COMMISSIE 1: HET VOORSPRONGMANIFEST Met het Voorsprongmanifest legt Jong N-VA aan haar leden de essentie voor van haar politiek bestaan. Waarom doet Jong N-VA aan politiek? Wat wil ze bereiken? Hoe kijkt ze naar de maatschappij? Hoe profileert ze zich ideologisch? Wat vindt ze van de organisatie van de staat? Kortom: wat zijn de beginselen van de grootste jongerenpartij van Vlaanderen? In dit hoofdstuk wordt de visie neergeschreven op de Jong N-VA-fundamenten voor Vlaanderen in 65 (amendeerbare) congresresoluties met als doel de basis te vormen van het denken, durven en doen van Jong N-VA. Het Voorsprongmanifest bevat vijf hoofdstukken: De fundamenten Vlaamse cultuur, Nederlandse taal Vlaamse onafhankelijkheid Staat Markt, middenveld, solidariteit I De fundamenten Gemeenschap 1.1. Mensen maken deel uit van een gemeenschap. Die gemeenschap groeit vanuit een gemeenschappelijke cultuur, door een gedeeld verleden en een gedeelde toekomst die men samen vorm geeft. Dit is de basis voor een democratie. De Vlaamse cultuur en identiteit hebben in de loop der jaren een gemeenschap gevormd. In dat proces is de totstandkoming van een eigen staat is een logische stap. 1.2. De gemeenschap is een constructief project voor welvaart en welzijn, waarin iedereen verantwoordelijkheid draagt. Die verantwoordelijkheid is de basis voor een harmonieuze samenleving. We zijn immers geen eilandjes: als Vlamingen delen we dezelfde toekomst. Vanuit die rol draagt elk van ons een verantwoordelijkheid ten aanzien van de gemeenschap. Iedereen heeft vrijheden en rechten, maar ook plichten. 1.3. Toetreden tot de gemeenschap betekent deel worden van de groep. De aanvaarding van gedeelde burgerlijke normenkaders (democratie, fundamentele vrijheden en gelijkheden) is daarbij onontbeerlijk. Het aanvaarden van de taal als gedeeld cultureel kader is daarbij onontbeerlijk. Vrijheid 1.4. Binnen de gemeenschap is iedereen vrij. We huldigen een republikeinse vrijheidsgedachte. Deze gaat uit van non-dominantie. Centraal staat hierbij de structurele onafhankelijkheid van enige ongecontroleerd macht, buiten de democratische checks & balances. De macht van de overheid wordt ingeperkt door regels en procedures die onderworpen zijn aan het oordeel van de gemeenschap. De republikeinse vrijheid garandeert een stabiele verhouding van het staatsgezag tegenover andere maatschappelijke actoren. Menselijke vrijheid bestaat uit structurele onafhankelijkheid tegenover enige ongecontroleerde dominantie. 1.5. Wij wijzen het vergaren van macht, informatie en dwangmiddelen door de staat af indien dit tot doel heeft de vrijheid van haar burgers ongecontroleerd in te perken. Daarom is een kleinschalige en nauwkeurig gereguleerde staat de beste optie. Niet enkel de macht van de overheid moet beperkt zijn: hetzelfde geldt voor private ondernemingen of instanties. Ook aan hen kan geen machtsconcentratie toegelaten worden. 1.6. Bescherming door de overheid is van cruciaal belang voor het voortbestaan van de vrijheid van actoren in de samenleving. Dit omvat zowel de verdediging, de opbouw van een juridisch stelsel en de ordehandhaving, als het onderwijs en een sociaal vangnet, met een fiscaal stelsel als basis. 1.7. Fundamentele rechten en vrijheden die beschermd dienen te worden tegen oneigenlijke tussenkomst van enige macht zijn: de vrijheid van meningsuiting, van informatie, persvrijheid; de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; 12
