De ontwikkeling van de bastkevers Ips typographus, Ips cembrae en Pityogenes chalcographus in niet-marktwaardig dunningshout

Vergelijkbare documenten
Opwerkingskosten en houtwaarde in de kroon van lariks en fijnspar J)

De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief. Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats

Mentaal Weerbaar Blauw

De ontwikkeling van insekten in naaldhout vernield door de stormen van november 1972 en april )

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Rijksinstituut voor onderzoek in de bos- en landschapsbouw "De Dorschkamp" Wageningen Mededeling nr. 169

SURVEY MICROBIOLOGISCHE GESTELDHEID ONVERPAKTE GEROOKTE PALING

De Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

Bijlage 6. Natuurtoets RBOI

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

Dennenscheerder schadelijk in jonge beplantingen?

Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve. Agressie. Pien S. Martens. Open Universiteit Heerlen

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

Tit. Haagsteeg 6, 6708 PM Wageningen Tel.: (Publikatie uits]uitend met toestemming van de directeur RAPPORT NO Mw. H.

Quality requirements concerning the packaging of oak lumber of Houthandel Wijers vof ( )

Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

BISEKSUALITEIT: DE ONZICHTBARE SOCIALE IDENTITEIT. Biseksualiteit: de Onzichtbare Sociale Identiteit met Zichtbare Gezondheidsgevolgen

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

5 Meting van hout op stam

ESBLAT Symposium Veilig voedsel produceren. Similariteitsanalyse. Dick Heederik IRAS UU

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality

De buxusmot: Glyphodes perspectalis (syn. Diaphania perspectalis)

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope

Meet- en rekenprincipes

Persoonlijkheidskenmerken en cyberpesten onder jongeren van 11 tot 16 jaar:

3. Inventarisatie. Organisatie. Figuur 1: Grafiek met het aantal retour gezonden inventarisatieformulieren per organisatie.

Stigmatisering van Mensen met Keelkanker: de Rol van Mindfulness van de Waarnemer

SUPPLEMENTARY FIGURES AND TABLES

Ingezonden Berichten.

Het uitslepen van dunningshout: met paard of met trekker en tang?*)

5.2 Waarnemingen. Figuur 9. Uitzetten van lieveheersbeestjes

Bijlage notitie 2. Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Plaatsingsruimte fosfaat uit meststoffen in 2015 en daarna

STIGMATISERING VAN PATIENTEN MET LONGKANKER 1. Stigmatisering van Patiënten met Longkanker: De Rol van Persoonlijke Relevantie voor de Waarnemer

Accoya Radiata Pine Houtkwaliteiten. Kwaliteitsomschrijvingen & Definities van Accoya Radiata Pine Versie 8.2

Effecten van een op MBSR gebaseerde training van. hospicemedewerkers op burnout, compassionele vermoeidheid en

Financial yearly report YES-DC 2011

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive

Effecten van een Mindfulness-Based Stressreductie Training. op Existentiële Voldoening. Effects of a Mindfulness-Based Stress Reduction Program

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

3.D.1. Sector- en keteninitiatieven

VETGEHALTE IN MAGERE RUNDVLEESPRODUCTEN

REIN kast. eiken standaard iepen. gebakken iepen. gerookt. licht iepen. bijzonderheden. staanders/achterwand/deur. ontwerp: Gjalt Pilat, 2005

WATERFILTERS HANDMATIG EN DISC-FILTRATIE. Tuinbouwtechniek & -benodigdheden. KaRo BV Tulpenmarkt PK Zwaagdijk

Stamrot in lariks- en douglasopstanden in Nederland

liniled Cast Joint liniled Gietmof liniled Castjoint

Vragen en antwoorden Oost-Aziatische boktor

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of

ETIKETTERING EN SAMENSTELLING VAN TEXTIEL

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

Houtoogst in relatie tot nutriëntenvoorraden in bossen op droge zandgronden

De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale. Veerkracht en Demografische Variabelen

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Kijkoperatie in het veen

Seksdrive, Stresscoping en Extrinsieke Ambitie : De Verschillen tussen Mannen en Vrouwen. Sexdrive, Stresscoping and Extrinsic Ambition :

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

Organochloorbestrijdingsmiddelen en lood en cadmium in wild

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

De ontwikkeling van massatabellen voor eik, beuk, es en berk

Press release Statistics Netherlands

Bosgezondheid En wat heeft de klimaatverandering nog in petto? Geert Sioen Peter Roskams West-Vlaamse Natuurstudiedag, 2 maart 2019

Verschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie

Het Nederlandse bos in cijfers

Running head: MINDFULNESS, CONTINGENTE ZELFWAARDERING EN DEPRESSIE 1. De Invloed van een Gecombineerde Mindfulnessbehandeling op

Buxusmot Herkennen en bestrijden

KAUWERA (KAUWERAWEC, KAUWERAWETJ, KAOWERAWEDJ)

De Modererende Invloed van Sociale Steun op de Relatie tussen Pesten op het Werk. en Lichamelijke Gezondheidsklachten

10. Banen met subsidie

Climate impact on fish productivity: key mechanisms in North Sea plaice

Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en. Bevlogenheid

De Rotterdamse Ambtenaar: Bevroren of Bevlogen. Over de Invloed van Procedurele Rechtvaardigheid, Empowering Leiderschap en

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

3.C.1 Communicatieplan CO2-reductiesysteem

Biologie en bestrijding van de frambozenschorsgalmug

MICROBIOLOGISCHE GESTELDHEID VAN ZOUTE HARING

Houtoogst in relatie tot nutriëntenvoorraden in bossen op droge zandgronden

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

De houtopbrengst van Pinus nigra Arn. * The wood yield of Pinus nigra Arn.

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?

Tevens verschenen in: Nederlands Bosbouw Tijdschrift 45 (10), 1973 ( )

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

FRAME [UPRIGHT MODEL] / [DEPTH] / [HEIGHT] / [FINISH] TYPE OF BASEPLATE P Base plate BP80 / E alternatives: ZINC finish in all cases

30 jaar CITES Sonja Van Tichelen European Regional Director. 3 maart 2014

Ik voel niets maar eigenlijk alles: Verbanden tussen Alexithymie, Somatisatiestoornis en Depressie. I feel nothing though in essence everything:

Mortaliteit in België in de zomer van 2006

Transcriptie:

Insekten 453: 242 De ontwikkeling van de bastkevers Ips typographus, Ips cembrae en Pityogenes chalcographus in niet-marktwaardig dunningshout Development ol the bark beetles Ips typographus, Ips cembrae and Pityogenes chalcographus in non-marketable thinning materia/. P_ Grijpma en W. Schuring Rijksinstituut voor onderzoek in de bos- en landschapsbouw "De Dorschkamp", Wageningen. Inleiding De Beschikking Bosbijdragen van 1977 biedt de bosbezitter de mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor het uitvoeren van werkzaamheden die noodzakelijk worden geacht voor de instandhouding van het bos. De vraag deed zich hierbij voor of deze bijdrage zich Summary Population development ol bark beet/es depends primarilyon the quantity and quafity ol the available breeding material. There is always much breeding material available alter thinnings; as a consequence, development ol the population mainly depends on the suitabifity or quality ol this breeding material in this environment. The quality ol the thinnings as breeding material is influenced mainly by its diameter and the date on which thinning taak place. In 1980 and 1981 more than 12200 tree top samples, whose diameter had been measured, were checked lor the presence ol Ips. typographus, Ips cembrae and Pityogenes chalcographus. The lirst /Wo bark beet/es were present in such smal/ numbers that na correlation could be established with the diameter or date ol lel/ing ol the thinnings. A statistical analysis carried out lor Pityogenes chalcographus indicated that the average number ol bark beet/es was signilicant/y less in thinning material lel/ed during the months ol July, August, September, October and February. Pityogenes chalcographus was lound most Irequently in stem diameters ol 6-9 cm but dillerences with other diameter classes (3-6 cm and over 9 cm) were not statisticatly significant. zou moeten beperken tot de kosten van het afzetten van het hout van onrendabele dunningen en zuiveringen of dat ter voorkoming van bastkeverplagen mogelijk ook de uitsleepkosten van achterblijvend hout daartoe zouden moeten worden gerekend. Dit achterblijvende materiaal zou immers een geschikte broedplaats voor de letterzetter (Ips typograph us), de lariksbastkever (Ips cembrae) en de koperetser (pityogenes chalcographus) kunnen vormen en Fijnsparren gedood door de letterzetter. Verschijnt tevens als Mededeling 211 van De Dorschkamp, Foto's: De Dorschkamp, 159

