Gerechtelijke vaststelling van het vaderschap



Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wettelijke verdeling, ouderlijke boedelverdeling en rente(afspraken)

Het verzamelbesluit inkomstenbelasting en aanmerkelijk belang: een samenvoeging van oude besluiten of toch wat nieuws onder de zon?

H4 Wettelijk erfrecht

NIBE-SVV, 2015 OEFENEXAMEN SCHENK- EN ERFWIJZER

1.1. Lijst van gebruikte begrippen en afkortingen. Successiewet Successiewet Burgerlijk Wetboek

Successierecht. Verwerping van een nalatenschap. Ongelukkige redactie testament. Vergeten testament. Informele wil

BEWIND -1- M:\brochures\bewind.docx 22/6/2015

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Aanvaarden Het accepteren van een erfdeel, inclusief de schulden. Hierdoor wordt iemand erfgenaam.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ERFRECHT EN SCHENKING

Mr H.M.L. Simons, notaris Notariskantoor Kunderlinde Voerendaal

2. In onderdeel II wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

Wezep / Oldebroek Erfrecht, eigen baas met testament

TESTAMENT HERROEPING ERFGENAMEN WETTELIJKE VERDELING OPVULLEGAAT

Estate planning en het gehandicapte kind: balanceren tussen emotie en fiscaliteit

Wat is gezag? De ouder Gezag en erfrecht Wie heeft het gezag? de NOTARIS en. Gezag. en voogdij

Erfrecht. Mr. Caroline de Maat Fikkers notarissen BAS Bergen op Zoom 27 januari 2015

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Begripsbepaling H OOFDSTUK

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

ECLI:NL:RBZWB:2015:5579

Hypotheek en levensverzekering

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Bewindvoerderschap. Curatele, bewind en mentorschap

De positie van stiefkinderen die door de stiefouder in de wettelijke verdeling worden betrokken "Wederkerige uiterste wilsbeschikking Fideicommis

In enkele artikelen van mijn hand is ingegaan op het Franse erfrecht. Naast het civiele recht, speelt echter ook het fiscale recht: de erfbelasting.

Erfrecht en schenking

Levensverzekering en erfrecht

Successiewet -- Deel 1

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De heer P. Groothuizen. Datum: 02 januari 2015 Samengesteld door: Anneke Janssen

De overdracht van de ouderlijke woning aan de kinderen onder voorbehoud van een vruchtgebruik (deel 2)

VOORBEELD. Voorbeeld: Als de nalatenschap 100 bedraagt en er naast de langstlevende partner drie kinderen zijn, erft

Mr H.M.L. Simons, notaris Notariskantoor Kunderlinde Voerendaal

s t-u-d i e p o c k e t s p r i v a a t r e c h t* 37 Erfrecht zevende druk Prof. mr. M.J.A. van Mourik 2002 Deventer KLUWER

INFOKAART TESTAMENTEN Versie november 2010

HYPOTHEEK, LEVENSVERZEKERING EN PARTNERVERKLARING HYPOTHEEK EN LEVENSVERZEKERING

Hoofdstuk 1 - Het huwelijksvermogensrecht

Erfrecht. Prof. mr. M.J.A. van Mourik. zevende druk Deventer KLUWER

Levering juridische eigendom na economische eigendomsoverdracht en de onherroepelijke volmacht

ESTATE PLANNING. I. Schenking

Estate planning. Inventarisatie van civiel- en fiscaalrechtelijke gevolgen bij overgang van vermogen. Hulpmiddel Schijf van vijf. Géén schenkbelasting

Juridische begrippen in begrijpelijke taal

ECLI:NL:RBROT:2016:229

De aansprakelijkheid voor schulden der nalatenschap bij de wettelijke verdeling

OUDERS EN KINDEREN: HET ERFRECHT

Erfrecht voor leken. Korte uitleg van het erfrecht in begrijpelijke taal

Erfrechtjournaal. 16 januari 2015

Gezagsdragers hebben (anders dan pleegouders) de plicht te voorzien in het levensonderhoud van het kind waarover zij het gezag uitoefenen.

1.1 Gebruikte begrippen en afkortingen

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

5. Testamentair erfrecht

ECLI:NL:RBALK:2011:BR4675

s t u d i e p o c k e t -s* p r i v aatrech t s 37 Erfrecht zesde druk Prof. mr. M.JA, van Mourik 1997 W.E.J. Tjeenk Willink Deventer

HET SAMENLEVINGSCONTRACT EN DE TESTAMENTEN DAARBIJ (UITGAVE 2012) HET SAMENLEVINGSCONTRACT. Partnerpensioen

TESTAMENT HERROEPING ONGEHUWD OVERLIJDEN mijn Partner

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Erfrecht. Wat gebeurt er na iemands overlijden met zijn vermogen?

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

SAMENLEVINGVORMEN EN SAMENLEVINGSCONTRACT

negentienhonderd en tachtig, verscheen voor mij, na te noemen getuigen: JACOBA CATHARINA MARIA MEIJER-

ERVEN EN SCHENKEN. Onderlinge Fonds voor zieken U.A. Onderwerpen. Stukje historie. Mr Tj.Smid Netwerk Notarissen

15 jaar erfrecht bezien vanuit notariaat, advocatuur en rechterlijke macht. EPN VEAN Congres 20 september 2018 Prof.mr.dr.

Inhoud. 2.1 Uiterste wilsbeschikkingen in het algemeen Het karakter van de uiterste wilsbeschikking 69. Maklu 5

De executeur-afwikkelingsbewindvoerder: een kapitein met twee petten

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 4 april 2018) Inleiding

BENOEMING EN AANVAARDING EXECUTELE (Quasiovereenkomst. of VERKLARING VAN ERFRECHT (Art. 4:188 BW) <(met comparitie executeur)>

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 13 oktober 2017)

SAMENWONING RELEVANTE ARTIKELS UIT HET BELGISCH BURGERLIJK WETBOEK

Testamenten lezen. Inleiding en onderwerpen. Tot stand komen van een testament en andere notariële zaken

Tweede Kamer der Staten-Generaal

SUCCESSIERECHTEN IN FRANKRIJK EN NEDERLAND (2009)

De tweetrapsmaking in het nieuws!

Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507

Enkele belangrijke Wijzigingen in de Successiewet per 1 januari 2010

Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister

Ontwerp d.d. *** TESTAMENT D GEHUWDEN OF SAMENWONENDEN MET MEERDERJARIGE KINDEREN (UIT HUIDIGE RELATIE). TWEETRAPSMAKING

TESTAMENTEN 9 J U L I

Overdrachtsbelasting -- Deel 1

Compendium van het personenen familierecht

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Heering Associates. Het verschuldigd bedrag aan successierechten in Frankrijk dient als volgt te worden berekend:

GOEDE REDENEN OM EEN TESTAMENT TE MAKEN

TOELICHTING OP JE SAMENLEVINGSOVEREENKOMST EN TESTAMENTEN

TWEETRAP EN/OF AFVULLEGAAT Versie april 2011

Mr. C.A. Kraan, Hoofd Notarieel Juridisch Bureau.

Presentatie ZijActief

Voor het leven geregeld: het erfrecht vanaf 1 januari 2003

Compendium van het personenen familierecht

Bij de eerste druk 13 Bij de tweede druk 14. Hoofdstuk 1. Versterferfrecht 15

Datum. Naam testateur. Man. Vrouw. Man. Vrouw. Gehuwd. Alles. Met uitzondering van. Geen rechtskeuze. Niet van toepassing. Hard.

Wijzigingen in de voorkoming van dubbele successiebelastingheffing Mr. Maria de L. Monteiro 1

Artikelen 81 en 82. Ongewijzigd. Artikel 83

Waarom een testament?

Informatiefolder: Erfenis, schenken en woningwaarde

Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingregio s, Brieven en beleidsbesluiten

Transcriptie:

Mr. Elle J.T. van Gompel 1 Mr. Margriet. G. Eerenstein 2 Gerechtelijke vaststelling van het vaderschap De vaststelling van het vaderschap kan ook postuum geschieden 1 Kandidaat-notaris bij Van Heeswijk Notarissen te Rotterdam. 2 Estate planner bij PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs NV te Utrecht. 3 Hieronder wordt tevens begrepen het instemmen met kunstmatige bevruchting. Het vaderschap van een zaaddonor kan overigens niet worden vastgesteld. 4 Zie art. 1:41 BW voor de situaties waarin dit aan de orde is. Sinds 1 april 1998 kent de wet de mogelijkheid om te verzoeken dat het vaderschap met terugwerkende kracht wordt vastgesteld. Men kan zich voorstellen dat dit wanneer de persoon wiens vaderschap wordt vastgesteld reeds is overleden de nodige gevolgen kan hebben voor de aanspraken op de (reeds verdeelde) nalatenschap van de betreffende man. In dit artikel komen de volgende aspecten aan de orde: - aanspraken op de nalatenschap; - successierechtelijke gevolgen. 1. Wanneer en hoe kan men het vaderschap van een man laten vaststellen? De gerechtelijke vaststelling van het vaderschap is geregeld in art. 1:207 BW. Het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap kan worden ingediend bij de rechtbank door de moeder van het kind zolang het kind nog geen zestien jaar is, alsmede door het kind zelf. De moeder kan dit verzoek slechts indienen binnen vijf jaar na de geboorte van het kind, tenzij niet duidelijk is wie de verwekker is of waar hij is. In dat geval dient het verzoek te worden ingediend binnen vijf jaar nadat de identiteit en de verblijfplaats aan de moeder bekend is geworden. Wanneer het kind zelf is overleden en de vermoedelijke verwekker nog leeft, kan een afstammeling van het vooroverleden kind in de eerste graad de gerechtelijke vaststelling verzoeken. Dit verzoek moet hetzij binnen een jaar na het overlijden van het kind, hetzij binnen een jaar nadat het overlijden van het kind aan de verzoeker ter kennis is gekomen, worden gedaan. Het vaderschap kan alleen worden vastgesteld van een man die verwekker is van het kind of van een man die als levensgezel van de moeder ingestemd heeft met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad. 3 De vaststelling kan ook nog geschieden na het overlijden van de betreffende man. Onder bepaalde omstandigheden kan de vaststelling van het vaderschap niet geschieden. Dit is het geval indien het kind twee ouders heeft, alsmede wanneer er tussen de betreffende man en de moeder van het kind geen huwelijk zou mogen worden gesloten. 4 Voorts dient de man ten tijde van de vaststelling van het vaderschap de leeftijd van zestien jaar te hebben bereikt. Deze laatste voorwaarde geldt echter niet als de man reeds is overleden. 2. Rechtsgevolgen van de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap Wanneer iemands vaderschap gerechtelijk wordt vastgesteld betekent dit dat de betreffende man in familierechtelijke betrekking komt te staan tot het kind. De vaststelling van het vaderschap werkt terug tot het moment van de geboorte van het kind. In beginsel heeft de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap dezelfde gevolgen als een erkenning. Dit betreft de volgende consequenties: - er ontstaat een wederzijdse onderhoudsverplichting tussen vader en kind; - de moeder en de vader kunnen het kind de geslachtsnaam van de vader geven; - er ontstaat een recht op omgang voor de vader met het kind; - de vader krijgt het gezag over het kind; - erfrechtelijke consequenties. Hierna zullen we uitsluitend ingaan op de erfrechtelijke consequenties van de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van iemand die reeds is overleden. In alle gevallen gaan we er vanuit dat de man wiens vaderschap is vastgesteld na 1 januari 2003 is overleden. 3. Erfrecht Wat precies de erfrechtelijke consequenties zijn van de gerechtelijke vaststelling van iemands vader- oktober 2005 - ESTATE PLANNER 3

