Het perspectief centraal



Vergelijkbare documenten
provincie ZUID HOLLAND Beleidskader Jeugdzorg Het perspectief centraal Provincie Zuid-Holland

Welke AFSPRAKEN gelden bij partijen die betrokken zijn bij de JEUGDZORG in Zeeland?

Regionaal en lokaal Beleidskader Transitie Jeugdzorg Route Zuidoost

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Doel van deze notitie Informeren over de te maken keuzes in het provinciaal jeugdzorgbeleid in de periode tot de transitie jeugdzorg.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerder en Dichtbij. Projectplan

Stelselherziening Jeugdzorg. Platform Middelgrote Gemeenten

Het organiseren van een Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK)

Wat is provinciale jeugdzorg?

Ontwikkelingen in de jeugdzorg. Deventer, 1 juni 2012 Jos Baecke, lector sturing in de jeugdzorg

KADERBRIEF BELEIDSKADER JEUGD

Vereniging van Nederlandse Gemeenten BAOZW Annelies Schutte en Wim Hoddenbagh

Managementsamenvatting Regionaal Beleidskader Route Zuidoost

Bestuurlijke afspraken in het kader van de voorbereiding transitie Jeugdzorg

Jeugdzorg in Gelderland september 2011

Ontwerp. Uitvoeringsprogramma Jeugdzorg 2013

provincie jjqlland ZUID startnotitie Beleidskader Jeugdzorg Bijgestelde versie april 2012 Provincie Zuid-Holland

PS2011WMC03 Bijlage 1. Contourennota transitie Jeugdzorg

Aan de raad. No. 10. Wissenkerke, 21 oktober 2013

KWARTAALINFORMATIE Jeugdzorg Zuid-Holland e kwartaal versie 13/3/15

I gemeenten ook de Regionale Agenda Samenleving nieuwe stijl geleidelijk af te bouwen.

SML09-61 WGEKOMEN - 1 JUU Paraaf Provinciesecretaris

Decentralisatie Jeugdzorg. Regionale Visie. en Stappenplan

Uitvraag Vrouwenopvang

startnotitie Beleidskader Maatschappelijke Participatie

Jeugdzorg in Gelderland april 2009

AFSPRAKENKADER MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN EN IPO OVER DE AANPAK EN DE FINANCIERING VAN DE JEUGDZORG IN 2010 EN 2011

N.B. Voor Haaglanden geldt dat de taken die in dit plaatje bij de provincie liggen de verantwoordelijkheid zijn van het stadsgewest Haaglanden.

Decentralisatie Jeugdzorg Regionale Visie en Stappenplan Regio IJmond

Veelgestelde vragen over de decentralisatie van de jeugdzorg

CONCEPT Ontwerp-Uitvoeringsprogramma Jeugdzorg 2014 Transitie: Verder werken aan perspectief

Bestuurlijke afspraken in het kader van de voorbereiding transitie Jeugdzorg

de jeugd is onze toekomst

Welke kansen geeft decentralisatie van de Jeugdzorg voor Welzijn? Voorjaarsworkshop Verdiwel 7 april 2011 Inleiding Wiel Janssen

Nieuwsbrief Decentralisatie Jeugdzorg

Jeugdzorg in Brabant. Statencommissie Zorg Welzijn Cultuur 19 oktober 2007

Voorstel. Uitgangspunten regiovisie. De regiovisie gaat uit van de volgende uitgangspunten:

Raadsvoorstel. Wij stellen voor: Beleidskader maatschappelijk zorg besluitvormend de raad van de gemeente Teylingen

27 januari 2004 Nr , W Nummer 2/2004

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Voorlegger bij "Toetsingskader ter beoordeling van (potentiële nieuwe) zorgaanbieders voor provinciaal gefinancierde jeugdzorg"

Regionale visie op welzijn. Brabant Noordoost-oost

Veranderingen in de Jeugdzorg Zeeland: Vraag- en antwoord

ZORG VOOR JEUGD FRYSLÂN OP KOMPAS INVOEGEN EN AANSLUITEN. Samenvatting

Actieplan Jeugdhulp. Evaluatie van de Jeugdwet op 30 januari In januari 2018 is de nieuwe Jeugdwet voor het eerst geëvalueerd.

Jeugdarts en de Jeugdwet 2015

Convenant Centrum voor Jeugd en Gezin. NWN gemeenten

Met het nieuwe welzijnsbeleid werkt de gemeente Tiel vanuit de volgende uitgangspunten:

Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Uitvoeringsprogramma Jeugdzorg 2014

Advies aan de gemeenteraad

SCHRIFTELIJKE VRAGEN AAN HET COLLEGE Nb: vragen en antwoorden worden verzonden aan College, MT en alle raadsleden.

Centrale helpdesk voor gemeenten. Samenwerken voor de jeugd

Statenvoorstel nr. PS/2006/747

Convenant Centrum voor Jeugd en Gezin Krimpen aan den IJssel

Stelselwijziging jeugd. Informatie 20 februari 2013

Heel het Kind Samenvatting van de concept kadernota

Zorg voor Jeugd Raadsinformatieavond. 22 januari /02/2013 1

Transitie Jeugdzorg en Jeugdgezondheidszorg. Contactpersonenavond AJN Zuid-Holland 19 september 2013

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Beleid Jeugdhulp. De aanpak in Stein, de Westelijke Mijnstreek en Zuid-Limburg

Medisch specialist ziekenhuis

Jeugdhulp in Nissewaard

Gedeputeerde Staten HK Haarlem. Betreft: beleidsinformatie jeugdzorg. Geachte leden,

Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling. Sociaal medische contractering Jeugd. Organisatie wijkteams

Raadsvoorstel. Pagina 1 van 5

Toetsingskader Stap 2 voor toezicht naar Veilig Thuis

Aan de gemeenteraad wordt voorgesteld het beleidsplan Wmo 2015 en Jeugdwet 2015 en 2016 Samen kan er meer vast te stellen.

Transitie Jeugdzorg. Woerden, 17 oktober 2013

Wethouder Johan Coes Gemeente Hellendoorn. Wethouder Jan Binnenmars Gemeente Twenterand. Wethouder Dianne Span Gemeente Wierden

CJG4kracht: De krachten gebundeld! Centrum voor Jeugd en Gezin Apeldoorn

Transitie Jeugdzorg. Van zorgen voor naar zorgen dat. Informatiebijeenkomst voor raadsleden Elburg 7 mei 2012

Aan de Raad. Vaststellen Regionaal Transitiearrangement Zorg voor Jeugd

Kaderstellen (Beleids)uitvoering Controleren. Gemeente Raad College Raad. Algemeen bestuur Dagelijks bestuur

Verbeterprogramma Jeugd Transitie Jeugdzorg en Passend Onderwijs. Themaraad Gemeente Heerde, 2 juni 2014 Rob van de Zande

Transformatie jeugdzorg: samen werken aan vernieuwing

U wordt gevraagd (achteraf) in te stemmen met bijgevoegde conceptbrief aan Bureau Jeugdzorg waarin de eerder gemaakte afspraken worden verwoord.

Rv. nr.: B&W-besluit d.d.: B&W-besluit nr.:


Regiemodel Jeugdhulp 2015

Jeugdzorg naar gemeente: agenda voor inhoudelijke vernieuwing

Decentralisatie Jeugdzorg. Van transitie naar transformatie. Samen maken we het mogelijk!

Vraaggericht, actief-anticiperend en detecterend. Surveillance van gezondheid, groei en ontwikkeling

Rapportage Jeugdzorg derde kwartaal 2006

Bestuursopdracht beleidsplan zorg voor jeugd ( )

Jeugdzorg verandert. Decentralisatie +

BELEIDSKADER SOCIAAL DOMEIN (NIEUWE WMO EN JEUGDWET)

SML * f APf. Zfffff APR Onderwerp Kwaliteitsinformatie Jeugdzorg Zuid-Holland en resultaten Uitvoeringsprogramma Jeugd 2008

De drie decentralisaties, Holland Rijnland en de gemeente Teylingen. Presentatie Commissie Welzijn 5 maart 2012

Bijlagen zijn op te vragen via (ook indien deze niet beschikbaar zijn via het SIS).

Nummer : 2013/65 Datum : 23 oktober 2013 Onderwerp : standpuntbepaling Zeeuws Transitiearrangement Jeugd

Verbeteren door vernieuwen en verbinden

Wmo beleidsplan 2013 INLEIDING

Bureau Jeugdzorg Gelderland Bereikbaar en Beschikbaar

hoofdlijnennotitie Decentralisatie Jeugdzorg Westelijke Mijnstreek

Transitie Jeugdzorg. 2 april 2014 Ronald Buijs Directeur Yulius KJP

Voorstel. het realiseren van continuïteit van zorg; het realiseren van de benodigde infrastructuur; het beperken van frictiekosten.

