Certificatieschema Barometer Duurzaam Terreinbeheer, criteria voor toepassing van onkruidbestrijdingsmiddelen op basis van glyfosaat op verhardingen



Vergelijkbare documenten
Checklist Toepassing glyfosaat op verhardingen

DOB 2.0 Shortlist 2: Inzet van bestrijdingsmiddelen op de plaatsen waar dit volgens DOB 2.0 Shortlist 1 is toegestaan.

DOB 2.0 Shortlist 2: Inzet van bestrijdingsmiddelen op de plaatsen waar dit volgens DOB 2.0 Shortlist 1 is toegestaan.

CERTIFICATIESCHEMA BAROMETER DUURZAAM TERREINBEHEER. Criteria Brons. Datum van ingang: 1 maart Herziening per: 1 april 2013.

3. Toepassing glyfosaat op verhardingen

CERTIFICATIESCHEMA BAROMETER DUURZAAM TERREINBEHEER

CERTIFICATIESCHEMA BAROMETER DUURZAAM TERREINBEHEER

DOB 2.0 Shortlist: Richtlijnen voor inzet van onkruidbestrijdingsmiddelen op verhardingen waar dit wettelijk is toegestaan.

DOB 2.0 Shortlist 1: richtlijnen voor tactische planning (jaarplanning) onkruidbeheer verhardingen

DOB 2.0 Shortlist 1: richtlijnen voor tactische planning (jaarplanning) onkruidbeheer verhardingen

Handleiding Milieuthermometer Zorg

Handleiding Milieuthermometer Zorg

CERTIFICATIESCHEMA BRANDBLUSMIDDELEN

Definities & Toelichtingen

Toelichting DOB Online

1. Algemene eisen Milieukeur- en Barometerschema s

5. Zilver. 5.3 Brons Voor zover van toepassing voldoen aan de criteria voor Brons. Zie hiervoor niveau Brons van de Barometer Duurzaam Terreinbeheer.

BDT Certificatie reglement

KETENREGISSEUR VERSIE 1.2 d.d

ALGEMENE EISEN BAROMETER CERTIFICATIESCHEMA DUURZAAM TERREINBEHEER. behorende bij het. 1 maart Datum van ingang: Herziening per: 1 maart 2016

1. ALGEMENE EISEN BIJ BAROMETER CERTIFICATIESCHEMA S behorend bij het certificatieschema Barometer Duurzaam Terreinbeheer (BDT.13)

Op dit document zijn de definities van de Algemene Voorwaarden IKB Rund van toepassing.

Handleiding online DTB-Registratiemodule. Algemeen. Versie Aanmelden

Handleiding aanvraag certificering Milieuthermometer Zorginstellingen en Ziekenhuizen en kosten

Certificatie reglement VIN

WIJZIGINGSBLAD BRL 1332 Het thermisch isoleren met een in situ spraysysteem van polyurethaanschuim. Pagina 1 van 5 d.d

Algemene Inspectiedienst. aid. Gewasbeschermingsmiddelen en Openbaar Groen. Mei 2008

DOB 2.0 Shortlist 1: richtlijnen voor tactische planning (jaarplanning) onkruidbeheer verhardingen

Algemene Inspectiedienst. Inspectie- en opsporingsdienst van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)

KETENREGISSEUR VERSIE 1.2 d.d

KETENREGISSEUR VERSIE 1.2 d.d

Wijzigingsblad BRL 5023 d.d

CONCEPT KETENREGISSEUR VERSIE 1.0 d.d

ALGEMENE EISEN BAROMETER CERTIFICATIESCHEMA DUURZAME GROENTE EN FRUIT. behorende bij het. Datum van ingang: 1 juli Herziening per: 1 juli 2016

CERTIFICATIESCHEMA MILIEUKEUR BETONPRODUCTEN Betonstraatstenen, betontegels, betonbanden en daktegels

Onkruidbeheer op verhardingen

Normen voor foodservice hoofdkantoor Versie 1.0, d.d

Beoordelingsprogramma REOB Onderhoudsbedrijf CCV-certificatieschema Onderhoud Blusmiddelen versie 4.0

Resultaten enquête Praktijknetwerk Duurzaam Terreinbeheer

Dit reglement neemt de definities en terminologie van de Algemene Voorwaarden van de Erkenningsregeling HOSOWO-instanties (AV HOSOWO-instanties) over.

Certificatiereglement Beter Leven kenmerk. Vleesverwerkende Bedrijven

Inhoud. PCSN II - Implementatie Certificering Bosbeheer

REOB 2010 Veranderingen voor het REOB bedrijf Deel 2

Communicatie met filialen

Communicatie met filialen

TSJ 23 versie 8 juni 2011

PROCEDURE REGISTRATIE ERKENNINGSREGELING NATIONAAL KEURMERK HULPMIDDELEN

ALGEMENE EISEN BAROMETER CERTIFICATIESCHEMA DUURZAAM TERREINBEHEER. behorende bij het. Datum van ingang: 1 april Herziening per: 1 april 2017

1 Publieksrapport: de DOB methode, naar duurzamer onkruidbeheer op verhardingen

Procesbeschrijving bij de regeling erkende instanties vervoer gevaarlijke stoffen

BRL 9500 Deel

Chex Liftkeuringen B.V Reglement R.1.0. Keuringen van liftinstallaties tijdens de gebruiksfase van de liftinstallatie

Datum Oktober 2017 GASTEC QA ALGEMENE EISEN

ALGEMENE EISEN BAROMETER CERTIFICATIESCHEMA DUURZAME BLOEMIST. behorende bij het. Datum van ingang: 1 januari Herziening per: 1 juli 2017

ERRATA VCA 2008/5.1 1 ERRATA VCA 2008/5.1

Certificatieregeling Kabelinfrastructuur en Buizenlegbedrijven

BRL 9600 Nationale Beoordelingsrichtlijn

Beoordelingsprogramma CCV-certificatieschema Installeren Brandmeldinstallaties

Wijzigingsblad BRL 4702

Werkwijze ISO- en VCA-certificering

Werkwijze ISO- en VCA-certificering

1. Voor welke deelregelingen wilt u zich certificeren?

Afwegingskaders. Doel DOB-project. Emissie draagt bij aan normoverschrijding. Beginsel-ethiek Religie, intrinsieke waarden,...

De nieuwe weg naar erkenning

Dit reglement neemt de definities en terminologie van de Algemene Voorwaarden van het certificatieschema IKB PSB (AV IKB PSB) over.

De NVWA toezicht op gewasbescherming. A.C.L. (Toon) Driessen Inspecteur Toezicht Ontwikkeling Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA)

Algemene informatie ISO 9001

Aantoonbaar leiderschap door opdrachtgevers

Certificatieovereenkomst Hobéon Certificering - Archeologie

Aanvullende besluiten Algemene eisen Aanvulling PlanetProof

Artikel 1 Voor de toepassing van deze algemene voorwaarden wordt verstaan onder: 1. CBD : CoMore Bedrijfsdiensten B.V. ;

PROCEDURE REGISTRATIE ERKENNINGSREGELING NATIONAAL KEURMERK HULPMIDDELEN

Aanvullende besluiten

TSJ 23 versie december 2014 vastgesteld in het CCvD dd en in het bestuur dd

Module Nr. BRL KEURCOMPOST Opmerkingen

PCSN IV Procedures van Certificering Inhoud

Wijzigingsblad BRL 9161

Certificatieregeling Kabelinfrastructuur en Buizenlegbedrijven

TSJ 23 versie september 2016 vastgesteld in het CCvD d.d en in het bestuur d.d

Overzicht wijzigingen certificatieschema BRL SIKB 6000 versie 5.0

Certificatieproces Kwaliteitsnorm Speciaal Onderwijs

Behorend bij de statuten van de Stichting VastgoedCert gevestigd te Bodegraven

INFOBLAD 01. Toelichting op nieuw TCVT schema W3-11

De DOB Methode. De DOB Methode. Naar duurzamer onkruidbeheer op verhardingen. Publieksrapport. Supported by EU Life

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Document Visitatiesystematiek en afspraken ten aanzien van het NKDkeurmerk

Bijlagen. Definities en toelichtingen. Voorbeelden gewasbeschermingsplannen. Bewonersenquête zwerfafval en hondenpoep

ALGEMENE EISEN. BAROMETER CERTIFICATIESCHEMA DUURZAME HANDEL & RETAIL Voor bloemisten en handelaren in groenten & fruit.