Door tijdig een beroep te doen op de legitieme portie wordt het nieuwe kind schuldeiser van de nalatenschap 5 Hof Amsterdam 8 juli 2004, LJN AQ0621, 477/2003. 6 Art. 4:13 BW. Overigens kunnen bij testament enkele wijzigingen worden aangebracht op de wettelijke verdeling. Bepaalde kinderen kunnen bijvoorbeeld als erfgenaam worden uitgesloten zonder dat de wettelijke verdeling zijn geldigheid verliest. 7 Overigens heeft de gerechtelijke vaststelling ook tot gevolg dat er een nieuw kind bij is gekomen dat onder bepaalde omstandigheden een beroep kan doen op de wilsrechten. Zie art. 4:19 tot en met 4:22 BW. 8 Art. 4:87 BW. 9 Art. 4:1167 BW (oud). schap hangt onder meer af van het antwoord op de vraag of en wat voor testament de betreffende man heeft opgesteld. Hierna zullen enkele mogelijke situaties worden besproken: - de erflater heeft geen testament opgesteld; - de erflater heeft een testament opgesteld waarin hij expliciet enkele personen tot erfgenaam heeft benoemd; - de erflater heeft een ouderlijke boedelverdeling in zijn testament opgenomen. Tot slot zullen nog enkele losse erfrechtelijke onderwerpen aan de orde komen. 3.1. Versterferfrecht/wettelijke verdeling Wanneer degene wiens vaderschap wordt vastgesteld niet bij testament over zijn nalatenschap heeft beschikt, krijgt hij er op het moment van de vaststelling van zijn vaderschap met terugwerkende kracht een erfgenaam bij of wijzigt de vererving in die zin dat een oorspronkelijke erfgenaam opzij wordt geschoven doordat de erflater opeens een afstammeling heeft. Dit laatste speelde onder meer in de zaak-haas. 5 In de betreffende zaak was de enige versterferfgenaam van de heer Haas een neef. Na het overlijden van de heer Haas wordt zijn vaderschap vastgesteld waardoor op grond van de wet zijn nieuwe zoon zijn enige erfgenaam zou zijn. De neef werd hierdoor als erfgenaam opzij geschoven. Indien een erflater reeds een echtgenoot en één of meer kinderen had ten tijde van zijn overlijden, was op zijn nalatenschap de wettelijke verdeling van toepassing. 6 Bij de toepassing van de wettelijke verdeling wordt al hetgeen tot de nalatenschap behoort automatisch aan de langstlevende echtgenoot toegedeeld onder de verplichting de tot de nalatenschap behorende schulden voor haar rekening te nemen. De kinderen krijgen hun erfdeel in de vorm van een vordering op de langstlevende echtgenoot. De gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de erflater verandert hier in principe niets aan. De langstlevende echtgenoot van de erflater blijft ook na de vaststelling van het vaderschap enig gerechtigde van al hetgeen tot de nalatenschap behoort. Omdat er echter een nieuwe erfgenaam bij is gekomen, dient de omvang van de vorderingen van de kinderen opnieuw te worden vastgesteld en wordt het erfdeel van de langstlevende echtgenoot kleiner. 7 3.2. Testament/legitieme portie Wat voor aanspraken heeft het kind nog indien de persoon van wie het vaderschap is vastgesteld bij testament over zijn nalatenschap heeft beschikt en uitdrukkelijk erfgenamen heeft benoemd? Het gaat hier om de situatie dat de erflater niet bij testament heeft bepaald dat zijn kinderen erfgenaam zijn, maar hij bijvoorbeeld zijn kinderen bij naam heeft genoemd dan wel andere personen/instellingen als erfgenaam heeft aangewezen. In dat geval kan het nieuwe kind uitsluitend aanspraak maken op zijn legitieme portie. Art. 4:85 BW kan de aanspraak van het kind op zijn legitieme portie echter blokkeren indien het vaderschap pas enkele jaren na het overlijden van de vader wordt vastgesteld. Op grond van deze bepaling vervalt voor een legitimaris namelijk uiterlijk vijf jaar na het overlijden van de erflater de mogelijkheid aanspraak te maken op zijn legitieme portie. De erfgenamen van degene om wiens vaderschap het gaat, zouden de procedure van de vaststelling kunnen proberen te rekken door in hoger beroep te gaan, zodat de feitelijke vaststelling van het vaderschap pas plaatsvindt nadat voornoemde vijfjaarstermijn is verlopen. Wanneer het kind wel tijdig een beroep doet op zijn legitieme portie wordt hij slechts schuldeiser van de nalatenschap. Hij kan dan volgens de normale inkortingsregels 8 zijn legitieme portie claimen bij de erfgenamen. 3.3. Ouderlijke boedelverdeling Onder het oude erfrecht werd in de situatie dat iemand een echtgenoot en kinderen had vaak een testament opgesteld waarin de ouderlijke boedelverdeling was opgenomen. 9 Bij de ouderlijke boedelverdeling wordt de langstlevende echtgenoot enig eigenaar van alle goederen die tot de nalatenschap behoren en krijgen de kinderen hun erfdeel in de vorm van een vordering. Eén van de voorwaarden waaraan onder het oude recht voldaan moest zijn wilde de ouderlijke boedelverdeling geldig zijn, was dat alle kinderen er bij betrokken moesten worden. Indien het testament van de erflater dusdanig geredigeerd is, dat de kinderen bij 4 ESTATE PLANNER - oktober 2005

