Agrarische Architectuur Agrarische Architectuur

Vergelijkbare documenten
Welzijn, gezondheid en sanitaire status van legkippen in verrijkte kooien versus nietkooisystemen

agrarische architectuur, technisch bekeken

bedrijfsintegratie een wisselwerking tussen land- en tuinbouwbedrijven en hun omgeving

1. Inleiding. Reductie van gebroken eieren in verrijkte kooien: legnesten aantrekkelijker maken of zitstokken verlagen? 1. Inleiding. 1.

Landschappelijk inpassingsplan

RUP Cardiff nv Gemeente Zulte. Stedenbouwkundige voorschriften en grafisch plan November 2017

Gemeentelijk RUP Den Huilaert Gemeente Kortemark. Stedenbouwkundige voorschriften en grafisch plan Maart 2011

TR Residence Knokke, Belgium

RUP Verschoore Stad Roeselare. Stedenbouwkundige voorschriften en grafisch plan Definitieve vaststelling 26 mei 2014

Hoe kunnen melkveehouders bewegen naar een beter dierenwelzijn?

DEEL II: STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

RUP Steven Pleysier. STUDIEBUREAU IR. JONCKHEERE bvba PROVINCIE WEST-VLAANDEREN GEMEENTE KOEKELARE. Koningin Astridlaan 134/ BRUGGE 050/

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan. Woodstar NV. Avelgem STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

VERKAVELINGSVOORSCHRIFTEN

Europese InnovatieStimulering (EIS) Mogelijkheden voor onderzoek in internationale context

BIJLAGE IIIb: VOORSCHRIFTEN LEGEINDBEDRIJVEN, KOOIHUISVESTING (BEHORENDE BIJ BIJLAGE 1 VOORSCHRIFTEN IKB EI)

Compoststal in Amerika; 2 keer per dag bewerken Gedroogde mest stal in Israël ( de wei in de stal )

1. VOORSCHRIFTEN BESTEMMING

De boerderij wordt gerenoveerd en is daarmee weer een lust voor het oog. Voor zowel voorbijgangers als buurtbewoners.

DOCUMENTATIE. Stalklimaat en ventilatie in varkensstallen:

GEMEENTE LEUDAL. Toelichting landschappelijke inpassing. Nijken 16 te Roggel

Stedenbouwkundige. voorschriften

GEMEENTE SOMEREN. Toelichting landschapsplan Hugterweg 10 Someren

RUP Quintyn gebroeders bvba Gemeente Zulte. Stedenbouwkundige voorschriften en grafisch plan November 2017

Nieuwe woning van 750 m³ met bijgebouw van 75 m² - sloop van 850 m² bebouwing.

Ruimte voor Limburg. Limburg in VORm: Ruimtelijke ontwikkelingen in balans

gearchiveerd op 04/07/2008

DPA 2231 BESCHERMING EN WELZIJN VAN LEGKIPPEN IN HOKKEN [2231] v6

Zwembad De Vijf Heuvels Potdijk 5 te Markelo BEELDKWALITEITPLAN

Nieuwvestiging aan de Schipsweg, Hattem Gemeente Hattem. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden september 2010

Gearchiveerd op 02/07/2014

Beeldkwaliteit Gebouwde omgeving Sfeer Materialisering Kleur

variant 1d 1d De nieuwbouw verdeelt het gebied duidelijk in twee pleinen: het Roselaarplein en de Nieuwe Markt.

gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Historisch gegroeid bedrijf t Kriekske te Halle Bijlage II: stedenbouwkundige voorschriften

9th European Poultry Conference

POSITIEF PLANOLOGISCH ATTEST

GEMEENTE MIDDELKERKE Deelgemeente SLIJPE

Landschappelijke inpassing nieuwbouw MTS Vroege te Dalen

13 DEELPLAN 13 - GRONDWERKEN GEERT MAES

Documentatie. Varkenshouderij Actueel 2011

Standpuntbepaling inzake de duurzame aankoop van eieren

Bioveiligheid, mijn bedrijf is beschermd!

Motivering bij de bouwaanvraag in aanvulling op aanvraagdocument MOTIVERING. TIJDELIJKE HUISVESTING te Koning Albertlaan Sint-Agatha-Berchem

Het Varkensloket Scheldeweg Melle

KAMELEON ONDERNEMEN IN DE KERN

Insectenkweek op afval - Vlaanderen

ZORGCAMPUS WAREGEM - RUSTOORD DE MEERS

Protocol leghennen productieperiode

Stedenbouwkundige voorschriften

Het dak in alle staten

Deel 10. Niet-technische samenvatting PRMER-0018

Ruimtelijke ordening en multifunctionele landbouw in Vlaanderen: wat mag en wat mag niet? Verbreding en bouwvergunningen

Boeren rond Brussel Kansen en bedreigingen voor voedselproductie in de Vlaamse Rand. Voorstelling resultaten landbouwstudie 12 mei 2015

STUDIO FARRIS ARCHITECTS BVBA KORTE KLARENSTRAAT 4/ ANTWERP - BELGIUM T

BLATENPLAN EWIJK BEELDKWALITEIT 10 oktober 2011 projectnummer

BEDRIJVENTERREIN LANDSCHAP LANDSCHAP LANDSCHAP STAP 1 STAP 2 STAP 3

RUP Jeugdverblijf Oud Klooster, begeleidingstehuis Ruyskensveld Campus Zwalm en basisschool Het Groene Lilare Gemeente Zwalm

Groepshuisvesting voor zeugen: hoever staat Vlaanderen met de omschakeling?

STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN artikel 14

RUP KLAARSTRAAT (HERZIENING EN UITBREIDING VAN HET RUP ZONEVREEMDE TERREINEN EN GEBOUWEN VOOR SPORT-, RECREATIE- EN JEUGDACTIVITEITEN-

archimed dé specialist in dentale praktijkinrichting stramien arseus dental.indd :42

Referentiewerking Milieutechniek. Ten behoeve van het beleidsdomein LNE. Toelichting tijdens Beleidsraad VEMIS op 19 juni 2012.

Verslag klankbordgroep 10 maart 2010 (nr. 19)

Beeldkwaliteitsplan bedrijventerrein Flevopoort, algemene toelichting

Ervaringen met het Geurlabo op ILVO. Nathalie Hove Peter Demeyer Vemis Platform Beleid - 19 juni EnVOC

B E E L D K WA L I T E I T S P L A N

Copyright Boerenbond. Focus op bedrijfsplanning, architectuur en bedrijfsbeplanting. Samenstelling: Kathleen Storme, povlt & Jan Van Bavel

DOMINO KERAMISCHE DAKPANNEN

PRI 2231 BESCHERMING EN WELZIJN VAN LEGKIPPEN IN HOKKEN [2231] v5

GP5: Bezoek Londen Stedenbouwkundig ontwerp

Stedenbouwkundige voorschriften

stedenbouwkundige voorschriften

Welstandscriteria voor reclame-uitingen in winkelcentrum De Mare (i.v.m. renovatie)

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan. Potyze. Stad Ieper. september 2011 STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

voorschriften bpa nr. 145 Kleine Moerstraat

NIEUWBOUW VOEDERHUISJE / STALLEN

GOEDGEKEURDE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN Volgens vergunning nr. V/LE38/1 dd. 09/11/2016 Inclusief opmerkingen technische dienst

Beeldkwaliteitsplan. Kop IJsselveld

Praktijkcentra Dierlijke productie

Notitie serre en boogstallen

De stedenbouwkundige supervisor gebruikt de beide BKP s als toetsingskader voor de bouwplannen van de nieuw te vestigen bedrijven.

Ontwikkeling Konneweg 6 e.o. Gemeente Westvoorne. Paul Zuidgeest Landschapsarchitectuur

Houden van hennen. De aftrap Peter Groot Koerkamp

Groener bouwen. groener leven

Stedenbouwkundige voorschriften Februari Studiebureau Adoplan Ruimtelijke Planning en Stedenbouw Milieu en Mobiliteit

historisch gegroeid bedrijf Aertssen te Stabroek

09/06/2015. Bewonersvergadering Wegenis- en rioleringswerken in de Akkerstraat (deel) te Malle

Bouwplast kunststof panelen. Hygiënische scheidings- en wandpanelen voor moderne stallen

Goede hygiënische praktijken bij controles van bedrijven in de voedselketen. Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

INNOVATIE IN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

Energie zuinigeverlichting voor de agrarische sector

Onderzoek biologische landbouw en voeding Een greep uit de Vlaamse onderzoeksthema s ter gelegenheid van BioXpo 2015

Koninklijk besluit van 17 oktober 2005 tot vaststelling van de minimumnormen voor de bescherming van legkippen. HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.