aanleiding geven tot dusdanige populatie-ontwikkelingen dat ook gezonde bosopstanden aangetast zouden kunnen worden_ De populatie-ontwikkeling van deze schadelijke bastkevers is in de eerste plaats afhankelijk van de hoeveelheid aanwezig broedmateriaal (voedselkwantiteit) en de geschiktheid daarvan als ontwikkelingssubstraat (voedselkwaliteit). Aangezien er na dunningen vrijwel altijd in ruime mate toppen en takken aanwezig zullen zijn is vooral de geschiktheid daarvan als ontwikkelingssubstraat van belang. De geschiktheid van het dunningshout als broedmateriaal is hoofdzakelijk afhankelijk van de diameter en het tijdstip waarop de dunning plaatsvond. Bij kleine diameters zullen de larvengangen beperkt worden en treedt eerder voedselconcurrentie op. Daarnaast is de dikte van de aanwezige bast gering en kan uitdroging daarvan in een vroeger stadium optreden. Ook het jaargetijde en de maand waarin geveld wordt zijn dus van belang voor de kwaliteit van het voedsel. Niet alleen droogt hout dat 's-zomers geveld wordt sneller uit, ook het gehalte aan suikers en zetmeel in de bast en het jonge hout verschilt per seizoen. Hoewel alle drie de bastkeversoorten onder normale omstandigheden alleen in stormhout, geveld hout of kwijnende bomen te vinden zijn kunnen zij bij populatie-explosies ook gezonde bomen aantasten. De koperetser en de letterzetter hebben een uitgesproken. voorkeur voor fijnspar. Beide worden vaak ook in dezelfde boom aangetroffen, de koperetser meestal in die gedeelten waar de bast dun is (top en takken) terwijl de letterzetter vooral de dikkere stamdelen aantast. Hoewel de broed patronen van beide naast elkaar voor kunnen komen zullen zij zelden door elkaar lopen. In Nederland zijn plagen van de koperetser onbekend, maar in Duitsland wordt deze bastkever tot de zeer schadelijke bosinsekten gerekend die in de loop der tijden zowel in de B-12-jarige als 60-BO-jarige fijnsparopstanden grote verwoestingen heeft aangericht (Escherich, 1923). De koperetser vliegt over het algemee iets eerder dan letterzetter en lariks bastkever. Deze laatste komt zoals zijn naam aangeeft uitsluitend op lariks voor. In Nederland werd hij voor het eerst na de stormen van 1972 en 1973 in grote getale geregistreerd. De drie bastkeversoorten hebben in ons land twee generaties per jaar: de eerste in april/mei en de tweede in julvaugustus. Omdat de eerste generatie oudere kevers echter ook nog een tweede broed aan kan leggen heeft dit tot gevolg dat 's-zomers vrijwel alle ontwikkelingsstadia van de kevers aangetroffen kunnen worden. Voor een gedetailleerd overzicht van de biologie en levenscyclus van deze bastkever wordt volledigheidshalve naar de literatuur verwezen (Doom 1982. Escherich 1923, Schwenke 1974). Broedpatroon van de leuerzeuer. Materiaal en methoden In de provincies Drenthe en Overijssel, waar deze bastkevers sinds de stormen van 1972 en 1973 geregeld worden gesignaleerd (Luitjes, 1977) werd in de periode 1979-19B1 van de districtsambtenaren van het Staatsbosbeheer opgave verkregen van percelen fijnspar en lariks waarin dunningen hadden plaatsgevonden. Deze percelen behoorden tot de boswachterijen Borger, Gees, Gieten, Grollo, Hardenberg, Hooghalen, Schoonlo en Sleenerzand. Van de betrokken opstanden werden de houtoogst, leeftijd, oppervlakte en maand waarin de dunning werd uitgevoerd. geregistreerd. Daar de ouderdom van het achterblijvende dunningshout van invloed kon zijn op de voedselkwaliteit en dus op de ontwikkelingsmogelijkheden van het broed van de kevers, werden in de periode mei tot oktober van 1980 en 19B1 monsters genomen van dunningshout dat in het voorgaande en in het lopende jaar was geveld. Elke opstand werd in deze periode tenminste tweemaal bemonsterd waarbij per keer minimaal 50 aselecte monsters van het liggend top hout onderzocht werden op de aanwezigheid van het pop- of 160