Ook na vaststelling van het vaderschap blijft de ouderlijke boedelverdeling in stand 10 Art. 4:1169 BW (oud). 11 Art. 127 OW. 12 Van Drooge, Handboek Boedelafwikkeling 2005, blz. 171 en Kraan, De afwikkeling van de ouderlijke boedelverdeling na de invoering van het nieuwe erfrecht, WPNR 2001/6437, blz. 266. naam worden genoemd en vervolgens het vaderschap wordt vastgesteld van een erflater die na 1 januari 2003 is overleden, zou de ouderlijke boedelverdeling in beginsel nietig zijn. 10 Immers, niet alle kinderen zijn bij de ouderlijke boedelverdeling betrokken. Echter, op grond van het overgangsrecht zijn bepalingen omtrent nietigheid van het daarvoor geldende recht niet van toepassing op een uiterste wilsbeschikking die vóór het tijdstip van het in werking treden van de nieuwe erfwet is gemaakt door iemand die na dat tijdstip overlijdt. 11 Omdat art. 4:1169 BW (oud), waarin bepaald was dat de ouderlijke boedelverdeling in een dergelijk geval nietig is, onder het nieuwe erfrecht niet meer bestaat, zou geconcludeerd kunnen worden dat de ouderlijke boedelverdeling toch geldig is. 12 Het nieuwe kind kan dan nog een beroep doen op zijn legitieme portie (zie hiervoor). Als legitimaris krijgt hij slechts een vordering in geld en wordt hij geen erfgenaam. Wanneer het testament van de erflater spreekt over mijn kinderen hieronder valt dan namelijk ook het vastgestelde kind dan wel de erflater zijn erfgenamen volgens de wet tot zijn erfgenamen heeft benoemd, is de ouderlijke boedelverdeling eveneens geldig. Alle kinderen zijn immers erfgenaam. De langstlevende echtgenoot is enig eigenaar geworden van alle goederen die tot de nalatenschap behoorden. Na de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap dienen de vorderingen van de kinderen evenals in de situatie waarin de wettelijke verdeling van toepassing zou zijn echter wel opnieuw te worden vastgesteld in verband met het feit dat er een nieuwe erfgenaam bij is gekomen. 3.4. Diversen Uiteraard kan de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap behalve met betrekking tot de verdeling van de nalatenschap van de erflater ook nog andere erfrechtelijke consequenties hebben. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat andere bloedverwanten van degene wiens vaderschap is vastgesteld er oktober 2005 - ESTATE PLANNER 5

Bepaalde legatarissen verdienen geen extra bescherming 13 Art. 4:82 BW. 14 Onder derden worden niet de overige erfgenamen begrepen: Luijten, De problematiek van art. 1:207 lid 5 BW, WPNR 2003/6540; Asser-de Boer, nr. 747; Noot van J. de Boer onder Hoge Raad, 17 januari 1997, NJ 1997, 483 m.nt. JdB. Anders: Reinhartz, Afstamming, in: De familie geregeld, (Preadvies voor de jaarlijkse algemene ledenvergadering van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie), Den Haag, Koninklijke Vermande 2000, blz. 91-92, waarin zij stelt dat men in de parlementaire geschiedenis best zou kunnen lezen dat erfgenamen als derden zouden kunnen kwalificeren. 15 Vzr. Rechtbank Leeuwarden en Rechtbank Leeuwarden 10 november 2004, NJ Feitenrechtspraak 2005, 118. ook een erfgenaam (door plaatsvervulling) of wellicht legataris (in verband met de wijze waarop het testament van iemand geredigeerd was) bij krijgen. Hoe zit het bijvoorbeeld met de nalatenschap van de vader van degene wiens vaderschap is vastgesteld in de situatie dat in zijn testament een legaat was opgenomen waarin staat ik legateer aan ieder van mijn kleinkinderen Na de vaststelling van het vaderschap is er een extra kleinkind bijgekomen. Onzes inziens kan dit kleinkind dan alsnog aanspraak maken op het legaat. Verder kan men zich voorstellen dat een erflater geen rekening heeft gehouden met het feit dat hij er in de toekomst juridisch wellicht nog een afstammeling bij krijgt door gerechtelijke vaststelling van zijn vaderschap. De betreffende erflater woont inmiddels misschien wel samen met zijn partner en heeft na 1 januari 2003 een testament gemaakt waarin hij zijn partner tot zijn enige erfgename heeft benoemd. Wanneer na zijn overlijden alsnog zijn vaderschap wordt vastgesteld heeft hij een kind dat een beroep kan doen op zijn legitieme portie. Omdat hij hier nooit op heeft gerekend, heeft de erflater in zijn testament geen regeling opgenomen die zegt dat legitimarissen hun legitieme portie pas kunnen opeisen als ook zijn partner is overleden. 13 Dit betekent dat de achtergebleven partner de legitieme portie in beginsel direct moet uitkeren aan het nieuwe kind. 4. Rechtszekerheid en derdenbescherming Hiervoor is besproken wat voor erfrechtelijke consequenties de vaststelling van iemands vaderschap kan hebben. Maar wordt de soep ook zo heet gegeten als hij wordt opgediend? Voelen de oorspronkelijke erfgenamen de vaststelling van het vaderschap van de erflater ook in hun portemonnee? Moeten zij het nieuwe kind ook daadwerkelijk wat betalen? Ook kan men zich afvragen wat de consequenties zijn voor de geldigheid van rechtshandelingen die voor de vaststelling van het vaderschap zijn verricht met betrekking tot goederen die tot de nalatenschap van de erflater behoorden. Hierna wordt één en ander kort op een rij gezet. 4.1. Derden Art. 1:207 lid 5 BW bevat een regeling in het kader van derdenbescherming in situaties waarin iemands vaderschap wordt vastgesteld. In het betreffende artikel is bepaald dat te goeder trouw door derden verkregen rechten hierdoor nochtans niet geschaad worden. Voorts ontstaat geen verplichting tot teruggave van vermogensrechtelijke voordelen, voorzover degene die hen heeft genoten ten tijde van het doen van het verzoek daardoor niet was gebaat. In feite worden de erfrechtelijke aanspraken van het nieuwe kind door deze regeling beperkt. Hoe pakt deze regeling precies uit? In het kader van deze bepaling omtrent derdenbescherming is het de vraag wie precies als derden kwalificeren. Uiteraard wordt iemand die een bepaald goed geleverd heeft gekregen uit de nalatenschap van degene wiens vaderschap later wordt vastgesteld beschermd. Daarnaast wordt door een schuldenaar ook bevrijdend betaald indien hij zijn schuld aan de oorspronkelijke erfgenamen voldoet dan wel aan degene die hen vertegenwoordigt. Hoe zit het nu met legatarissen en andere erfgenamen; zijn zij ook te beschouwen als derden in de zin van art. 1:207 lid 5 BW? Over het antwoord op de vraag in hoeverre erfgenamen onder derden worden begrepen zijn de meningen verdeeld. 14 Wanneer geconcludeerd moet worden dat de andere erfgenamen geen derden zijn die op grond van het betreffende artikel worden beschermd, wordt de pijn voor hen enigszins verzacht omdat zij niet hoeven terug te geven wat ze inmiddels hebben opgemaakt. Ook de rechtbank concludeerde in de hiervoor besproken zaak-haas dat erfgenamen geen derden in de zin van art. 1:207 lid 5 BW zijn. 15 Alleen rechtsopvolgers onder bijzondere titel dienen als zodanig aangemerkt te worden. Dit zou onzes inziens betekenen dat legatarissen wel beschermd worden. Dit kan overigens onredelijk uitpakken wanneer aan een legataris een bepaald percentage van de nalatenschap gelegateerd is dan wel één of meer legatarissen het grootste deel van de nalatenschap verkrijgen. Denk in dit kader bijvoorbeeld aan de zogenoemde testamenten stichting enig erfgenaam en legaten vrij van recht, waarbij het grootste deel van de nalatenschap veelal bij de legatarissen terecht komt en niet bij de erfgenaam. 6 ESTATE PLANNER - oktober 2005

