkstraat 23 te Gendt

BIJLAGE 2: VERANTWOORDING UITBREIDING BOOMSWEG

bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 datum: 5 september 2013 projectnummer: R.2011 gemeente Maasdriel

Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt

Briefrapport AANLEIDING EN METHODE. De heer J. Arends. datum: 20 april quick scan flora en fauna

Ruimtelijke onderbouwing. ten behoeve van aanvraag omgevingsvergunning herinrichten tankstation de Zuidpunt

Ruimtelijke onderbouwing

Inhoudsopgave ruimtelijke onderbouwing Olympus 20

Ruimtelijke onderbouwing voor 4 parkeerplaatsen t.b.v. Medisch Maatschappelijk Centrum, grenzend aan de Schoolstraat 23 te Nieuw-Vennep

Nr Casenr Harderwijkerweg 138. Ruimtelijke onderbouwing. gemeente Ermelo Harderwijkerweg 138

Notitie verkennend Flora- en faunaonderzoek Lettele

Gemeente Lingewaard. Ruimtelijke onderbouwing Realisatie berging en overkapping bij Fitness Centre Huissen

Notitie Quickscan flora en fauna

Bijlage 1 Wettelijk kader

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 29 maart M. Souren

Westvoorne. Vogelwerende voorziening Trafostation Ommeloopweg Tinte. Ruimtelijke onderbouwing definitief

Aanleg paardenbak Het Zuid 34 Drachten

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse

Bijlage 1 Ecologisch onderzoek

Quickscan flora en fauna

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

B&W-voorstel. Onderwerp: (concept) ruimtelijke onderbouwing Eindhovenlaan 1. 1) Status

Quickscan samenvatting natuurtoets Sint Nicolaasdijk 153, Kampen

Wijzigingsplan Wyldpaed West 3 te Twijzelerheide ONTWERP

Steenuil en ontheffingsaanvragen van de Flora- en faunawet. Martijn van Opijnen (Dienst Regelingen) Wouter van Heusden (Dienst Landelijk Gebied)

DBI1410.P103/projectnummer Milieuadvies Bodem en Ecologie Buys Ballotweg in De Bilt

GEMEENTE HOOGEVEEN. WIJZIGINGSPLAN Buitengebied Noord, deelplan Beilerstraat 21 en , te Pesse.

Een goede ruimtelijke ordening. Henry de Roo

od205sl wijzigingsplan De Volgerlanden-Oost, 2e wijzigingsplan gebied B1 Toelichting Wijzigingsprocedure Opzet van het wijzigingsplan Milieuaspecten

Terneuzen. Quickscan Flora en fauna. Wulpenbek 16 te Hoek. <NL.IMRO.Invullen> concept. I. Dekker MSc. identificatiecode: datum: status:

Wijzigingsplan De Wedze 22c te Twijzel

Bijlage 1 Onderzoek ecologie

Bijlage 3: Conclusies Milieu- en ruimtelijke aspecten Hotel Wormerland

Verkennend bodemonderzoek plangebied t Spieghel, Grontmij, maart 2004

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum

Toelichting 1 Inleiding 2 Beleidskader 3 Beoordeling

Namens de vereniging Vogelwerkgroep Amsterdam, gevestigd te Amsterdam, dien ik hierbij een zienswijze in.

QUICK SCAN FLORA EN FAUNA. Heilleweg 21 te Sluis

Bestemmingsplan Meerpolder uitwerkingsplan Stadswoningen

Quickscan samenvatting twee percelen Staphorst

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland

Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet

(ontwerp) ruimtelijke onderbouwing afwijking BP Asserstraat 31 Vries

Flora- en faunascan voor de bouw van een woning aan de Bolenbergweg te Belfeld

OMGEVINGSONDERZOEK behorend bij het bestemmingsplan Boskoop Dorp DEEL B: ONTWIKKELINGSLOCATIES

Resultaten Quickscan, vissen en vleermuisonderzoek met betrekking tot de Flora- en Faunawet.

Ruimtelijke onderbouwing parkeervoorziening dierenspeciaalzaak op het perceel Raai 1 te Drachten

GEMEENTE HOOGEVEEN. BESTEMMINGSPLAN Buitengebied Zuid Herziening 2007, wijzigingsplan Alteveer 76 in Hoogeveen. Vastgesteld

Samenvatting quickscan natuurtoets

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Realisatie kunstwerk Bestemming Drachten Markeringspunt Noord

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree

ZOETERMEER Rokkeveenseweg 182 RUIMTELIJKE ONDERBOUWING

Gemeente Haaksbergen de heer G. van der Wens Externe veiligheid / Bedrijven en milieuzonering plangebied Hassinkbrink te Haaksbergen

Referentienummer Datum Kenmerk GM februari

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Schalkwijkseweg 22

Akoestisch onderzoek Burgemeester Sloblaan 15a. Gemeente Zederik

Quickscan samenvatting Flora- en faunawet Van Zuylenlaan 9, Hoevelaken

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Huidige situatie Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, opgaande beplanting en watergangen.

Blad 2. Beoordeling verzoek

Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging

Ruimtelijke motivering. Molenstraat 1a te s-hertogenbosch. Functiewijziging van wonen naar kleinschalig hotel

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING WINDROOS, SLIEDRECHT

memo Actualisatie Flora- en faunaonderzoek in verband met nieuwe Wet natuurbescherming.

Notitie. 1 Inleiding. Figuur 1 Weergave voornemen 1 / 7

GEMEENTE BUREN. Ruimtelijke onderbouwing Hendriklaan 15 16, Beusichem

Transcriptie:

Uitwerkingsplan Westpolder/Bolwerk 2012, deelplan 10 18 augustus 2015 Vastgesteld

Gemeente Lansingerland Uitwerkingsplan Westpolder/Bolwerk 2012, deelplan 10 Vastgesteld INHOUD: - TOELICHTING - REGELS - VERBEELDING Identificatiecode: NL.IMRO.1621.BP0104U04-VAST Werknummer: 124.402.43 Datum: 18 augustus 2015 KuiperCompagnons Gemeente Lansingerland Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling

Procedureoverzicht datum document Opmerkingen Concept 19 januari 2015 Voorontwerp 17 maart 2015 Ontwerp 26 mei 2015 Ter inzage 3 juni 2015 14 juli 2015 Vast te stellen 18 augustus 2015 Vastgesteld 18 augustus 2015 Projectleider gemeente: Projectleider KuiperCompagnons: Drs. Reint Honders Mr. Rogier Begheyn

TOELICHTING

Inhoudsopgave van de toelichting 1. INLEIDING 1 1.1. Aanleiding en doel van het plan 1 1.2. Bij het plan behorende stukken 1 1.3. Ligging en begrenzing plangebied 1 1.4. Bestemmingsplan Westpolder/Bolwerk 2012 1 1.5. Leeswijzer 4 2. BESTAANDE SITUATIE 5 2.1. Algemeen 5 2.2. Ruimtelijke karakteristiek plangebied en omgeving 5 2.3. Archeologie en cultuurhistorie 6 2.4. Natuur 8 2.5. Planologisch relevante kabels en leidingen 12 2.6. Milieuaspecten 12 2.7. Water 24 2.8. Overige belemmeringen 30 3. BELEIDSKADER 33 3.1. Rijksbeleid 33 3.2. Provinciaal beleid 34 3.3. Gemeentelijk beleid 34 3.4. Conclusie 37 4. PLANBESCHRIJVING 39 5. JURIDISCHE TOELICHTING 41 5.1. Inleiding 41 5.2. Regels 41 5.3. Verbeelding 41 5.4. Procedurele aspecten 44 6. UITVOERBAARHEID 45 6.1. Maatschappelijke uitvoerbaarheid 45 6.2. Economische uitvoerbaarheid 45