CERTIFICATIESCHEMA MILIEUKEUR GFT-ZAKKEN

Rutges vernieuwt onderhoud en renovatie

Per 1 maart 2018 geldig voor On the way to PlanetProof Plantaardige producten

Energielabels Inhoudelijke gevolgen van de overgang naar de nieuwe BRL 9500, d.d

PDL Keurmerk voor producten en diensten. Inhoudsopgave. Algemene informatie over het collectief merk PDL... 2

Bijlage 2: Beoordelingsdocument externe examenorganisaties

ALGEMENE CERTIFICATIEVOORWAARDEN SMK Geldig voor Milieukeur, On the way to PlanetProof en Barometers

Een jaar ervaring met de CCV schema s. Seminar Klaar voor 2015! 22 en 23 januari 2014: Brandmeldinstallaties

BEOORDELINGSDOCUMENT

Vragen en antwoorden toezichtondersteunende private kwaliteitssystemen Versiedatum: 13 september 2016

ALGEMENE EISEN. CERTIFICATIESCHEMA DIERLIJKE PRODUCTEN Blief Pilotversie. behorende bij het. 1 juli Datum van ingang: 1 februari 2016

Transcriptie:

Certificatieschema Barometer Duurzaam Terreinbeheer, criteria voor toepassing van onkruidbestrijdingsmiddelen op basis van glyfosaat op verhardingen SMK Eisenhowerlaan 150 Postbus 17186 2502 CD DEN HAAG Tel.: 070-3586300 www.duurzaamterreinbeheer.nl

CERTIFICATIESCHEMA BAROMETER DUURZAAM TERREINBEHEER, criteria voor toepassing van onkruidbestrijdingsmiddelen op basis van glyfosaat op verhardingen Datum van ingang: 1 juni 2008 Herziening per: 1 maart 2009 Vastgesteld door: Code: Volgnummer: SMK BDT-glyf.1 BDT-glyf.1 Dit certificatieschema bestaat uit 35 pagina's Publicatie van dit schema onder voorbehoud van tussentijdse wijzigingen. Het meest recente certificatieschema en eventuele aanvullende besluiten staan gepubliceerd op www.smk.nl. Dit certificatieschema is eigendom van SMK (Stichting Milieukeur). De onderliggende DOB-criteria zijn eigendom van de DOB-stuurgroep en worden beheerd door Plant Research International. Wij moedigen u aan het certificatieschema met websitevermelding te gebruiken voor het verduurzamen van uw producten, diensten en inkoop. Vermelding van gebruik naar SMK wordt op prijs gesteld. Gebruik van de eisen uit het certificatieschema geeft geen recht op het voeren van een Barometer- en/of Milieukeurlogo. Het woordmerk en het beeldmerk (logo) Barometer Duurzaam Terreinbeheer zijn wettelijk beschermd en gedeponeerd bij het Benelux Merkenbureau onder nummer 0807024. Bij onterecht gebruik van het woordmerk of het beeldmerk worden sancties opgelegd.

Inhoudsopgave certificatieschema Barometer Duurzaam Terreinbeheer, criteria voor toepassing van onkruidbestrijdingsmiddelen op basis van glyfosaat op verhardingen Pagina 1. Algemene voorwaarden 1 1.1 Productgroep 1 1.2 Terreintypen 1 1.3 Aansluiten bij wet- en regelgeving 1 2. Registratie 3 2.1 Werkeenheid 4 2.2 Gebruik van bestrijdingsmiddelen op basis van glyfosaat en andere middelen 4 2.3 Weersomstandigheden 5 2.4 Apparatuur en hardheid water 6 2.5 Planning 6 2.6 Overige documentatie 6 3. Wetgeving 7 4. Toepassing 7 4.1 Voorbereiding en planning 7 4.2 Verhardingen waarop niet gespoten mag worden 8 4.3 Maximaal toegestane gebruikshoeveelheden glyfosaat 8 4.4 Weersomstandigheden 10 4.5 Apparatuur en toepassing 10 5. Personeel 11 6. Communicatie over het certificaat 12 7. Toelichting op controle 12 7.1 Aanmelding 12 7.2 Controlemomenten 13 7.3 Onderzoeksmethode 14 7.4 Beoordeling en sancties 14 7.5 Klachtenprocedure 15 7.6 Certificering 15 8. De certificatie-instelling (CI) 15 8.1 Erkenning Raad voor Accreditatie 15 8.2 Toepassingsgebied en handboek SMK 15 8.3 Vakbekwaamheidseisen 15 8.4 Certificatiekosten 16 8.5 Informatie aan beheerder van criteria 16 8.6 Wijzigingen eisen 17

Bijlage I. Definities en toelichtingen 18 Bijlage II. Certificaatoverstijgende adviezen en DOB-shortlisten 2008 23

1. Algemene voorwaarden 1.1 Productgroep De criteria voor het certificatieschema voor toepassing van de onkruidbestrijdingsmiddelen op basis van glyfosaat op verhardingen zijn van toepassing op: De activiteiten, zowel van beleidsmatige als van technisch uitvoerende aard, die nodig zijn om onkruidbestrijding op verhardingen met behulp van middelen op basis van glyfosaat uit te voeren op een gedefinieerd terrein. De certificaathouder is het bedrijf of de organisatie die direct of via een (deel)opdracht verantwoordelijk is voor het duurzaam uitvoeren van onkruidbestrijding met middelen op basis glyfosaat op de gedefinieerde verhardingen. Een deelnemer is een bedrijf/organisatie die is aangemeld voor certificatie of waarvan de activiteiten reeds gecertificeerd zijn door een certificatie-instelling (CI). Een toepasser is een medewerker van een bedrijf/organisatie die met onkruidbestrijdingsmiddelen op basis van glyfosaat op verhardingen volgens de criteria van dit certificatieschema (zie voor certificaat overstijgende adviezen ook DOB-criteria, bijlage II) Een deelnemer dient een persoon aan te wijzen die aanspreekpunt is en verantwoordelijk is voor implementatie van het certificatieschema en de registraties. In dit schema wordt deze persoon de milieucoördinator genoemd. 1.2 Terreintypen & werkeenheden Binnen dit certificatieschema wordt onderscheid gemaakt tussen drie categorieën / typen verhardingen (voor nadere specificaties, zie bijlage I): gesloten verhardingen (bijvoorbeeld asfaltwegen); halfopen verhardingen (elementverhardingen met voegen); open verhardingen (ongebonden verhardingen, bijvoorbeeld grint of steenslag). Criteria in dit schema zijn gedifferentieerd naar deze type verhardingen. Registraties over de inzet van bestrijdingsmiddelen op verhardingen dienen gedaan te worden binnen werkeenheden. Werkeenheden worden gedefinieerd door de milieucoördinator van de deelnemer. Er zijn twee typen werkeenheden mogelijk: (1) enkelvoudige werkeenheden (bijvoorbeeld een woonwijk van een gemeente) en (2) samengestelde werkeenheden (samenvoegingen van kleine particuliere- of bedrijventerreinen tot één eenheid). Voor nadere specificaties, zie bijlage I. 1.3 Aansluiting bij wet- en regelgeving De wettelijke grondslag voor dit certificatieschema is het Wettelijk Gebruiksvoorschrift en de Gebruiksaanwijzing (WG/GA) van het thans enige toegelaten glyfosaatbevattende onkruidbestrijdingsmiddel op verhardingen (Roundup evolution): professionele toepassing op verhardingen is slechts toegestaan bij gebruik van het DOB-systeem of vergelijkbaar gecertificeerd systeem; 1 juni 2008 1 maart 2009 1 BDT-glyf.1

