INHOUD. 1. Inleiding 5. 5. Monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten 57. 6. Algemene welstandscriteria 59



Vergelijkbare documenten
Voorbeeld sneltoetscriteria

criteria 5 bijbehorende bouwwerken Vereniging tot bevordering, ondersteuning en instandhouding van landschappelijk en stedelijk schoon

DAKKAPELLEN. Beschrijving en uitgangspunten welstandsbeleid

criteria 1 kozijn- en gevelwijzigingen Vereniging tot bevordering, ondersteuning en instandhouding van landschappelijk en stedelijk schoon

2.4 CRITERIA VOOR VEEL VOORKOMENDE KLEINE BOUWPLANNEN

LINTBEBOUWING (sterke samenhang)

Omschrijving en uitgangspunten

2 Loketcriteria. Welstandsnota gemeente Amersfoort maart 2008 H2 Loketcriteria

BIJGEBOUW OF OVERKAPPING OP ZIJ OF ACHTER ERF

criteria 2 dakkapellen Vereniging tot bevordering, ondersteuning en instandhouding van landschappelijk en stedelijk schoon

Sneltoetscriteria 2008

Als aan deze criteria wordt voldaan, behoeft het bouwplan niet meer te worden voorgelegd aan de welstandscommissie.

Verslag ambtelijke welstandstoets van d.d. 20 mei 2015

criteria 3 erfafscheidingen Vereniging tot bevordering, ondersteuning en instandhouding van landschappelijk en stedelijk schoon

criteria 7 schotel-, spriet- en staafantennes Vereniging tot bevordering, ondersteuning en instandhouding van landschappelijk en stedelijk schoon

2 KLEINE BOUWPLANNEN CRITERIA

Welstandsnota Gemeente het Bildt 2015

4 Loketcriteria. Welstandsnota gemeente Woudenberg Deel B Hoofdstuk 4 Loketcriteria 17

Dakkapel. Voldoet uw bouwplan aan de vergunningvrije criteria op grond van de Woningwet? Zie ook folder van VROM

Wanneer een bouwplan niet aan de loketcriteria voldoet of wanneer er sprake is van een bijzondere situatie, waarbij twijfel bestaat aan de

criteria 6 rolluiken, hekken en luiken Vereniging tot bevordering, ondersteuning en instandhouding van landschappelijk en stedelijk schoon

Actualisatie Welstandsnota (Digitale versie = verkorte versie ten opzichte van analoge versie)

GRONINGEN, EEN PRONKJUWEEL MET WELSTAND

5 WELSTANDSCRITERIA. 5.1 Loketcriteria (sneltoetscriteria) Zoals in deel A van deze nota is uiteengezet, verplicht het nieuwe artikel 12a

Deelgebied 4, Vorchten. 1. Beschrijving bestaande situatie

7 Objectgerichte criteria

7 Welstandscriteria voor veel voorkomende kleine bouwwerken

GEMEENTE ZUNDERT WELSTANDSNOTA Deel III: Ambtelijke toetsingscriteria

WELSTANDSNOTA NOORDENVELD 2008 Bijlage Loketcriteria ideeën- en voorbeeldenboek

DE SNELTOETS- CRITERIA

Criteria van gevallen waarbij wordt afgezien van preventief welstandstoezicht. Bijlage bij de Welstandsnota 2013

VOOR LICHTVERGUNNINGPLICHTIGE BOUWWERKEN

DE SNELTOETS- CRITERIA

Hoofdstuk 9 Sneltoetscriteria Voor veel voorkomende kleine bouwplannen

3. Stuwwallandschap van het land van Vollenhove

Hoofdstuk 5 WELSTANDSCRITERIA OBJECTEN. bebouwing achterkant voorkant

Beeldkwaliteitsplan. Denekamp 't Pierik fase 2

Kozijn- of gevelwijziging

Sneltoetscriteria. Voor veel voorkomende kleine bouwwerken Onderdeel van de welstandsnota van de gemeente Súdwest-Fryslân

deel C Welstandsnota Baarle-Nassau sneltoetscriteria februari

LOCATIE VOORMALIGE RENBAANSCHOOL

BLATENPLAN EWIJK BEELDKWALITEIT 10 oktober 2011 projectnummer

GEMEENTE HEERENVEEN SNEL- TOETSCRITERIA. voor veel voorkomende kleine bouwplannen

DE SNELTOETS- CRITERIA 2. DAKOPBOUWEN EN AFSCHEIDIN- GEN ROND DAKTERRASSEN

Bij een zijerf grenzend aan de weg of openbaar groen overlapt de achterkant de voorkant. Bij twijfel of overlapping is de term voorkant bepalend.

1. Stuwwallandschap tussen Oldemarkt en De Eese

Bijlage bij Welstandsnota Diemen 2012, GR , besluit nr CONSEQUENTIES

Bijlage bij RV 2003/11. De hieronder opgenomen richtlijnen zijn het kader voor de welstandstoetsing van aan- of uitbouwen.

Rapport. 2^1 kapwoning. voorbeeld-document bouwmogelijkheden

LOKETCRITERIA VOOR LICHTVERGUNNINGPLICHTIGE BOUWWERKEN

4. Zeekleilandschap Zeekleilandschap. Gebiedsbeschrijving

Dakkapellen. (op alle bestaande gebouwen)

Centrumgebieden, kernen, lintbebouwing

Hoofdstuk 6 Sneltoetscriteria

Landschappelijk Wonen Mussel

Beeldkwaliteitsplan Ter Idzard - Woningbouwlocatie Hamersweg

Welstandsnota gemeente Cromstrijen

14 Op de grond staand bouwwerk van beperkte omvang 24

Welstandscriteria projecten, relatie beeldkwaliteitplannen en welstandscriteria bestemmingsplannen

UITVOERINGSRICHTLIJNEN KLEINE BOUWWERKEN STRAATZIJDE

In geval van een beschermd monument of een beschermd stadsgezicht zal altijd de welstandscommissie om advies worden gevraagd.

WELSTANDSNOTA GEMEENTEN HELDEN EN MEIJEL SNELTOETSCRITERIA

Voorstel aan de Raad (afgevoerd van de agenda van de Politieke Avond van 24 januari 2007)

AANGEPASTE TEKST WELSTANDSNOTA, DECEMBER 2005: WELSTAND DIEMEN

Inhoudsopgave DEEL C - PROCEDURE 1

Nota uitgangspunten welstand

Beeldkwaliteitsplan Drachten, hoek Zuiderdwarsvaart-Raai juli 2013

DE SNELTOETS- CRITERIA

DE SNELTOETS- CRITERIA 9. ERF- EN PERCEEL- AFSCHEIDINGEN

Visbuurt, Sluisdijkbuurt en Boatex. Versie 1: 15 maart 2011 Versie 2: 04 april 2011 Versie 3: 12 april 2011

Beeldkwaliteitsplan De Poelakker, Lunteren 2 mei 2011

Beeldkwaliteitsplan herziening Prikwei West Herziening oktober 2013

Bijlage 1. Voorgestelde wijzingen

Rapport. rijwoning. voorbeeld-document bouwmogelijkheden

Inhoud presentatie. Inleiding. Opbouw van de welstandsnota. Beoordelingskader. 2 voorbeelduitwerkingen. Procedure

Welstandsnota gemeente Zwartewaterland, versie Deelgebied Naoorlogse woonwijken

Welstandsnota. Algemene criteria voor kleine, veel voorkomende bouwwerken

KAVELPASPOORTEN / WATERMOLEN 24 SCHAGEN Watermolen. Zaagmolen

Welstandsnota gemeente Zwartewaterland, versie Deelgebied Oude kern Genemuiden

Objectcriteria welstandsnota 2 e wijziging

Welstandsnota gemeente Zwartewaterland, versie2016

AI13168 beeldkwaliteitsplan erve Wink te ansen

Deelgebied 5, bruggen Apeldoorns Kanaal. 1. Beschrijving bestaande situatie

WELSTANDSNOTA GEMEENTE DEVENTER welstands - en reclamebeleid - 1 oktober Welstandsnota gemeente Deventer - 10 mei

DE SNELTOETS- CRITERIA 3. DAGLICHT- VOORZIENINGEN IN EEN DAK

Loketcriteria welstandsnota gemeente De Ronde Venen, december 2012

Beeldkwaliteitsplan Baflo Oosterhuisen, 2e fase juni 2009

Welstand. of welstandsvrij in de gemeente Gorinchem?

reclamebeleid Hellendoorn

7. SNELTOETSCRITERIA VOOR VEEL VOORKOMENDE KLEINE BOUWPLANNEN

Scenario's welstandsbeleid Hollands Kroon 25 april Portefeuillehouder L. Franken 17

De Tuinen II. Beeldkwaliteitsplan juni 2010

Overzicht aanpassingen bestemmingsplan Twekkelerveld 2005, Olieslagweg 1.