Separate bijlagen bij de toelichting Bijlage 1: bestemming Wonen Uit te werken zoals opgenomen in het bestemmingsplan Westpolder/Bolwerk 2012. Bijlage 2: Quickscan flora en fauna in het kader van twee uitwerkingsplannen voor de ontwikkellocatie Westpolder/Bolwerk in Berkel en Rodenrijs en de Flora- en faunawet, Natuur-Wetenschappelijk Centrum, d.d. november 2014 Bijlage 3: KuiperCompagnons, Bestemmingsplan Westpolder/Bolwerk 2012 Verkennend milieuonderzoek, d.d. 24 oktober 2011 Bijlage 4: Verkennend en aanvullend bodemonderzoek, Terra Milieu, projectnummer: Tm2014.290BVO+ABO, d.d. 12 december 2014 Bijlage 5: Verkennend bodemonderzoek, asbest in bodem, Terra Milieu, projectnummer: Tm2014.455, d.d. 12 december 2014 Bijlage 6: Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Uitwerkingsplannen Westpolder/Bolwerk 2012; deelplan 7, bouwstroom 1 en Westpolder/Bolwerk 2012; deelplan 10, KuiperCompagnons, d.d. mei 2015 Bijlage 7: Nota inspraak en overleg en staat van wijzigingen uitwerkingsplan Westpolder/Bolwerk 2012, deelplan 10, gemeente Lansingerland, d.d. 26 mei 2015 Bijlage 8: Besluit hogere waarden Wet geluidhinder, gemeente Lansingerland, d.d. 18 augustus 2015 Bijlage 9: Nota zienswijzen en staat van wijzigingen uitwerkingsplan Westpolder/Bolwerk 2012, deelplan 10, gemeente Lansingerland, d.d. 18 augustus 2015

Afbeelding 1.1: Ligging plangebied in groter verband (bron kaartbeeld: Google maps) Afbeelding 1.2: Ligging plangebied ingezoomd (bron luchtfoto: Google Earth)

1 1. INLEIDING 1.1. Aanleiding en doel van het plan Ten westen van de kern Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, wordt de nieuwbouwwijk Westpolder/Bolwerk ontwikkeld. Voor een gedeelte van Westpolder/Bolwerk is in het geldende bestemmingsplan Westpolder/Bolwerk 2012 een uit te werken bestemming opgenomen. Het voorliggende uitwerkingsplan Westpolder/Bolwerk 2012, deelplan 10 is een uitwerking van een deel van de in het geldende bestemmingsplan opgenomen bestemming Wonen Uit te werken. Dit uitwerkingsplan biedt een juridisch-planologisch kader voor 30 woningen aan de zuidwestkant van Westpolder/Bolwerk, waarvan een deel reeds bestaand is. In hoofdstuk 4 wordt een nadere toelichting op de ontwikkeling gegeven. 1.2. Bij het plan behorende stukken Het uitwerkingsplan Westpolder/Bolwerk 2012, deelplan 10 bestaat uit bestemmingen en regels. De bestemmingen zijn opgenomen in een verbeelding. Hierbij zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de verbeelding en de regels verantwoord en verduidelijkt. Vervolgens wordt hierin de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond. 1.3. Ligging en begrenzing plangebied Het plangebied ligt binnen deelplan 7 van Westpolder/Bolwerk en bestaat uit het voormalige tuinderslint langs de Industrieweg/Veilingweg ten noorden van de Oudelandselaan. Het plangebied wordt globaal begrensd door: in het noorden en oosten: het nog te ontwikkelen (woon)gebied deelplan 7, waarvan de basisschool Westpolder 3 een eerste voorbode is; in het zuiden: deelplan 7, bouwstroom 1; in het westen: de hoofdverkeersontsluiting voor deelplan 7, de Louis d Orlaan. In afbeelding 1.1 en 1.2 is de ligging van het plangebied aangegeven. 1.4. Bestemmingsplan Westpolder/Bolwerk 2012 Het bestemmingsplan Westpolder/Bolwerk 2012 is door de gemeenteraad van Lansingerland vastgesteld op 28 maart 2013. Burgemeester en wethouders geven met dit uitwerkingsplan toepassing aan de in artikel 23 ( Wonen Uit te werken ) opgenomen uitwerkingsverplichting. Een uitsnede van de verbeelding is weergeven in afbeelding 1.3. In artikel 23.3 zijn de uitwerkingsregels opgenomen die gelden voor de gronden met de bestemming Wonen Uit te werken. Volledigheidshalve zijn de uitwerkingsregels als bijlage 1 bij de toelichting opgenomen.

2 Afbeelding 1.3.: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Westpolder/Bolwerk 2012 met ligging plangebied in rood Toetsing aan de uitwerkingsregels De uitwerking in dit uitwerkingsplan gebeurt op basis van de bestemming Wonen Uit te werken uit het geldende bestemmingsplan Westpolder/Bolwerk 2012. Algemene uitgangspunten In de uitwerkingsregels van de bestemming Wonen Uit te werken (artikel 23.3) is opgenomen dat binnen de bestemming ten minste 1.000 woningen en mogen ten hoogste 1.700 woningen worden gebouwd (artikel 23.3.1 sub a), waarvan ten minste 20% in de sociale sector worden gebouwd (artikel 23.3.1 sub b). Van het aantal woningen mag ten hoogste 25% als gestapelde woningen worden gebouwd. Voor het overige dienen eengezinswoningen te worden gebouwd (artikel 23.3.1 sub e). Daarnaast dient ten minste 60% van de bebouwing te bestaan uit ten hoogste twee bouwlagen met kap. Voor het overige is hogere bebouwing toegestaan, waarbij voor eengezinswoningen een maximum van drie bouwlagen met een kap geldt (artikel 23.3.1 sub f). De onderhavige uitwerking past binnen deze uitwerkingsregels. Voor het plangebied dient bij de uitwerking te worden uitgegaan van het realiseren van een hoogwaardig woongebied met een wervend woonmilieu, passend binnen het dorpse karakter van Berkel en Rodenrijs en dat aansluit bij het reeds gerealiseerde woongebied binnen Westpolder en Bolwerk (artikel 23.3.2 sub a). Het voorliggende plangebied wordt gevormd door een bestaande enclave binnen de ontwikkeling van Westpolder/Bolwerk. Het bebouwingslint wordt aangevuld met enkele nieuwe woningen, in aansluiting op de bestaande bebouwing. Belangrijk uitgangspunt daarbij is het behoud van de ruimtelijke karakteristiek, het versterken van het landelijk profiel en een diversiteit in kavels en bebouwing. Dit wordt onder andere gewaarborgd door slechts in beperkte mate te verdichten, waarbij een informele structuur met verspringende rooilijn en een groene uitstraling wordt nagestreefd. Daarmee sluit de voorliggende ontwikkeling aan bij het dorpse karakter van het bestaande bebouwingslint. Bij de realisatie van het woongebied wordt, in het verlengde van het bovenstaande, gestreefd naar de realisatie van een woongebied welke qua ruimtelijke karakteristiek aansluit bij de bestaande dorpse karakteristiek van de gemeente Lansingerland en het karakter van het