pleksgewijze toepassing op verhardingen (permanent onbeteelde terreinen). De toepassing dient te geschieden door toedieningtechnieken gestuurd door onkruidsensoren of door onkruidbestrijkers of in geval dit niet mogelijk is (bijvoorbeeld bij obstakels/moeilijk bereikbare plaatsen) door rugspuit met spuitlans. Dit certificatieschema heeft bovenstaande passages als vertrekpunt. Onder verhardingen in het WG/GA wordt verstaan gesloten en halfopen verhardingen (zie paragraaf 1.2). De uitwerking hiervan staat in de hoofdstukken 2 en verder. Wettelijk gezien valt het gebruik van middelen op basis van glyfosaat op open verhardingen niet onder dit certificaat. Gebruik op open verhardingen is een andere toepassing. DOB-criteria voor de inzet van andere middelen en methoden op verhardingen vallen ook niet onder dit certificaat. Geïnteresseerden kunnen deze criteria vinden in de shortlisten in bijlage II. Een deelnemer zal dus bij controle gecontroleerd worden op toepassing van de criteria in dit certificatieschema, die gebaseerd zijn op de DOB-criteria voor glyfosaat op halfopen en gesloten verhardingen. Vanzelfsprekend geldt ook dat de deelnemer zich houdt aan van toepassing zijnde algemene wet- en regelgeving vanuit de Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden wet (dit is de nieuwe Bestrijdingsmiddelenwet), de Wet Milieubeheer, de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren en Kaderrichtlijn Water. Hoewel dit certificatieschema in eerste instantie niet bedoeld is om voorgenoemde algemene wet- en regelgeving te borgen, kan een deelnemer tijdens een audit op de hieruit voorkomende onderstaande vijf punten gecontroleerd worden door de certificatieinstelling, in het bijzonder ten aanzien van de middelen op basis van glyfsoaat: a. opslag van chemische middelen vindt plaats in ruimtes die voldoen aan de wettelijke eisen; b. degenen die gewasbeschermingmiddelen toepassen, kunnen aantonen dat zij in het bezit zijn van de geldige en vereiste geldige spuitlicentie (zie ook paragraaf 2.4); c. het bezit van gewasbeschermingmiddelen die geen toelating (meer) hebben van het College voor de Toelating van Gewasbeschermingmiddelen en biociden (Ctgb) is verboden; d. indien chemische middelen worden toegepast, dient er te worden gewerkt volgens het laatstgeldende WG; e. lege materialen en spoelwater bij gebruik van chemische middelen moeten worden verzameld en afgevoerd conform de wettelijke richtlijnen. Controlerichtlijnen Meetmethode: Na aanmelding vindt een fysieke en administratieve ingangscontrole plaats op de criteria zoals steeds aangegeven aan het eind van de hoofdstukken 1 t/m 5 van dit certificatieschema, waarbij de certificatie-instelling beoordeelt of aan de voorwaarden voor deelname wordt voldaan en of naar verwachting aan de criteria van het certificatieschema kan worden voldaan. 1 juni 2008 1 maart 2009 2 BDT-glyf.1

Daarna wordt er op vastgestelde tijden gecontroleerd of de deelnemer aan de criteria in dit certificatieschema voor inzet van glyfosaat op verhardingen voldoet middels fysieke en administratieve controles. Voor verdere informatie over voortgangscontroles, zie 7 Toelichting op controle. De fysieke en administratieve controles vinden in eerste instantie jaarlijks plaats. Er kan onder bepaalde voorwaarden in een later stadium een lagere controlefrequentie worden toegepast. Administratieve en fysieke voortgangscontroles op paragraaf 1.3 punt b voor zo ver van toepassing op gebruik van middelen op basis van glyfosaat op verhardingen. Fysieke voortgangscontroles op paragraaf 1.3 punt a en punt c t/m e voor zo ver van toepassing op het gebruik van middelen op basis van glyfosaat op verhardingen. Overschrijding: Indien bij controle niet wordt voldaan aan de criteria, dan kan de deelnemer hieraan alsnog voldoen door binnen 1 maand na constatering van de afwijking zomogelijk schriftelijk aan te tonen dat de afwijking is hersteld. Indien niet wordt voldaan aan de gestelde criteria (ook niet na de gestelde sanctietermijn), dan wordt de deelnemer voor certificering in het aankomende jaar uitgesloten. Na dat jaar kan opnieuw worden aangemeld. 2. Registratie Beoordeling van registraties van geplande en uitgevoerde bestrijding vormt de basis voor de administratieve controle door de certificatie-instellingen. Een deelnemend bedrijf of organisatie dient op papier aan te tonen dat voldaan wordt aan de criteria voor gebruik van glyfosaat op verhardingen. Hiertoe dient een registratiesysteem opgezet te worden. Dit systeem bevat registraties over de planning en uitgevoerde bestrijding per werkeenheid (zie paragraaf 2.1 tot 2.6). Voor grote bedrijven of organisaties (bijvoorbeeld bij meer dan 10 medewerkers of meer dan 2 werkeenheden) kan het efficiënt zijn om een apart dossier te hebben voor registraties die individuele werkeenheden overstijgen. Dit dossier omvat dan een beschrijving van het bedrijf of organisatie, het personeel dat betrokken is bij onkruidbestrijding op verhardingen inclusief bewijzen van vakbekwaamheid (voorheen spuitlicenties), en een overzicht van gebruikte of te gebruiken apparatuur voor toediening van glyfosaat en hardheid van gebruikt water. Alle navolgende verplichte registraties dienen per deelnemer te worden bewaard op bij voorkeur één centrale plek en één persoon, de milieucoördinator of gedelegeerd persoon, is verantwoordelijk voor de registratie en actualisatie van die informatie. 1 juni 2008 1 maart 2009 3 BDT-glyf.1

Grote bedrijven of organisaties kunnen uit organisatorische overwegingen kiezen voor archivering op meerdere locaties (er blijft wel één eindverantwoordelijke, de milieucoördinator). De registraties dienen jaarlijks, tenzij op onderdelen anders aangegeven, centraal geactualiseerd te zijn per 31 december van betreffend uitvoeringsjaar. De registraties moeten minimaal 5 jaar bewaard worden. 2.1 Algemene informatie per werkeenheid De milieucoördinator of gedelegeerd persoon binnen het deelnemende bedrijf of organisatie definieert de werkeenheden en zorgt dat bij aanvang van werkzaamheden in een werkeenheid een dossier van de werkeenheid beschikbaar is met de volgende informatie: 1. Algemene informatie over de werkeenheid zoals naam en adressering van werklocatie(s) en opdrachtgever(s). Bij samengestelde werkeenheden dient van elk deelproject deze informatie beschikbaar te zijn. 2. Oppervlakten van te beheren gesloten, halfopen en open verhardingen per werkeenheid. De opdrachtgever van het werk is (volgens de UAV, 1989, uniforme administratieve voorwaarden) verantwoordelijk voor aanlevering van precieze gegevens over oppervlakten en type verhardingen. Indien de opdrachtgever deze gegevens niet aanlevert dient de inventarisatie van het terrein(type) en bijbehorende oppervlakte(s) voorafgaande aan de werkzaamheden plaats te vinden. Deze inventarisatie dient op papier te worden vastgelegd. 3. Bij projecten (individuele opdrachten) met meer dan 1 ha te beheren halfopen verhardingen in gerioleerd stedelijk gebied of industrieterrein dient een plattegrond (of situatieschets op minimaal A4-formaat) beschikbaar te zijn met daarop inzichtelijk de ligging van de verhardingen en oppervlaktewater. De opdrachtgever van het werk is verantwoordelijk voor aanlevering van plattegronden. Als de opdrachtgever hier in gebreke blijft, dient de uitvoerder een plattegrond voorafgaande aan de werkzaamheden (of situatieschets op minimaal A4-formaat) uit te werken. Op de plattegrond of situatieschets staan de locaties aangemerkt waar volgens de criteria in paragraaf 4.2 wel en niet met middelen op basis van glyfosaat gespoten mag worden. 2.2 Gebruik van bestrijdingsmiddelen op basis van glyfosaat Per werkeenheid dient vervolgens in het seizoen de volgende informatie geregistreerd te worden: 1. Registreer de naam of namen van de toepasser(s) van bestrijdingsmiddelen. Voeg Bewijzen van vakbekwaamheid (kopieën) toe aan het dossier per werkeenheid voor zover niet opgenomen in een apart werkeenhedenoverkoepelend dossier. Voor overige te registreren informatie over personeel, zie 5 Personeel. Die registraties mogen werkeenheidoverkoepelend gearchiveerd worden. 1 juni 2008 1 maart 2009 4 BDT-glyf.1