Het is de vraag of de teruggave van vermogensrechtelijke voordelen een obligatoire of een goederenrechtelijke aanspraak betreft 16 Luijten, De problemen rond artikel 1:207 lid 5 BW, Tijdschrift Nieuw Erfrecht, 2004, nr. 6, blz. 10. 17 Art. 3:195 lid 1 BW. 18 Art. 4:15 BW. Het lijkt ons echter niet redelijk dat dergelijke legatarissen meer beschermd worden dan erfgenamen. 4.2. Teruggave van vermogensrechtelijke voordelen Wanneer eenmaal is vastgesteld wie wat moet terugbetalen, rijst de vraag of de teruggave van vermogensrechtelijke voordelen een obligatoire of een goederenrechtelijke aanspraak betreft. 16 Met andere woorden: kan het nieuwe kind slechts een persoonlijke vordering instellen tot terugbetaling van hetgeen hem is ontgaan omdat eerder niet vaststond dat hij aanspraak kon maken op de nalatenschap van zijn vader (vergoeding in geld) dan wel heeft hij recht op de goederen die tot de nalatenschap van zijn vader behoorden? Luijten is van mening dat het een obligatoire aanspraak betreft. Het gaat in zijn visie om een aanspraak van terugbetaling van hetgeen de nieuwe erfgenaam is ontgaan. De erfgenamen kunnen zich er nog wel op beroepen dat zij niet hoeven terug te betalen wat ze reeds hebben opgemaakt. Wij zijn geneigd om ons bij deze opvatting aan te sluiten. Het is immers de bedoeling om het postuum vastgestelde kind vermogensrechtelijk zoveel mogelijk, evenwel met inachtneming van te goeder trouw door derden verkregen rechten, als kind van de erflater te behandelen. Door te concluderen dat het vastgestelde kind een obligatoire aanspraak heeft, worden de vermogensrechtelijke aanspraken voor het kind gewaarborgd en worden de rechten van derden voldoende beschermd. Eén en ander ligt echter anders wanneer het vaderschap wordt vastgesteld als de nalatenschap nog niet is verdeeld. Het nieuwe kind wordt in dat geval uiteraard afhankelijk van hetgeen de erflater met betrekking tot de vererving van zijn nalatenschap heeft geregeld deelgenoot in de onverdeelde nalatenschap. Wanneer ten tijde van de vaststelling van het vaderschap van de erflater nog sprake is van een onverdeelde nalatenschap dient men zich te realiseren dat de nieuwe erfgenaam vanaf dat moment eveneens bij alle handelingen moet worden betrokken. Wanneer er bijvoorbeeld een boedelgevolmachtigde is aangewezen, zal het nieuwe kind tezamen met de betreffende persoon dienen te handelen dan wel eveneens een volmacht moeten afgeven aan deze persoon. Indien de erflater eventueel een executeur heeft benoemd, dient deze uiteraard eveneens rekening en verantwoording af te leggen aan de nieuwe erfgenaam en zal hij de nieuwe erfgenaam ook moeten betrekken bij de verdere afwikkeling van de nalatenschap. Wanneer men concludeert dat het nieuwe kind een goederenrechtelijke aanspraak heeft jegens de oorspronkelijke erfgenamen van zijn vader, kan men zich de vraag stellen wat voor consequenties de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap voorts voor de verdeling van de nalatenschap heeft indien deze heeft plaatsgevonden voordat het vaderschap was vastgesteld. In dit kader moeten twee verschillende situaties worden onderscheiden: - de verdeling heeft onderhands plaatsgevonden; - de verdeling heeft bij notariële akte plaatsgevonden. Indien de verdeling onderhands heeft plaatsgevonden, is deze nietig indien niet alle personen wier medewerking vereist was daaraan hebben deelgenomen. 17 Wanneer de verdeling wel bij notariële akte heeft plaatsgevonden en niet alle personen wier medewerking vereist was daaraan hebben deelgenomen, is de verdeling vernietigbaar. Slechts degene die niet aan de verdeling heeft meegewerkt en daaraan wel had moeten meewerken, kan de vernietiging van de verdeling vorderen. Van belang is dat deze vordering tot vernietiging verjaart na verloop van een jaar nadat de verdeling ter kennis is gekomen van degene die daaraan had moeten meewerken. Voorts bevat art. 3:200 BW nog een vervaltermijn met betrekking tot de mogelijkheid om vernietiging van een verdeling te vorderen. In dit artikel is bepaald dat de rechtsvordering tot vernietiging van een verdeling vervalt door verloop van drie jaren na de verdeling. Overigens is in het kader van de wettelijke verdeling de vervaltermijn van art. 3:200 BW van overeenkomstige toepassing verklaard voor de situatie dat een vordering niet is berekend overeenkomstig het deel waarop het kind aanspraak kon maken. 18 Dit zou betekenen dat de vordering van het nieuwe kind niet meer vastgesteld kan worden wanneer deze termijn reeds is oktober 2005 - ESTATE PLANNER 7