de vrijheid van vergadering; de rechten op een eerlijk proces, vrije beweging en eigendom. Non-dominantie verschilt evenwel van non-interferentie: vrijheid kan wel degelijk ingeperkt worden, maar de inperking zelf is niet arbitrair. 1.8. Een wakker burgerschap is vereist om te voorkomen dat de machtsconcentratie door de overheid geen onredelijke proporties aanneemt. Gelijkheid 1.9. De gelijkheid van mensen betekent dat zij moreel en politiek gelijkwaardig zijn binnen de gemeenschap. Mensen verschillen maar zijn allen gelijk als burger, ongeacht geslacht, seksuele geaardheid, wereldbeeld, huidskleur, vermogen, leeftijd of enige andere persoonskenmerken. Deze gelijkheid is de basis voor het functioneren van een meritocratische democratie. Hoewel mensen verschillen, zijn ze als burgers moreel en politiek gelijkwaardig. 1.10. De mensenrechten staan uiteraard buiten kijf. Burgerlijke gelijkheid vereist evenwel ook een strikte juridische gelijkheid. Elk lid van de gemeenschap kent dezelfde vrijheden, dezelfde (burger)rechten en dezelfde plichten. De overheid is neutraal voor de burger en garandeert een strikt neutrale behandeling van burgers via strikt neutrale vertegenwoordigers. Zo wordt bij aanwervingen door de overheid geen onderscheid gemaakt op basis van persoonskenmerken die niet van tel zijn voor een functie, is geen plaats voor discriminerende maatregelen zoals quota, enzovoort. De juridische gelijkheid van burgers wordt door de overheid gevrijwaard, onder andere door het inrichten van juridische bijstand voor sociaal zwakkeren. 1.11. Burgers verdienen dezelfde kansen op intellectuele en financiële ontplooiing. De overheid garandeert dit door het voorzien van het onderwijs als instrument van opwaartse sociale mobiliteit. 1.12. De strijd tegen armoede is een kerntaak van de overheid. de strijd tegen economische ongelijkheid niet. Armoede is geen relatief concept maar een absoluut gegeven. Degene wiens welvaartsniveau zich 60% onder de maatschappelijke mediaan bevindt maar voldoende heeft om een waardig leven te leiden, is niet per definitie arm. Voor de allerzwaksten voorziet de overheid sociale tewerkstelling binnen daartoe ingerichte arbeidsplaatsen met het oog op doorstroming naar de reguliere arbeidsmarkt indien mogelijk. Het creëren van gesubsidieerde arbeidsplaatsen in de publieke sector is geen kerntaak van de overheid. II Vlaamse cultuur, Nederlandse taal Cultuur 1.13. Hoewel deel van een bredere Westerse en Europese cultuur, onderscheidt de Vlaamse gemeenschap zich van andere door haar eigen taal, gewoonten en gebruiken. 1.14. We komen op voor het behoud van deze Vlaamse cultuur in al haar verschijningsvormen. Daardoor schrijven we ons in, in de lange en duurzame traditie van de Vlaamse Beweging. 1.15. Onze Vlaamse cultuur is onderhevig aan veranderingen en evolutie. Bovendien is ze niet eenvormig: verschillende maatschappelijke subculturen zijn aanwezig. Ondanks al deze verscheidenheid valt niettemin een gemeenschappelijke onderstroom te herkennen. Deze gemeenschappelijke basis bestaat uit een gedeeld ideeën- en normenkader en een gemeenschappelijke taal. Dit is het DNA van de Vlaamse cultuur dat al haar subculturen overspant en waarin een leidcultuur te herkennen is. Taal 1.16. De Nederlandse taal en haar Vlaamse dialecten zijn de dragers bij uitstek van de Vlaamse cultuur. Het is bovendien de taal waarin Vlamingen, en de nieuwkomers die zij in hun gemeenschap opnemen, met elkaar communiceren. Het Nederlands is de cultuur- en bestuurstaal van de Vlaamse gemeenschap. 13
