Spelen met spellen: een dictee
De spelregels www.woordenlijst.org
Een dag uit het leven van. Deel 1 Ellen is vanochtend al vroeg present. Het is de hele week al een en al (1) Een van haar collega s heeft haar (2) dat ze wat later is. Een andere collega begint vandaag aan haar (3) na een stevige (4) En er komt vandaag nog een (5) van een (6) kennismaken. Kortom, ze haalt eerst een (7).
Deel 2 Daarna begint ze met het aanvragen van een (8) voor een nieuwe medewerker. Op haar (9) staat ook nog het (10) van december. Elke vierde donderdag van de maand is er een overleg, maar dit valt in december op (11) Ze (12) het daarom op 17 december en regelt gelijk de (13)
Deel 3 Ondertussen vraagt haar collega of zij weet hoe je (14) schrijft. Ellen is een (15) en zoekt het even voor haar op. Ook (16) blijkt voor problemen te zorgen. Het valt niet mee dergelijke woorden foutloos in een tekst te krijgen. Ze print nog snel even de (17) van een presentatie en spoedt zich naar de vergadering van de directie met de ondernemingsraad.
Deel 4 (18) (19) heeft een notitie ingebracht over overschrijding van de (20) kosten. Daar zijn sommigen nogal (21) over. Nu maar hopen dat er niet (22) (23) wordt. Twee uur later zit ze weer op haar werkplek.
Deel 5 Enkele collega s staan bij haar bureau met elkaar te (24) Dat is een van haar (25) Ze loopt naar het (26) kopieerapparaat en maakt een kopie van een interessant (27) over niet te bestrijden (28)
Deel 6 Om 17.30 uur (29) Ellen naar huis. Haar partner Wouter met wie ze een (30) heeft, heeft haar een (31) gestuurd dat hij graag wil (32) Weg met de (33) die nog in de koelkast staat, tijd voor een kop (34), een heerlijke (35) en een toetje met (36)
De antwoorden deel 1 1. hectiek 2. gewhatsappt 3. re-integratie 4. burn-out 5. stagiaire 6. mbo-opleiding 7. cappuccino
De antwoorden deel 2 8. e-mailaccount 9. actielijstje 10. secretaresseoverleg 11. eerste kerstdag 12. plant 13. locatie
De antwoorden deel 3 14. posttraumatische stressstoornis 15. pietje-precies 16. contra-indicatie 17. hand-outs
De antwoorden: deel 4 18. Een van de 19. or-leden 20. begrote 21. gestrest 22. te veel 23. uitgeweid
De antwoorden deel 5 24. discussiëren 25. allergieën 26. dichtstbijzijnde 27. krantenartikel 28. bacteriën
De antwoorden deel 6 29. racet 30. latrelatie 31. sms je 32. mee-eten 33. kant-en-klaarmaaltijd 34. kippenbouillon 35. groenteschotel 36. rodebessensaus
Tel nu je punten Hoeveel van de 36 antwoorden heb je goed? Wie heeft de hoogste score?
Wat maakt het uit? Vlegons een odnrezeok van een Eglense uvienresitit deot het er neit toe in wlkee vlogrode de ltteers van een wrood saatn, als de esrete en lstaate ltteer maar op de jsutie ptalas saatn. Je knut de tsket dan zndoer pbroeelm lzeen.
Het maakt (soms) echt uit!
Spel(l)enderwijs Logica in een doolhof
Samenstellingen Wat zijn samenstellingen? Je voegt losse woorden samen tot een woord met een eigen betekenis. actie + lijst = actielijst hoge + snelheid + trein = hogesnelheidstrein kennis + maken = kennismaken
Vier hoofdregels 1. Samenstellingen aaneenschrijven rodebessensaus langetermijnplanning 2. De tussen s is gebaseerd op de uitspraak ervaringsdeskundige personeelsbeleid
Vier hoofdregels (vervolg) 3. Tussen n schrijven als het eerste deel alleen een meervoud heeft op n of en krantenartikel 4. Geen tussen n als het eerste deel een meervoud heeft op s of n groenteschotel secretaresseoverleg
c of k Er is één schrijfwijze: cadeau locatie factuur actie akkoord
Een koppelteken of een trema? Een koppelteken gebruik je o.a. bij botsende klinkers tussen de delen van een samenstelling: mee-eten contra-indicatie Een trema gebruik je om binnen een woord botsende klinkers te scheiden: discussiëren
Een koppelteken of een apostrof? Een koppelteken als het tweede deel een eigen betekenis heeft: sms-bundel hbo-niveau Een apostrof als het tweede deel geen eigen betekenis heeft: sms je hbo er
De (vreemde) werkwoorden Tegenwoordige tijd: stam + evt. t zij loopt / zij coacht zij plant / zij strest hij zoekt / hij googelt zij wordt / zij downloadt
De (vreemde) werkwoorden (vervolg) Gebruik t(a)x(i)k(o)fsch(i)p bij verleden tijd en voltooid deelwoord ik werkte / ik coachte gevist / gestrest gehaald / gemaild (tip: nee = d)
Even oefenen met de hoofdregels gemeente + huis fiets + hok krant + artikel map + structuur ziekte + verzuim trap + huis tomaat + soep roos + geur geboorte + golf