Pilot gezinswerkers Venray

INLEIDING. Openingsfilm

Transcriptie:

Het perspectief centraal Beleidskader Jeugdzorg 2013-2016 227595_2

Het perspectief centraal Beleidskader Jeugdzorg 2013-2016 Provincie Zuid-Holland December 2012

Inhoudsopgave 1 INLEIDING... 6 1.1. AANLEIDING...7 1.2. AMBITIE EN DOELEN...7 1.3. RESULTAATGERICHTHEID... 8 1.4. KANSEN, MAAR OOK RISICO S... 9 2 HET PERSPECTIEF... 10 2.1. HET PERSPECTIEF CENTRAAL... 11 2.2. DE CLIËNT EN ZIJN/HAAR OMGEVING... 11 2.3. ORGANISATIEONTWIKKELING EN PROFESSIONALISERING BJZ EN DE JEUGDZORGAANBIEDERS...12 2.4. FACILITERING VAN DE GEMEENTEN...13 3 AANSLUITING GEMEENTELIJK JEUGDBELEID EN PROVINCIALE JEUGDZORG... 14 3.1. BESTUURLIJKE AFSPRAKEN AANSLUITING LOKAAL JEUGDBELEID EN PROVINCIALE JEUGDZORG...15 3.2. AANSLUITENDE LOKALE ZORG EN BEGELEIDING VOOR JONGEREN DIE UITSTROMEN...16 3.3. ONDERSTEUNING...16 3.4. AANSLUITING ZORG EN ONDERWIJS...17 4 DE TOEGANG TOT JEUGDZORG... 18 4.1. AANSLUITING PREVENTIEF JEUGDBELEID...19 4.2. INDICATIESTELLING...19 4.3. ADVIES- EN MELDPUNT KINDERMISHANDELING... 20 4.4. JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING... 20 5 DE AANSPRAAK OP JEUGDZORG... 22 5.1. INLEIDING EN PROVINCIALE PRESTATIEBEGROTING... 23 5.2. FINANCIERINGSSYSTEMATIEK... 23 5.3. FLEXIBILITEIT... 24 5.4. JEUGDZORGAANBIEDERS... 24 5.4.1. LANDELIJK WERKENDE INSTELLINGEN (LWI S)... 24 5.4.2. PARTICULIER ZORGAANBOD, PLEEGZORG... 25 5.5. JEUGDZORGPLUS... 25 5.6. BELANGENBEHARTIGING EN CLIËNTENPARTICIPATIE... 26 6 TRANSITIE JEUGDZORG... 28 6.1. LANDELIJKE AFSPRAKEN OVER DE ROL VAN DE PROVINCIE... 29 6.2. INHOUDELIJKE OPGAVE CENTRAAL... 30 6.3. PROVINCIALE INZET TRANSITIE... 30 6.4. INZET INSTRUMENTEN...31 7 FINANCIEN... 32 BIJLAGE 1A: DOORWERKING LANDELIJK BELEIDSKADER... 35 BIJLAGE 1B: KANSEN EN RISICO S UITVOERING VAN PROVINCIALE BELEIDSKADER JEUGDZORG 2013-2016... 36 Inhoudsopgave 3

Voorwoord 4

Voorwoord Voor u ligt het Beleidskader Jeugdzorg 2013-2016 Het perspectief centraal. Het Rijk heeft bepaald dat in 2015 alle jeugdzorgtaken naar de gemeenten gaan. Daarbij gaat het niet alleen om een wijziging van de bestuurlijke structuur en van de organisatie van de uitvoering, maar ook om een vernieuwing van de inhoud van de zorg. De provincie Zuid-Holland ziet het als haar taak om gemeenten in de regio s zo goed mogelijk te ondersteunen bij het overdrachtsproces. Dit op basis van de kennis, kunde en ervaring die de provincie de afgelopen jaren heeft opgebouwd. Daarbij hebben we oog voor ieders rol en verantwoordelijkheid: gemeenten zijn als eerste aan zet. Verder werkt de provincie de komende periode met gemeenten en regio s aan de transformatie met innovatieve pilots en de focus op zwaardere vormen van zorg. Het Beleidskader heeft niet voor niets de titel Het perspectief centraal. Het gaat erom dat jeugdigen door de geboden zorg daadwerkelijk een betere kans krijgen om zelfstandig te kunnen functioneren in de samenleving. Tot de transitie blijft de provincie haar jeugdzorgtaken minimaal op het huidige niveau uitvoeren. Daar waar mogelijk voeren we verbeteringen in de keten van de jeugdzorg door, zodat deze voor de nieuwe toekomst is ingericht. Daar gaan we de komende jaren verder aan werken. Dit doen we samen met Bureau Jeugdzorg en de jeugdzorgaanbieders, maar vooral ook samen met de jongeren zelf. Jeugdzorg is heel simpel: een kind dat hulp nodig heeft, moet die hulp ook krijgen op het juiste moment en op de juiste plek. Wij moeten dat op een goede manier organiseren. Nu en straks in het nieuwe stelsel. December 2012 Rik Janssen, gedeputeerde jeugdzorg Voorwoord 5

1 Inleiding Inleiding 6

1.1. Aanleiding Op grond van artikel 31 van de Wet op de Jeugdzorg (Wjz) is de provincie Zuid-Holland ertoe gehouden eenmaal in de vier jaar een provinciaal beleidskader jeugdzorg op te stellen voor de Zuid- Hollandse regio s die onder haar verantwoordelijkheid vallen. De Wjz legt taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op het gebied van de jeugdzorg bij de provincies en de drie stadsregio s. De provincie Zuid-Holland draagt met name zorg voor: planning en financiering van de toegang tot de jeugdzorg; planning en financiering van het jeugdzorgaanbod; het opstellen (en uitvoeren) van een provinciaal beleidskader jeugdzorg alsmede het daartoe voeren van overleg met onder meer de colleges van B&W; een goede aansluiting van de jeugdzorg op lokale, algemene voorzieningen, conform artikel 30, lid 2b. Stadsregio Rotterdam en stadsgewest Haaglanden zijn op basis van artikel 2 van de Wjz en op basis van afspraken tussen Rijk-IPO en VNG voor de transitie zelfstandige bestuursgebieden. Het beleidskader moet in het verlengde liggen en een uitwerking zijn van het landelijke beleidskader en bevat hoofdlijnen voor het door de provincie te voeren beleid met betrekking tot de toegang tot de jeugdzorg, het jeugdzorgaanbod en de wijze waarop het aanbod aansluit op de vraag. Een financieel kader moet aangeven met welke middelen het beleid wordt uitgevoerd. Voor de uitvoering van het beleid ontvangt de provincie jaarlijks een doeluitkering van de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Veiligheid en Justitie (VenJ). Tevens zet de provincie autonome provinciale middelen in. Het huidige Beleidskader Jeugd 2009-2012 Samen aan zet voor de Jeugd liep eind 2012 af. Op 12 december 2012 hebben Provinciale Staten (PS) een nieuw vierjarig beleidskader vastgesteld. Het voorliggende beleidskader Het perspectief centraal is tevens ter goedkeuring voorgelegd aan de ministers van VWS en VenJ. Omdat een nieuw landelijk beleidskader niet nog niet voorhanden is, is het provinciale beleidskader hier niet op gebaseerd. De provincie heeft zich daarom bij de ontwikkeling van het Beleidskader Jeugdzorg 2013-2016 gebaseerd op: Afsprakenkader Jeugdzorg 2010-2011 tussen Rijk en IPO; Landelijk Beleidskader 2009-2012 incl. bijstelling 2012; Bestuursafspraken 2011-2015 tussen Rijk-IPO- VNG-Unie van Waterschappen; Transitieagenda van VWS-VenJ-VNG-IPO; VWS-beleidsbrief Geen kind buiten spel ; Startnotitie Beleidskader Jeugdzorg 2013-2016 provincie Zuid-Holland; Expertmeeting jeugdzorg provincie Zuid-Holland, 20 april 2012. Op die manier is geprobeerd om het provinciaal beleid zo nauw mogelijk te laten aansluiten op landelijke ontwikkelingen én op de in het kader van de inspraak door de (samenwerkende) gemeenten geuite wensen over het te voeren beleid. In de transitieagenda jeugdzorg, vastgesteld door Rijk, IPO en VNG, is het voornemen opgenomen om per 1 januari 2015, de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op het gebied van de jeugdzorg via wetswijziging bij de gemeenten te leggen. De transitie is vastgelegd in Bestuursafspraken 2011-2015 tussen Rijk, IPO, VNG en Unie van Waterschappen. Een eventuele vertraging zal slechts tot gevolg hebben dat de huidige provinciale Wjztaken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden later naar de gemeenten overgaan. Dat heeft geen gevolgen voor de ambitie, doelen en beleidsrichting van dit beleidskader. De provincie blijft vol op koers om haar beide kerndoelen, zie hieronder, te realiseren. 1.2. Ambitie en doelen Beleid in een bijzondere periode: zorgvuldige transitie en inhoudelijk hoogwaardige zorg Dit beleidskader is opgesteld aan de vooravond van een wezenlijke herverdeling van de verantwoordelijkheden tussen provincie en gemeenten. Dit vormt het vertrekpunt voor de provinciale ambities voor de komende periode. De doelstelling die de provincie wil realiseren is dan ook tweeledig: het op peil houden en zo mogelijk verbeteren van Inleiding 7