Welke fasen te doorlopen bij een nieuw bouwproject (info: ILVO-brochure: agrarische architectuur) 6 fasen doorlopen bij grote bouwprojecten

RUP TUINEN VANDEMAELE J. VOORSCHRIFTEN PLANIDENTIFICATIENUMMER: RUP_36010_214_00011_00001 DOSSIERNUMMER BIJ LNE: SCRPL1620

stedenbouwkundige voorschriften

De fotogrammetrie bij het NGI

2. Stedenbouwkundige voorschriften. Toelichting Algemeen Begrippen

Landschappelijke inpassing t.b.v. uitbreiding loonwerkbedrijf te Eldersloo

Transcriptie:

Agrarische Architectuur Agrarische Architectuur België - Belgique P.B. Gent X BCO472 www.ilvo.vlaanderen.be/agriconstruct Vergelijking verrijkte kooien versus niet-kooisystemen: resultaten bedrijfsbezoeken Bedrijfsintegratie: een wisselwerking tussen land- en tuinbouwbedrijven en hun omgeving Trimestrieel tijdschrift Jaargang 9 Nr. 4 4 de trim. 2006 Afgiftekantoor GeNT X P 108158

Technologische Adviseerdienst AgroMech Doelgroepen: Land- en tuinbouwers Loonwerkers Verdelers en constructeurs van land- en tuinbouwmachines Doel: De Technologische Adviseerdienst AgroMECH beoogt het leveren van advies en informatie gericht op de verbetering van het gebruik en ontwerp van land- en tuinbouwwerktuigen met het oog op milieubeveiliging, het reduceren van kwaliteitsverliezen van land- en tuinbouwproducten, een efficiëntieverhoging van machines, een vermindering van inputs en een verbeterde veiligheid en comfort van de gebruikers. Adviesverlening en informatieverstrekking rond o.a.: Doormeten van aardappelrooiers en inschuurlijnen Afstellen en goed gebruik van lansspuiten Afstellen van kunstmeststofstrooiers Andere landbouwwerktuigen Adres: Burg. Van Gansberghelaan 115 9820 Merelbeke Tel: 09 272 28 10 Fax: 09 272 28 04 Email: stijn.windey@ilvo.vlaanderen.be Technologische Adviseerdienst AgriCONSTRUCT Doelgroepen: Land- en tuinbouwers Stallenbouwers Producenten van bouwmaterialen Doel: De Technologische Adviseerdienst AgriCONSTRUCT beoogt het verlenen van informatie en advies betreffende agrarische bouwtechnische problemen en dit voornamelijk op de volgende drie vlakken: het duurzaam gebruik van bouwmaterialen in de landbouw, het ontwikkelen en toepassen van emissiearme stalconcepten in de veehouderij en de aanpassing van stalinrichting in functie van de wijzigende dierenwelzijnswetgeving. Adviesverlening en informatieverstrekking rond o.a.: Gebruik van beton en bouwmaterialen op het bedrijf Inrichting stallen met aandacht voor dierenwelzijn, ammoniakemissie, ventilatie Ontwikkeling emissiearme stalconcepten en bouwmaterialen Adres: Burg. Van Gansberghelaan 115 9820 Merelbeke Tel: 09 272 27 51 Fax: 09 272 28 04 Email: agriconstruct@ilvo.vlaanderen.be Website: www.ilvo.vlaanderen.be/agriconstruct

Titel Inleiding Inhoud dddddddd Voorwoord 2 Berichten in het kort 3 Colofon Trimestrieel tijdschrift, Jaargang 9, nr. 4, 4de trim. 2006 Redactie: Daniel Berckmans, Katrien Boussery, Philippe Callewaert, Jaak Christiaens, Michel Christiaens, Margot Cocquyt, Johan Colpaert, Peter Coucke, Nele De Belie, Benny De Blaere, Carl De Braeckeleer, Hans De Mont, Johan Desmyter, Danny Dobbelaere, Bruno Dursin, Philippe Fafchamps, Josi Flaba, Jan Halewyk, Frank Lunn, Jef Marinus, Claude Ployaert, Theo Servaes, Bart Sonck, Jan Van der Velden, Suzy Van Gansbeke, Aloys Van Goethem, Gauthier Van Goor Redactieadres en verantwoordelijke uitgever: Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) Wetenschappelijke Instelling van de Vlaamse overheid Eenheid Technologie en Voeding - Agrotechniek T.a.v. Katrien Boussery Burg. Van Gansberghelaan 115, 9820 Merelbeke tel: 09 272 27 51, fax: 09 272 28 04 e-mail: agriconstruct@ilvo.vlaanderen.be website : http://www.ilvo.vlaanderen.be/agriconstruct Vraag en antwoord 4 Bedrijfsintegratie: een wisselwerking tussen land- en tuinbouwbedrijven en hun omgeving 5 Een goede erfordening is de start van een goede arbeidsorganisatie 8 Integratie van de stal of loods begint met het lezen van het landschap 10 Eenvoudige ingrepen leiden tot betere creaties 12 Materiaal en kleur bepalen het uiteindelijke resultaat 14 Welzijn, gezondheid en sanitaire status van legkippen in verrijkte kooien versus niet-kooisystemen: resultaten bedrijfsbezoeken 17 Op het net: Agrarische architectuur 23 Agenda 24 Abonnementen : Tel : 09 272 28 11 Abonnementen zijn gratis voor landbouwers. Jaarabonnement (4 nummers) niet-landbouwers: E25,00 Buitenland: E35,00 (IBAN: BE96 1032 2560 6005) Niet-landbouwers kunnen zich abonneren door het bedrag te storten op rek.nr. 103-2256060-05 op naam van ILVO, Burg. Van Gansberghelaan 96, 9820 Merelbeke met vermelding DVL / abonnement Agriconstruct. Vormgeving en drukken: Geers Offset nv Eeckhoutdriesstraat 67, 9041 Oostakker tel: 09-251 05 75, fax: 09-251 62 40 ISSN-nummer 1377-9958 Dit tijdschrift werd door het Vlaams Gewest met de meeste zorg en nauwkeurigheid opgesteld. De gebruiker van dit tijdschrift ziet af van elke klacht tegen het Vlaams Gewest of zijn ambtenaren, van welke aard ook, met betrekking tot het gebruik van de via dit tijdschrift beschikbaar gestelde informatie. In geen geval zal het Vlaams Gewest of zijn ambtenaren aansprakelijk gesteld kunnen worden voor eventuele nadelige gevolgen die voortvloeien uit het gebruik van de beschikbaar gestelde informatie. Trimestrieel tijdschrift Jaargang 9 nr. 4 4de trim. 2006