De vaststelling van het vaderschap heeft invloed op de hoogte van het verschuldigde successierecht verlopen. In onze visie resteert voor het vastgestelde kind echter ook na verloop van de vervaltermijn nog een obligatoire aanspraak jegens de oorspronkelijke erfgenamen. Wanneer men moet concluderen dat er in een dergelijk geval geen obligatoire aanspraak resteert voor het vastgestelde kind zou de postume gerechtelijke vaststelling van het vaderschap in veel gevallen vermogensrechtelijk immers weinig waarde hebben en dat kan toch niet de bedoeling zijn geweest. 5. Consequenties voor het successierecht Zoals hiervoor is aangegeven wordt het nieuwe kind door de gerechtelijke vaststelling mede-erfgenaam/legitimaris. Dit betekent dat de overige erfgenamen op het moment dat de vaststelling plaatsvindt een deel van hun verkrijging aan het nieuwe kind uit moeten keren. Zij hebben echter wel successierecht over de waarde van hun verkrijging op het moment van overlijden van hun vader betaald en zullen dus een deel van het destijds verschuldigde successierecht terug willen vorderen van de fiscus. Tevens zal het nieuwe kind aangifte moeten doen van zijn verkrijging en daarover successierecht moeten betalen. Situatie 1 Zoals aangegeven kan het nieuwe kind in dit geval alleen een beroep doen op zijn legitieme portie. Indien het kind binnen de termijn van vijf jaren na het overlijden aanspraak op de legitieme maakt krijgt hij een vordering op de andere erfgenamen. Over deze vordering zal het kind op grond van art. 1 lid 1 Succ.w. successierecht moeten betalen en aangifte voor het recht van successie moeten doen. Op basis van art. 45 lid 1 Succ.w. moet binnen acht maanden na het overlijden aangifte worden gedaan. In art. 45 lid 3 Succ.w. wordt echter een uitzondering gemaakt op de regel dat binnen acht maanden na het overlijden aangifte moet worden gedaan. In dit lid is bepaald dat als één van de in dat artikel genoemde gebeurtenissen zich voordoet, over de waarde van de verkrijging alsnog aangifte moet worden gedaan, binnen acht maanden na de gebeurtenis. Van zo n gebeurtenis is volgens de wettekst bijvoorbeeld sprake bij de uitoefening van een wilsrecht voortspruitende uit een ten sterfdage of ten tijde van de verkrijging bestaande of ontstane rechtsverhoudingen. Hieronder valt onder andere een beroep op de legitieme portie. 20 Een beroep op de legitieme portie kan dus leiden tot herrekening van de oorspronkelijk verschuldigde belasting. 19 Art. 21 lid 1 Succ.w. 20 MvT, kamerstukken II 1948, 915, nr. 3. De hoofdregel voor heffing van het successierecht is dat de belasting geheven wordt over de waarde in het economische verkeer van hetgeen is verkregen op moment van overlijden. 19 Met omstandigheden die zich na het overlijden voordoen en waardoor de waarde van de verkrijging minder of meer is geworden, wordt in beginsel geen rekening gehouden. Hierop is een aantal uitzonderingen opgenomen in art. 45 lid 3 en 53 lid 1 Succ.w. De vraag is of een verkrijging op basis van de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap aanleiding geeft tot toepassing van art. 45 en 53 Succ.w. Hierbij maken wij eveneens onderscheid tussen de volgende situaties: 1. de man heeft een testament opgesteld waarin hij expliciet enkele personen tot erfgenaam heeft benoemd; 2. de man heeft geen testament opgesteld. De bepalingen in de AWR over de bevoegdheid tot het opleggen van een aanslag en boetes bij te late of onjuiste indiening van de aangifte zijn ook van toepassing op de heffing van successierecht. Als het nieuwe kind te laat of geen aangifte doet kan de inspecteur een verzuim- en/of een vergrijpboete opleggen. Op grond van art. 66 lid 1 Succ.w. begint de termijn voor het opleggen van een (navorderings)aanslag in beginsel te lopen op het moment van overlijden van de erflater. Als er sprake is van de aangiftetermijn van art. 45 lid 3 Succ.w. begint de termijn voor het opleggen van een (navorderings) aanslag pas te lopen, nadat de betreffende gebeurtenis (i.c. een beroep op de legitieme) zich heeft voorgedaan. Als er op basis van art. 45 lid 3 Succ.w. belasting wordt geheven kan degene wiens verkrijging is verminderd als gevolg van een gebeurtenis genoemd in art. 45 lid 3 Succ.w., op basis van art. 53 lid 1 8 ESTATE PLANNER - oktober 2005