Beeldkwaliteitsplan Kapelkesstraat 70-70a te Eijsden

DAKKAPELLEN. k4-1. Ontwerpwelstandsparagraaf kleine plannen

B E E L D K WA L I T E I T P L A N H A R I N X M A L A N D S N E E K N O O R D E L I J K VA N FA F S E 1 E

Uitvoeringsbeleid voor dakkapellen en dakopbouwen Rijssen-Holten 2017

WELSTANDSZORG NOORD-BRABANT

Bijlage bij evaluatie van de Welstandsnota Hoogeveen Aanpassingen gebiedskenmerken deelgebieden - aangepaste deelgebieden 7, 9, 11, 22, 35

1. Stuwwallandschap tussen Oldemarkt en De Eese

Transcriptie:

INHOUD 1. Inleiding 5 1.1 Waarvoor dient de welstandsnota? 5 1.2 Hoe verhoudt deze nota zich tot ander beleid? 5 1.3 Wanneer is welstandstoetsing noodzakelijk? 5 1.4 Hoe vindt de welstandstoetsing plaats? 6 1.5 Welke criteria zijn in de nota opgenomen? 6 1.6 Kan worden afgeweken van de welstandscriteria? 7 1.7 Wanneer kunnen B&W afwijken van het advies van de welstandscommissie? 7 1.8 Wat gebeurt er als achteraf blijkt dat een bouwplan afwijkt van zijn omgeving? 7 1.9 Waaruit bestaat een vergunningaanvraag? 8 1.10 Hoe is deze nota opgebouwd? 8 2. Criteria voor kleine bouwplannen 9 2.1 Wanneer worden deze criteria toegepast? 9 2.2 Wat zijn de veel voorkomende kleine bouwplannen? 9 2.3 Hoe zijn de criteria opgebouwd? 9 5. Monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten 57 5.1 Aanvulling Wabo 57 6. Algemene welstandscriteria 59 6.1 Waarom algemene welstandscriteria? 59 7. Welstandscriteria bij grotere (her)ontwikkelingsprojecten 63 7.1 Toelichting 63 7.2 Procedure 63 8. Excessenregeling 65 8.1 Wat is de excessenregeling? 65 8.2 Wat zijn excessen? 65 Bijlage 1 - Welstandsbeleidskaart 67 Bijlage 2 - Begrippenlijst 81 3. Gebiedsgerichte welstandscriteria 25 3.1 Toelichting 25 3.2 Gebiedsindeling 25 3.3 Beoordelingskader 25 4. Objectgerichte criteria 47 4.1 Toelichting 47 4.2 Objectindeling 47 4.3 Beoordelingskader 47 3

INLEIDING 1.1 Waarvoor dient de welstandsnota? Het welstandsbeleid van Menameradiel is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving dient te behartigen. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen met de openbare ruimte de dagelijkse leefomgeving van de mensen in Menameradiel. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Een aantrekkelijke, goed verzorgde omgeving verhoogt bovendien de waarde van het onroerend goed en versterkt het vestigingsklimaat. Het doel van het welstandstoezicht is om, in alle openheid, een bijdrage te leveren aan de belevingswaarde van de gemeente Menameradiel. Uitgangspunt daarbij is dat met het opstellen van welstandsbeleid de gemeente een helder, controleerbaar en klantgericht welstandstoezicht levert. Burgers, ondernemers en ontwerpers worden in een vroeg stadium geïnformeerd over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen. 1.2 Hoe verhoudt deze nota zich tot ander beleid? Welstandsbeleid is eigenlijk de finishing touch van het ruimtelijk beleid: het ligt in het verlengde van bestemmingsplannen en andere ruimtelijke beleidsstukken. Bestemmingsplan Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken. Bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan geeft, kunnen niet door welstandscriteria (of een beeldkwaliteitsplan) worden tenietgedaan. De architectonische vormgeving wordt exclusief door de welstandsnota geregeld. Het welstandsadvies kan zich richten op de gekozen invulling binnen de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. In een situatie waarin een bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, kan toch een negatief welstandsadvies worden gegeven als de gekozen architectonische oplossing te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het betreffende gebied. Uiteraard moet in zo n geval de welstandsnota daartoe de argumentatie leveren. Beeldkwaliteitsplan Voor nieuw te ontwikkelen gebieden of gebieden die ingrijpend worden veranderd, zijn of worden beeldkwaliteitsplannen opgesteld. Deze hebben hetzelfde doel als de welstandsnota en vormen ook een toetsingskader voor welstand. Wanneer een (her)ontwikkeling is gerealiseerd, vervalt het beeldkwaliteitsplan en wordt de welstandsnota het toetsingskader. De gemeente bepaalt het moment waarop dit plaatsvindt. Beeldkwaliteitsplannen maken vanaf het moment van vaststelling door de gemeenteraad, tot het moment dat deze komt te vervallen, onderdeel uit van de welstandsnota. Beschermde dorpgezichten en monumenten De historische dorpskernen van Marsum en Dronryp zijn beschermde dorpsgezichten. De gemeente Menameradiel heeft 118 rijksmonumenten (peildatum 15-11- 2011, informatie RCE). Op grond de monumentenverordening is de adviserende taak van de gemeentelijke monumentencommissies in de gemeente ondergebracht bij het Steunpunt Monumentenzorg Fryslân. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Op 1 oktober 2010 zijn de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) in werking getreden. Met deze wet heeft de wetgever de mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen vergroot. De Wabo en het Bor geven aan welke bouwplannen (en welke andere activiteiten) vergunningplichtig zijn en vormen daarmee de basis voor de welstandstoetsing (zie paragraaf 1.3). Alleen vergunningplichtige bouwwerken kunnen vooraf op welstand worden getoetst. 1.3 Wanneer is welstandstoetsing noodzakelijk? De noodzaak van welstandstoetsing is afhankelijk van het type bouwwerk. Er worden vijf typen bouwplannen onderscheiden. 5