Titel Inleiding dddddddd voorwoord Het mag duidelijk zijn dat de verwachtingen van de maatschappij ten opzichte van de landbouwsector sterk zijn geëvolueerd. Het landschapsbeeld dat voor een groot deel door de land- en tuinbouwer wordt gecreëerd is daar een voorbeeld van. De burger verwacht meer en betere inspanningen waarbij creatieve oplossingen gezocht worden voor een esthetischere inpassing van de als maar groter wordende bedrijfsgebouwen. Het toepassen van een aangepaste architectuur is één van de vele elementen die beantwoorden aan de vraag van de maatschappij. Maar daarnaast moet ook zeker rekening worden gehouden met de inplanting ten opzichte van andere gebouwen en dit in het kader van de omgeving en het landschap. Ook door de bedrijfsbeplanting aan te passen kan het landschapsbeeld verbeterd worden. Het toepassen van agrarische architectuur dient dus gezien te worden als één van de verschillende mogelijkheden waarbij er gewerkt wordt aan het landschap. Het is duidelijk dat agrarische architectuur veel meer omvat dan enkel en alleen het ontwerpen van een betonnen doos. Agrarische architectuur is in principe niets anders dan gewone architectuur. Bij de bouw van een woning worden er functies en eisen vooropgesteld, en wordt er gezorgd dat er uiteindelijk een aantrekkelijk gebouw in het landschap wordt ingeplant. Bij dit alles komt steeds de eis dat rekening moet gehouden worden met de vooropgestelde budgetten. Agrarische architectuur is niet anders. De land- of tuinbouwer wil een goed, functioneel gebouw dat passend is bij de bestaande bebouwing en waarvan het prijskaartje binnen het vooropgestelde budget valt. Goede agrarische architectuur kan misschien wel het best omschreven worden als het bouwen van functionele stallen en/of loodsen met respect voor het karakter van het bedrijf en die zich goed laten integreren in het omliggende landschap. Het wordt dus een grote uitdaging voor de sector om het evenwicht te vinden tussen landschappelijk aanvaardbare oplossingen en de landbouwtechnische eisen die aan het bedrijfsgebouw worden gesteld. Maar hoe komen we tot een goede agrarische architectuur? Op deze vraag proberen we in deze editie een antwoord te geven. Spreken over agrarische architectuur betekent spreken over functionaliteit, duurzaamheid, integratie met overige bedrijfsgebouwen, integratie in het landschap en een esthetische meerwaarde geven aan het landschap en de gebouwen. We kunnen reeds met een aantal kleine ingrepen tot een betere integratie komen. Instrumenten die hierbij gehanteerd kunnen worden zijn een correcte keuze van de inplantingsplaats, aanpassingen in de vorm van de gebouwen, doordacht materiaalgebruik, gepaste kleurkeuze en doordachte afmetingen. Aan de hand van een aantal voorbeelden worden nuttige tips meegegeven voor het ontwerp en de integratie van agrarische bedrijfsgebouwen. voorwoord Elke nieuwbouw en elke omgeving zal ons telkens opnieuw verplichten te zoeken welke kapstokken kunnen worden toegepast. Het grote discussiepunt voor de landbouwer is allicht de grotere meerprijs. Toch zijn we ervan overtuigd dat de inspanningen en de toepassing van een aangepaste architectuur zich niet altijd hoeft te vertalen in een veel grotere meerprijs. Juist door een grondige studie uit te voeren kan zelfs tot besparingen worden gekomen. Is het gebruik van bv. silexpanelen wel altijd noodzakelijk? Wanneer andere gebouwen opgetrokken zijn in grijze betonpanelen, dan is het wellicht beter om terug voor grijze betonpanelen te kiezen. Dat de landbouwsector in de komende decennia een grote inhaalbeweging zal moeten doen om tot een betere integratie van de bedrijfsgebouwen te komen, staat al vast. We zouden zelfs kunnen stellen dat het noodzakelijk zal zijn om meer inspanningen te doen wil de landbouwer zijn toekomst veilig stellen op het platteland. Katrien Boussery

Berichten in het kort Berichten in het kort Gids van de land- en tuinbouwuitrusting in België 2006 De gids van de land- en tuinbouwuitrusting is een verzamelwerk uitgegeven door FEDAGRIM waarin alle constructeurs of importeurs van landbouwmateriaal in België zijn opgenomen. FEDAGRIM is de federatie die de belangen verdedigt van de constructeurs en importeurs voor de landbouw, de tuinbouw, de veeteelt en de groene zones. Maar FEDA- GRIM is onder meer ook gekend als de organisator van de tweejaarlijkse landbouwbeurs Agribex. De gids (editie 2006) is te bestellen door overschrijving van 10 euro (inclusief verzendingskosten) op rekeningnummer 310-0152225-21. Bent u op zoek naar inlichtingen over de bedrijven, constructeurs of invoerders in België, dan kan u ook terecht bij de databank op de website www.fedagrim.be. Via informatie klikt u op GIDS 2006 en krijgt u meer informatie over de firma s, merken, soort materiaal, enz. Europese innovatiestimulering voor de voedings- en landbouwsectoren Bedrijven samen brengen om kennis uit te wisselen en (onderzoeks)projecten op te starten is geen eenvoudige klus. Het samenbrengen van bedrijven over de landsgrenzen heen blijkt misschien nog een grotere problematiek. Echter vormt het samenwerken op vlak van kennisverwerving een belangrijke sleutel in het innovatiesysteem en een antwoord op de stijgende druk van de concurrentie. Om een antwoord te bieden op deze problematiek ondersteunt het I W T ( I n s t i t u u t v o o r d e Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen) gedurende 14 maanden (2006-2007) een Europees Innovatiestimuleringsproject (EIS) voor de voedings- en landbouwsector. Het consortium van dit project bestaat uit Flanders Food, VLAO (Vlaams Agentschap Ondernemen), ILVO (Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek) en Associatie UGent. De doelstelling van dit project is de Vlaamse KMO te motiveren mee te stappen in een Europese samenwerking of zelf een Europees project op te starten. Hiervoor zijn er binnen de Europese onderzoeksprogramma s verschillende mogelijkheden voorhanden die op dit moment nog onvoldoende gekend zijn. Wenst u meer informatie omtrent de verschillende mogelijkheden, of bent u op zoek naar andere Europese partners dan kan u contact opnemen met: Annelies Vandamme Kunstlaan 43, 1040 Brussel Tel.: 02 788 43 61 fax: 02 788 43 68 E-mail: annelies.vandamme@flandersfood.com. Drie bijkomende MTR-randvoorwaarden op 1 januari 2007 De randvoorwaarden zijn een aantal voorwaarden waaraan de landbouwer moet voldoen vooraleer hij Europese inkomenssteun kan verkrijgen. Stapsgewijs worden deze randvoorwaarden ingevoerd, en op 1 januari 2007 wordt de lijst aangevuld met drie randvoorwaarden in het kader van dierenwelzijn: - Richtlijn Bescherming kalveren 91/629/EEG (KB ter bescherming van kalveren in de kalverhouderij 23/01/1998) - Richtlijn Bescherming varkens 91/630/EEG (KB ter bescherming van varkens in de varkenshouderij 15/06/2003) - Richtlijn Bescherming landbouwdieren 98/58/EG (KB ter bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren 1/03/2000) Deze verschillende richtlijnen zijn te raadplegen op de website van AgriCONSTRUCT www.ilvo. vlaanderen.be/agriconstruct. Beursagenda AgriCONSTRUCT Als u dacht dat de adviseerdienst AgriCONSTRUCT een winterslaap tegemoet gaat, dan zullen we toch het tegendeel bewijzen door onder meer aanwezig te zijn op de volgende beurzen: - Interpom van 26 tot en met 28 november 2006 te Kortrijk - AgriFlanders van 11 tot en met 14 januari 2007 in Flanders Expo Gent - Land- & Tuinbouwsalon van 27 tot en met 29 januari 2007 in de Expohallen te Roeselare U kan ons telkens terug vinden op de stand van de Vlaamse overheid, Beleidsdomein Landbouw en Visserij.

Vraag en antwoord Vraag en antwoord Iedereen zit wel eens met een vraag, maar het antwoord vinden en laat staan de juiste persoon vinden die het antwoord kent is vaak een moeilijke opgave. In deze rubriek kan u terecht met uw vragen in verband met het bouwgebeuren in de landbouwsector. Wij zoeken voor u de informatie hetzij uit literatuur en onderzoeksrapporten of we gaan op zoek naar de specialist in het domein. Zit u ook met een vraag, dan kan u deze altijd sturen naar agriconstruct@ilvo.vlaanderen.be, per fax naar 09 272 28 04 of per post AgriCONSTRUCT, Vraag en Antwoord, Burg. Van Gansberghelaan 115, 9820 Merelbeke. Door de ammoniakconcentratie in de varkensstallen zijn er problemen met de TL-verlichting (verkleuring, duurzaamheid). Bestaan er nieuwe verlichtingsmethoden die deze problemen vermijden? Er zijn nieuwe verlichtingsmethoden zoals bv. hogedruknatriumlampen, LED-verlichting. Echter zijn deze nieuwe verlichtingsmethoden niet geschikt voor elke stal. Veel van de mogelijkheden hangen af van de beschikbare hoogte in de stal en de inrichting van de stal. Voor de verlichting van varkensstallen is men dus vaak aangewezen op de TL-verlichting. Er zijn zeer weinig materialen die lang bestand zijn tegen de hoge ammoniakgehaltes. Met name transparante kunststoffen en rubber delen zijn hier altijd zeer gevoelig voor. De levensduur van een verlichtingsarmatuur (of van de onderdelen ervan) ligt in deze stallen dus ook lager dan men eigenlijk verwacht. Zou men de gevoelige delen vervangen door andere (minder gevoelige) materialen dan zal de kostprijs van de verlichting op een zodanig niveau komen te liggen dat het de investering niet of nauwelijks waard is. Om problemen met de verlichting te voorkomen zou men beter uit kunnen gaan van het periodiek vervangen van gevoelige onderdelen (zoals rubberafdichtingen, etc.). Bij de keuze van een verlichtingsarmatuur kan hier eventueel rekening mee worden gehouden. Deze vraag werd beantwoord door: Adres Cees-Jan van den Dool Agrilight b.v. Vlotlaan 560 2681 TX Monster Tel: +31 174 287 287 Fax: +31 174 287 292 Website: www.agrilight.nl

