Dribbelen/drijven (domineren) -passeren, uitspelen - ACTIE EERST DROOG OEFENEN (allemaal een bal - 4 spelers spelen 1:1. De speler krijgt de bal aangespeeld of dribbelt, en probeert te scoren door over de lijn te dribbelen. Bij balverlies wordt omgeschakeld; de speler mag dan scoren, de andere speler probeert de bal te heroveren. Tijdslimiet; +- 10 seconden. Doordraaien; blauw sluit bij rood aan, en rood bij blauw. -op tijd ruimte zoeken, uit het duel blijven (dreigen) -bal altijd in beweging -indien nodig lichaam tussen bal en tegenstander -korte en felle bewegingen -over de bal kijken -wedstrijdelement (later)
Dribbelen/drijven (domineren) -half open meename -kap buitenkant voet, kap binnenkant voet, Cruijffdraai, stop-draai Twee 5-tallen spelen 1:1 lijnvoetbal tegen elkaar. Tegelijkertijd worden een blauwe en een rode door resp. een rode en een blauwe speler over de grond aangespeeld. Spelers in balbezit kunnen scoren dmv een dribbel over 1 van de lijnen aan de overzijde. Tijdslimiet 10 seconden. Wordt er bij 1 koppel gescoord maakt het andere koppel de beurt af. Rood en blauw blijven aan 1 kant, wisselen onderling wel door, waardoor ze beurtelings als aanvaller en verdediger starten. -duel uit de weg gaan, op tijd ruimtes zoeken -korte en felle bewegingen -lichaam tussen bal en tegenstander -over de bal kijken
Dribbelen/drijven (passeren) -half open meename/meename recht vooruit -passeerbewegingen - 2 teams van max 6 spelers spelen steeds 1:1, waarbij iedere beurt 2 duels tegelijkertijd starten; een rode speler speelt in op een blauwe, en een blauwe speler op een rode. Scoren in 1 van de 2 doeltjes aan de overzijde. Wanneer in 1 van de 2 duels gescoord wordt, wordt het direct 2:2. Tijdslimiet 15 seconden, binnen 1 team doordraaien, zodat iedere speler om beurten als aanvaller en als verdediger begint. -aanname vanuit de beweging -op tijd ruimte zoeken, uit het duel blijven (moment van inzet ) -omschakeling -het gaat om scoren
-passing lang/kort -balmeenames -passeerbewegingen -scoren Multi- skillsvorm 2:2. +- 12 spelers, 10 ballen, 2 grote doelen met keepers. In iedere hoek van het veld staat een groepje van 2 a 3 spelers. Bij 1 groepje liggen de ballen. De eerste speler van dat groepje speelt de bal middels een vallende bal diagonaal naar de eerste speler in die hoek. Deze neemt de bal mee, en vormt een koppel met de eerste speler in het groepje rechts van hem. De speler die de vallende bal heeft gespeeld is samen met de eerste speler van het groepje rechts van hem. 2:2 volgens normale regels, tijdslimiet 15 seconden. Doelpunt of bal uit betekent beurt voorbij. Spelers hebben geen hesjes, maar draaien na iedere beurt met de klok mee door. -creeren, tegenstanders uitspelen -keuzes maken, snel beslissen -het gaat om scoren -verdedigende aspecten; o.a. midden dicht, elkaar rugdekking geven
-balmeenames -kappen en (af)draaien -scoren Aan- en meenemen 3:3 met twee kleine doeltjes. Uitbal is indribbelen of inpassen. Variatie: De rode partij kan scoren in de doeltjes die in de lengte staan opgesteld, de blauwe partij in de doeltjes die in de breedte staan. -richtingsveranderingen aan de bal (kappen en draaien) -verplaatsing van het spel, ruimtes zoeken -vrij lopen -samenwerking -afstanden afhankelijk van leeftijd en niveau