3 bebouwingslint in het bijzonder. Bij de ontwikkeling en realisatie van het plan zal daarbij worden gestreefd naar een grote mate van differentiatie in bebouwing en wordt specifiek aandacht gegeven aan een ontwikkeling met herkenbare woonmilieus met een grote mate van individualiteit van de afzonderlijke woningen/woonblokken (artikel 23.3.2 sub b). Het voorliggende uitwerkingsplan voorziet hierin. Bij woningen is beroep aan huis en - na afwijking door het bevoegd gezag - bedrijf aan huis mogelijk conform de regeling die is neergelegd in artikel 20.4.3 en 20.4.4 (beroep aan huis) en 20.5.1 (bedrijf aan huis) van het moederplan. De voorgenoemde regeling is overgenomen in het voorliggende uitwerkingsplan. Bij de inrichting van het plangebied zal aan de achterzijde van woningen die reeds op 4 oktober 2001 bestonden een belemmeringenhoek van 30 graden, gemeten uit een afstand van 12 meter uit de op genoemde datum bestaande achtergevel worden aangehouden voor wat betreft de bouwhoogte van nieuwe bebouwing, één en ander overeenkomstig afbeelding 1.4. Bij de inrichting van het voorliggende plangebied is de voorgenoemde norm in acht genomen. Daarnaast is de voorgenoemde regeling geborgd in de regels van dit uitwerkingsplan. Afbeelding 1.4.: belemmeringshoek bestaande woningen. Algemene uitgangspunten woongebied Bolwerk De bestaande woningen zijn in het vigerende bestemmingsplan Westpolder/Bolwerk 2012 voorzien van de functieaanduiding wonen. De woonpercelen met deze aanduiding dienen bij de uitwerking van het gebied planologisch ingepast te worden. Het voorliggende uitwerkingsplan voorziet in een conserverende regeling voor de bestaande woningen. Daarmee is de planologische inpassing gewaarborgd. Het handhaven van de kleinschalige karakteristiek in het centrale deel van het Bolwerk in aansluiting op de bestaande karakteristiek van de aldaar aanwezige en ruimtelijk in te passen woonfuncties. De Industrieweg en Veilingweg worden aangevuld met enkele nieuwe woningen, in aansluiting op de bestaande (woon)bebouwing. Belangrijk uitgangspunt daarbij is het behoud van de ruimtelijke karakteristiek, het versterken van het landelijk profiel en een diversiteit in kavels en bebouwing. De onderhavige uitwerking past daarmee binnen de voorgenoemde uitwerkingsregel. Overige uitwerkingsregels In de artikelen 23.3.5 tot en met 23.3.9 van het bestemmingsplan Westpolder/Bolwerk 2012 zijn diverse thematische uitwerkingsregels opgenomen, onder meer gericht op de (milieu)aspecten verkeer, water, externe veiligheid en bedrijven en milieuzonering. Deze aspecten worden in paragraaf 2.6 en 2.7 van deze toelichting behandeld. Daaruit blijkt dat voldaan wordt aan de uitwerkingsregels van het moederplan.

4 1.5. Leeswijzer De toelichting op het uitwerkingsplan is als volgt opgebouwd. - Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige situatie in het gebied. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het plangebied en vindt een inventarisatie plaats van de aanwezigheid van flora en fauna en cultuurhistorische en archeologische waarden. Tenslotte wordt een aantal milieuaspecten nader bezien, waaronder bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, geluidhinder en externe veiligheid. - Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van het beleidskader. - Hoofdstuk 4 bevat een beschrijving van het plangebied. - Hoofdstuk 5 verschaft een toelichting op de juridische methodiek van het plan, de verbeelding en de regels. - Hoofdstuk 6 gaat nader in op de uitvoerbaarheid van het plan.

5 2. BESTAANDE SITUATIE 2.1. Algemeen In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de bestaande situatie in het plangebied. 2.2. Ruimtelijke karakteristiek plangebied en omgeving Het plangebied maakt deel uit van de nieuwbouwwijk Westpolder/Bolwerk, waarvan het oostelijke deel grotendeels gerealiseerd is en het westelijk deel de komende jaren ontwikkeld zal worden. Voordat gestart werd met de ontwikkeling van de wijk Westpolder/Bolwerk was de polder grotendeels in gebruik voor agrarische activiteiten. In het kader van de VINEXtaakstelling is in 2001 gestart met bouwen. De laatste woningen worden naar verwachting in 2025 opgeleverd. Het plangebied is in het zuidwesten van Westpolder/Bolwerk gelegen, ten noorden van de Oudelandselaan en het bedrijvenpark Oudeland, en omvat de (woon)percelen aan weerszijden van de Industrieweg en Veilingweg. De Veilingweg en Industrieweg zijn in de jaren zestig aangelegd als tuinderslint midden in de polder Oudeland. Het gebied rondom het tuinderslint groeide uit tot kassengebied met aan de zuidzijde een bedrijventerrein. Het gebied werd ontsloten vanaf de Rodenrijseweg via de veiling. Door de aanleg van de Oudelandselaan werden de Veilingweg en Industrieweg geknipt en ontstond er een los stukje lint. Het bedrijventerrein ligt ten zuiden van de Oudelandselaan en het tuinderslint met kassen en woonbebouwing aan de noordzijde. In de afgelopen jaren is er meer woonbebouwing toegevoegd, waardoor het lint meer en meer een woonbestemming heeft gekregen. De woningen worden ontsloten via de Oudelandselaan. Afbeelding 2.1: huidige situatie plangebied De landschappelijke drager van het plangebied is de watergang met groene, smalle oevers en enkele wilgen. Het landelijke karakter wordt versterkt door het smalle wegprofiel tussen het water en de voortuinen van de thans aanwezige woningen. De bestaande kavels aan de Veilingweg en Industrieweg zijn wisselend in afmetingen en invulling. Over het algemeen zijn de kavels ruim opgezet met daarop een hoofdgebouw en enkele bijgebouwen. De ruimte rondom de gebouwen is groen ingericht. Door de wisselende oriëntatie van de woningen en diversiteit in kavelmaten is sprake van een grillige rooilijn, hetgeen beeldbepalend is voor het gebied. De