Bedrijfsintegratie Bedrijfsintegratie: een wisselwerking tussen land- en tuinbouwbedrijven en hun omgeving Door Kathleen STORME Landbouwbedrijven bepalen mee het karakter van ons platteland. Dat platteland wordt niet alleen gebruikt door land- en tuinbouwers, maar ook door plattelandsbewoners en recreanten. Het provinciebestuur van West-Vlaanderen besteedt reeds 40 jaar aandacht aan de beplanting op en rond de hoeven om het platteland aantrekkelijk te maken. West-Vlaanderen heeft dan ook veel troeven inzake toerisme en recreatie. Denk maar aan de fietsnetwerken, wandelpaden en andere recreatievormen. Door een goede integratie van de land- en tuinbouwbedrijven kan de landbouwsector z n steentje bijdragen tot een mooi en aantrekkelijk platteland. Op die manier krijgen we een mooi bedrijf dat niet alleen door de plattelandsgebruiker gewaardeerd wordt maar ook een aangename woon- en werkplaats is. Wat is bedrijfsintegratie? Bedrijfsintegratie begint bij een geordend en net geheel. Als de gebouwen duidelijk gestructureerd ingeplant zijn, geeft dit een overzichtelijk geheel. Indien mogelijk proberen we op het bedrijf een onderscheid te maken tussen een woonzone en een bedrijfszone. In de woonzone wordt het best wat ruimte voorzien voor enkele parkeerplaatsen voor de auto s en voor een tuingedeelte. In de bedrijfszone vind je de verschillende bedrijfsgebouwen en werkruimte om het geheel goed te laten functioneren. Wanneer werkmateriaal, bv. machines en containers, netjes en geordend gestapeld worden, geeft dat een heel andere indruk dan wanneer die kriskras door elkaar staan. Hetzelfde geldt voor het stapelhoekje. Dit wordt het best wat uit het zicht voorzien. Ook hier is het belangrijk om alles overzichtelijk te stapelen zodat alles ook goed terug te vinden is. Je bedrijf net en geordend houden is een goede gewoonte waar je zelf dagelijks van geniet. Er wordt naar gestreefd om de bedrijven optimaal te integreren in het omliggende landschap. Dit kan worden bereikt door de bedrijven in een groen kleedje te stoppen (= bedrijfsbeplanting). Hiermee wordt niet bedoeld dat het bedrijf gecamoufleerd moet worden. De bedrijven moeten niet worden weggestopt achter beplanting maar integendeel zichtbaar en beeldbepalend zijn voor hun omgeving. Een eenvoudige beplanting op maat van het bedrijf, en waarbij bovendien rekening gehouden wordt met de streekidentiteit, kan al zorgen

Bedrijfsintegratie voor een mooie integratie. Beplanting in de omliggende percelen zoals een bomenrij, heg of boomgaard zijn landschappelijke blikvangers. Ze zorgen voor groene uitlopers en maken zo de visuele verbindingen tussen de verschillende bedrijven. Door landschappelijke beplanting wordt het bedrijf nog sterker geïntegreerd en verhoogt de natuurwaarde. Het is ook belangrijk ervoor te zorgen dat eventuele nieuwe bedrijfsgebouwen niet storend zijn voor het omliggende landschap en één geheel vormen met de bestaande hoeve. Onder agrarische architectuur verstaan we functionele stallen en/of loodsen, die gebouwd zijn met respect voor het karakter van het bedrijf en die zich goed laten integreren in het omliggende landschap. Het is uiterst belangrijk dat de totale bedrijfsvoering zo functioneel mogelijk werkt. De ordening van de verschillende bedrijfselementen op het erf moet goed overwogen worden. Nieuwe bedrijfsgebouwen moeten een goede inplantingsplaats krijgen die de functionaliteit ten goede komt. Daarnaast moeten de vormgeving, kleur- en materiaalkeuze doordacht gekozen worden zodat ze één geheel vormen met de bestaande hoeve en het omliggende landschap. Goede agrarische architectuur zorgt ervoor dat de beplanting op een eenvoudige, sobere manier uitgevoerd kan worden. Bedrijfsbeplanting is niet het wegstoppen van bedrijven Het is belangrijk het gewenste totaalbeeld steeds voor ogen te houden. Bedrijven moeten niet volledig weggestopt worden achter een groen scherm! Wel wordt er naar gestreefd dat de bedrijven opgenomen worden in het omliggende landschap. Hiervoor is het belangrijk planten te kiezen die van nature voorkomen in het omliggende landschap. Men spreekt ook wel van streekeigen groen. Voor een mooi resultaat spelen we met een combinatie van struiken (= heesters) en bomen. De struiken zorgen ervoor dat het bedrijf van dichtbij, als je onder de boomkruinen doorkijkt, een groen tintje krijgt. Bomen zijn onmisbaar voor het groene effect van veraf. De manier waarop je dit toepast op je eigen bedrijf is maatwerk en is sterk afhankelijk van bedrijf tot bedrijf. Houd uiteraard altijd rekening met de landbouwtechnische vereisten van het bedrijf. Hierbij enkele onderdelen binnen de bedrijfsbeplanting: Bedrijfsingang De bedrijfsingang is het visitekaartje van het bedrijf en z n bewoners. Hier vormen bezoekers hun eerste en dikwijls blijvende indruk. Extra aandacht ervoor is dus geen overbodige luxe. Om de ingang te accentueren moet je niet noodzakelijk met veel bloemen werken. Een eenvoudige beplanting met een wisselwerking van bomen en struiken vormt een perfecte basis. Wanneer het mogelijk is om een dreef of bomenrij aan te planten, krijg je meteen een sterke blikvanger. Deze rij geeft ook landschappelijk de toegang tot het bedrijf duidelijk weer. Niet elk bedrijf heeft de mogelijkheid om een bomenrij aan te planten. Twee mooie solitaire bomen zijn in die gevallen sterke blikvangers en geven een duidelijk accent. Deze hoge elementen worden het best gecombineerd met een lagere heesterbeplanting zodat de ingang, zowel van dichtbij als van veraf, een groen aspect krijgt. Woonzone Rond de woning voorzie je het best wat plaats voor een tuinzone. Ontspannen is ook op een land- of tuinbouwbedrijf van zeer groot belang. Een tuin, groot of klein, vol bloemen of juist zeer eenvoudig aangelegd, vormt een rustpunt om op krachten te komen. Het ontwerp is sterk afhankelijk van de beschikbare plaats, tijdsbesteding en interesses van de bewoners. In de tuinzone kies je het best voor een combinatie van streekeigen groen en sierheesters of vaste planten met liefst ook enkele hoogstambomen. Bedrijfszone Rond de bedrijfsgebouwen is groenaanplanting noodzakelijk.