het huidige niveau van uitvoering van de wettelijke taken (Wjz) enerzijds en het faciliteren van een zorgvuldig transitieproces anderzijds. De Zuid-Hollandse ambitie met betrekking tot jeugdzorg staat in het Hoofdlijnenakkoord 2011 2015 Zuid-Holland verbindt en geeft ruimte en is uitgewerkt in de provinciale begroting 2012 (zie hoofdstuk 1.3) en in de Startnotitie beleidskader jeugdzorg 2013-2016. Het Hoofdlijnenakkoord richt zich op twee kerndoelen: 1. De jeugdzorgtaken dragen wij over aan de gemeenten. In het belang van kinderen en gezinnen kiezen wij voor een zorgvuldige overdracht in overleg met instellingen en gemeenten. De provincie wil een zorgvuldige transitie faciliteren in het belang van kinderen en gezinnen, in overleg met gemeenten en instellingen. In de bestuursafspraken Rijk-IPO-VNG-Unie van Waterschappen 2011-2015 is afgesproken dat de provincies tot de transitie volledig verantwoordelijk blijven voor de uitvoering van hun wettelijke taken. De provincie heeft geen verantwoordelijkheid voor de overdracht van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op het gebied van jeugdzorg naar de gemeenten. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden gaan bij de inwerkingtreding van de nieuwe Wet Zorg voor Jeugd op één moment en in één keer naar gemeenten. Wel acht de provincie zich mede verantwoordelijk voor het faciliteren van een zorgvuldige voorbereiding hierop door middel van het overdragen van kennis, expertise en beleidsinformatie op het gebied van de provinciale taken voor de jeugdzorg. De vormgeving van deze overdracht in de transitiefase vindt zoveel mogelijk plaats met inachtneming van de wensen van de (samenwerkende) gemeenten. 2. Tot de overdracht voert de provincie haar wettelijke taak op het huidige niveau uit, die is gericht op kwalitatief goede zorg die tijdig wordt geboden. PS stellen daarbij dat ieder kind in het bestuursgebied Zuid-Holland de kans moet hebben zich goed te ontwikkelen. Veilig, gezond en gelukkig opgroeien hoort daarbij. Wanneer dit niet vanzelf gaat, dient er hulp aanwezig te zijn om de jeugdige en de ouders/opvoeders te ondersteunen op de weg naar volwassenheid. Verder wordt extra aandacht besteed aan kwetsbare jongeren (bijvoorbeeld tienermoeders en dak- en thuisloze jongeren). De ambities van de provincie krijgen vorm door het sturen op hoofdlijnen van beleid. De operationalisering, met gebruikmaking van ter beschikking staande menskracht en middelen, geschiedt door de provinciaal gesubsidieerde instellingen. 1.3. Resultaatgerichtheid De provincie gaat in haar beleid uit van een meetbare, kwantitatieve en kwalitatieve resultaatgerichtheid. In de provinciale begroting 2012 is als doel geformuleerd: kwalitatief goede en tijdige jeugdzorg. Als provinciale verantwoordelijkheid is het volgende vastgesteld: De toegang tot de jeugdzorg door het in stand houden van BJZ, met als kerntaak het opstellen van indicaties voor de geïndiceerde jeugdzorg, het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en de uitvoering van jeugdbeschermingsen jeugdreclasseringsmaatregelen. Het plannen en financieren van voldoende aanbod op indicatie van BJZ voor jeugdzorg bij opvoedings-, psychosociale en gedragsproblemen. Een goede aansluiting tussen het gemeentelijk preventief jeugdbeleid en het provinciaal jeugdzorgbeleid waaronder het geven van advies en het bieden van deskundigheidsbevordering. Een samenwerkende en effectieve keten van gemeentelijk preventief jeugdbeleid tot nazorg Versterking van de nazorg van uitbehandelde jongeren 1. Als effectindicatoren ( wat willen we bereiken ) is in de begroting vastgelegd: Het percentage jeugdzorgcliënten waarbij de ernst van de problematiek (na de hulp) is verminderd stijgt van 60% in 2012 naar 75% in 2015 (meting via een geëigend meetinstrument). De afwijking tussen zorgaanbod en vraag naar jeugdzorg bedraagt van 2012 tot en met 2015 maximaal 5%. 1 Op de expertmeeting jeugdzorg van 20 april 2012 is voorgesteld een andere term te gebruiken. In deze beleidsnota zal daarom verder worden gesproken over aansluitende lokale zorg en begeleiding. Inleiding 8

De volgende taken zijn in de begroting vastgelegd: Kaders stellen, inclusief bekostigingssystematiek P x Q (vanaf 2012 wordt het effect (E) toegevoegd) Afspraken maken over adequate toegang tot het zorgaanbod met BJZ. Prestatie-indicatoren: Percentage indicatiestelling binnen 77 dagen: minimaal 90% tot en met 2015. Gemiddeld aantal dagen doorlooptijd van aanmelding naar indicatiestelling: maximaal 60 tot en met 2015. Percentage kinderen met die indicatiestelling die casemanagement krijgen: minimaal 90 tot en met 2015. Aantal wachtenden bij Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK): 0 (nul) tot en met 2015. Gemiddelde caseload binnen de organisaties bij jeugdbescherming en jeugdreclassering: 1: 15, resp. 1: 17 tot en met 2015. Afspraken maken over efficiënt en effectief zorgaanbod met zorgaanbieders. Prestatie-indicatoren: Maximaal aantal weken wachttijd voor geïndiceerd jeugdzorgaanbod: 9 weken tot en met 2015. Gemiddelde kosten per cliënt bij regionale aanbieder: < 9500, - tot en met 2015. Gemiddelde kosten per cliënt bij bovenregionale aanbieder: < 17000, - tot en met 2015. Zorgvuldige overdracht naar gemeenten van provinciale jeugdzorgtaken. Prestatie-indicator: Percentage gemeenten dat voldoet aan kwaliteits- en veiligheidseisen: tot en met 2014 0%, in 2015: 100%. Elk kwartaal ontvangt de provincie van BJZ en de jeugdzorgaanbieders beleidsinformatie waarmee de voortgang wordt beoordeeld. Op basis daarvan worden kwartaalrapportages opgesteld waarmee de stand van zaken inzichtelijk wordt gemaakt. Op de taken wordt verder ingegaan in de hoofdstukken 3, 4, 5 en 6. In elk hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de wijze waarop de provincie inhoudelijk zal sturen om de gestelde doelen te bereiken. Het Beleidskader Jeugdzorg 2013-2016 geeft op hoofdlijnen aan WAT het beleid van de provincie is van 2013 tot en met 2016. In jaarlijkse uitvoeringsprogramma s wordt ingegaan op de vraag HOE we het beleid invullen. 1.4. Kansen, maar ook risico s Stimuleer de kansen, minimaliseer de risico s In hoofdstuk 2 wordt nadrukkelijk ingegaan op de kansen. De risico s in de periode waarin de provincies nog verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de Wjz zijn in IPO-verband in april 2012 besproken. Afgesproken is dat de provinciale beleidskaders aandacht besteden aan kansen en risico s die aan de transitie zijn te onderkennen. De risico s bestaan uit factoren die direct van invloed zijn op mogelijkheden het provinciale beleidskader jeugdzorg 2013-2016 uit te voeren en uit factoren die met name zichtbaar kunnen worden na de transitie. De door IPO geïnventariseerde factoren zijn in de hoofdstukken 2 tot en met 6 meegenomen. Voor een samenvatting wordt verwezen naar bijlage 1B. Het Beleidskader Jeugdzorg 2013-2016 richt zich er op de kansen te stimuleren en risico s te minimaliseren. Inleiding 9