Bestendiging 1.17. De ontplooiing van de Vlaamse cultuur een van onze voornaamste doelen. Dat heeft twee uitingsvormen. 1.18. Ten eerste willen wij het Nederlandse taalgebied geografisch bestendigen. Wij streven naar een goed nabuurschap met aangrenzende taalgebieden, gebaseerd op respect voor culturele en linguïstische integriteit. Tendensen waarbij de Nederlandse taal in Vlaanderen verdreven wordt en een andere taal het publieke leven gaat domineren, als deel van een bewuste strategie of van onbewuste sociologische trends, wijzen wij met klem af. 1.19. Ten tweede willen wij de toekomst van onze cultuur ook intern verzekeren. Nieuwkomers passen zich aan door zich te integreren in onze Europese en Vlaamse cultuur. Zij maken zich onze taal eigen. Enkel zo worden zij echt deel van onze gemeenschap. Segregatie beschouwen wij als verwerpelijk, aangezien het leidt tot een versplinterde samenleving. III Vlaamse onafhankelijkheid Non-discriminatie 1.20. Bij haar onafhankelijkheid in 1830 werd het artificiële België ingericht als een anti-vlaamse staat, gericht op de verfransing van Vlaanderen en op de vernietiging van het Nederlands en de Vlaamse cultuur, volgens principes die vandaag als racistisch beschouwd zouden worden. Niettemin richten we onze blik op de toekomst en koesteren we geen rancune voor historisch onrecht. Wel bestrijden wij de hedendaagse uitlopers daarvan, waaronder de demografische ondervertegenwoordiging van Vlamingen in het federaal parlement, de ondemocratische ondervertegenwoordiging van Vlamingen in de federale regering en in alle federale bestuursorganen en instituten, de marginalisering van het Nederlands in Brussel, de verfransing in de Vlaamse Rand, de taalfaciliteiten, en alle transfers die niet uitgaan van solidariteit maar die bedoeld zijn om onze democratische rechten af te kopen. 1.21. We zien Wallonië, of haar erfstaten, net als andere Europese landen als een potentiële partner voor constructieve samenwerking met Vlaanderen, binnen een Europees kader. Vlaanderen 1.22. We gaan resoluut voor Vlaamse onafhankelijkheid. De onafhankelijkheid van Vlaanderen dient zowel democratische vrijheid als de bescherming van het Nederlandse taalgebied. Vlaamse emancipatie geldt bestuurlijk, cultureel en financieel. Statutenwijziging: opname onafhankelijkheidsstreven In haar streven naar een beter bestuur en meer democratie kiest de Nieuw-Vlaamse Alliantie logischerwijs voor de onafhankelijke republiek Vlaanderen, lidstaat van een democratische Europese Unie. Dat staat sinds de opstart van de partij te lezen in artikel 1 van de statuten van onze moederpartij N-VA. Wat Jong N-VA betreft is dit artikel onaantastbaar. Hoewel Jong N-VA (en voorganger Ronduit!) al quasi even lang bestaat als N-VA, bevatten de statuten van Jong N-VA nergens een verwijzing naar het onafhankelijkheidsstreven. Daarom zal aan de plenaire slotvergadering van het Voorsprong Congres het voorstel gedaan worden om het onafhankelijkheidsstreven op te nemen in de statuten van Jong N-VA. Duidelijk signaal De verankering van het onafhankelijkheidsstreven in onze statuten moet een duidelijk signaal zijn. Ondanks deelname aan alle regeringen, wordt onze roep naar een onafhankelijk Vlaanderen niet kleiner. Integendeel. Het onafhankelijkheidsstreven zit nu eenmaal in onze genen. De congresvoorzitter zal deze statutenwijziging aan leden voorleggen. 14
Zelfbeschikkingsrecht 1.23. We onderschrijven volmondig het principe dat ieder volk ter wereld recht heeft op zelfbestuur binnen een eigen staat. Het zelfbeschikkingsrecht der volkeren is voor ons een kostbaar goed. Elk volk verdient de politieke vrijheid om haar eigen toekomst te kiezen, zoals dat hoort in een democratie. We komen op voor de democratisch legitieme belangen van alle staatloze volkeren in Europa en daarbuiten. Het Belgisch falen 1.24. België verkeert in de structurele onmogelijkheid om in haar beleid de wensen van Vlamingen en Walen te verzoenen. Het beleid is ofwel gericht op de Vlaamse belangen (regering Michel), ofwel gericht op de Waalse (regering Di Rupo) ofwel blinkt ze uit in nietsdoen (regering Van Rompuy). Zelfbeschikkingsrecht voor de gemeenschappen biedt de democratische vrijheid om het beleid te voeren dat die gemeenschap wenst. Onafhankelijkheid is een doel op zich. Brussel 1.25. Brussel wordt één stad, met enkel de grondgebonden bevoegdheden die vandaag aan de gewesten behoren. De persoonsgebonden bevoegdheden worden uitgeoefend door Vlaanderen en Wallonië. We streven naar een versterking van de positie van de Nederlandse taal in Brussel via de Vlaamse persoonsgebonden bevoegdheden. 