keverstadium van deze insektensoorten. Deze stadia werden als criterium voor het slagen van het broed aangenomen, daar zich in het dunningshout soms wel larven ontwikkelen die echter door de geringe geschiktheid van het dunningshout als broed materiaal niet tot pop of kever uit kunnen groeien. Van elk monster werd de onderste 50 cm aangesneden en het stadium genoteerd waarin het insekt zich bevond. Voorts werd van dit gedeelte van het dunningshout de voetdiameter gemeten. In 1980 werden zo in 24 vakken van fijnspar en 39 vakken Japanse lariks in totaal 5464 stukken tophout bemonsterd. In 1981 werden uit 24 vakken fijnspar en 40 vakken Japanse lariks 6787 monsters genomen en bestudeerd. De verdeling van de vakken over de verschillende boswachterijen was als volgt: Borger (38), Gees (5), Gieten (23), Grollo (12), Hardenberg (12), Hooghalen (2), Schoonlo (27), Sleenerzand (6). Resultaten De leeftijd van de opstanden waarin de dunningen plaatsvonden varieërde tussen de 15 en 60 jaar. Bij lariks vond het grootste aantal dunningen in opstanden van 25-35 jaar en van 40-50 jaar plaats. Bij fijnspar concentreerde het zwaartepunt van de dunningen zich vooral in de leeftijdsklassen van 20-30 jaar en 40-50 jaar (tabel 1). In enkele gevallen betrof het niet alleen dunningen maar ook kaalslag van enkele fijnsparopstanden in Gieten en Schoonlo. De verdeling van het aantal dunningen over de maanden van de verschillende jaren laat voor de fijnsparopstanden een duidelijke inzinking in februari en juli (beide maanden met slechts één dunning) zien. Voor de vakantiemaand juli zou dit begrijpelijk zijn; onduidelijker is het waarom in februari maar één fijnsparopstand werd gedund, temeer daar het aantal gedunde lariksopstanden in die maand 10 Tabel 1 Leeftijdsklassenverdeling van de in 1980 en 1981 bemonsterde lariks- en fijnsparopstanden. Table 1 Age class dislribution of larch and Norway spruce stands sampled in 1980and 1981. houtsoorv lariksl totaal/ fijnspari totaall tree species lareh tótal Narway spruce total jaar/year 1980 1981 1980 1981 agee/ass 15 20 jr.lyr. 6 t 7 1 0 1 20 25 2 3 5 2 5 7 25 30 11 4 15 4 3 7 30 35 4 8 12 3 1 4 35-40 4 5 9 2 0 2 40 45 5 8 13 3 6 9 45 50 5 10 15 6 5 11 50 55 1 2 3 3 1 4 55-60 1 0 1 1 2 3 Tabel 2 De verdeling van de bemonsterde vellingen in de periode juli 1979- augustus 1981. Table 2 Distribution of fe/lings sampled during Ihe period Jufy 1979-August 1981. J FMAMJ J ASONDtotaa11 total FijnsparlNorway spruce 1979 3 1 3 2 2 11 1980 1 4 2 3 3 3 3 2 2 3 28 1981 2 3 2 1 2 10 subtotaal! 3 7 4 4 5 6 4 5 4 5 49 subtotal LariksJlarch 1979 1 2 5 4 3 2 17 1980 3 4 3 2 5 3 4 2 5 1 2 2 36 1981 4 5 6 5 4 2 1 27 subtotaal! 7 9 9 7 9 5 6 4 10 5 5 4 80 subtotal totaall 10 10 16 11 13 10 7 10 14 10 tota, 9 9 129 In deze maanden vond geen bemonstering plaatst na sampling taak place in these months. 161