Is de verkrijging als erfgenaam uit hoofde van de gerechtelijke vaststelling een uitoefening van een wilsrecht? 21 O.a. Meijers, De algemene begrippen van het Burgerlijk Recht, Universitaire pers leiden, 1948, blz. 146 en 266 en Timmermans, Wilsrechten, AA november 1963 en Asser, Mijnssen, De Haan, Zakenrecht, algemeen goederenrecht, dertiende druk, 1992, blz. 5. 22 MvT, kamerstukken II 1948, 915, nr. 3, blz. 29. 23 Snijders, wilsrechten in het algemeen en in het nieuwe erfrecht, WPNR 1999, blz. 558, gaat uit van een ruime uitleg. 24 Schuttevâer en Zwemmer, De Nederlandse Successiewetgeving, 1998, vijfde druk, IV.5. Succ.w. een vermindering van de oorspronkelijk verschuldigde belasting krijgen. In art. 53 lid 1 Succ.w. is bepaald dat vermindering van de aanslag wordt verleend, indien en voorzover ten gevolge van een beroep op de legitieme portie wijziging wordt gebracht in de persoon van de verkrijger of in het verkregene. Aangezien het kind een beroep moet doen op zijn legitieme portie zijn art. 45 lid 3 en 53 lid 1 Succ.w. van toepassing en zal het kind aangifte van zijn verkrijging moeten doen en kunnen de overige erfgenamen een vermindering van het successierecht vragen. Voorbeeld Een man is in 2003 overleden. Hij heeft zijn vrouw en zijn twee kinderen expliciet tot erfgenaam benoemd, ieder voor een gelijk deel. De wettelijke verdeling is uitgesloten. Zijn nalatenschap bedraagt 750.000. Twee jaar na het overlijden van de man wordt gerechtelijk vastgesteld dat er nog een zoon is. Hij doet een beroep op zijn legitieme portie. Er is al successierecht betaald. Door de twee oorspronkelijke kinderen is per kind 36.106 aan successierecht betaald. Door de vrouw is geen successierecht betaald aangezien haar verkrijging onder de vrijstelling viel. De legitieme portie van het nieuwe kind bedraagt 93.750 ( 750.000 x 1/4 x 1/2). Deze zal op grond van art. 45 lid 3 Succ.w. aangifte moeten doen en hierover successierecht moeten betalen. Het successierecht dat wordt geheven is gebaseerd op de tarieven en vrijstellingen die gelden voor het tijdstip waarop de gebeurtenis zich heeft voorgedaan. Het nieuwe kind zal derhalve 9.114 dienen te betalen (tarief 2005). De verkrijging van de vrouw en de twee oorspronkelijke kinderen wordt verminderd met 31.250. ( 93.750 : 3). Het successierecht dat wordt teruggegeven op grond van art. 53 lid 1 Succ.w. is gebaseerd op de tarieven en vrijstellingen die golden op het tijdstip van de oorspronkelijke verkrijging. Over 218.750 zijn de kinderen ieder 30.168 aan successierecht verschuldigd (tarief 2003). Zij krijgen dus ieder 5.938 aan successierecht terug. De inspecteur/ontvanger heeft de bevoegdheid om de vermindering van de kinderen op grond van art. 53 lid 4 Succ.w. te verrekenen met het successierecht dat het nieuwe kind moet betalen. Hierdoor zullen de drie kinderen onderling af dienen te rekenen. Situatie 2 Als er geen testament gemaakt is hoeft het nieuwe kind geen beroep op de legitieme portie te doen en wordt hij of zij met terugwerkende kracht erfgenaam. Ook in dit geval zal het kind successierecht over zijn of haar erfrechtelijke verkrijging moeten betalen en aangifte voor het recht van successie doen. De vraag is nu of het nieuwe kind op basis van art. 45 lid 1 Succ.w. binnen acht maanden na het overlijden van vader aangifte moet doen of dat het aan de voorwaarden van art. 45 lid 3 Succ.w. voldoet en op basis daarvan binnen acht maanden, nadat is vast komen te staan dat hij erfgenaam is, aangifte moet doen van zijn verkrijging. Hierbij is het van belang of het nieuwe kind verkrijgt ten gevolge van de uitoefening van een wilsrecht, dat voortspruit uit op de sterfdag of ten tijde van de verkrijging bestaande of ontstane rechtsverhoudingen. Met andere woorden: is de verkrijging als erfgenaam uit hoofde van de gerechtelijke vaststelling een uitoefening van een wilsrecht? Sommige schrijvers menen dat een wilsrecht inhoudt dat door een enkele wilsverklaring veranderingen in een rechtsbetrekking tot stand kunnen worden gebracht, al dan niet gepaard gaande met een rechtelijke uitspraak. 21 In de parlementaire geschiedenis 22 is aangegeven dat tot uitoefening van wilsrechten onder meer zijn te rekenen de vernietiging van een testament of van een rechtshandeling onder de levenden en een na het overlijden gesloten dading omtrent een ten sterfdage bestaande rechtsverhouding. In de literatuur is aangegeven dat het begrip wilsrecht ruim of beperkt kan worden uitgelegd. 23 Naar onze mening valt, gelet op het bovenstaande en uitgaande van een ruime uitleg van het begrip wilsrecht, het worden van erfgenaam door de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap wel onder de uitoefening van een wilsrecht. Ook Schuttevâer 24 geeft aan dat de opname van de term oktober 2005 - ESTATE PLANNER 9