1.26. We willen Vlaanderen onafhankelijk verklaren, met Brussel als het kan, zonder Brussel als het moet. Wanneer we Vlaanderen onafhankelijk verklaren zonder Brussel, geven we onze claim op het Brussels grondgebied niet op en blijven we de diensten aanbieden waar elke Vlaming op kan rekenen. Territorialiteit 1.27. De territoriale integriteit van Vlaanderen is ongenaakbaar. De Vlaamse, Franse en Duitstalige gemeenschappen beschikken over hun eigen grondgebied. Claims op grondgebied van de andere gemeenschap leiden tot nodeloos conflict. 1.28. Het personaliteitsbeginsel is niet van tel. Mensen die zich vestigen in het grondgebied van een andere gemeenschap, worden geacht zich te integreren in de daar geldende taal en cultuur. 1.29. Het streven naar uitbreiding van grondgebied op grond van hervestiging van bevolkingsgroepen of migraties, is kolonialisme. Dergelijk etnisch imperialisme is verwerpelijk. Zoals honderdduizenden Vlamingen in de 19 e eeuw naar Wallonië trokken op zoek naar een betere toekomst en zich daar aanpasten, verwachten wij op grond van wederkerigheid dezelfde houding van anderstaligen in Vlaanderen. 1.30. De grenzen zijn duidelijk, helder en bevatten zo weinig mogelijk uitzonderingsregimes die kunnen leiden tot territoriale betwisting. Faciliteiten 1.31. Omdat het territorialiteitsbeginsel voorrang heeft op personaliteitsbeginsel zijn faciliteiten zinloos. Zij verhinderen de opname van mensen in hun nieuwe gemeenschap. De faciliteiten verdwijnen. Republiek 1.32. Koning Philippe von Saksen-Coburg-Gotha moet het laatste onverkozen staatshoofd zijn. De andere leden van de koninklijke familie worden geacht om in hun eigen onderhoud te voorzien. Zolang een Belgisch raamwerk bestaat, wordt de rol van protocollair Belgisch staatshoofd daarna alternerend waargenomen door de minister-presidenten van de gemeenschappen, in verhouding tot het demografische gewicht van de gemeenschappen. 15
1.33. Alarmbelprocedures, regeringspariteiten en andere instrumenten die de democratie belemmeren, verdwijnen. Het aantal zetels per kieskring in volksvertegenwoordigende organen worden afgestemd op de feitelijke bevolkingsaantallen. Transfers 1.34. Na dertig jaar studiewerk over de omvang en aard van de transfers, is het stilaan wel geweest: de transfers doven uit. 1.35. Indien in tussentijd enige vorm van solidariteit moet blijven bestaan, zal die voorwaardelijk zijn, op grond van onderhandelingen die de instemming van elke partij vereisen, waarbij voorrang gegeven wordt aan leningen en giften tot de uitzondering behoren. Een prestatieverbinding en een rapportage over de besteding en het rendement van de aangewende middelen zijn nodig. Financieringswet 1.36. De jaarlijkse giften die buiten de solidariteitsmechanismen vallen en waarmee Vlaanderen haar democratische rechten afkoopt, worden onverwijld geschrapt. Deze middelen worden aangewend om de Vlaamse staatsschuld af te bouwen en om eventuele transitiekosten te dekken bij onafhankelijkheid. IV Staat Scheiding der machten 1.37. De scheiding tussen de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht is absoluut. Deze scheiding mag niet doorkruist worden door de macht van andere instanties of middenveldorganisaties zoals politieke partijen. Het parlement functioneert onafhankelijk. De volksvertegenwoordigers die er zetelen dienen de vrijheid te hebben om naar eigen inzicht te stemmen of voorstellen te doen, los van het oordeel van leden van de uitvoerende macht of van middenveldorganisaties. Secularisme 1.38. De scheiding tussen kerk en staat is onaantastbaar. De overheid is neutraal tegenover religies, maar onthoudt zich tegelijkertijd van elke tussenkomst in religieuze materies. 