Bedrijfsintegratie Een bedrijf zonder groen geeft een kale en koele aanblik. Beplanting zorgt voor het levende aspect. Zeker door het gebruik van streekeigen groen wordt het bedrijf beter opgenomen in het omliggende landschap. Met groen rond de bedrijfsgebouwen wordt niet gemikt op een groenscherm om het bedrijf te camoufleren. Er wordt gestreefd naar een wisselwerking tussen gebouwen en groenelementen. Het is beter om niet vlak rond de bedrijfsgebouwen groen aan te planten. Op sommige bedrijven is het aangewezen dit wat verder van de gebouwen te doen. Zo verbetert de integratie zonder dat dit landbouwtechnisch nadelen oplevert. Dit is steeds maatwerk en is sterk afhankelijk van bedrijf tot bedrijf. Om te beginnen is het beter de minder aantrekkelijke elementen op de hoeve, zoals bv. de mesthoop, torensilo s, krengenhuisjes of stapelhoekjes, wat meer aan het zicht te onttrekken door middel van bv. een struikenrij of heg. Het zicht op andere gebouwen kan bv. door een bomenrij wat verder in de weide, een onderbroken struikenrij of enkele hoogstambomen voldoende gebroken worden. Hierbij moet je steeds rekening houden met de functionaliteit van de gebouwen. Het spreekt voor zich dat de groenaanplanting bv. de verluchting van de stal niet mag belemmeren. Het creëren van groen tussen de bedrijfsgebouwen maakt het de bewoners aangenamer om er te wonen en te werken. Deze beplanting wordt het best eenvoudig gehouden, met grote groepen van streekeigen heesters die maar weinig onderhoud vragen. Nieuwe fotobrochure: Bedrijfsintegratie; een wisselwerking tussen land- en tuinbouwbedrijven en hun omgeving. Deze brochure wil aantonen dat het mogelijk is om land- en tuinbouwbedrijven in het landschap te integreren zonder afbreuk te doen aan de functionaliteit en landbouwtechnische eisen van het bedrijf. In de brochure vind je toelichtingen over zowel bedrijfsbeplanting als agrarische architectuur telkens geïllustreerd met heel wat foto s. Deze brochure zal eind 2006 te verkrijgen zijn bij het POVLT. Adres Provinciaal Onderzoeksen Voorlichtingscentrum voor Land- en Tuinbouw (POVLT) Kathleen Storme Landschapsarchitecte POVLT Ieperseweg 87 8800 Beitem Rumbeke Tel: 051 27 32 00 Fax: 051 24 00 20 E-mail: Kathleen.storme@westvlaanderen.be Website: www.povlt.be Nieuwe website in aantocht www.bedrijfsintegratie.be of www.agrarischearchitectuur.be Om zowel land- en tuinbouwers als architecten en constructeurs te informeren over bedrijfsintegratie wordt op initiatief van de Provincie West-Vlaanderen een nieuwe website gemaakt. Op deze site wordt een onderscheid gemaakt tussen de verschillende doelgroepen: de bouwheer (landof tuinbouwer) en de architect, constructeur of gemeente. In de site staat heel wat info waarop je moet letten om je bedrijf maximaal te integreren. Steeds wordt een onderscheid gemaakt tussen bedrijfsbeplanting en agrarische architectuur. Daarnaast zullen heel wat fotovoorbeelden, voorbeeldprojecten, landbouwtechnische gegevens en wettelijke bepalingen worden opgenomen. Om de site compleet te maken zijn er heel wat links voorzien naar andere sites met informatie.

Erfordening Een goede erfordening is de start van een goede arbeidsorganisatie Door Katrien BOUSSERY Bij de bouw van nieuwe bedrijfsgebouwen wordt er heel veel aandacht besteed aan de stal- of loodsindeling. Telkens opnieuw nemen we een nieuw stukje papier om dat grondplan te verbeteren, maar staan we er ook wel eens bij stil of de inplanting die we voor ogen hebben voor het nieuwe gebouw wel de juiste is. De plaats waar het nieuwe gebouw wordt ingeplant, wordt bepaald door diverse factoren zoals de functionaliteit, regelgeving, omgeving, enz. Het is belangrijk een zo goed mogelijk geordend en praktisch bedrijf uit te bouwen om de efficiëntie op het bedrijf te verhogen met het oog op tijdswinst en dus financiële winst. Een doordachte erfordening komt zowel de bedrijfsvoering als het landschap ten goede. Arbeidsefficiëntie Om tot een functionele inplanting van de nieuwe bedrijfsgebouwen te komen is het uiterst belangrijk de activiteiten binnen en tussen de bestaande gebouwen in kaart te brengen. De ordening van de bestaande gebouwen bepaalt tevens ook de indeling van de nieuwe bedrijfsgebouwen. Een goede inplanting en indeling kan heel wat arbeidsbesparing met zich meebrengen. Arbeid wordt op het landbouwbedrijf te weinig in rekening genomen, maar wordt een grote kost indien externe hulp noodzakelijk wordt. Een goede inschatting van de arbeidsbehoefte kan gemaakt worden door het uitvoeren van een looplijnenstudie. Hulpmiddel in deze bedrijfsstudie zijn zeker bestaande plannen of luchtfoto s. Op elke hoeve moet bekeken worden hoe de landbouwer zijn taken organiseert en uitvoert. Door het trekken van de looplijnen op een plan, maar vooral door er bij stil te staan welke afstanden dagelijks worden afgelegd kan gestreefd worden naar een betere arbeidsefficiëntie. Figuur 1 geeft de lange loopafstanden aan die de landbouwer dagelijks aflegt wanneer de gebouwen zeer verspreid liggen. En laten we zeker ook niet vergeten welke goederen of materialen telkens worden meegenomen wanneer de trajecten worden afgelegd. Voor bepaalde activiteiten in de stallen (zoals vb. kalvingen, bronstcontrole) is het noodzakelijk regelmatig controles uit te voeren. Wanneer de afstand een struikelblok wordt om deze controles uit te voeren mag dan ook verwacht worden dat de bedrijfsverliezen of economische verliezen groter zullen zijn. Bij de indeling en inplanting van nieuwe bedrijfsgebouwen kan er voor gezorgd worden dat de afstand tot deze kritieke functies op het bedrijf zo kort mogelijk is, of dat de land- Figuur 1: Dagelijkse looplijnen van de landbouwer, het vee en het traject van de tractoren bij zeer verspreide bedrijfsgebouwen

Erfordening bouwer een controletraject kan volgen op weg naar andere activiteiten. Daarnaast mogen we zeker ook het traject van tractoren niet vergeten uit te zetten, alsook de lijnen van het vee. Deze lijnen moeten we aanzien als vuile wegen en zoveel als mogelijk beperken. Zowel vanuit arbeidstechnische als om hygiënische redenen moet er op gelet worden dat het tractortraject (vb. het voederen) en de looplijnen van het vee elkaar niet kruisen. Wanneer de dieren van de ene stal naar de andere stal moeten verhuisd worden, moeten we streven naar zeer korte loopafstanden voor de dieren. Op deze manier kan de veehouder de externe hulp van familieleden of buren tot een minimum beperken, en kan eventueel een vaste inrichting voorzien worden. Werken met machines en dieren houdt gevaren in. Het is dan ook belangrijk rekening te houden met de veiligheid voor de veehouder, maar evenzeer ook voor familieleden, kinderen en externen. Het gebruik van de openbare weg voor de dagdagelijkse activiteiten moet vermeden worden. Hygiëne De hygiëne op het landbouwbedrijf wordt alsmaar belangrijker. Het voorzien van een hygiënesluis is hierbij een eerste vereiste, maar moet gelegen zijn aan de bedrijfsingang wil men er consequent gebruik van maken. Om de insleep van besmettelijke dierziektes te voorkomen op varkens- en pluimveebedrijven wordt aanbevolen om met het propere en vuile weg principe te werken. Dit betekent dat de aan- en afvoer van dieren, voeder en mest (de vuile weg) gescheiden wordt gehouden van de propere weg waar de boer en de dieren verblijven. Maar ook op rundveebedrijven moet er Figuur 2: De hygiënesluis moet gelegen zijn aan de bedrijfsingang gestreefd worden naar een scheiding tussen het voedertraject en de plaatsen waar de dieren zich bevinden. Een ander goed uitgangspunt in het kader van een verbeterde hygiëne op het bedrijf is de bedrijfsingang los van de toegang tot de woonzone te voorzien. Dynamiek van het bedrijf De inplanting van nieuwe bedrijfsgebouwen mag andere uitbreidingsmogelijkheden op het bedrijf niet belemmeren. Het is dan ook van belang om verschillende toekomstscenario s voor de eerstkomende 30 à 40 jaar op tafel te gooien. Welke nieuwe gebouwen of voorzieningen zullen er daarvoor noodzakelijk zijn? Maar wat niet mag vergeten worden is ook de mogelijkheden nagaan binnen de bestaande bebouwing. Is er een reorganisatie noodzakelijk van de bestaande functies in de aanwezige gebouwen? Of levert het slopen van de oude gebouwen meer voordelen op? Tot slot Erfordening is meer dan het uitvoeren van een arbeidsstudie en rekening houden met de functionaliteit van het bedrijf. Volgende aspecten dienen zeker ook meegenomen te worden en kunnen een inplanting van het gebouw beïnvloeden: - bij gemengde bedrijven streven naar het gescheiden houden van rundvee-, varkens- en pluimveestallen; - de machineloodsen inplanten in functie van de toegangswegen en de aanwezige of aan te leggen bedrijfsverharding; - de opvang van silosappen voorzien bij de aanleg van sleufsilo s, eventueel te combineren met de vaste mestopslag; - het dubbel gebruik van erfverharding waarbij zowel doorgang als toegang tot loodsen of stallen gecombineerd kan worden; - de vaste mestopslag niet ver van de ingestrooide stallen inplanten en een mogelijkheid openhouden om deze in een latere fase eventueel te overdekken; - de plaatsing van voedersilo s in de nabijheid van de veestallen of eventueel in het gebouw voorzien; - de afval- en de regenwaterstromen op het landbouwbedrijf; - de opvang van het hemelwater voorzien met behulp van infiltratiesystemen of opvang in citernes of kelders; - risico op geluids- en geuroverlast ten opzichte van de buurt - integratie in de omgeving. Adres ILVO T&VAT- AgriCONSTRUCT Katrien Boussery Burg. Van Gansberghelaan 115 9820 Merelbeke Tel : 09 272 27 51 Fax: 09 272 28 04 E-mail: katrien.boussery@ilvo. vlaanderen.be Website: www.ilvo.vlaanderen. be/agriconstruct