Vergunningvrije bouwwerken (artikel 2, bijlage II van het Bor) De eerste categorie bouwplannen zijn de kleinschalige ingrepen in het achtererfgebied. Het plaatsen van dakramen, zonnepanelen en dergelijke. In alle gevallen zijn er op grond van het Bor voorwaarden aan verbonden, met name over de omvang! Het bestemmingsplan vormt voor deze categorie bouwwerken geen toetsingskader. Er gelden geen welstandscriteria en er is geen welstandstoetsing. De enige uitzondering betreft erf- of perceelsafscheidingen achter de voorgevellijn voorzover ze binnen een zone van 1 meter ten opzichte van het openbaar gebied staan. Vergunningvrije bouwwerken onder voorwaarden (artikel 3, bijlage II van het Bor) Onder deze categorie vallen de bouwplannen die vergunningvrij zijn als ze voldoen aan de voorwaarden uit artikel 3, bijlage II van het Bor en passen binnen de regels van het geldende bestemmingsplan (of andere planologische regeling). Dergelijke bouwplannen moeten voldoen aan de redelijke eisen van welstand. De gemeente toetst echter niet vooraf op welstand (met uitzondering van dakkapellen in het voordakvlak). Op verzoek kan het plan wel worden getoetst. Er zijn namelijk wel criteria voor kleine bouwplannen opgesteld (zie hoofdstuk 2). Als een bouwwerk wordt gerealiseerd dat niet voldoet aan de welstandscriteria, kan de gemeente handhavend optreden (zie paragraaf 1.8)! Vergunningplichtige bouwwerken Is het plan niet vergunningvrij, dan is er sprake van een regulier bouwplan en moet er een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk worden aangevraagd. Dergelijke plannen worden door de gemeente aan verschillende beleidsdocumenten en wet- en regelgeving getoetst, waaronder het bestemmingsplan (zie paragraaf 1.2). Een vergunningplichtig bouwplan wordt vooraf op welstand getoetst (mits deze niet in een welstandsvrij gebied is gesitueerd, zie hoofdstuk 3). Monumenten Voor het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van beschermde monumenten, of voor het zodanig herstellen of (laten) gebruiken van het monument waardoor het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht, zijn de spelregels voor vergunningvrij bouwen per 1 januari 2012 verruimd. Dit vraagt specifieke aandacht en hierop wordt nader ingegaan in hoofdstuk 5. 6 Beschermd stads- of dorpsgezicht In een vanuit rijkswege beschermd stads- of dorpsgezicht zijn de regels voor vergunningvrij bouwen eveneens verruimd. Ook dit wordt in hoofdstuk 5 verder uitgewerkt. 1.4 Hoe vindt de welstandstoetsing plaats? Burgemeester en wethouders hebben de advisering betreffende de bouwplannen opgedragen aan de welstandscommissie van Hûs en Hiem. Dit betekent dat een onafhankelijke commissie de bouwplannen beoordeelt aan de hand van de redelijke eisen van welstand. De in deze nota geformuleerde welstandscriteria vormen daarvoor het toetsingskader. In geval een bouwplan betrekking heeft op een rijksmonument wordt het plan tevens voorgelegd aan het Steunpunt Monumentenzorg. De vergaderingen van de Welstandscommissie zijn openbaar. Bij de bespreking van een bouwplan zijn de betrokkenen in de gelegenheid hun standpunt naar voren te brengen. Nadat de standpunten over het bouwplan zijn geïnventariseerd en toegelicht stelt de welstandscommissie het advies vast. De welstandscommissie komt niet altijd tijdens de vergadering tot een advies. Het kan voorkomen dat de commissie het noodzakelijk acht om eerst ter plaatse te gaan kijken, alvorens een advies wordt uitgebracht. Ook kan het voorkomen dat de meningen binnen de commissie zijn verdeeld. In dat geval wordt het plan beoordeeld door een uitgebreide welstandscommissie. Ook deze bijeenkomsten zijn openbaar. 1.5 Welke criteria zijn in de nota opgenomen? De welstandsnota maakt onderscheid in vier soorten criteria. De criteria voor kleine bouwplannen, de gebiedscriteria, de objectgerichte criteria en de algemene criteria. Tevens zijn spelregels opgenomen voor monumenten en bescherde dorpsgezichten. Criteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen Deze criteria zijn opgesteld voor veel voorkomende kleine bouwplannen. Ze zijn van belang voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, kozijn- en gevelwijzigingen, dakkapellen, dakopbouwen, (schotel)antennes en reclame-uitingen. Deze criteria zijn zo concreet mogelijk geformuleerd en zijn voor het gehele gemeentelijke grondgebied gelijk (zie hoofdstuk 2).

Gebiedscriteria voor reguliere bouwplannen De gebiedscriteria (zie hoofdstuk 3) gelden voor alle reguliere bouwplannen en zijn verschillend per gebied. Het hele gemeentelijke grondgebied is ingedeeld in welstandsgebieden. Een welstandsgebied vertoont samenhang in de verschijningsvorm van de bebouwing, in de stedenbouwkundige opzet of in het type landschap. De gebiedscriteria dagen de planindieners uit zich bij het ontwerpen te laten inspireren door de beschreven kenmerken van de omgeving. Objectgerichte criteria voor specifieke bouwwerken De objectgerichte criteria gelden voor de bouwwerken die bijzonder specifiek en/of beeldbepalend zijn voor de gemeente Menameradiel en zijn aanvullend op de gebiedsgerichte criteria (zie hoofdstuk 4). Spelregels voor monumenten en beschermde dorpsgezichten Voor monumenten en beschermde dorpsgezichten zijn de spelregels voor vergunningvrij bouwen verruimd. In hoofdstuk 5 worden deze spelregels genoemd en voorzien van voorbeelden. 1.6 Kan worden afgeweken van de welstandscriteria? De gemeente ziet graag dat de welstandsnota/-criteria worden gebruikt als middel om na te denken over de schoonheid van het bouwwerk in zijn omgeving. Het kan dan voorkomen dat de welstandscriteria in de hoofdstukken 2 t/m 4 ontoereikend of te beperkend zijn. Burgemeester en wethouders kunnen dan na schriftelijk en gemotiveerd advies van de welstandscommissie, afwijken van deze criteria. Het niveau van redelijke eisen van welstand ligt in deze gevallen hoog. Het is immers redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt of indien er veel waarde aan de omgeving wordt gehecht. Dit wordt aangeduid als de hardheidsclausule. 1.7 Wanneer kunnen B&W afwijken van het advies van de welstandscommissie? Burgemeester en wethouders volgen in hun oordeel in principe het advies van de welstandscommissie. Uitzonderingen kunnen zijn: Algemene criteria voor bijzondere plannen en situaties Het kan voorkomen dat de criteria in de hoofdstukken 2 t/m 4 ontoereikend of te beperkend zijn. Het kan gebeuren dat een plan wel voldoet aan redelijke eisen van welstand, maar niet aan de beschreven criteria. De welstandscommissie kan dan gebruik maken van de zogenaamde hardheidsclausule (zie paragraaf 1.6). In dat geval motiveert zij op basis van algemene criteria (hoofdstuk 6) dat een plan voldoet en uitstijgt boven de vastgestelde criteria. Daarmee kan een bouwplan geheel op zichzelf, op het eigen architectonische vakmanschap worden beoordeeld. De algemene welstandscriteria kunnen niet te pas en te onpas worden gebruikt. Ze zijn voor de onverwachte, experimentele of opvallende bouwwerken met een overtuigende vormgeving die een positieve bijdrage levert aan de omgeving. Begrippenlijst Er zijn in deze nota zoveel mogelijk concrete criteria gehanteerd, zodat er geen twijfel over bestaat wat wordt bedoeld. Middels een begrippenlijst achter in deze nota worden de termen gedefinieerd. - afwijken op inhoudelijke grond. Burgemeester en wethouders kunnen op inhoudelijke grond afwijken van het advies van de welstandscommissie indien zij hierover ernstige twijfels hebben en op basis van een second-opinion van een andere welstandscommissie tot een ander standpunt komen; - afwijken om andere redenen. Burgemeester en wethouders hebben volgens artikel 44 lid 1d Ww de mogelijkheid om bij strijd van een bouwplan met de redelijke eisen van welstand, toch de omgevingsvergunning te verlenen indien zij van oordeel zijn dat daarvoor andere zwaarwegende redenen gelden, bijvoorbeeld van economische en/of maatschappelijke aard. 1.8 Wat gebeurt er als achteraf blijkt dat een bouwplan afwijkt van zijn omgeving? Achteraf kunnen gebouwen die in extreme mate afwijken van de normale gang van zaken (excessen) worden onderworpen aan een beoordeling. Het moet dan gaan om bouwwerken waarvan de negatieve invloed op de omgeving breed wordt gedragen. De excessenregeling (hoofdstuk 8) voorziet dan achteraf in het ongedaan maken of herstellen van de schadelijke gevolgen van het betreffende bouwwerk. Burgemeester en wethouders kunnen de eigenaar aanschrijven en het bouwwerk laten verwijderen of aanpassen. 7