"1'" IP_, --- """,_.. -_,._.'.-.,'. _' -'PI" "." g' I' ''''''',,' Tabel 3 Diameterverdeling, aantallen en percentage bemonsterde en aangetaste toppen met geslaagd broed (tussen haakjes: aantal geïnspecteerde toppen). Table 3 Diameter distribution, number and percentages of tree tops sampled and succesfulfy attacked by bark beetfes (in parenthesis: Ihe number of tree tops inspected), soort species Ips Iypogr.phus (Picaa abies) diameterklasse diameter class 3,6 cm 6 9 cm >9cm aantal aangetaste toppen number of tree tops attacked 0(1530) 8(3737) 5( 395) 13(5662). % aangetaste toppen per diameterklasse % tree tops attacked per diameter class 0,0 1,3 Ipscembrae (Larix kaemp!eri) 3 6 cm 6-9 cm >9cm 3(2324) 7(3954) O( 311) 0,1 0,0 10(6589) Pityogenes eh.leogr.phus (Picaa abies) 3 6 cm 6 9 cm >9cm 94(1525) 277(3705) 16( 384) 6,2 7,5 4,2 387(5614) 6,9 Tabel 4 Aantallen aangetaste toppen met geslaagd broed in relatie tot de dunningsmaand. Totalen voor 1980 en 1981. (Tussen haakjes: aantal geïnspecteerde toppen). Table 4 Number of tree tops successfully attacked in re/auon to the month of thinning, Totals for 1980 and 1981. (In parentheses: number of tree tops inspected). soort dunningsmaand (in voorgaande jaar) species month of thinning (in previous year) J A S 0 N 0 Ips typographus 0(554) 0(393) 1 (727) 2(507) 0(687) (Picea abies) Ips cembrae 0(153) 0(294) 0(820) 0(416) 0(462) 5(410) (Larix kaemp!eri) Pityogenes eh.loogr.phus 0(554) 0(393) 29(727) 56(507) 106(688) (Pice. abies) soort dunningsmaand (in lopende jaar) totaal species month of thinning (in current year) total J F M A M J J Ips typogr.phus 0(339) 0(216) 2( 897) 6(345) 2(497) 0(450) O( 50) 13(5662) (Picea abies) Ipscembrae 3(609) 1(800) 1 (1 026) 0(400) 0(618) 0(431) 0(150) 10(6589) (Larix kaemp!eri) Pityogenes chalcographus 36(339) 7(216) 63( 897) 36(345) 27(448) 27(450) O( 50) 387(5614) (Picea abies) bedroeg. Het aantal bemonsterde dunningen in lariks opstanden is over het algemeen niet alleen groter maar ook gelijkmatiger over het hele jaar verdeeld; in de vakantiemaand juli werden nog 7 vakken gedund (tabel 2). Het lijkt aannemelijk dat vooral de bossa menstelling de oorzaak van deze verschillen is. Uit de gevonden verdeling van diameterklassen van het gedunde tophout van beide houtsoorten blijkt dat er vrij nauwkeurig getopt werd. Van de 12251 monsters die genomen werden, bevond zich slechts 5,8 procent in de diameterklasse groter dan 9 cm (tabel 3). Het merendeel van de aselecte monsters bij deze hout 162 soorten viel in de diameterklasse 6-9 cm nl 62,8%, terwijl 31,4% in de diameterklasse 3-6 cm viel. De percentages aangetaste toppen van fijnspar en lariks met geslaagd broed van respectievelijk de letterzetter en de lariksbastkever was echter dermate gering dat een verdere statistische analyse met het doel verbanden te leggen tussen de ontwikkeling van deze bastkevers en het tijdstip van dunning of de diameter onmogelijk was (tabel 3 en 4). Alleen de koperetser was in grotere getale aanwezig. Hier bleef het totaal aangetaste toppen echter onder de 7 procent zodat evenmin sprake was van een