landschapsintegratie Integratie van de stal of loods begint met het lezen van het landschap Door Katrien BOUSSERY Ieder bouwterrein situeert zich in een uniek stukje landschap. De inplanting van nieuwe bedrijfsgebouwen in een vlak landschap kent een ander resultaat dan wanneer hetzelfde gebouw in een heuvelachtig landschap wordt ingeplant. Het is dan ook belangrijk de elementen uit dit landschap te lezen en te gebruiken. De visuele impact in het landschap is afhankelijk van de grootte van het gebouw, maar is ook afhankelijk van het standpunt van de waarnemer. Bij een vlak landschap zal de visuele impact doorgaans veel groter zijn daar het gebouw van op verre afstand zichtbaar is. Maar dit betekent niet dat bij een heuvelachtig gebied geen vuistregels kunnen worden toegepast om de visuele impact te verminderen. Een goede integratie van nieuwe bedrijfsgebouwen moet op verschillende niveaus bekeken worden, nl. vanuit de omgeving en vanuit het bestaand bedrijf. In dit artikel wordt aan de hand van enkele voorbeelden aangegeven hoe we het landschap moeten lezen en begrijpen en hoe we de nieuwe bedrijfsgebouwen hierin moeten inplanten. Vermijd heuveltoppen en dalen Het gebouw op de rug van de heuveltop plaatsen is te vermijden omdat het bouwelement hierdoor nog extra benadrukt wordt en zichtbaar wordt van alle kanten. In een dal bouwen zorgt voor een vergrotend effect als gevolg van het vogelperspectief dat op deze manier gecreëerd wordt. Een betere inplanting wordt verkregen als het gebouw op de helling wordt gebouwd in heuvelachtige gebieden. echter geenszins de bedoeling dat de beplanting wordt gebruikt als camouflage voor de bedrijfsgebouwen. Vermijd open vlaktes Indien het niet mogelijk is om open ruimtes te vermijden, is het aangewezen aangepaste beplanting te voorzien rond de bedrijfsgebouwen. Het is 10

landschapsintegratie Volg de lijnen van het landschap Door het gebouw loodrecht in te planten op de dominante landschapslijnen (bv. in heuvelachtig gebied) wordt het gebouw dominant in zijn omgeving. Door de dakgootlijn en de noklijn evenwijdig met de landschapslijnen te laten lopen wordt het gebouw beter opgenomen in zijn omgeving. voor rust en evenwicht in het ontwerp. Bovendien zorgt een overzichtelijke inplanting voor samenhorigheid van de bedrijfsgebouwen op het bedrijf. Torensilo s binnen bebouwing houden Torensilo s of meelsilo s vormen door hun groot volume, hoge afmetingen en typisch materiaalgebruik een moeilijk te integreren element. Door de torensilo s tussen de gebouwen te plaatsen, storen ze minder. Streven naar gesloten, compact geheel van het bedrijf De toegang tot de verschillende bedrijfsgebouwen vereist voldoende manoeuvreerruimte. Toch moet gestreefd worden naar een aaneensluiting van de gebouwen zodat de impact van het gebouwencomplex niet te uitgestrekt wordt. Een gesloten, compact bedrijf verkleint ook de loopafstanden voor de landbouwer. Sleufsilo en mestopslagplaats De inplanting van sleufsilo s wordt voornamelijk bepaald door de aanwezige veestallen en het traject dat de tractor moet afleggen voor het voederen. Het aanbrengen van beplanting over de volledige lengte van de sleufsilo bevordert de integratie van deze opslagplaatsen. Geordende plaatsing van de gebouwen Een geordende inplanting van de vormen zorgt Adres ILVO T&VAT- AgriCONSTRUCT Katrien Boussery Burg. Van Gansberghelaan 115 9820 Merelbeke Tel : 09 272 27 51 - Fax: 09 272 28 04 E-mail: katrien.boussery@ilvo.vlaanderen.be Website: www.ilvo.vlaanderen.be/agriconstruct 11

VorMgeVing Eenvoudige ingrepen leiden tot betere creaties Door Katrien BOUSSERY De functionaliteit van de nieuwe landbouwbedrijfsgebouwen, alsook de schaalvergroting van de bedrijven leidt tot de bouw van hogere en grotere bedrijfsgebouwen. Toch moeten we durven de vraag te stellen of bepaalde functies niet in kleinere volumes kunnen worden ondergebracht. Maar al te vaak worden alle functies onder één groot dak samengebracht, hoewel ze gediend zouden zijn met een aangepast ontwerp. De grootschaligheid en de saaiheid van de bedrijfsgebouwen kan doorbroken worden door de vormgeving van het gebouw aan te passen. Het spelen met kleinere volumes is slechts één voorbeeld van een eenvoudige ingreep die leidt tot het optisch verkleinen van het bouwvolume in de omgeving. In dit artikel worden een aantal kapstokken meegegeven om op een functionele manier met de vormgeving te spelen. Elke nieuwbouw en elke omgeving zal ons telkens opnieuw uitdagen de juiste kapstokken te vinden die kunnen toegepast worden. Kleinere volumes Een nadere studie van de verschillende functies in een stal of loods kan een aanleiding zijn om bepaalde functies in kleinere volumes onder te brengen. Voornamelijk nevenfuncties zoals bijvoorbeeld melktanklokaal, bureelruimte of verwerkingsruimtes kennen niet de noodzaak van een groot volume en worden dan ook vaak in de klassieke stallenbouw voorzien van een vals plafond. Het onderbrengen van deze lagere functies in kleinere volumes leidt tot een boeiender geheel. Zijgevels zo laag mogelijk Indien de functionaliteit van het gebouw het toelaat, kan de zijde naar het open landschap laag gehouden worden door de nok uit het midden te verschuiven. 12

VorMgeVing Gelijke dakhelling gebruiken Het gebruik van verschillende dakhellingen kan het ritme in de gebouwen verstoren. Door een gelijke dakhelling toe te passen wordt de rust behouden. Verspringen in de gevellijn Het verspringen in de gevellijn door bijvoorbeeld het dakoppervlak te laten doorlopen, doorbreekt eentonigheid. Ook bij de aanbouw aan bestaande stallen is het aangewezen de bestaande dakhelling door te trekken. Verspringen in daklijn Door het verspringen van de daklijn kan het lange gebouw doorbroken worden. Integratie van de bedrijfswoning (soberheid, architectuur) De bedrijfswoning maakt deel uit van het totale bedrijf. De architectuur van de bedrijfswoning dient dan ook rekening te houden met de bestaande bebouwing. Adres ILVO T&VAT- AgriCONSTRUCT Katrien Boussery Burg. Van Gansberghelaan 115 9820 Merelbeke Tel : 09 272 27 51 Fax: 09 272 28 04 E-mail: katrien.boussery@ilvo.vlaanderen.be Website: www.ilvo.vlaanderen.be/agriconstruct 1