Om te voorkomen dat men achteraf wordt geconfronteerd met de excessenregeling, kan de eigenaar van het te bouwen vergunningvrije bouwwerk toch laten toetsen door welstand, de vrijwillige welstandstoets. 1.9 Waaruit bestaat een vergunningaanvraag? De aanvraag voor een vergunning dient vergezeld te gaan van ondersteunend materiaal, dat in woord en beeld voldoende inzicht geeft in de voorgenomen bouwwerkzaamheden. Om welk materiaal het gaat, is vastgelegd in een Ministeriële regeling omgevingsrecht. Wanneer een bouwplan in het kader van het zogenaamde vooroverleg wordt aangeboden ter advisering, dienen daarbij door de planindiener de gegevens te worden aangeleverd zoals die op de gemeentelijke checklist indieningsvereisten bij vooroverleg zijn vermeld. 1.10 Hoe is deze nota opgebouwd? De nota bestaat uit acht hoofdstukken. In de navolgende hoofdstukken wordt het welstandsbeleid van de gemeente vertaald naar criteria. Hoofdstuk 2 bevat de criteria voor kleine bouwplannen. In hoofdstuk 3 komen per welstandsgebied de gebiedscriteria aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de objectgerichte criteria. Hoofdstuk 5 geeft een verfijning voor de situatie bij monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten. In hoofdstuk 6 zijn de algemene welstandscriteria opgenomen. Het volgende hoofdstuk gaat in op (her)ontwikkelingsprojecten en beeldkwaliteitsplannen. Hoofdstuk 8 omvat de excessenregeling. 8

CRITERIA VOOR KLEINE BOUWPLANNEN 2.1 Wanneer worden deze criteria toegepast? De gemeente heeft voor veel voorkomende kleine bouwplannen heldere en meetbare eisen opgesteld. Deze eisen zijn dusdanig concreet, dat er geen misverstand over kan bestaan hoe er moet worden gebouwd om aan deze welstandseisen te voldoen. Hiermee kan de afhandeling van deze bouwplannen eenvoudig verlopen. Bij een vergunningvrij bouwwerk vindt (vooraf) geen welstandstoetsing plaats. Een vergunningvrij bouwwerk moet echter wel voldoen aan redelijke eisen van welstand. Als een bouwwerk hieraan niet voldoet, kan de gemeente van mening zijn dat er sprake is van een extreem afwijkend gebouw dat kan worden aangeduid als een exces. De gemeente kan dan op grond van de Woningwet de eigenaar verplichten het bouwwerk aan te passen of te slopen. Om dit soort situaties te voorkomen, is het verstandig om als initiatiefnemer van een vergunningvrij bouwplan de criteria voor kleine bouwplannen vooraf te raadplegen. Voldoet uw bouwwerk daaraan, dan zal er geen sprake zijn van een exces. NB. De hier genoemde criteria gelden niet zondermeer voor monumenten en situaties in beschermde stads- en dorpsgezichten. Hiervoor zijn specifieke spelregels opgesteld (zie ook hoofdstuk 5). 2.2 Wat zijn de veel voorkomende kleine bouwplannen? Voor de hierna opgenoemde veel voorkomende kleine bouwplannen zijn specifieke criteria opgesteld. 1. Aan- of uitbouwen. 2. Bijgebouwen en overkappingen. 3. Kozijn- of gevelwijzigingen. 4. Dakkapellen. 5. Dakopbouwen. 6. Erfafscheidingen. 7. Reclame. 2.3 Hoe zijn de criteria opgebouwd? Bij de criteria wordt onderscheid gemaakt tussen de voor- en achterkant van woningen en andere gebouwen. De voorkant is de voorgevel en de zijgevel, voor zover gelegen aan de weg of ander openbaar toegankelijk gebied. De achterkant is de achtergevel en de zijgevel die niet aan de weg of openbaar toegankelijk gebied grenst. Naar inhoud hebben de criteria, indien van toepassing, betrekking op plaatsing, maatvoering, vormgeving en materiaal- en kleurgebruik. De genoemde veel voorkomende kleine bouwplannen voldoen aan de redelijke eisen van welstand wanneer: - het bouwwerk voldoet aan de door de gemeente vastgestelde criteria voor kleine bouwplannen, of; - het bouwwerk bij vervanging qua plaatsing en vormgeving identiek is aan het oorspronkelijke bouwwerk, mits de vervanging geen gevolg is van repressief welstandstoezicht, of; - het bouwwerk qua plaatsing en vormgeving identiek is aan een in het betreffende bouwblok of straat eerder (afgelopen 3 jaar) als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd exemplaar (bij gelijkvormige kapvorm/woningtype), of; - het bouwwerk qua plaatsing en vormgeving voldoet aan een door een architect vooraf ontworpen en door de gemeente geaccepteerde optionele toevoeging of wijziging voor een woonwijk. Als er voor een klein bouwplan geen criteria zijn opgenomen zal/kan het bouwplan door de welstandscommissie getoetst worden aan redelijke eisen van welstand. De welstandscommissie zal het bouwplan dan beoordelen op basis van de gebiedsgerichte en/of de algemene welstandsaspecten opgenomen in de welstandsnota. 9

Het kan voorkomen dat een bouwwerk in strijd is met de criteria maar wel een waardevolle en/of kwalitatieve toevoeging vormt voor het hoofdgebouw of de omgeving. Daarnaast kan het voorkomen dat juist het hoofdgebouw of de omgeving zich niet leent voor het voorgestelde bouwwerk. Om dit soort situaties te voorkomen is een vangnet gebruikt door het toevoegen van de regel: Deze criteria gelden tenzij er sprake is van een bijzondere situatie en er gerede twijfel mag bestaan aan de toepasselijkheid van de genoemde criteria. Bij het gebruik van dit vangnet dient deugdelijk gemotiveerd te worden waarom er een uitzondering wordt gemaakt op de opgestelde criteria. Deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op art. 4:84 AwB. Tenzij anders is aangegeven, worden de afstanden loodrecht en maten buitenwerks (buitenzijde gebouw) gemeten. 10

1. AAN- OF UITBOUWEN Omschrijving en uitgangspunten Een aan- of uitbouw is een grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw. Het bestemmingsplan treedt bij de omgevingsvergunningplichtige aan- en uitbouwen in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Als aan- en uitbouwen zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, zijn ze voor het straatbeeld zeer bepalend. De voorkeur gaat daarom uit naar een aan- of uitbouw op het achtererf. Om het straatbeeld te respecteren en intact te houden dient er bij de mogelijke toepassing van aan- en uitbouwen op het voorerf een bufferzone aanwezig te zijn tussen gevel en straat. De gemeente streeft in gebieden naar een herhaling van gelijkvormige exemplaren die passen bij het karakter van de straat en de gebouwen. Belangrijk is dat de contour en het silhouet van het oorspronkelijke gebouw of bouwblok zichtbaar blijven en dat de aan- of uitbouw qua uitstraling en volume ondergeschikt is aan het oorspronkelijke gebouw. Ten behoeve van de aanbouw dient de overgang naar/scheiding tussen de naastliggende hoofdbebouwing met aanbouw gelijkvormig en duidelijk aangegeven te worden (bijvoorbeeld door een gemetselde muurdam). Bij hoekaanbouwen dienen de gevels van de achter- en zijaanbouw gelijk te lopen, waardoor een aaneensluitende hoekoplossing ontstaat. Materiaal- en kleurgebruik en dakhelling Uitbouw die in hoogte en breedte goed aansluit overeenkomstig hoofdgebouw. op de goothoogte van het gebouw. Aan- of uitbouwen aan de voorgevel, zoals erkers, en aan- en uitbouwen die contrasteren met het hoofdgebouw zullen altijd aan de welstandscommissie worden voorgelegd. Aanbouw die in kleur en- materiaalgebruik niet goed aansluit. 11