2. a. Registreer per werkdag de hoeveelheid toegediend bestrijdingsmiddel(en) en eventueel hulpstoffen per werkeenheid via de DTB-registratiemodule of vergelijkbaar systeem (leg de hoeveelheid per oppervlakte-eenheid herleidbaar naar actieve stof per hectare halfopen en gesloten verharding, datum en volledige middelnaam vast). Aantekeningen over gebruik in een logboek, spuitboek of op registratieformulier zijn ook toegestaan en kunnen projectoverstijgend zijn (bijvoorbeeld bij werkzaamheden binnen samengestelde werkeenheden). Dagregistraties dienen binnen twee weken na afronding van een werkronde aangeleverd en verwerkt te worden door de milieucoördinator of gedelegeerd persoon in het centrale registratiesysteem t.b.v. evaluatie of niet meer glyfosaat dan toegestaan gebruikt wordt op halfopen en gesloten verhardingen binnen de werkeenheid. Deze evaluatie wordt aan het dossier van de betreffende werkeenheid toegevoegd. Bewaar dagregistraties minimaal 5 jaar. b. Registreer op bedrijfsniveau op jaarbasis de inkoop en voorraad van middelen op basis van glyfosaat. Voeg de jaarbalans van aan- en verkoop toe aan het dossier van een werkeenheid of aan het werkeenheidoverkoepelende dossier. De voorraadlijst dient actueel te zijn. 3. In bepaalde situaties kunnen veiligheidvoorschriften aanleiding geven tot een hoger middelgebruik dan toegestaan (punt a in paragraaf 4.3 geeft maximaal gebruik aan). In zo n situatie dienen beschrijvingen van de onveilige situatie en de noodzaak tot hoger gebruik van middel bijgevoegd te worden in het dossier van de betreffende werkeenheid. Voor een toelichting op de berekenwijze van maximaal gebruik binnen een werkeenheid wordt verwezen naar paragraaf 4.3. Al het gebruik van glyfosaat op verhardingen in de werkeenheid door de toepasser moet zijn geregistreerd. Alleen het gebruik op de meegerekende oppervlakte is onderdeel van de berekening van het maximale gebruik. Toetsing van de gebruiksnorm door de certificerende instelling wordt gedaan op werkeenheidniveau. 2.3 Weersomstandigheden Registreer de weersvoorspelling(en) van die dag(en) waarop glyfosaat is ingezet in een werkeenheid. De weersvoorspelling moet lokaal (zie regio-indeling op http://www.dob-verhardingen.nl/nl/producten+en+diensten/dob-weerfax.htm of vergelijkbaar) en actueel zijn (vanaf 06.00 op de betreffende dag). De voorspelling bevat gegevens over de te verwachten kans op neerslag (%), hoeveelheid neerslag (mm), temperatuur en windsnelheid bevatten in 3-uursblokken (zie verder paragraaf 4.4 en bijlage I en II). Voeg deze informatie bij het dossier van een werkeenheid op dagbasis. 1 juni 2008 1 maart 2009 5 BDT-glyf.1

2.4 Apparatuur en hardheid water 1. Registreer de toepassingsmethode(n) (gebruikte methoden, data, keuringbewijzen) per werkeenheid. Voor toelichting op keuringsbewijzen, zie paragraaf 4.5. 2. Registreer gegevens over de hardheid van het water dat gebruikt wordt voor toediening van glyfosaat binnen een werkeenheid plus een eventueel plan van aanpak of verbeterplan indien de hardheid van het water boven de norm ligt (zie paragraaf 4.5 punt d). De gegevens dienen iedere 5 jaar en bij elke wijziging van gebruikte apparatuur en water geupdate te worden en beschikbaar te zijn per werkeenheid. Desgewenst kunnen keuringbewijzen van apparatuur en gegevens over hardheid van water in een werkeenheidoverkoepelend dossier gearchiveerd worden. 2.5 Afstemmen veegbeleid Er mag alleen binnen een straal van 1 meter rondom een regenwaterafvoerkolk gespoten worden als voldaan wordt aan het veegcriterium (zie punt d in paragraaf 4.2). Registreer een overzicht van gepland veegbeheer per werkeenheid (naam opdrachtgever en uitvoerder van het veegbeheer en overzicht geplande data) dient aanwezig te zijn in het dossier van een werkeenheid als binnen de 1 meter straal van de kolken glyfosaat gespoten wordt. 2.6 Overige documentatie Per werkeenheid dient tot slot, indien van toepassing, de volgende informatie geregistreerd te worden: 1. Eventuele klachten en meldingen van opdrachtgever of derden in relatie tot de uitgevoerde onkruidbestrijding en de afhandeling daarvan dienen bij het dossier van een werkeenheid gevoegd te worden tezamen met wijze van afhandeling. Indien de toepasser niet verantwoordelijk is voor de betreffende klacht dan kan deze vanzelfsprekend worden doorverwezen naar de verantwoordelijke organisatie. 2. De opdrachten en bestekken in geval van uitbesteding naar derden waarin relevante criteria zijn opgenomen (in geval van terreineigenaar). De opdrachtbrief met daarop vermeld het te beheren oppervlak van de opdrachtgever (in die gevallen dat de terreineigenaar niet de uitvoerder is). De milieucoördinator dient zorg te dragen dat de registraties onder paragrafen 2.1 en 2.6 bij aanvang van werkzaamheden beschikbaar zijn. Verder dient zij of hij zorg te dragen dat de registraties onder paragrafen 2.2, 2.3 en 2.4 binnen 2 weken na afronding van de toepassing van middelen op basis van glyfosaat in een werkronde binnen een werkeenheid in het centrale archief geactualiseerd te zijn. De milieucoördinator houdt daarbij de tot dan toe gebruikte hoeveelheid glyfosaat per werkeenheid bij en onderneemt actie bij (mogelijke) overschrijding. De registraties m.b.t. paragraaf 2.6.1 dient jaarlijks en m.b.t. paragraaf 2.4.2 vijfjaarlijks geupdate te worden in het centrale archief. 1 juni 2008 1 maart 2009 6 BDT-glyf.1

Controlerichtlijnen Meetmethode: Administratieve ingangscontrole van de registratiegegevens. Administratieve voortgangscontroles op criteria registratiegegevens. Overschrijding: Indien de vereiste registraties niet voldoen aan de gestelde criteria, dan kan de deelnemer hieraan alsnog voldoen door binnen 1 maand na constatering van de afwijking schriftelijk aan te tonen dat de afwijking is hersteld. Indien bij controle blijkt dat de registraties niet aan de gestelde criteria (ook niet na de gestelde sanctietermijn) voldoen, dan wordt de deelnemer voor certificering in het aankomende jaar uitgesloten. Na dat jaar kan opnieuw worden aangemeld. Zie paragraaf 1.3. 3. Wetgeving 4. Toepassing Om de emissie van middelen op basis van glyfosaat naar het milieu bij onkruidbestrijding op verhardingen te verminderen worden er 5 categorieën onderscheiden die te maken hebben met Goede Praktijk. Het gaat hier om (1) voorbereiding en planning, (2) geen bestrijdingsmiddelen spuiten op plaatsen met verhoogd afspoelrisico, (3) toetsing aan de gebruiksnorm (N.B., het doel is altijd zo min mogelijk middel te gebruik), (4) rekening houden met weeromstandigheden, en (5) optimaal gebruik van apparatuur, hulpmiddelen en personeel. De criteria voor deze categorieën worden in de onderstaande 5 paragrafen besproken. DOBcriteria die dit certificaat overstijgen worden in bijlage II met adviezen weergegeven. Hierop zal geen actieve controle plaatsvinden. 4.1 Voorbereiding en planning a. Per werkeenheid is één of meerdere plattegronden, overzichttekeningen of situatieschetsen van de verhardingen (zie paragraaf 2.1 onderdeel 3, verplichting bij opdrachten > 1 ha) beschikbaar waarop staat waar wel en waar niet behandeld mag worden met glyfosaat en eventueel andere bestrijdingsmiddelen. Deze planning moet voldoen aan wet- en regelgeving (zie paragraaf 1.3) en de criteria uit de DOB-shortlisten (zie paragraaf 4.2 punten a, b, c en d). De planning wordt aangeleverd door de opdrachtgever voor aanvang van het werk, of wordt door de uitvoerder zelf gemaakt voor aanvang van het werk. Uit de planning blijkt middels een berekening hoeveel de maximaal te gebruiken hoeveelheid middel op basis van glyfosaat is per werkeenheid per jaar. b. De planning is bekend gemaakt bij het uitvoerende personeel. c. Verplichte registraties, zie hoofdstuk 2. 1 juni 2008 1 maart 2009 7 BDT-glyf.1