2 Het perspectief Het perspectief 10

2.1. Het perspectief centraal De provincie stelt het perspectief van de cliënt centraal: de zorg is gericht op de versterking, mogelijkheden en de eigen kracht van het kind, de jongere en zijn/haar omgeving, zonder concurrerende zorgverleners. De provincie wil de jeugdzorgaanbieders en BJZ de gelegenheid geven door te ontwikkelen en verder te professionaliseren. De provincie wil de gemeenten faciliteren om de taken en verantwoordelijkheden van de jeugdzorg op zich te nemen. Het bijzondere aan dit beleidskader is, dat in de betreffende periode een wezenlijke herverdeling van de verantwoordelijkheden tussen provincie en gemeenten zal worden doorgevoerd. Dat vormt naast de inhoudelijke ambities één van de uitgangspunten van het nieuwe beleidskader, dat mede van invloed is op de wijze waarop de provincie haar inhoudelijke ambities wil realiseren. Het Rijk is voornemens de verantwoordelijkheid voor de zorg voor jeugdigen volledig onder te brengen bij de gemeenten: de transitie. Inmiddels wordt het begrip transitie gecombineerd met transformatie. Daarbij gaat het om het streven de daadwerkelijke uitvoering van jeugdzorg aan te passen en te verbeteren. Zorg wordt steeds meer verleend met een integrale aanpak indien nodig (gecombineerde zorg) en met zoveel mogelijk gebruik van eigen regie en eigen kracht van het kind/gezin en het netwerk om hen heen. Zorg heeft dan tot doel bij te dragen aan verhoging van de draagkracht van het kind/gezin en het omringende netwerk. In het in april 2012 uitgekomen rapport van de Raad van Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) wordt dit ontzorgen genoemd, waarbij de zorg zoveel mogelijk systeemondersteunend en -versterkend, in de eigen omgeving, moet worden geboden. De provincie sluit aan op deze maatschappelijke ontwikkeling die onder meer door de RMO is verwoord, maar heeft een kanttekening. Immers, minimale motivatie en inzicht in eigen zorgbehoefte van de cliënt is dan voorwaarde. Mensen die geheel niet gemotiveerd zijn, dan wel noodzakelijke competenties tot enige zelfregie missen, kunnen vanuit dit perspectief niet voldoende worden geholpen. Zware zorg en/of zorg met dwang zal noodzakelijk blijven. De provincie wil dat deskundigheid op het gebied van zware zorg al in een zo vroeg mogelijk stadium wordt ingezet om een zorgcarrière te voorkomen. Tegen die achtergrond stelt de provincie vast dat transitie en transformatie in combinatie met elkaar zowel kansen als risico s opleveren bij realisatie van de inhoudelijke ambities. Het beleid van de provincie is er daarom op gericht de kansen zoveel mogelijk te benutten, de risico s zoveel mogelijk te minimaliseren en perspectieven te verbeteren. De inspanningen moeten hun effect ook nog sorteren op het moment dat de provincie niet meer verantwoordelijk is voor de jeugdzorg. Het werken aan perspectiefontwikkeling sluit direct aan op het eerste kerndoel: het op huidig peil handhaven en zo mogelijk verbeteren van de uitvoering van wettelijke taken. Daarbij is het van belang dat zorgverleners niet concurreren, maar onderling goede afspraken maken. De provincie wil met dit beleidskader de perspectieven op een drietal fronten verbeteren: Versterken van perspectiefontwikkeling door verbeterde trajectzorg aan de cliënt en zijn/ haar omgeving. Organisatieontwikkeling en professionalisering van BJZ en de jeugdzorgaanbieders. Deskundigheidsbevordering en facilitering van gemeenten in de regio s in Zuid-Holland waar de provincie verantwoordelijk is voor de geïndiceerde jeugdzorg. 2.2. De cliënt en zijn/haar omgeving Focus op drie thema s die de beleidsrichting aangeven. De provincie legt de komende periode nadruk op de transitie en op een drietal inhoudelijke thema s. Deze thema s komen in de verschillende hoofdstukken naar voren en worden hier ook in onderling verband beschreven. Het gaat om thema s waar niet het onderscheid, maar juist de samenhang centraal staat. De thema s zijn tijdens de Expertmeeting jeugdzorg in april 2012 besproken met deskundigen uit het veld en gemeenten. Hun inbreng heeft de inhoud van de drie thema s in belangrijke mate bepaald. Het perspectief 11

Perspectiefontwikkeling Dit betreft de kern van het zorgproces: gerichtheid op de mogelijkheden en de eigen kracht van het kind, de jongere en zijn/haar omgeving. Structurele oplossingen moeten worden gevonden voor de inhoud van de zorg, maar ook in organisatorische zin: er moet sprake zijn van optimale aansluiting tussen de verschillende vormen van geboden zorg met zo weinig mogelijk overgangen. Daarbij is het noodzakelijk om de juiste zorg op het juiste moment te verlenen; zorgtrajecten aan te bieden die zo kort als mogelijk zijn maar zo lang als noodzakelijk en waarbij geen sprake is van concurrentie tussen zorgverleners. Aansluitende lokale zorg en begeleiding Het perspectief van de jongere wordt verbeterd doordat na de fase van geïndiceerde zorg, zorg of begeleiding onafgebroken kan worden geboden. Deze zorg zal veelal lokaal vanuit gemeentelijke verantwoordelijkheid worden verleend. Een persoonlijke overdracht moet hiervoor worden georganiseerd. Dat kan worden bereikt door realisatie van een zogenaamde dakpanconstructie, waarbij een jongere tijdelijk door twee hulpverleners wordt begeleid om een geleidelijke overgang naar het lokale veld mogelijk te maken. Hierbij wordt lokale zorg al ingezet voor uitstroom en kan de mentor uit de jeugdzorg maximaal één jaar contact houden met de jongere na uitstroom. Waar nodig kan de jeugdige ook een beroep doen op ambulante hulp via een zogeheten strippenkaart. Integrale zorg en indicatiestelling Het perspectief van jeugdigen, met name in multiproblemsituaties, wordt vergroot door integrale indicatiestelling en zorgtoewijzing. Zo ontstaan zorgtrajecten of zorgpaden waarbij het perspectief leidend is en waarbij zorgverleners vanuit meerdere disciplines betrokken kunnen zijn. Voorwaarde is dat daadwerkelijk wordt samengewerkt en dat concurrerende verhoudingen ondergeschikt zijn. Casemanagement zal optimaal geregeld moeten zijn. De provincie is van mening dat integrale zorg en samenwerking het beste op regionaal niveau kan worden georganiseerd en is gesterkt in dit beeld op grond van de expertmeeting van april 2012. Betrokkenheid van BJZ en jeugdzorgaanbieders zal om die reden worden gestimuleerd, o.a. via facilitering van pilots in het kader van de transitie. Op cliëntniveau vragen de drie thema s gezamenlijk om intensivering van trajectzorg. Daaronder wordt verstaan: Een doelgericht, transparant zorgtraject dat zo snel mogelijk, samen met de cliënt en zijn/ haar omgeving (netwerk), wordt opgesteld en dat zo adequaat mogelijk toewerkt naar het op een aanvaardbaar niveau maatschappelijk zelfstandig kunnen functioneren. Kernwaarden zijn hierin huisvestingssituatie, relatie met ouders/opvoeders/omgeving, school of werk en inkomen. Een zo kort mogelijke duur, zo veel mogelijk in de eigen omgeving en zo licht mogelijk. Daarom versterking van (intensief) ambulante zorg, pleegzorg en zorg in gezinshuizen. Een integrale indicatiestelling en zorgverlening (m.n. voor multiproblemgezinnen) door intensieve samenwerking op regionaal niveau van tenminste de sectoren jeugdzorg, jeugd-ggz, jeugd-lvb, waarbij casemanagement optimaal is geregeld. Kortdurende, enkelvoudige zorg als dat kan, integrale zorg als dat moet. Optimaal en gericht onderwijs, aansluitend bij de mogelijkheden van de cliënt, een essentiële voorwaarde voor perspectiefverbetering van de cliënt. Een efficiënte zorgketen met zo weinig mogelijke overgangen of doorverwijzingen, op basis van vooraf gemaakte afspraken. Om deze reden moet de jeugdzorgaanbieder van zware zorg zo vroeg mogelijk worden betrokken in het proces van indicatiestelling. Samenwerkende partners in ketenverband die elkaar versterken als collega s, vanuit het perspectief van de cliënt. Nadrukkelijke betrokkenheid van de cliënt. 2.3. Organisatieontwikkeling en professionalisering BJZ en de jeugdzorgaanbieders Kansen voor BJZ en jeugdzorgaanbieders. Voorkomen moet worden dat de instellingen als gevolg van de transitie die in de komende periode gestalte moet krijgen, in een onzekere situatie terecht komen. Indien te weinig mogelijkheid ontstaat om zich voor te bereiden dan wel in te spelen Het perspectief 12