Op het voorerf Ligging - Gebouwd direct aan de oorspronkelijke voorgevel van het hoofdgebouw of een naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde oorspronkelijke zijgevel van het hoofdgebouw, dan wel aan een bijbehorende aan- of uitbouw of bijgebouw. Maatvoering - Aan de oorspronkelijke voorgevel tot maximaal de bovenkant van de borstwering van de eerste verdieping. - Hoogte borstwering overeenkomstig oorspronkelijke borstwering in de gevel waaraan wordt gebouwd. - Het boeiboord heeft geen grotere hoogte dan 0,20 meter, tenzij wordt aangesloten op een bestaande grotere maat. Vormgeving - Vormgegeven in één bouwlaag met een plat dak of een van het hoofdgebouw afgeleide kapvorm (dakhelling gelijk aan dakvlak hoofdgebouw). - Overwegend rechthoekige plattegrond. - Gevelgeleding en detaillering overeenkomstig het hoofdgebouw. - Vormt een eenheid met mogelijk bestaande aan- en uitbouwen Materiaal- en kleurgebruik - Materiaal- en kleurgebruik overeenkomstig het hoofdgebouw. - Aan- of uitbouw bestaat uit minimaal 20% en maximaal 75% openingen/glasvlak. Indien een serre wordt gebouwd, zijn volledig transparante gevels toegestaan. Op het achtererf Ligging - Gebouwd direct aan de oorspronkelijke achter- of zijgevel van het hoofdgebouw, dan wel bijbehorende aan-, uitbouw of bijgebouw. Maatvoering - Hoogte tot maximaal de bovenkant van de borstwering van de eerste verdieping. Vormgeving - Vormgegeven in één bouwlaag met een plat dak of een van het hoofdgebouw afgeleide kapvorm (dakhelling gelijk aan dakvlak hoofdgebouw, met dien verstande dat een serre afgedekt mag zijn met een dak met een dakhelling tot 15 ). - Overwegend rechthoekige plattegrond. - Gevelgeleding en detaillering overeenkomstig het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik - Overeenkomstig het hoofdgebouw of van hout (naturel, vergrijzend of gedekte, donkere kleur). - Aan- of uitbouw bestaat uit minimaal 20% en maximaal 95% openingen/glasvlak. Indien een serre wordt gebouwd, zijn volledig transparante gevels toegestaan. 12

2. BIJGEBOUWEN OF OVERKAPPINGEN Omschrijving en uitgangspunten Een bijgebouw of overkapping is een grondgebonden gebouw van één bouwlaag. Een bijgebouw staat los op het erf van het hoofdgebouw en is meestal bedoeld als schuur, tuinhuis, of garage. De overkapping staat los op het erf of tegen het hoofd- een deur of raampar- gebouw aan en is meestal bedoeld als carport of luifel boven tij. Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooide openbare ruimte, zijn lijnen en maximale afmetingen. Als ze zichtbaar zijn vanuit ze voor het straatbeeld zeer bepalend. De voorkeur gaat daarom uit naar een bij- van de bijgebouwen gebouw of overkapping op het achtererf. De gemeente streeft in principe naar een bescheiden uiterlijk en overkappingen: materialen en kleuren van gevels en dakvlakken afgestemd op die van het hoofdgebouw, eenvoudige kapvorm en geen onnodig grote dakover- en volume onderge- stekken of versieringen. Bijgebouwen moeten qua uitstraling schikt zijn aan het oorspronkelijke hoofdgebouw en afgestemd worden op het ka- kenmerk van een rakter van het hoofdgebouw of de erfinrichting. Een belangrijk overkapping is de transparantie. Overkappingen mogen niet met wanden worden dichtgezet. Bijgebouwen of overkappingen die contrasteren met het hoofdgebouw zullen altijd aan de welstandscommissie worden voorgelegd. 13

Op het voorerf Algemeen - In maat, schaal en verschijningsvorm ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Ligging - Indien aangebouwd, direct aan de oorspronkelijke voorgevel van het hoofdgebouw of een naar de weg of het openbaar groen gekeerde oorspronkelijke zijgevel van het hoofdgebouw, dan wel bijbehorende aan-, uitbouw of bijgebouw. Maatvoering - Boeiboord heeft geen grotere hoogte dan 0,20 meter, tenzij wordt aangesloten op een bestaande grotere maat. Vormgeving - Vormgegeven in één bouwlaag (met een kap). - Overwegend rechthoekige plattegrond. - Overkapping vormt een overdekte ruimte zonder, dan wel met ten hoogste één wand. - Plat dak. - Vormt een eenheid met mogelijk bestaande aan- en uitbouwen. Materiaal- en kleurgebruik - Overeenkomstig het hoofdgebouw. - Indien gevelbekleding hout: naturel, gedekte kleur of passend bij het hoofdgebouw. - Geen golf-, beton- of damwandprofielplaten. - Gevels bijgebouw bestaan uit maximaal 75% openingen/glasvlak. Op het achtererf Algemeen - Plaatsing en maatvoering overeenkomstig de spelregels van het Besluit omgevingsrecht, Bijlage II art 2 en 3 met de volgende aanbevelingen Ligging - Indien aangebouwd, direct aan de oorspronkelijke achter- of zijgevel van het hoofdgebouw, dan wel bijbehorende aan-, uit- of bijgebouw. Maatvoering - Het boeiboord heeft geen grotere hoogte dan 0,20 meter, tenzij wordt aangesloten op een bestaande grotere maat. Vormgeving - Overkapping vormt een overdekte ruimte zonder, dan wel met ten hoogste één wand. - Plat dak of een van het hoofdgebouw afgeleide kapvorm Materiaal- en kleurgebruik - Overeenkomstig het hoofdgebouw of van hout - Geen golf-, beton- of damwandprofielplaten, met dien verstande dat golfplaten wel als dakbedekking zijn toegestaan. - Tradtionele dan wel gedekte kleuren. 14

3. KOZIJN- OF GEVELWIJZIGINGEN Omschrijving en uitgangspunten Van een kozijn- of gevelwijziging is sprake bij het veranderen of verplaatsen van een kozijn, kozijninvulling, luik of gevelpaneel. Omdat de opbouw en indeling van de gevel een belangrijk onderdeel is van de architectonische vormgeving van het gebouw en/of de straatwand moeten ook de kozijn- of gevelwijzigingen zorgvuldig worden ingepast. In principe mag de samenhang en de ritmiek in straatwanden niet worden verstoord door incidentele kozijn- of gevelwijzigingen. Met name een kozijn- of gevelwijziging in de voorgevel of zijgevel als deze gekeerd is naar de weg of het openbaar groen vraagt om een zorgvuldige vormgeving. Een kozijn- of gevelwijziging moet passen bij het karakter van het hoofdgebouw en de karakteristiek van de omgeving. Een naoorlogse woning vraagt bijvoorbeeld om andere vormgeving dan een historisch pand uit de 19de eeuw. Het uitgangspunt van de sneltoetscriteria is dat de oorspronkelijke of originele vormgeving in elk geval niet strijdig is met redelijke eisen van welstand. Belangrijke te handhaven kenmerken daarbij zijn de maatvoering van de negge en profilering van het kozijn en het raamhout. De materialisering en (mate aan) detaillering is voornamelijk afhankelijk van het gebiedsgerichte beoordelingskader. Wijzigingen in de gevel die contrasteren met het hoofdgebouw of de directe omgeving zullen altijd aan de welstandscommissie voorgelegd. 15