6 bebouwing verschilt daarnaast sterk in breedtemaat, waardoor sprake is van een afwisselend straatbeeld, zonder repeterende bebouwingswanden. De eenheid is te vinden in de ruimtelijke setting en de beperkte hoogteopbouw van de woningen, hoofdzakelijk bestaande uit 1 laag met kap. Deze ruimtelijke karakteristiek maakt dat het (voormalige) tuinderslint een tegenhanger van de rest van de nieuwbouwontwikkelingen in Westpolder/Bolwerk is. Afbeelding 2.2: huidige situatie plangebied 2.3. Archeologie en cultuurhistorie 2.3.1. Archeologische waarden Wet op de archeologische monumentenzorg In de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz 2007) zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Valletta (1992) binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De Wamz wijzigde een deel van de Monumentenwet 1988, waardoor deze wet het volgende regelt: de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij in beginsel geldt: de veroorzaker betaalt. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief in situ (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Archeologische beleidsadvieskaart De gemeente Lansingerland heeft een archeologische beleidsadvieskaart 1. Voor de gebieden waar in het verleden al uitgebreid archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden hoeft geen nieuw archeologisch onderzoek meer plaats te vinden. In het kader van de ontwikkeling van Westpolder/Bolwerk heeft ter plaatse van het voorliggende plangebied reeds archeologisch onderzoek plaatsgevonden 2. Omdat de gronden ter plaatse zijn vrijgegeven voor verdere 1 Archeologische beleidsadvieskaart, gemeente Lansingerland 28 augustus 2012, vastgesteld 28 maart 2013 2 Archisonderzoeksmeldingsnummer 25324, rapport 2009g

7 ontwikkeling, is in het vigerende bestemmingsplan Westpolder/Bolwerk 2012 geen archeologische dubbelbestemming opgenomen. Aanvullend onderzoek is derhalve niet benodigd. Afbeelding 2.3.: Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart gemeente Lansingerland (versie d.d. 28-08-2012), waarbij het uitwerkingsgebied rood is omkaderd. Conclusie Uit de archeologische beleidsadvieskaart (en eerder archeologisch onderzoek) blijkt dat er geen archeologische waarden in het plangebied te verwachten zijn. Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is derhalve niet benodigd. 2.3.2. Cultuurhistorie Nota Cultuurhistorie Plus - Lansingerland De gemeente Lansingerland heeft de ambitie om uit te groeien tot een aantrekkelijke parkstad waarin het goed wonen, werken en recreëren is. Om die ambitie te verwezenlijken voert de gemeente een uitgesproken ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Als onderdeel van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid is de Nota Cultuurhistorie Plus (vastgesteld d.d. 26 april 2012) opgesteld. Waar mogelijk moeten de uitgangspunten uit de Nota worden vertaald in een juridische regeling in het bestemmingsplan. Onderzoek en conclusie In de Nota Cultuurhistorie Plus is Westpolder/Bolwerk aangeduid als woongebied na 1985. Bij de ontwikkeling van Westpolder/Bolwerk wordt het benutten van de cultuurhistorische gegevens als mogelijkheid gezien om het beoogde dorpse karakter te versterken. Hierbij wordt het begrip cultuurhistorie in ruime zin opgevat. Het gaat hier om al die zaken die iets vertellen over de historisch ruimtelijke structuur van het gebied en daardoor een bijdrage leveren aan het gegroeide karakter van het gebied. Het gaat hierbij onder meer om de verkavelings- en ontwateringsstructuur. Deze historische ruimtelijke structuur dient als drager voor de algehele ontwikkeling van de wijk. De Veilingweg en Industrieweg zijn in de jaren zestig aangelegd als tuinderslinten in de polder Oudeland, waarbij de watergang met groene, smalle oevers een belangrijke landschappelijke drager vormt. Het lint wordt getypeerd door een diversiteit aan bebouwing, grillige rooilijn en een

8 groene uitstraling. Het voorliggende uitwerkingsplan maakt diverse nieuwe woonpercelen aan het oude tuinderslint mogelijk, waarbij aansluiting wordt gezocht bij de bestaande karakteristiek. Belangrijk uitgangspunt is dat de (nieuwe) woning ten opzichte van elkaar verspringen, waardoor de grillige rooilijn gewaarborgd wordt. Tevens wordt een hoge mate van diversiteit in woningtypologie en gevelbreedte nagestreefd, hetgeen passend is bij het karakter van het lint. Zodoende wordt recht gedaan aan de bestaande ruimtelijke karakteristiek van de Veilingweg en Industrieweg. 2.4. Natuur 2.4.1. Kader Soortenbescherming De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen zijn alleen huismuis, bruine en zwarte rat niet beschermd. Van de vissen, ongewervelde dieren (zoals vlinders, libellen en sprinkhanen) en planten zijn alleen de in de wet genoemde soorten beschermd. De Ffw gaat uit van het nee, tenzij -principe. Dit betekent dat alleen onder bepaalde (zeer stringente) voorwaarden een inbreuk mag worden gemaakt op de bescherming van soorten en hun leefomgeving. Daarnaast beschermt de wet niet alleen soorten in het algemeen, maar ook individuen van soorten. Voor ruimtelijke ingrepen die gevolgen hebben voor een beschermde soort en/of zijn leefgebied moet een ontheffing op grond van de Ffw worden aangevraagd. Voor een aantal soorten geldt daarenboven het beschermingsregime van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor werkzaamheden die uit een uitwerkings-/bestemmingsplan voortvloeien dient voor de start van die werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd indien beschermde soorten voorkomen. Bij de vaststelling van een uitwerkings-/bestemmingsplan dient duidelijk te zijn of en in hoeverre een ontheffing kan worden verkregen. De wettelijk beschermde soorten zijn ingedeeld in de volgende vier categorieën. 1. Meer algemene soorten (tabel 1 Ffw): voor deze soorten is een algemene vrijstellingsregeling van kracht in geval van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. 2. Andere, niet algemeen voorkomende soorten (tabel 2 Ffw), met uitzondering van beschermde inheemse vogels: ontheffing is alleen mogelijk indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Er is echter geen ontheffing nodig indien gewerkt wordt volgens een gedragscode. Deze code dient door een sector of ondernemer zelf opgesteld te worden en dient vervolgens goedgekeurd te zijn door het verantwoordelijke ministerie. 3. Strikt beschermde soorten (tabel 3 Ffw): voor deze soorten dient in geval van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling ontheffing te worden aangevraagd van de Ffw. Ontheffing wordt alleen verleend indien er geen alternatief is en geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Voor soorten in tabel 3 die ook op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (HR) voorkomen, wordt ontheffing echter alleen nog maar verleend indien er daarnaast sprake is van één van de volgende belangen: a. de bescherming van flora en fauna; b. de volksgezondheid of openbare veiligheid;