op de ontwikkelingen, dan zouden kansen onvoldoende kunnen worden benut en zou de transitie mogelijk vertraging kunnen ondervinden. Werken aan organisatieontwikkeling en professionalisering ten behoeve van de instellingen vertaalt zich in de volgende punten: Aanpassing van de financieringssystematiek P x Q (prijs x hoeveelheid). Kern is dat zal worden afgerekend op basis van het aantal unieke clienten en het totaal van gerealiseerde bekostigingseenheden (BE s). In de bekostigingssystematiek wordt een stimulans ingebouwd voor efficiënter inzet van middelen. Samen met de betrokken instellingen worden financiële risico s nadrukkelijk gemonitord. Eventuele aanpassingen van beleid worden in het uitvoeringsprogramma opgenomen. Flexibele inzet van BE s, afhankelijk van de vraag, zonder voorafgaande instemming van de provincie, zodat jeugdzorgaanbieders sneller en adequater op wijzigingen in de vraag kunnen reageren dan wel inzet kunnen leveren bij innovatieve projecten (achteraf te monitoren). Stimuleren van - en betrokken zijn bij (conform het Afsprakenkader Jeugdzorg 2010-2011 tussen Rijk en IPO) zorg zonder indicatie maar door tussenkomst van BJZ. Stimuleren van inzet van de toegang resp. indicatiestelling dan wel zorgaanbod op lokaal niveau. Waar mogelijk vermindering van regeldruk en vereenvoudiging van procedures. Planvorming verdere verbetering professionaliteit en deskundigheid, zowel op individueel werknemersniveau als op instellingsniveau, samen met BJZ en de jeugdzorgaanbieders. 2.4. Facilitering van de gemeenten Faciliteren van het gemeentelijke transitieproces, pilots en een bestuurlijk platform. De provincie wil de (in hoofdstuk 6 nader beschreven) transitie optimaal en zo zorgvuldig mogelijk faciliteren. Uitgangspunt daarbij is dat de gemeenten regisseur van hun eigen proces blijven. De provincie treedt hierin niet, maar wil de gemeenten ondersteunen en faciliteren door advisering, deskundigheidsbevordering en kennisoverdracht. Vanuit deze invalshoek wil de provincie de komende periode graag met gemeenten samenwerken met als doel om de aanwezige deskundigheid van de provincie en instellingen door persoonlijke overdracht aan de gemeenten ter beschikking te stellen. Werken aan deskundigheidsbevordering, overdracht aan- en facilitering van gemeenten wordt als volgt vormgegeven: Gemeenten en provincie ontwikkelen op basis van de gemeentelijke regierol en de provinciale faciliteringsrol een gemeenschappelijke visie op de transitie en transformatie. Provincie en gemeenten, samenwerkend in de drie transitieregio s Holland-Rijnland, Midden Holland en Zuid-Holland Zuid alsmede Goeree- Overflakkee, maken bestuurlijke afspraken over de facilitering door de provincie van het transitieproces. Faciliteren van het gemeentelijke transitieproces door aan de Zuid-Hollandse regio s Holland- Rijnland, Midden Holland, Zuid-Holland Zuid, alsmede Goeree Overflakkee een transitiebudget ter beschikking te stellen. Faciliteren van een bestuurlijk platform waar kennis en ervaring wordt uitgewisseld door per thema deskundigheid en praktijkervaring in te brengen. De provincie zal pilots en initiatieven die gemeenten met elkaar en met instellingen willen aangaan stimuleren met projectsubsidies. BJZ en jeugdzorgaanbieders kunnen betrokken worden bij lokale/regionale initiatieven en pilots, voor zover de Wjz en eventuele andere afspraken dit mogelijk maken en de uitvoering van de Wjz niet in het gedrang komt. Het perspectief 13

3 Aansluiting gemeentelijk jeugdbeleid en provinciale jeugdzorg Aansluiting gemeentelijk jeugdbeleid en provinciale jeugdzorg 14

Realiseren van een goede aansluiting tussen lokaal jeugdbeleid en provinciale jeugdzorg. Goede overdracht van jongeren van het lokale domein naar de jeugdzorg en vice versa voor een effectieve en efficiënte keten van preventie tot en met aansluitende lokale zorg en begeleiding Het is belangrijk om problemen bij het opgroeien en opvoeden van de jeugdige zo snel mogelijk te signaleren en zo nodig aan te pakken. Dit gebeurt in het lokale jeugdbeleid, dat onder de verantwoordelijkheid van gemeenten valt. De provincie is verantwoordelijk voor de toegang tot jeugdzorg (BJZ) en het subsidiëren van voldoende kwalitatief jeugdzorgaanbod als een indicatie hiervoor is afgegeven door BJZ. De overheden en organisaties in beide domeinen dienen samen te werken, zodat jongeren en hun ouders/opvoeders adequaat geholpen worden en niet tussen wal en schip vallen. Het doel van deze gezamenlijke inspanningen is het creëren van perspectief voor jongeren op maatschappelijk zelfstandig functioneren. De provincie verwacht in het verlengde hiervan landelijk gedragen ideeën en ambities van gemeenten zodat ze met het oog op de transitie jeugdzorg het lokaal jeugdbeleid verder opbouwen, terwijl de provincie haar directe inzet in lokaal jeugdbeleid afbouwt. 3.1. Bestuurlijke afspraken aansluiting lokaal jeugdbeleid en provinciale jeugdzorg Realiseren van bestuurlijke afspraken over de aansluiting tussen lokaal jeugdbeleid en provinciale geïndiceerde jeugdzorg en de ondersteuning van kwetsbare jongeren. De provincie vindt het van belang om over de Wjz en de relevante thema s in het Hoofdlijnenakkoord 2011-2015 bestuurlijke afspraken te maken met regio s. De huidige afspraken met de RAS-regio s, zoals neergelegd in de Regionale Agenda Samenleving (RAS) 2009-2012, liepen op 31 december 2012 af en zijn niet verlengd. De RAS sloot niet meer aan bij de nieuwe koers die de provincie voorstaat. De aankomende transitie en de daarmee verband houdende wensen van de gemeenten zijn hiervoor de aanleiding. Met de transitie van de jeugdzorg in het vooruitzicht in de komende beleidsperiode heeft de provincie zich beraden op de vraag welke taken en verantwoordelijkheden op haar rusten. De provincie wil gemeenten in haar gebied, waar zij verantwoordelijk is voor uitvoering van de Wjz, ondersteunen bij het treffen van voorbereidingen op de transitie. Daarnaast heeft de provincie zich gebaseerd op de inspraakreacties die zijn binnengekomen op het ontwerp voor het onderhavige beleidskader Jeugdzorg, de reacties op de concept bestuursovereenkomst RAS nieuwe stijl en het Overhedenoverleg van september 2012. Daaruit is naar voren gekomen dat ook gemeenten al doende zijn hun beleid aan te passen aan de komende transitie. Daarbij past niet (meer) een vormgeving van afspraken waarbij door de provincie wordt voorgeschreven hoe de gemeenten zich dienen voor te bereiden. De provincie zal om die reden de bestuurlijke afspraken RAS die eind 2012 afliepen niet verlengen of aangepast voortzetten. Dat geldt daarmee eveneens voor de medefinanciering van lokaal jeugdbeleid in de vorm van subsidies voor de inkoop van cliëntcontacturen. De provincie zal wel vasthouden aan hetgeen in het provinciale Hoofdlijnenakkoord staat en met de transitieregio s Holland-Rijnland, Midden Holland, Zuid-Holland Zuid, alsmede Goeree-Overflakkee bezien of in onderling overleg kan worden gekomen tot bestuursafspraken over de aansluiting tussen lokaal jeugdbeleid en provinciale geïndiceerde jeugdzorg en afspraken in het licht van de transitie jeugdzorg. Dit gerelateerd aan de Wjz en de landelijke transitieafspraken tussen Rijk, IPO en VNG. In het Hoofdlijnenakkoord 2011-2015 wordt ook aandacht gevraagd voor kwetsbare jongeren. Daarom worden ook afspraken gemaakt over de ondersteuning van kwetsbare jongeren (bijvoorbeeld tienermoeders en dak- en thuisloze jongeren). Ter ondersteuning van de afspraken kan de provincie middelen ter beschikking stellen. De bestuursafspraken zullen in het teken staan van de transitie en zijn gericht op een zo zorgvuldig mogelijke overgang van jeugdzorgtaken naar de gemeenten in regio s. Voor de uitvoering van deze bestuursafspraken worden, naast investering in pilotprojecten, vanaf 1 juli 2013 aan de regio s waar de provincie beleidsverantwoordelijk is voor uitvoering van de Wjz, transitiebudgetten beschikbaar gesteld om het gemeentelijke transitieproces te faciliteren. Dit budget is bedoeld voor het realiseren van plannen/projecten die verband houden Aansluiting gemeentelijk jeugdbeleid en provinciale jeugdzorg 15