4.2 Verhardingen waarop niet gespoten mag worden Zie ook paragraaf 4.5 punt g wat betreft onkruidbestrijkers en selectors. Voor deze apparatuur gelden minder zware criteria. a. Er mag geen bestrijdingsmiddel op basis van glyfosaat worden gespoten op verharde taluds die schuin aflopen naar oppervlaktewater. Houdt een spuitvrije zone aan van 1 meter vanaf de insteek 1. b. Er mag geen glyfosaat worden gespoten op verhardingen die afspoelen naar een punt in stromend oppervlaktewater dat via een open verbinding 10 kilometer stroomopwaarts ligt van een innamepunt voor drinkwaterproductie mag geen bestrijdingsmiddel op basis van glyfosaat worden toegepast. Indien de stroomsnelheid kleiner is dan 0,05 km/uur (0,01 m/s), mag glyfosaat niet gespoten worden binnen een straal van 1 km tot het innamepunt. De ligging van drinkwaterinnamepunten en grondwaterbeschermingsgebieden staan op www.dob-verhardingen.nl. Zie ook bijlage I onder punt 8. c. Er mag geen glyfosaat worden gespoten op verhardingen binnen 1 meter van de insteek 2 vanaf het oppervlaktewater. d. Er moet een spuitvrije zone van 1 m voor bestrijdingsmiddelen op basis van glyfosaat rondom regenwaterafvoerkolken zoals straat- en trottoirkolken worden toegepast. Indien er gericht veegbeheer plaatsvindt, mag men afzien van de spuitvrije zone rondom de kolken. Gericht veegbeheer wil zeggen: indien er minimaal drie maal per seizoen (april-oktober) geveegd wordt waarbij de straat- en trottoirkolken intensief meegeveegd worden. Veegplanning dient dan beschikbaar en inzichtelijk te zijn in centrale archief. Voor toedieningstechnieken, zie paragraaf 4.5. e. Op gesloten verhardingen is het in principe niet toegestaan middelen op basis van glyfosaat te spuiten. Uitzonderingen zijn bestrijding van onkruiden op randstroken van gesloten verhardingen en scheuren of gaten in gesloten verhardingen waarop onkruid groeit. Als dit aanleiding geeft tot bestrijding, dan mag op deze plekken binnen gesloten verhardingen een bestrijdingsmiddel op basis van glyfosaat toegepast worden binnen de criteria die voor halfopen verhardingen gelden. Hierbij wordt er van uitgegaan dat dit slechts van toepassing is op 1% van het totale areaal gesloten verharding is. De uitvoerder moet zich houden aan de criteria in het certificaat. Indien opgegeven kaartmateriaal niet overeenkomt met de praktijk of niet voldoet aan bovengenoemde criteria, dan dient de uitvoerder dit door te geven aan de opdrachtgever. 4.3 Maximaal toegestane gebruikshoeveelheden glyfosaat a. Op halfopen verhardingen (zie bijlage I voor toelichting) mag op jaarbasis maximaal 720 g glyfosaat per ha verharding worden gebruikt en maximaal 360 g glyfosaat/ha per werkronde. Het jaarlijkse gebruiksmaximum van 720 g glyfosaat per ha wordt getoetst door de absolute hoeveelheid gebruikt middel te delen door het te beheren oppervlak halfopen verhardingen in de werkopdracht(en) van de werkeenheid. 1 De insteek is de horizontale afstand tussen rand bespuiting en begin van het talud. 2 De insteek is de horizontale afstand tussen rand bespuiting en begin van het talud. 1 juni 2008 1 maart 2009 8 BDT-glyf.1

Het areaal gesloten verhardingen binnen een werkeenheid mag niet meegeteld worden bij de bepaling van maximaal gebruik per jaar en werkronde in een werkeenheid. Paragraaf 4.2 punt e definieert de uitzonderingen. Eventuele toepassing van middelen op basis van glyfosaat op onkruid langs randstroken van gesloten verhardingen of op onkruid dat groeit in gaten van gesloten verhardingen valt onder het WG/GA-voorschrift max. 2 % concentratie bij spuittoepassing of vergelijkbaar bij aanstrijken of aanstippen. b. Er mag in uitzonderlijke gevallen afgeweken worden van het maximum van 720 g glyfosaat per ha per jaar wanneer veiligheidsvoorschriften aantoonbaar verplichten tot bestrijding, en chemische bestrijding de enige mogelijkheid is (bijvoorbeeld op locaties waar open vlam methoden of draaiende motoren niet toegestaan zijn, of wanneer langsrijdend verkeer gevaar oplevert voor uitvoerend personeel, en handwerk daarbij niet realistisch is). Voor registratie zie paragraaf 2.2 punt 3. Bij de berekening van het maximale gebruik van glyfosaat in een werkeenheid onder dit certificaat moet worden uitgegaan van de volgende oppervlakte: de oppervlakte verhardingen waarop op chemische wijze onkruid beheerd wordt vanuit wettelijk en contractueel perspectief: Inclusief: alle oppervlakte halfopen verhardingen waarbij alle oppervlakte van de uitzonderingen bij paragraaf 4.2 punt a (taluds), punt c (1 meter zone tot insteek) en punt d (1 meter zone rondom kolken) meegerekend worden; Exclusief: de oppervlakte gesloten verhardingen; de oppervlakte verhardingen die afspoelen naar een punt in stromend oppervlaktewater dat via een open verbinding 10 kilometer stroomopwaarts ligt van een innamepunt voor drinkwaterproductie (paragraaf 4.2 punt b); de oppervlakte verhardingen waaraan expliciet de opdracht is gegeven dat onkruidbestrijding op die verharding volledig chemievrij plaats dient te vinden; de oppervlakte verhardingen die op initiatief van de opdrachtnemer chemievrij beheerd wordt voor zo ver niet vallend onder paragraaf 4.2 punten a, c en d; de oppervlakte open verhardingen. Al het gebruik van glyfosaat op verhardingen in de werkeenheid door de toepasser moet zijn geregistreerd. Alleen het gebruik op de meegerekende oppervlakte is onderdeel van de berekening van het maximale gebruik. Toetsing van de gebruiksnorm door de certificerende instelling wordt gedaan op werkeenheidniveau. 1 juni 2008 1 maart 2009 9 BDT-glyf.1

4.4 Weersomstandigheden Wanneer volgens de lokale weersverwachting voor de komende 24 uur in 3- uursblokken meer dan 1 millimeter neerslag wordt voorspeld en de kans op neerslag > 40% is, mag geen bespuiting met bestrijdingsmiddel op basis van glyfosaat uitgevoerd worden. Dit dient te worden aangetoond met behulp van een weervoorspelling (DOB-weerfax, GEWIS of andere door het College van Deskundigen van SMK erkende weervoorspelling, zie bijlage I en II). Normaliter wordt een voorspelling gebruikt van vlak voor de betreffende werkdag. Een weersvoorspelling vanaf 06.00 u de dag voor de betreffende werkdag mag gebruikt worden. Voor onkruidbestrijkers en andere door het College van Deskundigen van SMK erkende technieken met verbeterde selectiviteit geldt een kortere periode voor het criterium kans op neerslag (15 of 6 uur i.p.v. 24 uur (zie bijlage I)). 4.5 Apparatuur en toepassing a. Onderscheid wordt gemaakt tussen voertuig- en handgedragen toedieningsmethoden. Een overzicht staat in bijlage I onder punt 6. Gebruik van handgedragen apparatuur zoals strijkers, spuitlans, schijfvernevelaar of selector mag alleen op moeilijk bereikbare plaatsen (zie bijlage I onder punt 4). b. De maximum rijsnelheid tijdens spuittoepassing van bestrijdingsmiddelen op basis van glyfosaat bedraagt 10 km/uur bij emissiekritische plaatsen als kolken en nabijgelegen oppervlaktewater. c. De toepasser zorgt voor goede afstelling van de toedieningsapparatuur. De sensoren en de doppen worden wekelijks schoongemaakt/gecontroleerd en het spuitsysteem wordt minimaal jaarlijks getest op daadwerkelijk afgifte van instelling. Een kalibratieverslag wordt bij het overkoepelende of werkeenheiddossier gevoegd met plan van aanpak bij afwijkingen groter dan 20%. Voertuiggedragen spuiten (voertuigen met boom met meerdere spuitdoppen of schijfvernevelaars) moeten periodiek gekeurd zijn bij een SKL-erkend keuringsbedrijf. De keuring mag maximaal 3 jaar oud zijn. Voor nieuwe spuitapparatuur kan de aankoopbon als keuringbewijs gelden als duidelijk is dat de nieuwe spuiten volgens de SKL-norm geleverd worden. Voor oudere appartuur geldt een overgangtermijn van maximaal een jaar voor het verkrijgen van een SKL-keuring of vergelijkbaar. d. Bij water harder dan 12 DH (ca 2 mmol Ca + Mg) dient u m.b.v. sulfaat- (b.v. ammoniumsulfaat), fosfaat- of citraatbevattende hulpstoffen het water te ontharden voordat het met glyfosaat gemengd wordt. Gebruik voor het vullen van de spuittank bij voorkeur leidingwater. Voor informatie over hardheid van het leidingwater per gemeente, zie www.vewin.nl. Informatie over hardheid oppervlaktewater is via het waterschap in uw omgeving te achterhalen www.uvw.nl. Bij sommige hulpstoffen voor waterontharding worden teststrips of -flacons bijgeleverd of bepaalt de kleuromslag in de spuitoplossing de juiste dosering, waardoor gebruik wordt vergemakkelijkt. 1 juni 2008 1 maart 2009 10 BDT-glyf.1