Materiaal en kleur Materiaal en kleur bepalen het uiteindelijke resultaat Door Katrien BOUSSERY Na de keuze van de inplantingsplaats en de vormgeving komt de keuze van de kleurtinten en de materialen aan bod. Deze keuze wordt beïnvloed door de bestaande gebouwen en moet hierbij aansluiten. De materiaalkeuze en kleur mogen niet storend zijn in de omgeving, wat nog niet betekent dat ze altijd een kopie moeten zijn van reeds bestaande gebouwen. Een juiste kleur- en materiaalgebruik is doorslaggevend voor een goed geïntegreerd gebouw. Over het algemeen kan gesteld worden dat felle kleuren af te raden zijn. Een witte kleur levert over het algemeen een vergrotend effect op. Met de toepassing van zwarte of donkere daken wordt het bouwvolume optisch kleiner. Gebruik van dezelfde materialen en kleuren Met veel verschillende materialen en verschillende kleuren op het landbouwbedrijf wordt als het ware een kleurboek in het landschap gecreëerd. Voor de bouw van nieuwe gebouwen bij recent gebouwde stallen of loodsen is het eenvoudiger dezelfde kleurschakering te hanteren. Het is zeker niet de bedoeling bestaande bedrijfsgebouwen te imiteren; het is immers niet gemakkelijk om bestaande kleuren en het verouderingsproces van deze materialen na te bootsen. Donkere dakstructuur Een donkere dakstructuur zorgt voor het optisch verkleinen van het bouwvolume. Een contrast in kleur tussen dak en gevels benadrukt het bouwvolume. Een gelijke kleur van dak en gevels doet het bouwvolume verloren gaan. Lichtdoorlatende platen in stroken aanbrengen Indien de landbouwkundige eisen dit toelaten, is het aangewezen om de lichtdoorlatende platen in het dakoppervlak in een strook aan te brengen. Bij lange bedrijfsgebouwen is het zelfs nog meer aangewezen om onderbrekingen tussen de stroken te voorzien. Dit zorgt voor een verkleinend effect op het langgerekte gebouw. 1

Materiaal en kleur Kleurgebruik torensilo s Opvallende elementen in de omgeving accentueren door een felle kleur is geen goed idee. Torensilo s worden dan ook best uitgevoerd in een neutrale kleur, bijvoorbeeld grijs. Versieringen vermijden Onnodige versieringen en accenten zorgen voor een te grote drukte in de gevel. Gebruik van twee verschillende materialen in de wanden Het gebruik van twee verschillende materialen doorbreekt de saaiheid en eentonigheid in de gevels. Om het optisch verkleinend effect te bekomen, dienen de donkere materialen of kleuren bovenaan voorzien te worden en de lichtere kleuren onderaan. Lange banden en donkere plinten maken het gebouw zwaarder en langer. Adres ILVO T&VAT- AgriCONSTRUCT Katrien Boussery Burg. Van Gansberghelaan 115 9820 Merelbeke Tel : 09 272 27 51 Fax: 09 272 28 04 E-mail: katrien.boussery@ilvo.vlaanderen.be Website: www.ilvo.vlaanderen.be/agriconstruct 1

Materiaal en kleur Fotobewerkingen kunnen helpen enkele voorbeelden Tegenwoordig zijn er verschillende fotobewerkings- en simulatieprogramma s ter beschikking die de architect of stallenbouwer kan inzetten om een realistisch beeld te geven van de verschillende ideeën. Onderstaande voorbeelden tonen aan dat er door een verschillend materiaalgebruik en een verschillende kleur in de geveloppervlakken verschillende mogelijkheden zijn: Voorbeeld 1: toepassing van grijze betonpanelen en bakstenen Voorbeeld 2: toepassing van baksteen of grijze betonpanelen met hout of metaalprofielen Voorbeeld 4: verschillende houtsoorten en gebruik van betonpanelen of baksteen. Voorbeeld 3: bakstenen en grijze betonpanelen 16

Legkippen Welzijn, gezondheid en sanitaire status van legkippen in verrijkte kooien versus niet-kooisystemen: resultaten bedrijfsbezoeken Door Bas RODENBURG, Frank TUYTTENS, Koen DE REU, Koen GRIJSPEERDT, Lieve HERMAN, Johan ZOONS en Bart SONCK Traditionele batterijkooien voor legkippen zullen vanaf 2012 verboden worden in de Europese Unie, in navolging van de Europese Richtlijn 1999/74. Vanaf 2012 zijn alleen verrijkte kooien en niet-kooisystemen (volièresystemen en grondhuisvesting) toegestaan. In België is in oktober 2005 de Europese Richtlijn omgezet in nationale wetgeving. Bij deze omzetting zijn de Europese regels gevolgd, maar wordt er wel ruimte gelaten voor een aanpassing van de nationale wetgeving in 2010. Voor een eventuele aanpassing van de wetgeving worden eerst de resultaten van twee studies geanalyseerd: een socio-economische studie en een studie met betrekking tot sanitaire status en dierenwelzijn van legkippen in verrijkte kooien en niet-kooisystemen. Beide studies zijn uitgevoerd door het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) te Merelbeke, in samenwerking met het Proefbedrijf voor de Veehouderij te Geel en afgerond in de zomer van 2006. Binnen de studie met betrekking tot sanitaire status en dierenwelzijn is eerst een literatuurstudie uitgevoerd om de reeds beschikbare kennis op een rij te zetten. Vervolgens is er een methode ontwikkeld om het welzijn en de sanitaire status van legkippen op bedrijven te meten en is deze toegepast om een vergelijking te maken tussen verrijkte kooien en niet-kooisystemen. In een eerder artikel is de uitgevoerde literatuurstudie reeds beschreven (Agriconstruct, jaargang 9, nummer 3). In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste resultaten van de bedrijfsbezoeken op gebied van welzijn, gezondheid en sanitaire status. Bedrijven Binnen dit onderzoek zijn 13 koppels leghennen bezocht op tien verschillende bedrijven, zes koppels leghennen in verrijkte kooien en zeven koppels leghennen in nietkooisystemen. Binnen de niet-kooisystemen zijn er drie koppels bezocht in een volièresysteem en vier koppels in grondhuisvesting. Er zijn uitsluitend bedrijven bezocht zonder (overdekte of buiten-) uitloop. De bedrijfsbezoeken vonden plaats wanneer de hennen zo n 60 weken oud waren (einde legperiode). Verder zijn er alleen verrijkte kooibedrijven bezocht die volledig ingerichte kooien hadden (zitstokken, nest, strooiselvoorziening). Daar er in België onvoldoende bedrijven te vinden waren die voldeden aan de criteria is er ook een aantal bedrijven bezocht in Nederland en Duitsland. Waarnemingen De waarnemingen namen per koppel ongeveer 1,5 dag in beslag en bestonden uit de volgende onderdelen: Gedragsobservaties (4 x 30 minuten): scharrelen, stofbaden, veerpoetsen, zitstokgebruik, lopen, staan, zitten Angsttest (15 dieren): tonic immobility test - dier wordt op de rug op een tafeltje gelegd; hoe langer het dier stil blijft liggen, hoe banger het is Veerschade (30 dieren) in relatie tot verenpikgedrag: veerscore nek, rug, buik, vleugels en borst 17