met de transitie en die passen binnen de daarover tussen gemeenten en provincie te maken bestuurlijke afspraken. De plannen zullen worden beoordeeld of zij voldoende bijdragen aan de transitie en/of de transformatie. De provincie heeft ten behoeve van de transitie een bestuurlijk platform transitie jeugdzorg ingesteld. Met de gemeentebestuurders uit dit platform, te weten de vertegenwoordigers van de drie transitieregio s Holland-Rijnland, Midden Holland, Zuid- Holland Zuid wordt overhedenoverleg gevoerd. Dit gaat over de wederzijdse aansluiting tussen lokaal jeugdbeleid en provinciaal beleid geïndiceerde jeugdzorg, alsmede over de provinciale ondersteuning van het transitieproces en het beperken van problemen en frictiekosten bij de overgang. De provincie zal onder het nieuwe beleid geen bijdragen meer verlenen aan lokaal preventief jeugdbeleid. De provincie heeft tot 1 januari 2013 subsidies aan regio s verleend voor het voeren van preventief jeugdbeleid. De regio s zullen in de gelegenheid worden gesteld om verplichtingen die onder de RAS zijn aangegaan en die na 1 januari 2013 doorlopen (desgewenst) af te bouwen, waarvoor zij tot 1 juli 2013 subsidie kunnen ontvangen. Dat geldt overigens uitsluitend voor de regio s die niet al op of omstreeks 19 maart 2012 hebben vernomen dat met hen geen nieuwe RAS zou worden gesloten (de stadsregio s). 3.2. Aansluitende lokale zorg en begeleiding voor jongeren die uitstromen Persoonlijke overdracht naar het lokale domein door de dakpanconstructie met extra provinciale inzet. De provincie zet zich in voor een goede voorbereiding op uitstroom uit de provinciale jeugdzorg en een persoonlijke overdracht naar de zorg en begeleiding in het lokale domein. De provincie vindt dat verdere inzet nodig is om te voorkomen dat jongeren die uitstromen uit de jeugdzorg uit beeld raken, als er nog zorgen over bestaan. Dan ontstaat het risico dat jongeren problemen krijgen, gaan rondzwerven en in de maatschappelijke opvang belanden. Een groot deel van de cliënten in de maatschappelijke opvang is afkomstig uit de jeugdzorg. Verwacht wordt dat de instroom in de maatschappelijke opvang kan verminderen als jongeren in de jeugdzorg goed worden voorbereid op hun zelfstandigheid en er een persoonlijke overdracht plaatsvindt naar het lokale domein. Hiervoor is verdere inzet vanuit de provinciale jeugdzorg en aansluitende lokale zorg en begeleiding nodig. Vóór het moment van uitstroom moeten de jeugdzorgaanbieders i.s.m. BJZ, gemeenten en lokale organisaties een gezamenlijk zorg- en/of begeleidingsplan opstellen per leefgebied waar de jeugdige nog ondersteuning op wenst. Ook wil de provincie stimuleren en faciliteren dat een contactpersoon vanuit een gemeentelijke voorziening al betrokken is nog voor de jeugdige uitstroomt en dat de begeleider vanuit de jeugdzorgaanbieder na uitstroom de jeugdige nog enige tijd actief volgt. Zo ontstaat een zogenaamde dakpanconstructie die een warme overgang mogelijk maakt waarmee het risico verkleind wordt dat de jongere uit beeld verdwijnt. De verantwoordelijkheid voor aansluitende lokale zorg en begeleiding ligt bij de gemeente na uitstroom van de jeugdige uit de geïndiceerde zorg. 3.3. Ondersteuning Ondersteuning van regionale programma s en van BJZ/jeugdzorgaanbieders De provincie zal ook de komende jaren ondersteuning kunnen bieden aan gemeenten, BJZ en jeugdzorgaanbieders bij steunfunctiewerk c.q. het ondersteunen van het lokaal jeugdbeleid en aansluitingsvraagstukken, conform artikel 13 en 14 van de Wmo. Hiertoe worden expertisecentrum voor Jeugd, Samenleving en Ontwikkeling (JSO) en Tympaan ingezet. Bij de ondersteuning van gemeenten in het kader van de Wmo (steunfunctiewerk) ligt het accent bij de uitvoering van op te stellen regionale programma s 2. Het Tympaan Instituut ontwikkelt daartoe voor alle Zuid- Hollandse regio s de Barometer Sociaal met de pijlers leefomgeving, jeugd en participatie. Voor deze regionale programma s komen ondersteuningsuren van JSO beschikbaar. JSO-jeugd levert verder vraaggerichte tweedelijnsondersteuning aan BJZ en jeugdzorgaanbieders op 2 De provincie is conform de Wmo niet verantwoordelijk voor ondersteuning van de gemeenten Den Haag en Rotterdam, behalve op het terrein van minderheden (artikel 14). Aansluiting gemeentelijk jeugdbeleid en provinciale jeugdzorg 16

het gebied van de aansluiting tussen lokaal jeugdbeleid en provinciale jeugdzorg. Hierbij vervullen BJZ en de jeugdzorgaanbieder(s) de rol van inhoudelijke opdrachtgever, JSO de rol van opdrachtnemer en de provincie de rol van kaderstellende subsidieverstrekker. 3.4. Aansluiting zorg en onderwijs Stimuleren van samenhang jeugdzorg en Passend Onderwijs via faciliteren van pilots. Op basis van de (nog in werking te treden) Wet Passend onderwijs zijn scholen vanaf 1 augustus 2014 verplicht een passende onderwijsplek te bieden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben 3. Dit nieuwe onderwijsbeleid valt binnen de termijn die door de onderhavige beleidsperiode wordt bestreken. De samenwerkingsverbanden Passend onderwijs zijn verantwoordelijk voor de toelating van leerlingen tot het speciaal onderwijs en voor het budget voor de extra ondersteuning. Hiervoor kan het samenwerkingsverband adviseurs inschakelen. Als het zorgadviesteam (ZAT) hiervoor wordt ingeschakeld, kan er geïntegreerde ondersteuning worden afgesproken met de jeugdzorg. De 32 Zuid-Hollandse samenwerkingsverbanden voor Passend onderwijs moeten over hun conceptondersteuningsplan overleg voeren met gemeenten. In dit overleg wordt de extra ondersteuning in het onderwijs afgestemd op de (jeugd)zorg van gemeenten/provincies. Het is aan de gemeenten om hun structuur Passend onderwijs vorm te geven, maar de provincie sluit niet uit dat pilots waarbij jeugdzorg en Passend onderwijs integraal worden benaderd, in het kader van de transitie kunnen worden gefaciliteerd. 3 Scholen moeten in het kader van hun zorgplicht elk kind dat extra ondersteuning nodig heeft plaatsen op hun school. Als de school de onderwijsondersteuning niet zelf kan bieden, zoekt de school na overleg met de ouders naar een passende plek op een andere reguliere of speciale school (speciaal onderwijs). In Zuid-Holland zijn hiervoor 18 samenwerkingsverbanden voor primair onderwijs en 14 samenwerkingsverbanden voor voortgezet onderwijs. Het speciaal onderwijs (cluster 3 en 4) maakt deel uit van deze samenwerkingsverbanden. Aansluiting gemeentelijk jeugdbeleid en provinciale jeugdzorg 17