hoge bezetting van het achterblijvende dunningshout. Het enige significante verschil dat de statistische analyse opleverde werd verkregen door het gemiddelde aantal aangetaste toppen uit dunningen in de maanden juli, augustus, september, oktober (tabel 4) en februari te klusteren en te stellen tegenover de kluster van het gemiddelde aantal aangetaste toppen van de maanden november, december, januari, maart, april, mei en juni. Er was geen significant verschil in het aantal aangetaste toppen in 1980 en 1981 terwijl evenmin significante verschillen optraden tussen de aangetaste toppen van de drie diameterklassen. Discussie Bij de analyse van de aantastingen door de drie bastkeversoorten in het achterblijvende dunningshout van fijnspar en lariks, valt allereerst op dat het percentage aangetaste toppen zo laag ligt (tabel 3). De oorzaak hiervoor zou kunnen liggen in het van te voren vastgestelde criterium dat de toppen het pop- of keverstadium zouden moeten bevatten om als "aangetast" te worden geregistreerd. Bij een lage frequentie van de bemonstering zou het in beginsel mogelijk zijn om alleen bemonsteringen tijdens het larvale of eistadium van de insekten te kunnen krijgen. De frequentie van bemonstering lag echter zeer hoog: in 1980 werden de verschillende vakken op 23/5, 29/5, 30/5, 5/6, 17/6, 22/7, 23/7, 24/7, 25/7, 29/7, 30/7, 31/7, 5/8, 7/8, 12/9, 17/9 en 22/9 bemonsterd. tn 1981 werd bemonsterd op: 14/5,18/5,21/5,22/6,23/6,25/6,26/6,30/6,6/7,8/7, 15/7,2617,17/8,18/8,24/8,25/8,27/8,28/8,8/9,9/9, 15/9. Deze frequentie in aanmerking genomen, moet het uitgesloten worden geacht dat het aantastingscriterium aanleiding zou geven tot de verkregen resultaten. Eerder moet worden verondersteld dat de populaties van de bastkevers na de stormen van 1972 en 1973 en de bosbouwkundige maatregelen (Beschikkingen van het Bosschap) die daarop volgden dusdanig zijn afgenomen dat de kans op bezetting vooral door de lariksbastkever en de letterzetter zeer gering is geworden. Dit vermoeden wordt bevestigd door het feit dat de voor het Bosschap uitgelegde vangstammen in 1980 en 1981 maar in zeer beperkte mate werden bezet door Ips typographus en Ips cembrae. Ook nam het aantal landelijke meldingen van deze bastkevers in de jaren 1980 en 1981 af. Door deze geringe aantallen kon geen uitsluitsel gegeven worden op de vraag welke vellingsdata en diameters van het achterblijvend tophout aanleiding zouden kunnen geven tot het uitblijven of bevorderen van populatie-explosies van de letterzetter of lariksbastkever. Wat wel gezegd kan worden is, dat onder de populatie-omstandigheden van 1980 en 1981, het top hout geen gevaar voor de populatie-ontwikkeling van deze bastkevers inhield. Bij de analyse van de gegevens van de koperetser (tabel 4) valt op dat er in de maanden augustus en september geen aantastingen werden geregistreerd, ondanks het feit dat hier grote aantallen monsters werden genomen. Ook in juli werden geen aantastingen waargenomen. Het uitblijven van deze laatste aantastingen (in de periode van de tweede vlucht van de koperetser) kan mogelijk verklaard worden door het feit dat het dunningshout dan misschien nog te vers was om aangetast te worden. Het uitblijven van aantastingen in de dunningen van de maanden augustus en september vindt waarschijnlijk zijn oorsprong in het feit dat dit hout in het lopende jaar pas beschikbaar is nadat de tweede generatie is uitgevlogen, terwijl het gedunde hout tijdens de vlucht van de volgende generatie in april/mei van het volgende jaar door uitdroging en verwering te veel van zijn voedsel kwaliteit heeft verloren om als broedmateriaal te dienen. Hoewel het aantal succesvolle aantastingen door de koperetser nog zeer gering is (in totaal werd van het dunningshout niet meer dan 6,9 procent met aantastingen door kevers in het volwassen- of popstadium aan- Broedpatroon van de koperetser. 163

getroffen) levert klustering van de gemiddelde aantastingen in de maanden juli, augustus, september, oktober en februari in de statistische analyse een significant verschil op met het gemiddelde aantal aantastingen in de overige maanden. In de vakliteratuur kan voor deze uitkomsten ondersteuning worden gevonden: Winter (1980) meldt dat een onderzoek naar het verband tussen het dunningstijdstip en aantastingen door de koperetser in achterblijvende onrendabele dunning toonde dat dunningshout dat in de maanden juli en augustus werd geveld, het minst werd aangetast. Daarnaast meldt Führer (1981) in een onderzoek naar de veranderende kwaliteit van fijnspar als broedmateriaal voor de koperetser dat de kans op slagen van het broed gedurende het jaar in september en oktober in het minimum is. Slechter verklaarbaar is waarom het aantal aantastingen door de koperetser in dunningshout dat in de maand februari werd geveld zo gering is. Uit de statistische analyse bleek dat er geen significant verschil bestond tussen het aantal aantastingen in het tophout van februari en dat van de maanden juli, augustus, september en oktober. Literatuur Doom, D. 1982. Schadelijke bosinsekten. In: Bosbescherming. Pudoc, Wageningen p.147-315. Escherich, K. 1923. Die Forstinsekten Mitteleuropas 11. Parey, Hamburg. Führer, E. 1981. Jahreszeilliche Qualitätsschwankungen des Fichtenbastes (Pieea excelsa Link) als Brulsubstrat für den Borkenkäfer Pityogenes chalcographus L. (Col., 8co Iytidae). Luitjes. J. 1977. De ontwikkeling van insakten in naaldhout vernield door de stormen van november 1972 en april 1973. Nederlands Bosbouwtijdschrift 49 (1): 10-26. 8chwenke, W., et al. 1974. Die Forstschädlinge Europas. Parey, Hamburg. Winter, K. 1980. Läuterungszeitpunkt und Befal! durch Kupferstecher (Pityogenes chalcographus L.) in Fichtenbeständen des Oberharzes. Zeitschrift tgr Pflanzenkrankheiten und Pflanzenschutz 87 (9): 523-532. 164