1.39. Religie is een private aangelegenheid. Bijgevolg respecteren religieuze gemeenschappen van hun kant de neutraliteit van de publieke ruimte. 1.40. Religieuze evenementen, zoals een Te Deum, kunnen bijgevolg niet bijgewoond worden door publieke gezagsdragers vanuit hun publieke functie. 1.41. De uitoefening van een religieuze overtuigen dient zich ten allen tijde binnen het wettelijke kader te bevinden. Omvang staatsapparaat 1.42. De overheid dient zich te focussen op haar kerntaken. Daarom is de overheid niet actief in sectoren die ook door commerciële ondernemingen performant kunnen aangeboden worden. De exploitatie van commerciële activiteiten in de telecom, media, mobiliteit (openbaar vervoer), banken, post, luchtvaart, energie verdwijnt. Strategische infrastructuren (spoorlijnen, havens, nutsvoorzieningen, snelwegen e.d.) blijven in eigendom van de overheid maar worden uitbesteed. 1.43. We hechten belang aan de groei van het sociale weefsel. Volksvertegenwoordigers zien er op toe dat de overheid niet uit haar voegen barst en op deze manier het spontane gegroeide sociale weefsel afbreekt. Een terughoudende overheid maakt een sterk sociaal weefsel mogelijk, zoals omgekeerd een kleine overheid ook een sterk maatschappelijk weefsel veronderstelt. 16
Interne staatshervorming 1.44. De provinciale bestuursniveaus verdwijnen. De bestuurlijke waterhoofden van provincieraden en gedeputeerden bieden geen meerwaarde sinds de invoering van het federalisme. Gelet op de administratieve overlast schaffen we dit tussenliggende bestuursniveau af. 1.45. We pleiten voor een efficiënte dienstverlening naar de burger toe. Daarom doorbreken we het taboe door gemeentelijke fusies te verplichten en daarbij de volgende criteria te hanteren in volgorde van belangrijkheid: 1. Het bestaan van gemeenschappelijke lokale identiteiten 2. De huidige samenwerking tussen gemeenten 1.46. Om de bestuurlijke daadkracht te maximaliseren en kennis en expertise te bundelen pleiten we voor gemeenten met een omvang tussen 50.000 en 100.000 inwoners. In grote agglomeraties loopt het inwonersaantal per gemeente verder op. 1.47. Tussen de Vlaamse en gemeentelijke overheden bestaat geen bestuurlijk tussenniveau. Politiek systeem 1.48. We pleiten voor een volwaardige Vlaamse democratie, weerspiegeld in een Vlaams Parlement met maximum 100 volksvertegenwoordigers. 1.49. We willen het electorale systeem aanpassen waarbij het signaal van de kiezer zich versterkt vertaalt in de zetelverdeling, teneinde een antwoord te bieden op de politieke versplintering die coalitievorming kan verhinderen. Daarnaast kan het niet de bedoeling zijn dat kleine, noodzakelijke uitdagers van de machthebbenden bij voorbaat uitgesloten worden. Het systeem moet in die zin aangepast worden. 1.50. De lijststemmen en het systeem van opvolgers dragen niets toe tot het democratisch gehalte en worden afgeschaft. 1.51. De functie van volksvertegenwoordiger kan niet gecumuleerd worden met eender welk ander politiek mandaat. V Markt, middenveld, solidariteit Markt 1.52. Economische activiteiten worden overgelaten aan privaat initiatief in een vrije concurrentiële markt. De overheid produceert geen goederen of diensten met het oog op vermarkting. 