9 c. dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten. Dit is het gevolg van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) in januari 2009 3. 4. Beschermde inheemse vogels: deze vallen onder de Europese Vogelrichtlijn (VR). Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en dwingende redenen van groot openbaar belang zijn volgens rechtspraak van de ABRS geen reden om ontheffing te verlenen 4. Ontheffing is uitsluitend toegestaan op basis van de ontheffingsgronden die in de VR zijn genoemd. Overigens is het, indien geen ontheffing nodig is, volgens de huidige interpretatie van de wet wel verplicht rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Voor sommige vogelsoorten met vaste verblijfplaatsen geldt dat deze vaste verblijfplaatsen en het essentiële leefgebied jaarrond beschermd zijn. Indien voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van soorten van tabel 2 Ffw en/of tabel 3 Ffw niet (kunnen) worden ontzien, geldt dat het niet nodig is ontheffing aan te vragen als: de functionaliteit van de voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen gegarandeerd wordt (het beschadigen en vernielen wordt voorkomen door maatregelen of er zijn voldoende alternatieven), en: de voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen binnen of buiten het plangebied niet verstoord worden. Hetzelfde geldt voor de bestaande voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaats van vogels, met als extra toets dat aangetoond moet worden dat verstoring niet van wezenlijke invloed is op de populatie. Overigens geldt voor alle in het wild levende planten- en diersoorten de zogenaamde zorgplicht (ook bekend als de algemene zorgplicht uit artikel 2 Ffw). Dit houdt in dat voldoende zorg in acht moet worden genomen voor alle planten en dieren en hun leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij ruimtelijke ontwikkeling gezorgd moet worden dat dieren niet gedood worden en dat planten verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Gebiedsbescherming Het voormalig Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV; het huidige Ministerie van Economische Zaken) heeft in 1990 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geïntroduceerd. De EHS bestaat uit een netwerk van natuurgebieden. Het doel van de EHS is de instandhouding en ontwikkeling van deze natuurgebieden om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan. Bescherming van (natuur)gebieden heeft daarnaast ook plaats middels de Natuurbeschermingswet 1998. Daaronder vallen de volgende typen gebieden: Natura2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden); Beschermde Natuurmonumenten; Wetlands. Voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen beschermde natuurgebieden, en tevens voor ontwikkelingen buiten beschermde natuurgebieden die van invloed kunnen zijn op beschermde 3 Zie ABRS 21 januari 2009, zaak nr. 200802863/1 4 Zie ABRS 13 mei 2009, zaak nr. 200802624/1

10 natuurgebieden, gelden (strenge) restricties. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. 2.4.2. Onderzoek In het kader van de ontwikkeling van Westpolder/Bolwerk is onderzoek uitgevoerd naar het aspect flora en fauna. Op basis van het verrichte onderzoek kan geconcludeerd worden dat beschermde dier- en plantsoorten de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staan. Bij het opstellen van de uitwerkingsplannen, wanneer de precieze inrichting bekend is, is voor enkele delen van het plangebied wel een aanvullende effectstudie noodzakelijk. Gelet hierop is in het kader van het voorliggende uitwerkingsplan een quickscan flora en fauna 5 uitgevoerd. Hieronder worden de belangrijkste resultaten besproken, de volledige rapportage is als bijlage 2 bij de toelichting opgenomen. Soortenbescherming Grondgebonden zoogdieren Er zijn tijdens de quickscan geen sporen, of andere aanwijzingen die duiden op aanwezigheid van zwaarder beschermde grondgebonden zoogdieren aangetroffen. Het plangebied biedt ook geen geschikt leefgebied voor deze soortgroep. Voor grondgebonden zoogdieren gelden op dit moment geen verplichtingen in het kader van de Flora- en faunawet. Vleermuizen In het voorliggende plangebied wordt geen bebouwing gesloopt, ook worden er geen bomen gerooid. De aantasting van vaste verblijfsplaatsen voor vleermuizen kan dan ook worden uitgesloten. Tevens zullen er als gevolg van de nieuwe ontwikkelingen geen vliegroutes en/of een significant deel van het jachtbiotoop voor vleermuizen verdwijnen of anderszins worden aangetast. Er gelden op dit moment geen verplichtingen in het kader van de Flora- en faunawet. Wel zijn de bestaande woningen in het plangebied potentieel geschikt als verblijfsplaats. Indien de bestaande woonhuizen alsnog worden gesloopt, dienen de betreffende gebouwen voorafgaand aan de sloop volgens het vleermuisprotocol te worden onderzocht op de daadwerkelijke functie ervan voor vleermuizen. Vogels Het plangebied is van belang voor algemeen beschermde vogelsoorten. Voor de bescherming van vogelnesten geldt artikel 11 van de Flora- en faunawet, dat luidt: Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest, of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten, voor eenmalig gebruik, vallen alleen tijdens het broedseizoen (grofweg half maart-half juli, soortspecifiek) onder de bescherming van artikel 11 van de Floraen faunawet. Met betrekking tot deze soorten wordt aanbevolen om verstorende werkzaamheden, zoals het slopen van bebouwing, het kappen van bomen en rooien van onderbegroeiing, buiten de broedtijd van vogels uit te voeren. Indien toch binnen de broedtijd van vogels gewerkt wordt, dient voorafgaand aan deze werkzaamheden door een ecologisch 5 Quickscan flora en fauna in het kader van twee uitwerkingsplannen voor de ontwikkellocatie Westpolder/Bolwerk in Berkel en Rodenrijs en de Flora- en faunawet, Natuur-Wetenschappelijk Centrum, d.d. november 2014

11 deskundige te worden aangetoond dat er geen broedende vogels in het plangebied aanwezig zijn. Een (beperkt) aantal soorten, waaronder de Huismus, bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Verblijfplaatsen van deze vogelsoorten zijn jaarrond beschermd. Vogels met een vaste verblijfplaats zijn tijdens het veldbezoek niet in het plangebied aangetroffen. Er gelden voor vogels met een vaste verblijfplaats op dit moment geen beperkingen in het kader van de Flora- en faunawet. Indien de huidige woonhuizen alsnog worden gesloopt, dient voorafgaand aan de sloop de daadwerkelijke functie van de betreffende gebouwen voor de Huismus aanvullend te worden onderzocht. Indien er vaste verblijfplaatsen van de Huismus in het plangebied aanwezig zijn en de functionaliteit hiervan in het geding komt, dient voor deze soort alsnog een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Amfibieën en reptielen Er zijn tijdens het veldbezoek geen amfibieën en reptielen in het plangebied aangetroffen. Binnen het plangebied is bovendien geen potentieel leefgebied voor de zwaarder beschermde Rugstreeppad (een soort waarvan bekend is dat deze in de omgeving van het plangebied voorkomt) aanwezig. Vissen In de aanwezige watergangen zijn geen zwaarder beschermde vissen aangetoond. Wel zijn de volgende algemene vissoorten aangetroffen: Baars, Blankvoorn, Driedoornige stekelbaars, Karper, Kroeskarper, Tiendoornige stekelbaars en Zeelt. Ongewervelden In de aanwezige watergangen zijn verschillende schijfhorens aangetroffen, namelijk de Draaikolkschijfhoren, Gekielde schijfhoren, Gewone schijfhoren, Vlakke schijfhoren en Witte schijfhoren. Aanwezigheid van de zwaarder beschermde Platte schijfhoren is niet aangetoond. Vaatplanten In het plangebied zijn geen groeiplaatsen van zwaarder beschermde vaatplanten aangetroffen. Gezien de gebiedskenmerken worden deze hier ook niet verwacht, tenzij het aangeplante exemplaren betreft. Zorgplicht Tenslotte geldt altijd de in artikel 2 voorgeschreven zorgplicht: deze houdt in dat alle mogelijke nadelige gevolgen voor (alle) planten en dieren zoveel mogelijk vermeden moeten worden (voor zover redelijk), bijvoorbeeld door een Egel die zich op het werkterrein bevindt te verplaatsen voordat gestart wordt met bepaalde werkzaamheden (hiervoor is eerst een inspectie te voet van het werkterrein nodig). Gebiedsbescherming Het plangebied ligt niet in of binnen de invloedssfeer (straal van 3 km) van een Natura 2000- gebied of van een ander natuurgebied dat onder de bescherming van de Natuurbeschermingswet 1998 valt. Daarnaast maakt het plangebied geen onderdeel uit van een Nationaal Landschap en/of de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Wel liggen onderdelen van de EHS in de omgeving van het plangebied