e. Het vullen van spuit- of strijkapparatuur met bestrijdingsmiddelen vindt plaats op een plek waar het niet aannemelijk is dat water afstroomt (via riool) naar oppervlaktewater. Deze plaats is minimaal 10 m van regenwaterafvoerkolken of oppervlaktewater en bestaat uit een halfopen of open verharding of een specifieke vul- en spoelplaats voor gewasbeschermingsmiddelen. f. Gebruik beschermkappen om druppeldrift bij spuittoediening via voertuiggedragen apparatuur tegen te gaan. Dit geldt ook voor schijfvernevelaars. Alleen in uitzonderingssituaties bij obstakels mag een deel van de kap tijdelijk weggenomen worden. Dit criterium is niet van toepassing op spuitlans. g. Op de locaties genoemd onder paragraaf 4.2 punten a, b, c en d mogen wel onkruidbestrijkers (aanstrijken met glyfosaat) of selectors (aanstippen met glyfosaat) maar geen spuitsystemen toegepast worden. Meetmethode: Administratieve ingangscontrole van paragraaf 4.1 punt c (hieraan liggen tevens paragraaf 4.2 punt a t/m e, paragraaf 4.3 punt a en b, paragraaf 4.4 en paragraaf 4.5 punt g ten grondslag). Fysieke ingangscontrole van onderdelen 4.5 a t/m g. Overschrijding: Indien bij administratieve of fysieke controle niet wordt voldaan aan de criteria, dan kan de deelnemer hieraan alsnog voldoen door binnen 1 maand na constatering van de afwijking (zomogelijk schriftelijk) aan te tonen dat de afwijking is hersteld. Indien niet wordt voldaan aan de gestelde criteria (ook niet na de gestelde sanctietermijn), dan wordt de deelnemer voor certificering in het aankomende jaar uitgesloten. Na dat jaar kan opnieuw worden aangemeld. 5. Personeel Bij de deelnemer dient een persoon als milieucoördinator aangewezen te worden. De milieucoördinator is het centrale aanspreekpunt voor milieuzaken betreffende het certificaat, waaronder de controle van maatregelen uit het certificaat. Zij of hij draagt zorg voor de instructies van de werknemers 3. De milieucoördinator zorgt voor het beheer en actueel houden van de registraties (zie hoofdstuk 2). De milieucoördinator is minimaal op MBO-niveau aantoonbaar geschoold of heeft dit niveau middels werkervaring bereikt, en heeft ervaring met relevante werkzaamheden. In de functieomschrijving dienen de specifieke taken van de milieucoördinator aanwezig te zijn. Maak een overzicht van personen (bijv. een organogram) in de organisatie die betrokken zijn bij onkruidbestrijding. Personeel en externen die belast zijn met de uitvoering van werkzaamheden die in relatie staan tot het certificaat dienen: 3 Lees: Draagt zorg voor de instructies aan de direct leidinggevende van de uitvoerende werknemers op het gebied van milieugerelateerde aspecten uit het certificaat. Of: Draagt zorg voor de instructies aan de externe uitvoerende werknemers op het gebied van milieugerelateerde aspecten uit het certificaat. 1 juni 2008 1 maart 2009 11 BDT-glyf.1

a. Aantoonbaar schriftelijk te zijn geïnformeerd over de eisen waaraan men bij de werkzaamheden dient te voldoen door bijvoorbeeld werkinstructies of toolboxmeetingen (scholingsactiviteiten binnen bedrijven). b. Toepassers van bestrijdingsmiddelen zijn verplicht een geldig bewijs van vakbekwaamheid uitvoeren gewasbescherming in bezit te hebben. En aantoonbaar minimaal één bijeenkomst per jaar te hebben gevolgd die gericht is op het toepassen van middelen ten behoeve van onkruidbestrijding op verhardingen, waarbij de DOB-methode wordt behandeld. 4 Per werknemer dienen deze bewijzen te worden geregistreerd. Controlerichtlijnen Meetmethode: Bij ingangscontrole en de jaarlijkse controle wordt administratief gecontroleerd dat aan de eisen van hoofdstuk 5 wordt voldaan. Er moet formeel zijn vastgelegd zijn wie verantwoordelijk is voor de coördinatie van de certificatiecriteria. Administratieve ingangs- en jaarlijkse controle van de gestelde criteria. Overschrijding: Indien bij controle niet wordt voldaan aan de criteria voor personeel, dan volgt een waarschuwing. Binnen 1 maand dient schriftelijk te worden aangetoond dat de deelnemer alsnog heeft voldaan. Indien dit niet het geval is dan heeft de deelnemer geen recht het certificaat te behouden of te ontvangen. Na dat jaar kan opnieuw worden aangemeld. 6. Communicatie over het certificaat In verband met koppeling aan het wettelijk gebruikvoorschrift wordt in relatie met dit certificaat geen logo toegepast. Het certificaat toepassing onkruidbestrijdingsmiddelen op basis van glyfosaat op verhardingen borgt slechts een deel van de totale onkruidbestrijding op verhardingen. 7. Toelichting op controle 7.1 Aanmelding Na beoordeling van het certificatieschema en de offerte van de certificatie-instelling beslist de aanvrager of het certificaat daadwerkelijk wordt aangevraagd. Een nieuwe aanvraag kan op elk moment van het jaar worden behandeld. Een deelnemer die zich aanmeldt moet aantonen dat het naar verwachting aan de criteria zal voldoen en de gegevens aanleveren die nodig zijn voor de controle. Elke aanvrager (én aangesloten deelnemer) krijgt een eigen uniek nummer (voorafgegaan van de afgekorte naam van de certificatie-instelling). 4 Denk hierbij aan de bijeenkomsten ten behoeve van verlenging van de spuitlicentie (zie http://www.erkenningen.nl/lh_kennisbijeenkomsten.aspx). 1 juni 2008 1 maart 2009 12 BDT-glyf.1