In de voorgevel of in de aan het openbaar toegankelijk gebied grenzende zijgevel Plaatsing Toevoeging van gevelopnerningen indien het past in de ritmiek van de bestaande gevel en het straatbeeld Maatvoering - Oorspronkelijke maatvoering van de gevelopeningen volgen. - Profielmaten zijn afgestemd op bestaande kozijnonderdelen. Vormgeving - De bestaande (horizontale of verticale) gevelgeleding blijft gehandhaafd. - Bij vervanging van een (garage)deur door een pui: geen gemetselde borstwering. Materiaal- en kleurgebruik - Overeenkomstig of afgestemd op het hoofdgebouw. - Bij vervanging van houten kozijnen door kunststof kozijnen het oorspronkelijke profiel toepassen. - Geen opvallend en/of contrasterend kleurgebruik. 16

4. DAKKAPELLEN Omschrijving en uitgangspunten Een dakkapel is een ondergeschikte uitbouw in een hellend dakvlak, bedoeld om de lichttoetreding te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. Een dakkapel bestaat uit een verticaal raamkozijn, al of niet voorzien van beweegbare delen, twee driehoekvormige zijwanden (wangen genoemd) en een afdekking. Een dakkapel grenst in principe aan alle zijden aan het hellend dakvlak. Dakkapellen zijn, als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, voor het straatdakkapel aan de achter- beeld zeer bepalend. De voorkeur gaat daarom naar een kant (op het achter- of zijdakvlak als het zijerf of- gevel niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen) Dakkapellen moeten een ondergeschikte toevoeging zijn aan een dakvlak. Het plaatsen van een dakkapel mag dus niet ten koste gaan van de karakteristiek van de kapvorm. Daarom mag een dakkapel nooit domineren in het silhouet van het dak en moet de noklijn van het dak, afhankelijk van straatprofiel, vanaf de weg zichtbaar blijven. Bovendien moet de ruimte tussen dakkapel en goot voldoende zijn. Bij meerdere dakkapellen op één doorgaand dakvlak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Herhaling binnen een blok (van dezelfde architectuur/bouwstijl) kan rust en samenhang brengen. In plaats van een dakkapel kunnen ook dakramen worden aangebracht. Deze zijn minder dominant in het straatbeeld. 17

In het voordakvlak of in het aan het openbaar toegankelijk gebied grenzende zijdakvlak Algemeen - De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. - Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. - Geen dakkapel in dakvlak met dakhelling minder dan 30º. - Indien een bouwblok van meerdere woningen als één geheel ontworpen is, met een samenhangende compositie, wordt altijd advies van de welstandscommissie gevraagd. Ligging en maatvoering - Maximaal 1 dakkapel per woning per dakvlak. - Een dakkapel op een wolfseind is niet toegestaan. - Bij een mansardedak is alleen een dakkapel toegestaan in het gedeelte onder de horizontale knik. - Bij vrijstaande woning in het midden van het dakvlak. - Bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok regelmatige rangschikking op horizontale lijn. De dakkapellen zijn even hoog. - Minimaal 1 meter dakvlak boven en aan weerszijden van de dakkapel (bij hoekkepers in het hart van de dakkapel gemeten). Een gekoppelde dakkapel over twee woningen is toegestaan. - Minimaal 0,5 meter en maximaal 1 meter dakvlak onder de dakkapel. - Bij een dwarskap: afstand tot de voorgevel meer dan 1 meter. - Hoogte van voet dakkapel tot bovenzijde boeiboord/daktrim maximaal 50% van de verticale hoogte van het dakvlak, met een maximum van 1,50 meter; bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok: gelijke hoogte. - Breedte maximaal 30% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 4 meter, gemeten tussen eindgevels of midden woningscheidende bouwmuren (bij hoek- of kilkepers respectievelijk te meten aan boven- of onderzijde dakkapel). Vormgeving - Plat afgedekt. - Bij een mansardedak is de dakkapel plat afgedekt of aangekapt met identieke dakhelling als bovenste dakvlak. - Indeling en profielen van kozijnen afgestemd op die van de gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Geen borstwering toepassen. Materiaal- en kleurgebruik - Gelijk aan hoofdgebouw. - Onder glasvlak(ken) geen dichte panelen of borstwering - 18

In het achterdakvlak of in het niet aan het openbaar gebied grenzende zijdakvlak Algemeen - Plaatsing en maatvoering overeenkomstig de spelregels van het Besluit omgevingsrecht, Bijlage II art 2 en 3 en daarop afwijkend voorzover hierna vermelding volgt. Ligging en maatvoering - Bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok regelmatige rangschikking op horizontale lijn. - Een gekoppelde dakkapel over twee woningen is toegestaan mits gelijktijdig en als één geheel uitgevoerd. Vormgeving - Plat afgedekt. - Bij dakhelling > 45 is aangekaptde dakkapel met dakhelling > 25 toegestaan Materiaal- en kleurgebruik - Overeenkomstig het hoofdgebouw. - Geen dichte panelen of borstwering onder glas(vlakken) - Zijwanden ondoorzichtig. 19

6. ERF- OF PERCEELAFSCHEIDINGEN Omschrijving en uitgangspunten Een erfafscheiding is een bouwwerk, bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf of van de openbare weg. Een erfafscheiding tussen buren moet in de eeraan deze voorwaarde ste plaats door beide kanten worden gewaardeerd. Indien wordt voldaan zal de gemeente zich terughoudend opstellen. Erfafscheidingen aan de openbare weg zijn van grote invloed op de ruimtelijke kwaliteit. De gemeente streeft ernaar een rommelige indruk door een te grote verscheidenheid aan erfafdit een belangrijk punt, scheidingen te voorkomen. Vooral in nieuwbouwwijken is omdat het groen hier de eerste jaren nog niet volgroeid is. Te hoge erfafscheiding. Geen golfplaten toepassen. Erfafscheidingen moeten passen bij het karakter van de omgeving. Het buitengede woongebieden. Erfaf- bied vraagt bijvoorbeeld om andere erfafscheidingen dan scheidingen moeten op een zorgvuldige en professionele manier worden geplaatst en moeten worden gemaakt van duurzame materialen. Een lange, gesloten, slecht onderhouden schutting wekt bij velen het gevoel op van verloedering en sociale onveiligheid. Begroeide hekwerken en beplantingen hebben een open en vriendelijke uitstraling. Goede erfafscheiding houtwerk met - Een goede, overigens vergunningvrije daarboven gaas met een groene erfafscheiding met hagen. wintervaste plant 20

Grenzend aan openbaar toegankelijk gebied Plaatsing Geplaatst op de erfgrens. In of achter de voorgevelrooilijn. Vorm - In één lijn. - Strak vormgegeven. Geen toogvormen. - Vormgeving afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan de hier genoemde criteria voor erf- en perceelafscheidingen. Maatvoering - Hoogte maximaal 2,0 meter. Materiaal- en kleurgebruik - Palen met gaas waar een groene wintervaste plant tegenop kan groeien. - Geen golf-, beton- of damwandprofielplaten, rietmatten of vlechtschermen. - Onderste deel in metselwerk of ander dicht materiaal passend bij de woning, hoogte maximaal 1 meter. Daarboven minimaal voor 90% open (gaas of latwerk) met een groene wintervaste plant. 21