12 2.4.3. Conclusie Het aspect flora en fauna vormt gezien het bovenstaande geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. 2.5. Planologisch relevante kabels en leidingen In of in de directe nabijheid van het voorliggende plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en/of leidingen aanwezig. Wel is aan de westzijde van het plangebied een lagedruk aardgasleiding gelegen. De leiding heeft een diameter van 12,75 inch en een werkdruk van 8 bar. De werkdruk is dermate gering dat er geen sprake is van een PR 10-6 contour noch van een invloedsgebied van het groepsrisico. Een berekening of verantwoording van het groepsrisico is daarmee niet aan de orde. Daar waar de leiding is gelegen binnen het plangebied is een belemmeringenstrook van 2 meter aan weerszijden van de hartlijn opgenomen. 2.6. Milieuaspecten 2.6.1. Akoestische aspecten Kader Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) bevindt zich aan weerszijden van een weg een zone waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Voordat nieuwe woningen binnen deze zone kunnen worden geprojecteerd dient te worden onderzocht of aan de normen van de Wgh wordt voldaan. De woningen in het voorliggende plangebied zijn gelegen binnen de onderzoekszone van de provinciale weg N471, de Oudelandselaan en de (nog te realiseren) Louis d Orlaan. Op grond van de Wet geluidhinder is derhalve een akoestisch onderzoek 6 naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. De woningen zijn niet gelegen binnen de onderzoekszone van 100 meter vanaf de buitenste spoorstaaf van de Randstadrail. Het uitgevoerde onderzoek heeft daarom geen betrekking op het aspect railverkeerslawaai. De geprojecteerde woningen zijn ook niet gelegen binnen de zone van een industrieterrein. Onderzoek en conclusie De resultaten van het akoestisch onderzoek worden hieronder beknopt toegelicht, de volledige rapportage is als bijlage 6 bij het uitwerkingsplan gevoegd. In het akoestisch onderzoek wordt geconcludeerd dat alleen het wegverkeer op de Oudelandselaan en de Louis d Orlaan leidt tot een geluidsbelasting die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 db. De geluidsbelasting bedraagt maximaal 55 db voor het verkeer op de Louis d Orlaan. De maximale ontheffingswaarde van 58 db voor wegverkeer wordt daarmee niet overschreden. Vanuit verkeerskundig en financieel oogpunt zijn geen verdere bron- en overdrachtsmaatregelen mogelijk, zodat een hogere grenswaarde procedure noodzakelijk is. Het vaststellen van een hogere waarde impliceert dat er eisen worden gesteld aan de woningen 6 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Uitwerkingsplannen Westpolder/Bolwerk 2012; deelplan 7, bouwstroom 1 en Westpolder/Bolwerk 2012; deelplan 10, KuiperCompagnons, d.d. mei 2015

13 waar de cumulatieve geluidsbelasting hoger is dan 53 db. Deze eisen hebben met name betrekking op de aanwezigheid van een geluidsluwe gevel, een geluidsluwe buitenruimte en de indeling van de woning. Bij het uitwerken van de bouwplannen moet met deze eisen rekening worden gehouden. Het ontwerpbesluit tot vaststelling hogere waarden heeft gelijktijdig met het ontwerpuitwerkingsplan ter inzage gelegen. De hogere waarde moet zijn vastgesteld voordat het uitwerkingsplan kan worden vastgesteld. 2.6.2. Luchtkwaliteit Kader De Wet luchtkwaliteit (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer) is niet van toepassing op uitwerkings- en wijzigingsplannen. Dit uitwerkingsplan is een uitwerking van het bestemmingsplan Westpolder/Bolwerk 2012. Om die reden wordt er teruggevallen op het luchtkwaliteitonderzoek dat is uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan Westpolder/Bolwerk 2012. Onderzoek Uit het luchtkwaliteitsonderzoek, behorende bij het bestemmingsplan Westpolder/Bolwerk 2012, blijkt dat de gestelde normen van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden, waardoor dit aspect geen belemmering oplevert voor dat bestemmingsplan. Het luchtkwaliteitsonderzoek 7 van Westpolder/Bolwerk 2012 is opgenomen als bijlage 3 bij deze toelichting. Omdat het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen oplevert voor het bestemmingsplan, levert dit aspect ook geen belemmering op voor dit uitwerkingsplan. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn ter plaatse van de locatie de concentraties NO 2 (stikstofdioxide) en PM 10 en PM 2,5 (fijn stof) inzichtelijk gemaakt, op basis van NSLmonitoringstool. In afbeelding 2.4 zijn de jaargemiddelde concentraties NO 2, PM 10 en PM 2,5 weergegeven voor het peiljaar 2015. 7 KuiperCompagnons, Bestemmingsplan Westpolder/Bolwerk 2012 Verkennend milieuonderzoek, oktober 2011

14 Afbeelding 2.4: Jaargemiddelde concentraties NO 2, PM 10 en PM 2,5; peiljaar 2015. Uit de afbeelding blijkt dat de jaargemiddelde concentraties NO 2, PM 10 en PM 2,5 ruimschoots onder de normen van de jaargemiddelde concentraties van 40 µg/m 3 (NO 2 en PM 10 ) en 25 µg/m 3 (PM 2,5 ) blijven. Conclusie Het aspect luchtkwaliteit vormt gezien het bovenstaande geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. 2.6.3. Verkeer en parkeren Verkeer In het kader van de bouw van de wijk Westpolder/Bolwerk zijn in de omgeving van het plangebied diverse nieuwe wegen aangelegd, zoals de Oudelandselaan, die het plangebied ontsluit op de N471. De wegenstructuur verandert als gevolg van dit uitwerkingsplan niet ten opzichte van de bestaande situatie. Wel wordt er een nieuwe gebiedstoegangsweg, de Louis d Orlaan, aangelegd. De Louis d Orlaan wordt ontsloten op de Oudelandselaan. In verband met de verkeersafwikkeling ligt deze afslag niet tegenover een bestaande afslag naar het bedrijvenpark Oudeland. Met het uitwerkingsplan worden de bouw van 18 nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Deze zijn reeds meegenomen in de Regionale Verkeersmilieukaart (RVMK) van de stadsregio Rotterdam. Dit betekent dat de extra motorvoertuigbewegingen per etmaal die worden gegenereerd door de woningen in dit plan en de verdeling van deze voertuigbewegingen over de wegen rond het plangebied in de cijfers van de RVMK zijn opgenomen. De Louis d Orlaan en Oudelandselaan kunnen de extra toename van motorvoertuigbewegingen, die de 18 extra woningen genereren, eenvoudig verwerken. De Louis d Orlaan is een nieuwe gebiedstoegangsweg met een maximumsnelheid van 50 km/uur en een profiel van 2x1 rijstroken. De Oudelandselaan is een gebiedsontsluitingsweg, eveneens met een maximumsnelheid van 50 km/uur en een profiel van