De wetgever moet de tekst van art. 45 lid 3 en 53 lid 1 Succ.w. aanpassen 25 Schuttevâer en Zwemmer, De Nederlandse Successiewetgeving, 1998, vijfde druk, X.9. wilsrecht in de wettekst ruimte laat voor zinvolle interpretaties. De gevolgen voor de heffing van het successierecht zijn in deze situatie dan ook hetzelfde als in de situatie dat het kind een beroep doet op zijn legitieme portie. Art. 45 lid 3 Succ.w. is van toepassing. Het kind zal aangifte van zijn of haar verkrijging moeten doen. Als de verkrijging uit hoofde van de gerechtelijke vaststelling niet onder de in art. 45 lid 3 Succ.w. bedoelde voorwaarden zou vallen, betekent dit dat het nieuwe kind binnen acht maanden na het overlijden van de vader aangifte voor de heffing van het successierecht moet doen. Als dus bijvoorbeeld na twee jaar na het overlijden van de erflater gerechtelijk komt vast te staan dat er nog een kind van de erflater bestaat, dan is het kind te laat met het doen van aangifte en kan de inspecteur een verzuim- en/of vergrijpboete opleggen. Naar onze mening kan dit niet de bedoeling van de wetgever zijn. Om discussies met de inspecteur te voorkomen zou de wetgever er wellicht verstandig aan doen de formulering van art. 45 lid 3 Succ.w. aan te passen en op te nemen dat de verkrijging op grond van de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap een gebeurtenis is in de zin van art. 45 lid 3 Succ.w. De oorspronkelijke erfgenamen zullen wel een deel van het door hen betaalde successierecht terug willen vorderen van de fiscus, aangezien zij een deel van hun verkrijging aan het nieuwe kind hebben moeten afstaan. De vraag die dan ook beantwoord moet worden, is of de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap een grond is voor vermindering van de aanslag. Dit is naar onze mening wel het geval, aangezien in art. 53 lid 1 Succ.w. dezelfde formulering van het begrip wilsrecht is opgenomen als in art. 45 lid 3 Succ.w. Echter, door het feit dat een beroep op de legitieme portie wel expliciet en de gerechtelijke vaststelling niet expliciet in art. 53 lid 1 Succ.w. is opgenomen, zou in combinatie met een beperkte uitleg van het begrip wilsrecht ook in dit geval discussie met de inspecteur kunnen ontstaan of de gerechtelijke vaststelling onder het begrip wilsrecht valt. Naar onze mening zou echter ook in deze situatie naar het doel en de strekking van art. 53 lid 1 Succ.w. gekeken moeten worden. Immers, art. 53 Succ.w. beoogt de heffing van het successierecht te richten naar wat uiteindelijk als gevolg van de erfrechtelijke overgang wordt verkregen. Ook Schuttevâer 25 is van mening dat de gevallen waarin art. 53 lid 1 Succ.w. van toepassing zou moeten zijn vele en van velerlei aard zijn en dat de wetgever heeft moeten volstaan met een opsomming van enkele gevallen. Volledigheidshalve merken wij nog op dat als in deze situatie het beroep op art. 53 lid 1 Succ.w. niet wordt gehonoreerd, de oorspronkelijke erfgenamen eventueel een beroep kunnen doen op art. 65 lid 1 AWR. Hierin is bepaald dat de inspecteur op verzoek ambtshalve vermindering van de aanslag kan verlenen. Probleem hierbij is dat de termijn voor het indienen van een verzoek eindigt vijf jaar na het overlijden van de man. Komt de gerechtelijke vaststelling dus pas na vijf jaar na het overlijden van de man vast te staan, dan kunnen de oorspronkelijke erfgenamen geen vermindering van de aanslag successierecht krijgen. Naar onze mening verdient het aanbeveling de tekst van art. 53 lid 1 Succ.w. zodanig aan te passen dat een beroep op de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap onder de in het artikel genoemde situaties valt. 6. Tot slot 6.1. Civielrechtelijk Uit het voorgaande blijkt dat de erfwet niet altijd rekening houdt met het feit dat iemands vaderschap nog postuum kan worden vastgesteld. Het is dan ook wenselijk dat op sommige plaatsen in ons erfrecht regelingen worden getroffen waarin rekening wordt gehouden met de mogelijkheid dat iemands vaderschap nog na zijn overlijden kan worden vastgesteld. Men kan in dit kader onder meer denken aan de mogelijkheid de vervaltermijn voor het beroep op de legitieme portie te verlengen/ later te laten aanvangen in de situatie dat sprake is van gerechtelijke vaststelling van het vaderschap 10 ESTATE PLANNER - oktober 2005

Ook de regeling omtrent derdenbescherming moet nader ingevuld worden van de erflater. Daarnaast roept ook de regeling omtrent derdenbescherming zoals opgenomen in art. 1:207 lid 5 BW de nodige vragen op. Ook deze regeling zou onzes inziens nader ingevuld moeten worden. De wetgever zou bijvoorbeeld expliciet kunnen regelen in hoeverre en in welke situaties erfgenamen en legatarissen te beschouwen zijn als derden te goeder trouw. 6.2. Successierechtelijk Als een kind in verband met de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap erfgenaam wordt of een beroep doet op de legitieme portie, zal dat kind op grond van art. 45 lid 3 Succ.w. binnen acht maanden na de vaststelling aangifte van de erfrechtelijke verkrijging moeten doen. De oorspronkelijke erfgenamen kunnen op grond van art. 53 lid 1 Succ.w. vermindering vragen van de aanslag successierecht over het gedeelte dat zij aan het nieuwe kind moeten betalen. Om onduidelijkheden te voorkomen zou de wetgever er verstandig aan doen de verkrijging op grond van de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap expliciet in art. 45 lid 3 en art. 53 lid 1 Succ.w. op te nemen. software, rekentools en databanken www.boedelplanner.nl eerste hulp bij laatste wil oktober 2005 - ESTATE PLANNER 11