4 De toegang tot Jeugdzorg De toegang tot Jeugdzorg 18

De provincie Zuid-Holland zorgt voor de toegang tot de jeugdzorg door de instandhouding van- en het maken van afspraken met BJZ. Hierbij staat de veiligheid van jeugdigen centraal. BJZ garandeert de noodzakelijke bescherming voor jeugdigen die in hun ontwikkeling worden bedreigd en organiseert de juiste zorg. BJZ is de spin in het web en onderhoudt de contacten met de jeugdige, de ouders/opvoeders en de professionals. BJZ draagt zorg voor de aansluiting met het lokale jeugdbeleid, het opstellen van indicaties voor de geïndiceerde jeugdzorg en jeugd-ggz, fungeert als Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en is verantwoordelijk voor het uitvoeren van jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen. Gelet op de transitie verkeert BJZ in een dynamische omgeving en wordt er veel van BJZ verwacht. Aan de ene kant handhaaft BJZ de kwaliteit van de zorgtoewijzing en voert, waar nodig, verbeteringen door. Aan de andere kant levert BJZ een bijdrage aan de transitie door kennisoverdracht aan het lokale veld en een actieve samenwerking met en aansluiting op de CJG s, voor zover hierdoor de reguliere taakuitoefening niet wordt belemmerd. 4.1. Aansluiting preventief jeugdbeleid Ruimte voor Bureau Jeugdzorg. Vanuit de voorpostfunctie heeft BJZ, in het kader van de Wjz, verschillende taken op het terrein van de aansluiting met het lokale veld. Hierbij staat een vroegtijdige signalering van problemen bij jeugdigen die tot jeugdzorg kunnen leiden voorop. Daarbij draagt BJZ zorg voor een snelle toeleiding naar geïndiceerde zorg indien dit noodzakelijk is. Om de algemene voorzieningen voor jeugdigen te versterken onderhoudt BJZ contacten en geeft advies. BJZ neemt deel aan de diverse lokale netwerken, zoals de CJG s, Zorgadviesteams (ZAT s) en veiligheidsnetwerken, om zo snel te kunnen bepalen of geïndiceerde jeugdzorg of jeugd-ggz nodig is. Daarnaast verzorgt BJZ de zorgcoördinatie voor cliënten die geïndiceerde jeugdzorg krijgen, op basis van afspraken met de gemeenten in de regio s. BJZ is in 2011 gestart met pilots om de deskundigheid van medewerkers in de eerste lijn, waaronder van de CJG s, te bevorderen. Doel hiervan is een goede doorverwijzing en een betere informatievoorziening vanuit de eerste lijn naar BJZ. Deze deskundigheidsbevordering wordt voortgezet. Gelet op de transitie van de jeugdzorg geeft de provincie meer ruimte aan BJZ voor een meer intensieve samenwerking met en aansluiting op het lokale veld, in het bijzonder de CJG s. Hiermee wordt de expertise van BJZ optimaal benut bij de vroegsignalering en zorgtoewijzing. Hierin leidend zijn de definitieve plannen van het Rijk met betrekking tot de transitie jeugdzorg. De inzet van BJZ mag niet ten koste gaan van reguliere taakuitvoering. 4.2. Indicatiestelling De provincie stimuleert de komende jaren de voortzetting en, waar mogelijk, uitbreiding van de experimenten hulp zonder indicatie maar door tussenkomst van BJZ en zorgt voor de ondersteuning van BJZ bij het vervullen van de centrale rol in de hulpverleningsketen. Bij de indicatiestelling door BJZ staat het perspectief van de cliënt centraal. De indicatie gebeurt snel, kwalitatief goed en tijdig. BJZ indiceert op basis van de landelijke methodiek Verbetering Indicatiestelling Bureaus Jeugdzorg (VIB). In minimaal 90% van de gevallen wordt het indicatiebesluit binnen 77 dagen afgegeven. Gekoppeld hieraan bevat het indicatiebesluit in ieder geval het doel dat aan het einde van het traject moet zijn behaald, waarna de zorg kan worden afgesloten. Daarnaast wordt de ernst van de problematiek van de cliënt (de jeugdige én het gezin) aangegeven. Binnen de ruimte die de Wjz biedt om te experimenteren is BJZ gestart met een verwijzing naar de jeugdzorg door tussenkomst van BJZ. Voor (licht) ambulante jeugdzorg, die door de zorgaanbieders op scholen wordt ingezet, is geen indicatiebesluit meer nodig. Wel voert BJZ een risicotaxatie uit om de veiligheid van jeugdigen te waarborgen. De centrale rol die BJZ binnen de jeugdhulpverleningsketen vervult, geeft BJZ vorm door de inzet van casemanagement voor alle cliënten met een indicatie, zorgcoördinatie, het wachtlijstbeheer en de trajectgerichte benadering Perspectief gericht werken. Met deze benadering wordt meer inzicht geboden in het eindperspectief, worden lacunes in De toegang tot Jeugdzorg 19

het zorgaanbod tijdig ontdekt en wordt een verkorting van de duur van geïndiceerde zorg beoogd. Landelijk is de afspraak gemaakt dat wachtlijsten maximaal 9 weken mogen zijn. Hiervan kan worden afgeweken als langer wachten niet onverantwoord is. De vaststelling wat wel en wat niet onverantwoord is, wordt bepaald door de professionals van BJZ. 4.3. Advies- en Meldpunt Kindermishandeling De provincie draagt er zorg voor dat wachtlijsten bij het AMK worden voorkomen en ziet erop toe dat BJZ bij de aanpak van kindermishandeling werkt volgens de meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld. De afgelopen jaren is het aantal meldingen van kindermishandeling bij het AMK sterk toegenomen. Jeugdigen die het slachtoffer zijn van kindermishandeling hebben recht op snelle hulp. Het is daarom noodzakelijk dat er een goede afstemming bestaat tussen de organisaties in de jeugdzorgketen: van lokale partners waar kindermishandeling als eerste wordt opgemerkt tot de Raad voor de Kinderbescherming. Onderdeel van het Actieplan aanpak kindermishandeling 2012 2016, Kinderen Veilig, van de Ministeries van VWS en V&J is de verplichte meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld, waarmee alle organisaties en zelfstandigen binnen o.a. de jeugdzorg, gezondheidszorg en het onderwijs verplicht zijn te werken. BJZ en de jeugdzorgaanbieders werken volgens deze meldcode. In de meldcode staan de stappen beschreven welke een professional moet doorlopen wanneer er een vermoeden van kindermishandeling of huiselijk geweld bestaat. Ook het bundelen van krachten (jeugdzorg, medici, justitie) vloeit voort uit de meldcode. Cruciaal in de aanpak van geweld in huiselijke kring is de samenwerking tussen het AMK en de Steunpunten Huiselijk Geweld. De praktijk wijst uit dat er meestal een link bestaat tussen huiselijk geweld en kindermishandeling. Met een multidisciplinaire aanpak kunnen jeugdigen sneller en beter worden geholpen. 4.4. Jeugdbescherming en jeugdreclassering De provincie stimuleert en ondersteunt de inzet van Signs of Safety en het Familie Netwerk Beraad. Bij een groot aantal jeugdigen vormen jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen het gedwongen kader- de basis voor een totaal hulpverleningstraject. Doordat zowel het vrijwillige als het gedwongen kader binnen BJZ zijn samengevoegd, kan BJZ optimaal schakelen tussen beide kaders en deze met elkaar in verbinding brengen. BJZ staat naast het kind en activeert de positieve krachten in het gezin om te komen tot een duurzame verandering. BJZ bewerkstelligt de activering van het kind, zijn gezin en zijn netwerk door een organisatiebrede toepassing van de benaderingswijze Signs of Safety. Hiermee wordt beoogd om samen met het gezin concrete mogelijkheden te onderzoeken waarmee zelfstandig kan worden zorggedragen voor de veiligheid en goede ontwikkeling van het kind. Daarnaast zet BJZ waar mogelijk het instrument Familie Netwerk Beraad in. Dit is een door BJZ gefaciliteerde bijeenkomst waarin het gezin en/of het sociale netwerk van het gezin in staat wordt gesteld een plan van aanpak op te stellen. Eind 2008 heeft het programma Beter Beschermd geleid tot een advies over het verbeteren van verschillende elementen van wetgeving rond kinderbescherming en de uitvoering ervan. Eén van de resultaten hiervan is het wetsvoorstel Herziening Kinderbescherming, waarvan de implementatie de komende jaren zijn beslag zal krijgen. De toegang tot Jeugdzorg 20