Legkippen Voorkomen van botbreuken in borstbeen en sleutelbeen (30 dieren) Botsterkte (15 dieren): botsterkte van het borstbeen en de loop- en vleugelbeenderen Stofconcentratie (2 x 45 minuten): meting fijn en grof stof in de stallucht met behulp van een personal dust sampler Bepaling van het aantal bacteriën in de stallucht en op de eischaal (40 eieren) (totaal aantal aërobe bacteriën en totaal aantal Enterobacte-riaceae) Beoordeling bevuiling eischaal en het voorkomen van breuken (120 eieren) Uitval: gerapporteerde uitval tot 60 weken Algemene welzijnsscore: integratie van 17 verschillende welzijnsindicatoren tot één algemene welzijnsscore (integratie op basis van weegfactoren toegekend door 13 experts) Resultaten en discussie Gedragsobservaties Kippen die gehouden werden in niet-kooisystemen scharrelden meer en liepen meer in de scharrelruimte dan kippen die gehouden werden in verrijkte kooien (Tabel 1). Ook hadden kippen in niet-kooisystemen een hoger zitstokgebruik overdag. Kippen in verrijkte kooien besteedden meer tijd aan staan en zitten dan kippen in niet-kooisystemen. Er waren geen verschillen in veerpoetsen en stofbaden tussen de verschillende systemen, hoewel een deel van het stofbaden in de verrijkte kooi schijnstofbaden betrof op de kooibodem. Uit de gedragsobservaties in de scharrelruimte en bij de zitstokken bleek dat kippen in nietkooisystemen actiever zijn en meer gebruik maken van de geboden mogelijkheden in vergelijking met kippen in verrijkte kooien. Angsttest In de angsttest bleven kippen uit de verrijkte kooi langer liggen dan kippen uit beide niet-kooisystemen ( Figuur 1), hetgeen erop wijst dat kippen uit verrijkte kooien angstiger zijn. Blijkbaar is vrijheid van angst beter gewaarborgd in een nietkooisysteem dan in een verrijkte kooi. De dieren kunnen natuurlijk ook makkelijker ontsnappen aan soortgenoten en verzorgers en kunnen afstand houden van mogelijke bedreigingen. In de verrijkte kooi is de ruimte om afstand te houden van soortgenoten en verzorgers beperkt. Figuur 1: Gemiddelde duur van de tonic immobility (TI) respons bij kippen uit de verrijkte kooi, uit grondhuisvesting en uit de volière Tabel 1. Percentages scharrelen, veerpoetsen, stofbaden, lopen, staan, zitten en zitstokgebruik in de verrijkte kooi, grondhuisvesting en volière Verrijkte kooi Grondhuisvesting Volière Scharrelen 5,4 a ± 2,6 16,6 b ± 6,0 16,6 b ± 2,2 Veerpoetsen 7,0 ± 1,5 6,1 ± 1,0 6,2 ± 2,8 Stofbaden 2,5 ± 0,9 3,3 ± 1,5 5,0 ± 1,2 Lopen 3,5 a ± 1,3 15,9 b ± 3,5 16,4 b ± 1,5 Staan 73,3 a ± 3,1 57,9 b ± 8,7 54,7 b ± 2,0 Zitten 7,7 a ± 3,3 0,0 b ± 0,0 0,7 b ± 0,7 Zitstok gebruiken 25,7 a ± 4,7 50,9 b ± 3,0 55,9 b ± 10,6 Verschillende letters in een rij geven significante verschillen aan (P<0,05) Veerschade in relatie tot verenpikgedrag Er was geen significant verschil in de frequentie van zacht en hard verenpikken tussen de verschillende systemen en ook de veerscore verschilde niet tussen de systemen (Figuur 2). Dit is opvallend omdat doorgaans wordt aangenomen dat verenpikken in niet-kooisystemen voor meer problemen zorgt dan in kooisystemen. Het kan natuurlijk nog wel zo zijn dat er in de nietkooisystemen meer dieren uitgevallen zijn door verenpikken en kannibalisme dan in de verrijkte kooien. De gemiddelde conditie van het verenkleed was redelijk en lag rond de 15 punten (score 24=perfect verenkleed, score 0=volledig kaal). Figuur 2: Frequentie van zacht en hard verenpikken bij kippen uit de verrijkte kooi, uit grondhuisvesting en uit de volière in relatie tot de gemiddelde veerscore (gele driehoekjes) Botbreuken Bij de meerderheid van de kippen in alle systemen zijn enkelvoudige of meervoudige breuken in het borstbeen gevonden. In beide niet-kooisystemen werden er veel meer breuken in het borstbeen vastgesteld dan in verrijkte kooien (Tabel 2). Ook waren de breuken in beide niet-kooisystemen ernstiger dan in verrijkte kooien. De ernst van de breuken werd bepaald tijdens de sectie op de dieren met behulp van de methode ontwikkeld door de Universiteit van Bristol (Verenigd Koninkrijk), weergegeven in figuur 3. 18

Legkippen Tabel 2: Voorkomen en de ernst van botbreuken in het borstbeen van kippen in de verrijkte kooi, grondhuisvesting en volière In de verrijkte kooi lag de ernst rond de score 1 (enkelvoudige breuk), in de niet-kooisystemen rond de 2 (dubbele of meervoudige breuk). Het is nog onduidelijk hoe pijnlijk de verschillende types borstbeenbreuken zijn voor de dieren en daarmee hoe groot het welzijnsprobleem is, veroorzaakt door borstbeenbreuken. Verrijkte kooi Grondhuisvesting Volière Breuken borstbeen (%) 62 a ± 6,1 82 b ± 5,7 97 b ± 3,3 Ernst breuken borstbeen 1,2 a ± 0,1 1,6 b ± 0,1 1,6 b ± 0,2 Verschillende letters in een rij geven significante verschillen aan (P<0,05) Tabel 3: Concentraties grof en fijn stof in de verrijkte kooi, grondhuisvesting en de volière (mg/m 3 ) Verrijkte kooi Grondhuisvesting Volière Grof stof 4,1 a 18,1 b 22,9 b Fijn stof 0,6 a 2,3 b 1,8 b Verschillende letters in een rij geven significante verschillen aan (P<0,05) Botsterkte Kippen uit niet-kooisystemen hadden sterkere borst- en vleugelbeenderen dan kippen uit verrijkte kooien (Figuur 4). Er was geen verschil in sterkte van de loopbeenderen tussen de verschillende systemen. De sterkere vleugelbeenderen kunnen wellicht deels verklaard worden uit het feit dat kippen in niet-kooisystemen hun vleugels van jongs af aan meer gebruiken, waardoor deze zich beter kunnen ontwikkelen. Tegelijk wijzen de verschillen in botsterkte erop dat het hogere percentage borstbeenbreuken in niet-kooisystemen niet veroorzaakt wordt door zwakkere botten. Men neemt aan dat het hogere percentage breuken in niet-kooisystemen vooral veroorzaakt wordt door ongelukken waarbij de dieren tegen de zitstok of tegen de stelling aanvliegen. Figuur 4: Gemiddelde kracht die nodig is om de loop-, vleugel- en borstbeenderen te breken van kippen uit de verrijkte kooi, uit grondhuisvesting en uit de volière Stofconcentratie De stofconcentratie in de stallucht was zowel voor grof stof als voor fijn stof hoger in niet-kooisystemen dan in verrijkte kooien (Tabel 3). Dit kan vooral verklaard worden uit het feit dat in niet-kooisystemen veel meer strooisel aanwezig is dan in verrijkte kooien. Ook kan het stof in niet-kooisystemen niet worden verwijderd gedurende de legronde. Mogelijke oplossingen voor het verlagen van de stofconcentratie in de stallucht is het toepassen van een overdekte uitloop of een buitenuitloop (extra ventilatie, stofbadgedrag vooral in overdekte uitloop). Bacteriën in de stallucht en op de eischaal De bacteriologische belasting van de stallucht met totaal aantal aërobe kiemen lag in niet-kooisystemen significant hoger dan in verrijkte kooisystemen (5,31 log kve/m 3 versus 4,75 log kve/m 3 ; figuur 5). Daartegenover lag het aantal Enterobacteriaceae in de stallucht van de niet-kooisystemen lager, doch niet significant, ten opzichte van de verrijkte kooien (0,72 log kve/m 3 versus 1,35 log kve/m 3 ). Het negatieve effect van een hoger totaal aantal aërobe kiemen in de stallucht van de niet-kooisystemen wordt dus anderzijds gerelativeerd door de lagere druk met Enterobacteriaceae in deze systemen. Figuur 3: Score voor de ernst van de botbreuken: van score 0 (geen breuk) tot score 4 (meervoudige breuken, ernstige vervorming borstbeen; foto Universiteit van Bristol) Figuur 5: Bacteriologische belasting van de stallucht met totaal aantal aërobe kiemen in de verrijkte kooien en de nietkooisystemen 19