7.2 Controlemomenten Bij het initiële en jaarlijkse onderzoek dient de certificatie-instelling vast te stellen dat aan alle criteria wordt voldaan. Onder het initieel onderzoek, dat uit meerdere deelonderzoeken kan bestaan, wordt verstaan het onderzoek voorafgaand aan de certificatie). Het onderzoek vindt plaats in de vorm van een bedrijfsbezoek, visuele controle en controle op administratieve gegevens, waaronder de registraties. Het controleonderzoek voor het certificaat vindt minimaal jaarlijks plaats. Per onderdeel kunnen nadere aanwijzingen worden gegeven ten aanzien van de frequentie en meetmethodes per eis. Tussentijdse controle vindt plaats als verkregen informatie van de deelnemer of van derden daartoe aanleiding geven. 7.2.1 Ingangscontrole Na aanmelding vindt een ingangscontrole plaats waarbij de certificatie-instelling beoordeelt of aan de voorwaarden voor deelname wordt voldaan en naar verwachting aan de criteria kan worden voldaan. Daarna wordt er tijdens het daadwerkelijk beheer administratief en fysiek gecontroleerd of het beheer en verdere verhandeling aan de criteria wordt voldaan. Hiervoor wordt minimaal één controlebezoek aan de deelnemer gebracht. De controles bestaan uit bezoek ter plaatse en administratieve controles. De uitwerking van de controles is per onderdeel aangegeven. Certificatie kan plaatsvinden op basis van een minimale registratieperiode van minimaal 3 maanden in de periode maart tot oktober. Bij fysieke controle (intake en jaarlijkse controle) van de aangemelde organisatie dienen minimaal n van het aantal (=n) werkeenheden jaarlijks te worden bezocht voor fysieke controle. De locaties dienen afwisselend te worden bezocht. Tijdens de fysieke controles dient verder jaarlijks minimaal n - met een maximum van 5 personen - van het aantal (=n) toepassers steekproefsgewijs geaudit te worden op bekendheid met en het juist uitvoeren van de vereiste procedures en activiteiten. 7.2.2 Voortgangscontrole Bij het uitvoeren van het controlebezoek ter plaatse zal het kunnen voorkomen dat gebruik gemaakt moet worden van de sanctiemaatregelen die bij controle steeds onder overschrijding worden aangegeven. Naast de gebruikelijke vastlegging dient er in dit geval additionele rapportage opgestuurd te worden naar de deelnemer. Deze rapportage dient onder meer informatie te bevatten over de toe te passen sanctie(s), de termijn waarbinnen de geconstateerde onvolkomenheden opgelost dienen te worden en/of de eventuele verdere gevolgen. Indien de certificatie-instelling dit noodzakelijk acht kan een herkansingscontrole ter plaatse noodzakelijk zijn om te onderzoeken of de verbetering ook daadwerkelijk is aangebracht. De controles bestaan uit bezoek ter plaatse, administratieve controles en onverwachte steekproeven (maximaal 1 dag van tevoren aangekondigd). De frequenties van controles zijn per onderdeel aangegeven. 1 juni 2008 1 maart 2009 13 BDT-glyf.1

Bij fysieke controle (intake en jaarlijkse controle) van de aangemelde organisatie dienen minimaal n van het aantal (=n) werklokaties jaarlijks te worden bezocht voor fysieke controle. De locaties dienen afwisselend te worden bezocht. Verder wordt ook jaarlijks minimaal n van het aantal (=n) toepassers jaarlijks geaudit op de gevolgde procedures en activiteiten. Na 3 controlebezoeken zonder tekortkomingen kan de frequentie van fysieke bezoeken worden teruggebracht naar 1 audit per 2 jaar. De certificatie-instelling bezoekt jaarlijks aanvullend 10 procent van de deelnemers met een gereduceerde controle frequentie met een onaangekondigde controle. Voor certificatie stelt de certificatie-instelling vast dat aan alle criteria is voldaan. Deze eindcontrole kan op basis van een administratieve controle plaatsvinden. Deze eindcontrole kan samenvallen met het jaarlijkse controlebezoek. De eindcontrole dient minimaal 5 maanden na ingangscontrole plaats te vinden. Indien het onderzoek is gebaseerd op administratieve bescheiden van de aanvrager dan dient de steekproef in de tijd minstens een maand te bedragen. 7.2.3 Controle naar aanleiding van klachten Tussentijdse controle vindt plaats naar aanleiding van binnengekomen klachten bij de certificatie-instelling, die betrekking hebben op het niet nakomen van criteria in het certificatieschema door de deelnemer. Aan de beoordeling van de certificatieinstelling wordt overgelaten of bezoek ter plaatse noodzakelijk is. 7.3 Onderzoeksmethode Indien verwezen wordt naar een genormaliseerde onderzoekmethode geldt de daarin aangegeven steekproefgrootte en wijze van bemonsteren. Indien de steekproefgrootte niet bekend is geldt in het algemeen een steekproef van twee, waarbij aan één monster de bepaling wordt verricht. Het tweede dient als referentiemonster voor het geval de onderzoeksresultaten vragen oproepen. Uit de rapportage moet blijken dat het monster representatief is voor het te certificeren product/dienst. Het is de verantwoordelijkheid van de certificatie-instelling er zorg voor te dragen dat een representatief monster wordt verkregen. Daartoe dient het monster te worden genomen door de certificatie-instelling of op aanwijzing van deze onderzoeksinstelling. Als de interpretatie van het monster vragen oproept, dan prevaleren de resultaten van het referentiemonster boven de resultaten van het eerste onderzoek. Indien het onderzoek is gebaseerd op administratieve bescheiden van de aanvrager dan dient de steekproef in de tijd minstens één maand te bedragen. 7.4 Beoordeling en sancties Voor certificering moet het onderzoeksresultaat aan de normwaarde voldoen. Bij controle is er sprake van een onvoldoende resultaat als het onderzoeksresultaat in negatieve zin afwijkt van de normwaarde. De richtlijnen voor beoordeling en sancties zijn per onderdeel omschreven in de beoordelingsrichtlijnen. 1 juni 2008 1 maart 2009 14 BDT-glyf.1

Verplicht melden van overschrijdingen en afmelding Indien een deelnemer onverhoeds niet (meer) aan de gestelde criteria kan voldoen is hij verplicht hiervan melding te maken bij de certificatie-instelling en het voeren van het certificaat te stoppen. Indien deze verplichting niet wordt nagekomen en het is aantoonbaar dat de deelnemer op de hoogte was dat niet werd voldaan dan wordt de deelnemer voor 2 jaar uitgesloten van deelname aan certificering. 7.5 Klachtenprocedure De deelnemer stelt een procedure in werking op basis waarvan alle binnengekomen klachten, die betrekking hebben op de in het certificatieschema gedefinieerde activiteiten waarvoor het certificaat is ontvangen, worden geregistreerd, inclusief de wijze van afhandeling. Een overzicht van de binnengekomen klachten wordt op verzoek van de certificatie-instelling, beschikbaar gesteld. Klachten of aanmerkingen waarvoor het certificatieschema geen duidelijkheid biedt worden voorgelegd aan het College van Deskundigen van SMK. 7.6 Certificering De deelnemer ontvangt het certificaat als de certificatie-instelling vaststelt dat aan alle gestelde criteria is voldaan. Pas na het verkrijgen van het certificaat kan communicatie plaatsvinden over het certificaat in relatie met het beheer waarop de certificaat betrekking heeft. 8. De certificatie-instelling (CI) 8.1 Erkenning Raad voor Accreditatie De certificatie-instelling moet geaccrediteerd zijn volgens EN 45011 (algemene criteria voor certificatie-instellingen die product- en procescertificatie uitvoeren). 8.2 Toepassingsgebied en handboek SMK SMK heeft licentieovereenkomsten met certificatie-instellingen die de certificatie uitvoeren. Deze certificatie-instellingen werken volgens de richtlijnen van EN 45011. De certificatie-instellingen zijn geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie voor het desbetreffende certificatieschema, in dit geval de Barometer Duurzaam Terreinbeheer of hebben daartoe een aanvraag ingediend voorafgaande aan de eerste audit. 8.3 Vakbekwaamheidseisen De controleur (in dienst van de certificatie-instelling of op contractbasis ingehuurd) en de beslisser die door de certificatie-instelling bij de certificatie wordt ingeschakeld moeten aan de volgende eisen voldoen: 1 juni 2008 1 maart 2009 15 BDT-glyf.1