1.53. Overheidsbedrijven worden afgestoten. De taak van de overheid beperkt zich tot het garanderen van vrije en eerlijke concurrentie in een gelijk speelveld. 1.54. Economische welvaart emancipeert mensen. Daarom voert de overheid een economisch beleid dat de creatie van arbeidsplaatsen door bedrijven aanmoedigt. Het garanderen van een vrije en concurrentiële marktwerking is hiervoor het beste middel. Een flexibele arbeidsmarkt leidt tot meer jobs. 1.55. Voor kwetsbare personen worden maatregelen genomen om hun tewerkstelling te bevorderen. Middenveld 1.56. Tussen de overheid en het individu staat een vrij en verantwoordelijk middenveld. Elk individu heeft de vrijheid om zich te verenigen met anderen om invloed uit te oefenen op het beleid of de publieke opinie. Dat vereist vrijheid en onafhankelijkheid. Bijgevolg hebben actoren in het middenveld zo weinig mogelijk binding met het staatsbestel zelf. Daarom kunnen verenigingen geen uitvoering geven aan taken van de overheid die gefinancierd worden door de overheid, zoals de uitbetaling van sociale premies. 1.57. De overheid kan het verenigingsleven stimuli geven indien de gemeenschap vraagt naar de diensten die verenigingen aanbieden, zoals sport, jeugd en cultuur. 1.58. Werkgevers- en werknemersorganisaties kunnen beslissen over arbeidsrelaties en de besteding van eigen middelen, weliswaar louter op niveau van de onderneming of de sector. Over de besteding van gemeenschapsmiddelen hebben ze geen enkele zeggenschap. 17
1.59. Een juridisch statuut voor werkgevers- en werknemersorganisaties is evenwel noodzakelijk. Daarom moeten de organisaties in dit veld rechtspersoonlijkheid krijgen. Dit garandeert de vrijheid om te ageren en onderstreept de verantwoordelijkheid van elke organisatie jegens de maatschappij. 1.60. Het recht op verenigen impliceert ook een recht op verenigd te staken. Het stakingsrecht moet blijven bestaan, evenwel met een gegarandeerde dienstverlening wanneer dat nodig is. Het stakingsrecht mag evenwel nooit misbruikt worden om personen te verhinderen om zich naar hun arbeidsplaats te begeven. Solidariteit 1.61. Om te kunnen voorzien in een goed werkende welvaartstaat is er nood aan onderlinge solidariteit. Een solidariteit van gemeenschap tot gemeenschap geënt op objectiviteit, transparantie en doelmatigheid moet ten allen tijde mogelijk blijven. Het is echter van belang dat wij als Vlaanderen zélf moeten kunnen kiezen met wie we solidair zijn. Sociale zekerheid 1.62. We pleiten ervoor om de bevoegdheden inzake sociale zekerheid die op vandaag nog federaal gesitueerd zijn, onder te brengen op Vlaams niveau. Vlaanderen beschikt reeds over de economische hefbomen. Daar moeten nu ook de sociale hefbomen aan gekoppeld worden. 1.63. De sociale zekerheid is een democratisch middel. Daarom moeten alle Vlamingen de sociale zekerheid ervaren als hún sociale zekerheid en niet als een sociale zekerheid die er enkel is voor anderen. In die optiek pleiten we geenszins voor een ontmanteling van de sociale zekerheid. 1.64. De vergrijzing daagt onze sociale zekerheid uit. Zonder ingrijpen stevent onze sociale zekerheid af op een faillissement. De uitgavengroei binnen de sociale zekerheid moet beperkt worden tot wat de economische draagkracht toelaat bovendien moet de koppeling aan de index herzien worden. De uitkeringen in sociale zekerheid en pensioenen blijven gelinkt aan inflatie. Enkel op deze manier kunnen we op lange termijn de gezondheidszorg voor iedereen garanderen en blijft het ook voor de patiënt betaalbaar. 1.65. De betrokken instellingen van de sociale zekerheid worden financieel geresponsabiliseerd met betrekking tot misbruiken. 18