De toegang tot Jeugdzorg 21

5 De aanspraak op Jeugdzorg De aanspraak op Jeugdzorg 22

5.1. Inleiding en provinciale prestatiebegroting Structurele verbetering van het aanbod door vergroting van effectiviteit en efficiency. De provincie subsidieert vier provinciaal werkende jeugdzorgaanbieders en enkele landelijk werkende jeugdzorgaanbieders (LWI s). Deze jeugdzorgaanbieders verlenen verantwoorde zorg volgens de Wjz 4. Het zorgaanbod bestaat uit een verscheidenheid aan geïndiceerde zorgvormen Ook vinden experimenten zorg zonder indicatie plaats, maar door tussenkomst van BJZ. De jeugdzorgaanbieders stemmen het zorgaanbod af op de vraag. De omvang van de intensieve ambulante zorg, inclusief pleegzorg en zorg in gezinshuizen, aan jeugdigen en gezinnen is de afgelopen jaren toegenomen. Hiermee wordt aangesloten bij de maatschappelijke ontwikkeling om steeds meer gezinsgericht en gezinsondersteunend zorg te bieden, rekening houdend met de eigen kracht van de jeugdige en zijn/haar omgeving. Primair bestaat het zorgaanbod uit geïndiceerde zorg. In toenemende mate wordt gevraagd om de deskundigheid van jeugdzorgaanbieders op innoverende wijze aan te bieden, bijvoorbeeld in vormen van zorg zonder indicatie, maar wel door tussenkomst van BJZ, en om zorg in buurten, wijken, op scholen en kindercentra. Tevens gaan de provinciale jeugdzorgaanbieders in toenemende mate samenwerkingsverbanden aan met instellingen voor jeugd-ggz, jeugd-lvb en nemen deel aan lokale en/of regionale samenwerkingsverbanden waarbij gemeenten zijn betrokken. Deze ontwikkelingen vragen om een visie van de provincie met het oog op de transitie. In dit beleidskader wordt daar op meerdere plaatsen op ingegaan. Kern is dat de provincie de geschetste ontwikkelingen en innovaties steunt en verder wil stimuleren, zolang deze niet ten koste gaan van het eerste kerndoel van de provincie: behoud van de kwaliteit van uitvoering van de wettelijke taken. Het aanbod in Zuid Holland wordt verzorgd door: Cardea, Zuid-Holland Noord Stek, Zuid-Holland Midden TriviumLindenhof, Zuid-Holland-Zuid Horizon, bovenregionale jeugdzorgaanbieder, zware residentiële zorg en pleegzorg In de provinciale begroting 2012, met doorkijk naar 2013 tot en met 2015, is als taak vastgelegd om met de jeugdzorgaanbieders afspraken te maken over een efficiënt en effectief zorgaanbod. Dat beleid zet de provincie in dit beleidskader voort. Al in 2011 zijn met de jeugdzorgaanbieders afspraken gemaakt over een meer perspectiefgerichte, trajectmatige wijze van zorg. Ook deze inzet wordt gehandhaafd en versterkt. Als prestatie-indicatoren zijn in de begroting vastgelegd: Tot en met 2015 maximaal 9 weken wachttijd voor geïndiceerde jeugdzorg. Maximale gemiddelde kosten per cliënt bij een regionale aanbieder is 9.500, -. Maximale gemiddelde kosten per cliënt bij bovenregionale aanbieder is 17.000, -. 5.2. Financieringssystematiek Werken aan verdere ontwikkeling van P x Q + E; werken met het Rijksbrede subsidiekader en tegengaan topinkomens in de jeugdzorg. Sinds 2010 worden de jeugdzorgaanbieders gefinancierd op basis van een aantal bekostigingseenheden (BE) tegen een vastgestelde prijs (P x Q). Deze bekostigingssystematiek is een instrument waarmee op kostenefficiency kan worden gestuurd. Vanaf 2013 wordt ook het effect (E) van de zorg betrokken in de sturing. In de komende jaren zal, in samenspraak met de provinciale jeugdzorginstellingen, worden gewerkt aan de verdere ontwikkeling van het systeem door het opnemen van een stimulans voor efficiencyverbetering. Naast de hoeveelheid bekostigingseenheden (Q) en de prijs (P) per bekostigingseenheid wil de provincie Zuid-Holland meer gaan sturen op het aantal cliënten dat geholpen wordt. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt hoeveel de jeugdzorg gemiddeld per cliënt kost, tegelijkertijd is er ook zicht op welke zorg (BE s) geboden wordt. Dit betekent dat de provincie Zuid-Holland vanaf 2013 afspraken maakt met de jeugdzorgaanbieders over het aantal te behandelen cliënten per jaar met de daarvoor benodigde bekostigingseenheden. 4 Verantwoorde zorg, zoals beschreven in artikel 24 en 25 van de Wjz is zorg die doeltreffend, doelmatig en afgestemd is op de behoefte van de cliënt zoals beschreven in het indicatiebesluit. De provincie verlangt verder van jeugdzorgaanbieders dat zij HKZ-gecertificeerd zijn, van alle medewerkers over een recente Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) beschikken en dat de brandveiligheid van (semi)residentiële accommodaties gegarandeerd is. De aanspraak op Jeugdzorg 23

Daarnaast wil de provincie de maatregelen van het Rijksbrede subsidiekader opnemen in de Algemene Subsidie Verordening (ASV) om de bureaucratie m.b.t. aanvragen en verantwoorden van subsidies zo veel mogelijk te beperken. In 2013 wordt gestart met het beleid dat verlening en vaststelling van subsidies minder dan 25.000, - samenvallen. Steekproefcontroles kunnen wel worden gehouden. Deze maatregel levert veel winst op in de beperking van bureaucratie voor zowel instellingen als provincie, bijvoorbeeld ten aanzien van buitenprovinciale plaatsingen. BJZ en de jeugdzorgaanbieders dienen op basis van de Wet openbaarmaking publieke middelen gefinancierde topinkomens (Wopt) inzicht te geven in de hoogte van salarissen die het salaris van de minister-president overschrijden (ook wel Balkenendenorm genoemd). Het wetsvoorstel voor de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, ligt momenteel ter behandeling bij de Eerste Kamer. Totdat deze wet van kracht is, zijn er geen mogelijkheden om in te grijpen indien de norm uit de Wopt overschreden wordt. Om deze reden zal vanaf 2013 in de Subsidieregeling Jeugdzorg Zuid-Holland worden opgenomen dat salarissen van medewerkers van BJZ en de jeugdzorgaanbieders die de Wopt-norm overschrijden, in mindering worden gebracht op de verleende subsidie. 5.3. Flexibiliteit Meer ruimte en flexibiliteit voor de jeugdzorgaanbieders. De twee kerndoelen van de provincie, handhaven van kwaliteit van de uitvoering van wettelijke jeugdzorgtaken en faciliteren van een zorgvuldige transitie, moeten op haalbaarheid worden beoordeeld tegen het licht van beperkte financiële middelen. De jeugdzorgaanbieders moeten daarom in elk geval in de gelegenheid zijn zo efficiënt mogelijk hun bedrijfsprocessen te organiseren binnen de grenzen van de wettelijke verantwoordelijkheden. In overleg met de jeugdzorgaanbieders wil de provincie werken aan: Verdere uitwerking van perspectiefontwikkeling onder meer door slimme constructies met betrekking tot de in- door- en uitstroom van cliënten. Creëren van zo veel mogelijk ruimte om zorg zonder indicatie te verlenen maar wel door tussenkomst van BJZ. Zoeken van mogelijkheden om te innoveren. Zo veel mogelijk beperken van bureaucratie. Stimuleren van regionale samenhang/samenwerking, integrale indicatiestelling en zorgtoewijzing. Veel vertrouwen, maar ook scherpe controle achteraf (high trust, high penalty) 5.4. Jeugdzorgaanbieders Omwille van behoud van kwaliteit en het minimaliseren van risico s wordt het aantal aanbieders van jeugdzorg beperkt gehouden. 5.4.1. Landelijk werkende instellingen (LWI s) De transitie stimuleert het ontstaan van nieuwe initiatieven en aanbieders. De provincie is van mening, gezien de twee kerndoelen en de kansen en risico s, dat gewaakt moet worden voor verlies van kwaliteit door versnippering. De provincie wil daarom het aantal jeugdzorgaanbieders zo beperkt mogelijk houden. Doelstelling is om zo veel mogelijk het zorgaanbod te laten verzorgen door de huidige provinciale jeugdzorgaanbieders. Alleen als het strikt noodzakelijk is naar het oordeel van Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, zal van een andere jeugdzorgaanbieder, eventueel van buiten de provincie, gebruik worden gemaakt. Per 1 januari 2013 wordt het door VWS aan de doeluitkering toegevoegde budget van de LWI s vrij besteedbaar en is gedwongen winkelnering niet meer aan de orde. Dat betekent dat per 1 januari 2013 de provincie vrij is om een subsidierelatie aan te gaan onder eigen, provinciale, beleidsverantwoordelijkheid. De provincie kiest er voor vanwege specifieke zorgbehoefte, gebruik te blijven maken van de William Schrikkergroep, Pluryn-Hoenderloo Groep, Avenier en SGJ. Dit gebeurt in de vorm van een directe subsidierelatie tot het niveau van het budget dat de provincie ontvangt voor de LWI s in de doeluitkering jeugdzorg. Eventuele verschuivingen in het toe te voegen budget voor de LWI s in de doeluitkering zullen, positief of negatief, worden doorberekend. Deze subsidierelaties worden aangegaan voor 2013 en 2014, gezien de beoogde transitiedatum 1 januari 2015. De met deze subsidierelaties samen- De aanspraak op Jeugdzorg 24