7. RECLAME Omschrijving en uitgangspunten Reclame is een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst. Reclames op borden, lichtreclames en spandoeken of vlaggen vormen een belangrijk en beeldbepalend element van de openbare ruimte. In gebieden met commerciële functies zijn reclames op zijn plaats en verhogen ze de visuele aantrekkingskracht van de omgeving, hoewel daar een kritische grens aan verbonden is. In andere gebieden zijn (bepaalde) reclame-uitingen ongewenst. Voor de reclame-uitingen binnen de bebouwde kom moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Een welstandsbeoordeling maakt deel uit van deze vergunningprocedures. De hierna geformuleerde criteria zijn er op gericht om veelvoorkomende reclameuitingen snel te kunnen beoordelen en eventueel af te handelen. Plannen die niet voldoen aan deze criteria, of indien er sprake is van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan alsnog aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruikmaakt van de notitie zoals die is opgesteld door de Vereniging van Friese Gemeenten en de Provincie. Maar ook kan gebruik gemaakt worden van de gebiedsgerichte en de algemene welstandsaspecten. Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door het rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten of een beschermd stads- of dorpsgezicht. Reclame-uitingen aan de gevel Een reclame-uiting aan de gevel voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan. - Geen reclame voor diensten of producten die niet in het pand plaatsvinden respectievelijk worden verkocht. - Geen reclame aangebracht op bouwlagen met een woonbestemming of bouwlagen met een bedrijfsbestemming zonder publieksfunctie. - Geen reclame-uitingen die het uitzicht op de openbare ruimte of het open landschap ernstig belemmeren. - Maximaal één reclame-uiting per gevel. - Plaatsing loodrecht op, of evenwijdig en vlak aan, de gevel. - Voorgevel: reclame-uiting als zelfstandig element vormgeven, waarbij de maatvoering en detailleringen zijn afgestemd op en harmoniëren met de oorspronkelijke gevel. - Voorgevel: de (nog) aanwezige samenhang en ritmiek in het straatbeeld mag niet door een reclame-uiting worden verstoord. - Reclame-uitingen waar mogelijk integreren in de architectuur en beperken tot het hoogst noodzakelijke. - Geen mechanisch bewegende delen. - Geen lichtcouranten, lichtobjecten of lichtreclame. - Geen daglichtreflecterende reclame. - Geen aangelichte reclame. - Deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor reclame-uitingen in het gebiedsgerichte beoordelingskader. 22

Sneltoetscriteria voor reclame-uitingen los van de gevel Een reclame-uiting los van de gevel voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. - Geen reclame voor diensten of producten die niet in het pand plaatsvinden, respectievelijk worden verkocht. - Geen reclame-uitingen die het uitzicht op de openbare ruimte of het open landschap ernstig belemmeren. - Plaatsing bij de entree van het erf of op een parkeerplaats. - Reclame-uiting als zelfstandig element vormgeven, waarbij de maatvoering en detaillering zijn afgestemd op en harmoniëren met het hoofdgebouw. - Reclame beperken tot het hoogst noodzakelijke. - Geen mechanisch bewegende delen. - Geen lichtcouranten. - Geen daglichtreflecterende reclame. - Maximaal één reclame-uiting per erf. - De reclame-uiting voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor reclameuitingen in het gebiedsgerichte beoordelingskader. 23

GEBIEDSGERICHTE WELSTANDSCRITERIA 3.1 Toelichting Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur van Menameradiel. Deze criteria zijn gebaseerd op de identiteit van Menameradiel en het architectonisch vakmanschap en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie worden aangetroffen. Deze criteria geven aan hoe een bouwwerk zich moet gedragen om in zijn omgeving goed passend te zijn, en welke gewaardeerde karakteristieken uit de omgeving in het ontwerp moeten worden gebruikt. 3.2 Gebiedsindeling Op grond van de ruimtelijke ontwikkeling en veldwaarnemingen is een indeling gemaakt naar ruimtelijk en functioneel samenhangende gebiedsdelen. In Menameradiel zijn 9 typen welstandsgebieden onderscheiden. De welstandsgebieden zijn op de welstandsbeleidskaart weergegeven (zie bijlage 1). Welstandsbeleidskaart De gebieden zijn op de welstandsbeleidskaart aangegeven (zie bijlage 1). In de uitwerking van de gebieden is specifieke achtergrondinformatie gegeven ter onderbouwing van de welstandsambities. De volgende indeling is van kracht: 1. Beschermde dorpsgezichten beschermd. 2. Historische dorpskernen bijzonder. 3. Lintbebouwing regulier. 4. Individuele bebouwing regulier. 5. Projectmatige bebouwing regulier. 6. Bedrijventerreinen regulier. 7. Sportvelden en recreatie regulier. 8. Bijzondere seriematige uitbreidingen bijzonder. 9. Landelijk gebied bijzonder. 3.3 Beoordelingskader Voor elk type gebied is een beoordelingskader opgesteld, waarin steeds de volgende onderdelen aan de orde komen: - een korte beschrijving van het gebiedstype; - een samenvatting van het beleid, de aanvullende beleidsinstrumenten die de gemeente inzet, de te verwachten en/of gewenste ontwikkelingen en de waardering voor het gebied; - de voor het gebied geldende welstandsambitie; - de welstandscriteria. De kenmerkende aspecten van de bebouwing zijn als criteria omschreven, onderverdeeld naar plaatsing, hoofdvorm, aanzichten en opmaak. Plaatsing gaat over de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de weg en hoofdvorm betreft de massa opbouw en de vormgeving van de bouwmassa s. Aanzichten gaat over de indeling van de gevels en opmaak gaat over de detaillering en het kleur- en materiaalgebruik. Per gebied is een algemene beleidsintentie aangegeven. Deze intentie vloeit voort uit het ambitieniveau voor het betreffende gebied. Vervolgens is per criterium aangegeven of het criterium of kenmerk gehandhaafd dient te blijven of dat het gerespecteerd dient te worden of dat het incidenteel veranderbaar is. Handhaven betekent het behouden van hetgeen als kenmerk van een gebied is aangeduid. Andere ontwikkelingen ten aanzien van dat criterium/kenmerk worden niet mogelijk geacht. Respecteren daarentegen biedt meer ruimte voor veranderingen, omdat de criteria gerespecteerd dienen te worden, zonder daarmee nieuwe ontwikkelingen direct op slot te zetten. Respecteren betekent wel dat de hoofdkarakteristiek van een gebied gehandhaafd dient te blijven. Incidenteel veranderbaar betekent dat wijzigingen best mogelijk zijn. Op het criteriumniveau betekent dit dat het criterium niet heilig is, maar dat het een leidraad biedt voor nieuwe ontwikkelingen, terwijl een andere richting ook (incidenteel) goed mogelijk wordt geacht. 25

Niet elk plan wordt even zwaar getoetst door de Welstandscommissie. De zwaarte van de toetsing is afhankelijk van de welstandsambitie. De kwaliteit van een gebied, het gevoerde ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de verwachtte ontwikkelingen zijn hiervoor bepalend. De hierna volgende vier welstandsambities zijn mogelijk. - Beschermd. De aangewezen stads- of dorpsgezichten gezichten worden van groot algemeen belang geacht en worden onder meer beschermd door een bestemmingsplan. De algemene beleidsintentie is vooral gericht op het handhaven en versterken van de bestaande kwaliteiten. - Bijzonder. Het gaat hier om de gebieden waar extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit wenselijk wordt geacht en de gemeente naast het welstandstoezicht ook aanvullende beleidsinstrumenten inzet (of in de nabije toekomst zal doen). In deze gebieden moet het welstandstoezicht een bijdrage leveren aan het versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit. - Regulier. Reguliere gebieden kunnen afwijkingen van de bestaande ruimtelijke structuur en ingrepen in de architectuur van de gebouwen zonder al te veel problemen verdragen. In deze gebieden is het welstandstoezicht gericht op het respecteren van de basiskwaliteit. Incidentele veranderingen zijn over het algemeen goed mogelijk. - Welstandsvrij. Voor deze gebieden en objecten wordt welstandstoezicht niet van toepassing verklaard. 26