15 2x1 (gescheiden) rijstroken. Beide wegen hebben een capaciteit van circa 1.600 tot 3.200 personenauto-equivalenten per uur. In 2020 krijgt de Oudelandselaan, inclusief dit initiatief, 7.500 tot 8.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal te verwerken. Dat betekent dat de capaciteit van de Oudelandselaan niet wordt overschreden. De toekomstige intensiteiten op de Louis d Orlaan liggen vermoedelijk lager, waardoor ook de capaciteit van deze weg niet wordt overschreden. Daarmee gelden vanuit verkeer geen belemmeringen voor de ontwikkeling van de woningen. Parkeren Voorwaarden uit de uitwerkingsregels Ter plaatse van het plangebied is de bestemming Wonen - Uit te werken opgenomen. Deze bestemming bepaalt dat er tenminste 1,8 parkeerplaats per woning gerealiseerd moet worden. Hierbij geldt de voorwaarde dat er tenminste één parkeerplaats op het woonperceel moet worden aangelegd en eventueel aanvullend daarop nog 0,5 parkeerplaats in het openbaar gebied. Een gebouwde parkeervoorziening (garage of parkeerkelder) mag slechts gedeeltelijk worden meegeteld. Tevens kan bij de realisatie van het plan een nadere nuancering van de parkeernorm plaatsvinden, gebaseerd op het dan geldende gemeentelijke parkeerbeleid. Parkeerplaatsen in het plan Voor de woningen is aan de voorzijde van het woonperceel de bestemming Tuin Parkeren opgenomen. Deze bestemming bepaalt dat er tenminste twee parkeerplaatsen per woning gerealiseerd moeten worden en in stand moet worden gehouden. In het openbaar gebied worden daarnaast nog eens zestien parkeerplaatsen gerealiseerd. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de voorwaarden uit de uitwerkingsregels. Conclusie Er worden per woning tenminste twee parkeerplaatsen op het eigen woonperceel voorzien en, aanvullend daarop, 16 parkeerplaatsen in het openbaar gebied. Daarmee wordt voorzien in ruim voldoende parkeergelegenheid op basis van de geldende uitwerkingsregels. 2.6.4. Bedrijven en milieuzonering Kader Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies noodzakelijk. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken. Onderzoek Het voorliggende plangebied is in het bestemmingsplan Westpolder/Bolwerk 2012 voorzien van de bestemming Wonen Uit te werken. Om te kunnen bepalen of sprake is van een acceptabele milieusituatie dient bij de uitwerking van deze bestemming een toetsing plaats te vinden. Hiertoe is in de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan Westpolder/Bolwerk 2012 een verplichting opgenomen.

16 Gelet op ligging van het plangebied in de directe nabijheid van de N471, de Randstadrail en de bedrijventerreinen Rodenrijs en Oudeland, is er sprake van een zekere mate van geluidsbelasting en dus verstoring in vergelijking tot een rustige woonwijk. Dat betekent dat (de omgeving van) het plangebied is aan te merken als een gemengd gebied en de indicatieve richtafstand uit de VNG-brochure met één stap teruggebracht mag worden. Bedrijventerrein Rodenrijs Ten zuidoosten van het plangebied is bedrijventerrein Rodenrijs gelegen. In de zone langs de Oudelandselaan zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 toegestaan. Voor dergelijke bedrijven geldt op grond van de VNG-brochure een indicatieve richtafstand van 50 meter. Omdat sprake is van een gemengd gebied kan de richtafstand met één stap worden teruggebracht tot 30 meter. De afstand tussen de dichtstbijzijnde woning en de bestemming Bedrijventerrein bedraagt circa 40 meter. Daarmee kan een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd worden. Bedrijvenpark Oudeland Ten zuidwesten van het plangebied is bedrijvenpark Oudeland gelegen. In de zone langs de Oudelandselaan zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 toegestaan. Voor dergelijke bedrijven geldt op grond van de VNG-brochure een indicatieve richtafstand van 100 meter. Omdat sprake is van een gemengd gebied kan de richtafstand met één stap worden teruggebracht tot 50 meter. De afstand tussen de dichtstbijzijnde woning en de bestemming Bedrijventerrein bedraagt circa 80 meter. Daarmee kan een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd worden. Melanchthon Berkenrode (middelbare school) Ten westen van het plangebied is de middelbare school Melanchthon Berkenrode gesitueerd. Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs zijn op basis van de VNG-brochure aan te merken als milieucategorie 2 inrichtingen, waarvoor een indicatieve richtafstand van 30 meter geldt. Omdat sprake is van een gemengd gebied kan de richtafstand met één stap worden teruggebracht tot 10 meter. De afstand tussen de dichtstbijzijnde woning en de middelbare school bedraagt meer dan 50 meter. Daarmee kan een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd worden. Kassencomplex Veilingweg 62-64 Direct ten noorden van het plangebied is een kassencomplex aanwezig. De betreffende gronden waarop de kassen zijn gesitueerd, zijn reeds in eigendom van de gemeente Lansingerland. De kassen mogen tot 1 januari 2017 door de oorspronkelijke eigenaar gebruikt worden. Nadien worden de kassen gesloopt om plaats te maken voor woningbouw. Kassen zijn op basis van de VNG-brochure aan te merken als milieucategorie 2 inrichtingen, waarvoor een indicatieve richtafstand van 30 meter geldt. Omdat sprake is van een gemengd gebied kan de richtafstand met één stap worden teruggebracht tot 10 meter. De afstand tussen de dichtstbijzijnde woningen en het kassencomplex bedraagt minimaal 12 meter. Daarmee kan een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd worden. Conclusie Vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering gelden geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

17 2.6.5. Bodem Kader Wet bodembescherming De Wet bodembescherming (Wbb) voorziet in maatregelen indien sprake is van ernstige bodemverontreiniging. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (landof water-)bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd. Besluit bodemkwaliteit Het doel van het Besluit bodemkwaliteit (2008) is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren. Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Relatie Wabo, Wbb en Woningwet (Wonw) De inwerkingtreding van de Wabo (1 oktober 2010) heeft ook effect op de Wbb en de Woningwet (Ww): in de Wabo is aangegeven dat in de plaats van de aanhoudingsgrond (uit de Ww) een afstemmingsregeling wordt opgesteld waarbij de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning wordt afgestemd op de acties ten aanzien van de bodemverontreiniging. Voorts geldt ten aanzien van de bodem dat de Woningwet gemeenten verplicht in hun bouwverordening voorschriften omtrent het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem op te nemen. Die voorschriften moeten in elk geval betrekking hebben op het verrichten van onderzoek naar aard en mate van verontreiniging van de bodem, op de aard en omvang van dat onderzoek en op inrichting van het op te stellen onderzoeksrapport. Gemeentelijk bodembeleid De gemeente Lansingerland beschikt over een gemeentelijke bodemkwaliteitskaart. Op de bodemkwaliteitskaart zijn zones aangegeven met vergelijkbare bodemkwaliteit. De meeste zones zijn, conform de Handreiking Basisniveau Bodemkwaliteitskaarten, te karakteriseren als type B. Dit zijn licht belaste zones, met een lage tot hoge variabiliteit waarvan over het algemeen gesteld kan worden dat de kwaliteit schoon tot licht verontreinigd is. Uitzonderingen zijn de zones Lintbebouwing vóór 1930 en Glastuinbouw voor 1970 (Nieuwe bebouwing). De bovengrond voor deze zones is intensiever belast, licht verontreinigd en wordt gekenmerkt door een lage tot hoge variabiliteit. Voor Glastuinbouw vóór 1970 (Nieuwe bebouwing) wordt in de bovengrond de grens van gebiedstype 1.2/2.2 (licht of intensiever belast) echter slechts met een minieme marge (circa 7%) overschreden.