controleur Opleiding: Bij voorkeur HBO maar minimaal MBO in technische richting. Kennis op het gebied van milieuonderzoek en gewasbescherming, en kennis van eenheden waarin milieueffecten worden uitgedrukt. De kennis moet worden gestaafd door opleidingscertificaten dan wel door aangetoonde ervaring op dat gebied. De auditor heeft een geldig Bewijs van vakbekwaamheid (voorheen werd dit Spuitlicentie genoemd) die aantoonbaar ook gericht is op het toepassen van chemie voor niet-landbouwkundig gebruik, en waarin de DOB-methode is behandeld Ervaring: Tenminste twee jaar ervaring als onderzoeker bijvoorbeeld in kwaliteitscontrole, laboratorium, productcertificatie, inspectieorganisaties beslisser Opleiding: minimaal HBO in een technische richting Ervaring: Twee jaar ervaring in een certificatie-instelling of vergelijkbaar. De certificatie-instelling dient de gewenste bekwaamheidseisen aan te tonen. 8.4 Certificatiekosten De certificatie-instelling brengt namens SMK eenmalig aanvraagkosten en jaarlijks afdrachten in rekening. De jaarlijkse afdracht hoeft niet in rekening te worden gebracht als de aanvraag wordt afgekeurd. Deze jaarlijkse afdrachtkosten worden door het Bestuur van SMK vastgesteld en aan de certificatie-instelling bekend gemaakt via een bij de licentieovereenkomst behorende bijlage (tarievenblad). 8.5 Informatie aan beheerder van criteria Jaarlijks vindt er een overleg tussen het College van Deskundigen en de certificatieinstellingen plaats waarbij het functioneren van het certificatieschema aan de orde wordt gesteld. De certificatie-instelling brengt SMK eind mei en eind december op de hoogte van de namen en adressen van de aanvragers (en deelnemers). De namen en adressen van de aanvragers (en deelnemers) zullen door SMK worden gebruikt voor toezending van het magazine SMK-nieuws en toezending van eventuele wijzigingen in het certificatieschema. De certificatie-instelling levert desgevraagd ten behoeve van evaluatie en monitoring van SMK (onder andere) de bestrijdingsmiddelenregistratie van de deelnemers met de vermelding van goedkeuring of afkeuring. 1 juni 2008 1 maart 2009 16 BDT-glyf.1

8.6 Wijzigingen eisen Bij wijzigingen van bijvoorbeeld wettelijke voorschriften of nieuwe inzichten in de praktijk kan een tussentijdse wijziging van het certificatieschema noodzakelijk zijn. SMK stelt belanghebbenden van deze wijzigingsbesluiten op de hoogte via de SMK website of andere voor belanghebbende doelmatige wijze. SMK informeert de certificatie-instellingen tijdig over het verstrijken van de geldigheidsduur van eisen en over eventuele aanpassing van eisen met de ingangsdatum en overgangstermijn. 1 juni 2008 1 maart 2009 17 BDT-glyf.1

Bijlagen Bijlage I: Bijlage II: Definities en toelichtingen Certificaatoverstijgende adviezen en DOB-shortlisten 2008

Bijlage I. Definities en toelichtingen 1. Verhardingen Er wordt uitgegaan van drie typen verhardingen: a. Gesloten verhardingen, bestaande uit verharding van ter plekke aangebracht aanvankelijk plastisch materiaal. Deze verharding kent geen voegen. bv. asfalt, beton. b. Halfopen verhardingen, hier vallen voornamelijk de elementverhardingen onder. Verhardingen bestaande uit losse elementen die geordend zijn aangebracht. Tussen de elementen bevinden zich voegen die meer of minder waterdoorlatend kunnen zijn. bv. trottoirtegels, straatstenen. ZOAB (Zeer Open Asfalt Beton) wordt ook tot deze categorie gerekend. c. Open verhardingen, bestaande uit gestorte materialen of materialen met hygroscopisch karakter. bv. grint, gravel, schelpen, slakken, puin, webromix of grasbetontegels en grasbetonstenen met open gaten. 2. Werkeenheid Registraties dienen per werkeenheid beschikbaar te zijn. Er worden twee typen werkeenheden onderscheiden. Enkelvoudige werkeenheden: Bij een enkelvoudige werkeenheid is het project (een bestek of werkopdracht van één terreineigenaar of opdrachtgever) de werkeenheid. Het gaat hier vooral om grote opdrachten voor gemeenten, provincies en industrieën e.d. De bovengrens ligt op 50 ha halfopen verhardingen per project, er is geen ondergrens qua areaal. Samengestelde werkeenheden: Bij kleine projecten is er sprake van werkopdrachten waarbij per opdracht het areaal halfopen verhardingen minder dan 1 ha is. Het gaat hier vooral om kleine opdrachten voor bedrijven en particulieren. Het kan ook gaan om een opdracht voor bijvoorbeeld een grote onderneming met veel losse vestigingen in Nederland die per stuk een klein areaal halfopen verhardingen hebben. De milieucoördinator of gedelegeerd persoon mag kleine opdrachten samenvoegen tot een grote werkeenheid tot maximaal 25 ha halfopen verhardingen per werkeenheid. De registratieverplichtingen per werkeenheid staan in het onderdeel 2 Registratie van dit certificatieschema. 3. Werkdag Een werkdag is een dag waarop onkruidbeheer in een werkeenheid wordt uitgevoerd. 1 juni 2008 1 april 2009 18 BDT-glyf.1

4. Moeilijk bereikbare plaats Moeilijk bereikbare plaatsen zijn plaatsen binnen een werkeenheid waar men met op een voertuig gemonteerde toedieningapparatuur van glyfosaat (zie methodentabel) niet of moeilijk bij kan, bijvoorbeeld direct naast obstakels als lantaarnpalen, verkeersborden en straatmeubilair, onder geparkeerde voertuigen, direct naast muren of afrasteringen grenzend aan verhardingen, of bij ongelijk liggende verhardingen en goten. Van deze uitzonderingregel kan gebruikt gemaakt worden als men met het voertuig (vierwielige quad, kleine tractor of vergelijkbaar) logischerwijs niet of moeilijk naar of over het betreffende verhardingdeel kan rijden. Belangrijk hierbij is wel dat op deze plaatsen selectief en terughoudend gespoten wordt met spuitlans omdat anders het gebruiksmaximum wordt overschreden. Voor toegestane technieken op moeilijk bereikbare plaatsen, zie bijgevoegde tabel onder 6. 5. Weervoorspellingen en adviessystemen De weervoorspellingen die gebruikt en geregistreerd worden dienen van toepassing te zijn op de werkeenheid. Ze dienen afkomstig te zijn van KNMI, Meteoconsult of weerbedrijf met vergelijkbare kwaliteit mits erkend door het College van Deskundigen van SMK. Van belang erbij is dat de voorspellingen van kans op neerslag (%), de hoeveelheid neerslag (mm) en windsnelheid gedocumenteerd worden per werkeenheid in relatie tot momenten van werkzaamheden en minimaal 24 uur vooruit. Als voorbeeld wordt een DOBweerfax bijgevoegd. 1 juni 2008 1 maart 2009 19 BDT-glyf.1

Het is aan te bevelen om gebruik van glyfosaat te optimaliseren (minimaliseren) in relatie tot weer en onkruidsoorten d.m.v. een adviessysteem. Toepassing van een dergelijke systeem is lastig te registreren en te controleren. Hierop zit dan ook geen administratieve controle in dit certificaat. Bij fysieke controles kan de uitvoerder gevraagd worden hoe de dosering op de lokale situatie wordt afgestemd. De DOB-weerfax is een voorbeeld van een adviessysteem voor optimalisatie van dosering van glyfosaat op verhardingen. Een ander erkend systeem is het programma GEWIS van Opticrop b.v. 6. Toelichting op toedieningstechnieken en criteria In de tabel op de volgende pagina staat weergegeven welke toedieningstechnieken gebruikt kunnen worden binnen dit certificatieschema èn conform WG/GA van middelen op basis van glyfosaat. Er wordt onderscheid gemaakt tussen voertuiggedragen basistechnieken en handgedragen toedieningsapparatuur voor moeilijk bereikbare plaatsen. Bij voertuiggedragen apparatuur is selectieve inzet d.m.v. sensoren of vergelijkbaar vereist. De toepassingscriteria zijn gedifferentieerd per type toedieningstechniek op basis selectiviteit. Apparatuur die minder middel naast het onkruid op de straat terecht doet komen, hebben minder inperkingen qua inzetbaarheid. 7. Hulpstoffen Er is een aantal hulpstoffen die soms in combinatie met een middel op basis van glyfosaat een beter effect op het onkruid geven. Het gaat om hulpstoffen als Ammoniumsulfaat, Promotor, Intake X-Change, Easi mix, Eco-nomic. Hulpstoffen mogen alleen in combinatie met middelen op basis van glyfosaat worden toegepast als ze door Ctgb in combinatie met het middel beoordeeld en toegelaten zijn. Vooralsnog is dit voor nagenoeg alle thans bekende hulpstoffen niet het geval. Hulpstoffen maken daarom geen onderdeel uit van de criteria in dit certificatieschema. 1 juni 2008 1 maart 2009 20 BDT-glyf.1