1. BESCHERMDE DORPSGEZICHTEN Gebiedsbeschrijving De dorpen Marsum en Dronryp hebben een door het Rijk aangewezen beschermd dorpsgezicht. Marsum Het beschermde dorpsgezicht van Marsum is in ruimtelijk opzicht in drie deelgebieden onder te verdelen. Het betreft de oude dorpskern, het Popta-slot (Heringastate) en het open gebied rond het Popta-slot. De oude dorpskern van Marsum en het Popta-slot liggen op de oorspronkelijke terp van het dorp. Opvallend is het grote verschil in bebouwingsdichtheid tussen beide helften van de terp. De oude dorpskern van Marsum bestaat uit nauwe straatjes en kent een hoge mate van verdichting in de bebouwing. Het gebied heeft hierdoor een bijzondere eigen sfeer. De bebouwing bestaat overwegend uit één laag met een kap evenwijdig aan de straat. Aan de rand van de dorpskern is de kerk gesitueerd. Het Popta-slot op het zuidelijke deel van de terp is rond 1500 gebouwd en bepaalt sindsdien de ruimtelijke structuur van dit deel van het dorp. Deze monumentale state met zijn karakteristieke tuin vormt een markante plek in de omgeving. Het open gebied rondom het Popta-slot behoort tevens tot het beschermd dorpsgezicht. In dit gebiedje bevinden zich slechts enkele woonhuizen en boerderijen. Het open gebied waarborgt bovenal het vrije zicht op het Popta-slot. Dronryp De historische kern van Dronryp wordt bepaald door de op een terp gelegen Hervormde kerk in het noorden en de voormalige trekvaart Franeker-Leeuwarden in het zuiden. Van oudsher werden deze gedeelten verbonden met de noord-zuid verlopende wegverbinding Bitgum-Winsum (de Hearewei), die nu de scheiding vormt tussen het oude dorp en de nieuwe oostelijke uitbreidingen. De historische kernen waren in het Tsjerkebuorren (Kerkbuurt) en in het zuiden Brêgebuorren (buurt bij de brug over de trekvaart). In het gebied Brêgebuorren is de invloed van de trekvaart, die inmiddels deels gedempt is, nog goed zichtbaar. Het weidse profiel herinnert nog duidelijk aan de trekvaart. De bebouwing is duidelijk georiënteerd op de gedempte trekvaart. Het kruispunt met de Hearewei heeft royalere bebouwing die dit markante punt extra accentueert. De bebouwing aan de Hearewei is georiënteerd op de straat en de verdichting is redelijk hoog. De bebouwing is over het algemeen individueel en vrijstaand. Het gebied Tsjerkebuorren dankt zijn naam aan de prominente aanwezigheid van de kerk op de terp. De bebouwing in de historische kern van Dronryp is overwegend één tot twee lagen met een kap evenwijdig aan de straat. De mate van verdichting is redelijk hoog en de bebouwing is over het algemeen individueel en vrijstaand. Beleid, waardebepaling en ontwikkeling Het beleid is voornamelijk gericht op behoud en versterking van de historische kwaliteiten. Het gebied is aangewezen als Beschermd dorpsgezicht. Daartoe is een op bescherming gericht bestemmingsplan opgesteld. Het beleid is gericht op het behoud en waar mogelijk de versterking van de bestaande cultuurhistorisch waardevolle kenmerken. Nieuwe initiatieven dienen binnen de marges van de cultuurhistorische waarden tot ontwikkeling te komen. Welstandsambitieniveau Het gebied krijgt de welstandsbenadering van een beschermd stads- of dorpsgezicht. De algemene beleidsintentie zal hier vooral gericht zijn op het handhaven en versterken van de bestaande kwaliteiten. 28

1. BESCHERMDE DORPSGEZICHTEN Foto s Gebiedskenmerken en criteria Algemene gebiedsintentie: Hh Re Iv Plaatsing Hoofdgebouwen staan overwegend in de historisch gegroeide rooilijn en in een historisch gegroeide parcellering. Gesloten tot open bebouwingswanden, afgestemd op het bestaande. Gebouwen staan overwegend haaks op of evenwijdig aan de weg; de gebouwen zijn met de voorgevel georiënteerd op de openbare ruimte. Bijzondere functies nemen een opvallende en dominante plaats in. Aan- en uitbouwen, alsmede bijgebouwen liggen achter het hoofdgebouw, dan wel achter de voorgevel van het hoofdgebouw. Kleinschaligheid en verdichting in de kern van Marsum Hoofdvorm Eén tot twee en incidenteel drie (of meer) bouwlagen met een duidelijke kap, afgestemd op het bestaande en afhankelijk van de mogelijkheden in het bestemmingsplan; bijzondere functies kunnen hiervan afwijken. De massa-opbouw is overwegend enkelvoudig, met een duidelijke verwantschap tussen de hoofdgebouwen, maar met kleine maatverschillen (zoals verschil in goot- en nokhoogte). De gebouwen zijn kantig opgezet en refereren aan of reageren op de (ambachtelijke) traditionele architectuur. Aan- en uitbouwen, alsmede bijgebouwen zijn ondergeschikt en in een afgeleide architectuur of kennen een bijzondere vormgeving. Het brede profiel van de Brêgebuorren in Dronryp Aanzichten Er is sprake van een duidelijke gerichtheid op de openbare ruimte. Duidelijk evenwicht tussen verticaal gerichte gevelopeningen en horizontale accenten (zoals plinten en daklijsten e.d.). Traditionele hoofdopzet, waarbij winkelpuien een moderne uitstraling mogen hebben, mits de hoeken massa behouden en daardoor de verdieping verbinden met de grond. Differentiatie in detaillering per bouwwerk, gerelateerd aan de historische ontwikkeling. Bijzondere rijenbebouwing in Dronryp Opmaak Gevels hebben een stenig karakter; daken zijn voorzien van (gebakken) pannen of riet. Bij verbouw dient een zorgvuldige afstemming op het bestaande plaats te vinden. Traditionele kleurstellingen overheersen (afgestemd op het bestaande). Zorgvuldige en soms fijne (ambachtelijk traditionele) details. Bijgebouwen zijn ondergeschikt Overige Voor boerderijen wordt verwezen naar de objectgerichte criteria. Hh = handhaven/herstel en restauratie, Re = respecteren en interpreteren, Iv = Incidenteel veranderbaar 29

2. HISTORISCHE DORPSKERNEN Gebiedsbeschrijving De meeste dorpen in de gemeente Menameradiel kennen een duidelijk te onderscheiden dorpskern. De dorpen zijn veelal als terpdorp ontstaan, waarbij een aantal dorpen zich sterk als lintdorp verder ontwikkeld heeft. Beleid, waardebepaling en ontwikkeling Het beleid is erop gericht om het bestaande historische karakter te behouden. Voor deze gebieden wordt extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit wenselijk geacht. Een deel van deze extra aandacht is verwerkt in het welstandstoezicht. De kleinere dorpjes Deinum, Boksum, Blessum, Wier, Slappeterp en Skingen hebben een ruimtelijke structuur die in hoge mate bepaald wordt door de aanwezige terp. Doordat deze dorpen weinig groei hebben gekend is de oorspronkelijke structuur van deze dorpjes nog redelijk herkenbaar. De bebouwing bestaat veelal uit woonhuizen en boerderijen en kent in sommige gevallen een hoge mate van versnippering in de ligging en plaatsing. De gebouwen zijn vrijstaand met een sterk individueel karakter en overwegend niet hoger dan één laag met een kap. Welstandsambitieniveau De welstandsambitie voor deze gebieden is gericht op het behoud en waar mogelijk het versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit. De klemtoon ligt op het handhaven en respecteren. Aan deze gebieden is dan ook een bijzonder ambitieniveau toegekend. De grotere dorpen Menaam, Berltsum, Dronryp en Bitgum hebben zich hoofdzakelijk als lintdorp ontwikkeld, waarbij de oorspronkelijke terp nog goed herkenbaar is. Op de terp neemt de kerk daarbij een prominente plaats in. Berltsum is met zijn sterk verdichte lint binnen de gemeente Menameradiel het meest duidelijke voorbeeld van de genoemde ontwikkeling. De linten kennen een redelijke tot hoge mate van verdichting. De bebouwing is overwegend één laag met een kap en redelijke kleinschalig. De gebouwen staan in een duidelijke historisch gegroeide rooilijn. Voor de cultuurhistorisch waardevolle boerderijen zijn objectgerichte welstandscriteria geformuleerd. Voor de beschrijving van deze boerderijen en de daarbij behorende welstandscriteria wordt naar de objectgerichte criteria verwezen. 30