18 Afbeelding 2.5.: uitsnede bodemkwaliteitskaart Lansingerland (ondergronds). In rood de globale ligging van het plangebied. Onderzoek In het kader van de voorliggende ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek 8 uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn hieronder samengevat. Het rapport is opgenomen in bijlage 4 van deze toelichting. Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat: In de bovengrond een verhoging van kwik, lood, zink en PAK s t.o.v. de achtergrondwaarde is aangetroffen. In de ondergrond een verhoging van kobalt t.o.v. de achtergrondwaarde is aangetroffen. In het grondwater verhogingen van barium, zink en xylenen t.o.v. de streefwaarde zijn aangetroffen. In het grondwater (peilbuis B2) een verhoging van nikkel t.o.v. de tussenwaarde is aangetroffen. Na herbemonstering is deze verhoging niet meer aangetroffen. Mogelijk betrof het een eenmalige verhoging. Gelet op het bovenstaande kan de locatie niet als onverdacht worden beschouwd, de resultaten van het bodemonderzoek geven echter geen aanleiding om een nieuw onderzoek met een gewijzigde onderzoeksstrategie uit te voeren. Ter plaatse van een drietal boringen zijn bijmenging van puin aangetroffen. Geadviseerd wordt aanvullend onderzoek uit te voeren door een separaat monster van de zintuiglijk meest verontreinigde boring (B4) in te zetten. Puin in de bodem moet als asbestverdacht worden 8 Verkennend en aanvullend bodemonderzoek, Terra Milieu, projectnummer: Tm2014.290BVO+ABO, d.d. 12 december 2014

19 beschouwd, derhalve is aanvullend asbestonderzoek 9 uitgevoerd ter plaatse van de deellocaties waar puin is aangetroffen. De resultaten zijn hieronder weergegeven, de volledige rapportage is als bijlage 5 bij de toelichting opgenomen. Op basis van het uitgevoerde verkennend asbest in bodem onderzoek en de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat in twee van de drie onderzochte gebieden zowel visueel (fractie >16mm) als analytisch (fractie <16mm) geen asbest wordt aangetroffen. Deze deellocaties worden daarom niet meer als verdacht op het voorkomen van asbest beschouwd, de resultaten van het bodemonderzoek geven geen aanleiding om een nieuw onderzoek met een gewijzigde onderzoeksstrategie uit te voeren. In één deellocatie is visueel (fractie >16mm) geen asbest aangetroffen, maar is analytisch (fractie <16mm) indicatief 4,0 mg/kg d.s. aan zowel hechtgebonden als niet-hechtgebonden asbest aangetroffen. Bij deze deellocatie wordt het vermoeden bevestigd en kan de deellocatie als verdacht op het voorkomen van asbest worden beschouwd. De concentratie asbest die is aangetroffen tijdens het verkennend asbestonderzoek is echter kleiner dan 100 mg/kg. Op basis van H7.8.3 van de NEN 5897 zijn de onderzochte deellocaties getoetst aan de grenswaarde, volgens het zogenaamde stopcriteria. Indien per deellocatie in de geïnspecteerde gaten het gehalte aan asbest (meetwaarde) kleiner is dan 0,1 x de grenswaarde (oftewel 10 mg/kg ds.) is verder onderzoek niet noodzakelijk. Hierbij wordt wel de kanttekening gemaakt dat niet hechtgebonden materiaal is aangetroffen. Uit niet hechtgebonden materialen komen veel makkelijker vezels vrij, zodat een dergelijk type verontreiniging eerder een actueel blootstellingsrisico vormt dan de hechtgebonden vorm. Wanneer een substantiële hoeveelheid asbest (>100 mg/kg) in niet hechtgebonden of slecht gebonden vorm in de bodem aanwezig is (isolatiemateriaal, spuitasbest, enz.) kan onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld door een sterke luchtstroming, wel een normoverschrijdende emissie boven het VR niveau (verwaarloosbaar risiconiveau) optreden, ook als de bodem niet wordt bewerkt. De aanwezigheid van asbesthoudend materiaal in de bodem is op zichzelf niet gevaarlijk. Wanneer de verontreiniging uit hechtgebonden asbest bestaat (zoals asbestcement) zullen onder normale omstandigheden zonder bewerking geen asbestvezels vrijkomen. Bij een gering gehalte aan hechtgebonden asbest in de bodem (< 100 mg/kg), is er geen risico op blootstelling aan asbest, ongeacht de bewerkingen die worden uitgevoerd (afgegraven, omspitten, enz.). Ook wanneer bij werkzaamheden de stukjes asbestcement daadwerkelijk worden gebroken is er geen risico op blootstelling aan asbest. Alleen wanneer een substantiële hoeveelheid hechtgebonden asbest in de bodem aanwezig is (> 100 mg/kg), bestaat bij het intensief bewerken van de bodem, door bouwen, graven en dergelijke, het gevaar dat asbestvezels in de lucht vrijkomen. Conclusie Vanuit het aspect bodem gelden geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling. 9 Verkennend bodemonderzoek, asbest in bodem, Terra Milieu, projectnummer: Tm2014.455, d.d. 12 december 2014

20 2.6.6. Externe veiligheid Kader Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals transportrisico s en risico s die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden. In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden. Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet overschreden mag worden. Voor kwetsbare objecten wordt in zowel bestaande als nieuwe situaties het niveau van 10-6 per jaar als grenswaarde gehanteerd. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn alleen toegestaan onder een gewichtige motivering. Bestaande beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan binnen de PR 10-6 contour. Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van een calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal 10 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Overheden dienen een toename van het GR wel bestuurlijk te verantwoorden. Onderzoek In de omgeving van het plangebied liggen enkele risicobronnen. Het gaat om: De N471; Rotterdam The Hague Airport. N471 De N471 is een transportroute van gevaarlijke stoffen. De N471 verbindt de A20 met de N470, die aantakt op de A12. De DCMR hanteert als worst-case dat het transport van gevaarlijke stoffen over de N471 vergelijkbaar is als over de Doenkade (N209). Hierdoor wordt uitgegaan van de volgende jaarintensiteiten die over de N471 worden vervoerd. Tabel 4: Overzicht gevaarlijke stoffen over de N471/N209 Stofcategorie Beschrijving Aantal vrachtwagens LF 1 Brandbare vloeistoffen 1.401 LF 2 Brandbare vloeistoffen 1.612 LT 1 Toxische vloeistoffen 31 LT 2 Toxische vloeistoffen 377 GF3 Brandbare gassen 106 In de Eindrapportage Basisnet Weg is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd, waaruit gebleken is dat brandbare vloeistoffen (LF1 en LF2) weinig invloed hebben op het groepsrisico. Het transport van LPG (GF3) is maatgevend voor de waarde van het groepsrisico. Het