ALLES MET DE HAND Inleiding Instelling van de afstand

Vergelijkbare documenten
42 ste jaargang. Verantwoordelijke uitgever: Louis Stroobants, Celestijnenlaan 47/bus Heverlee

Fotografie: van opname tot archivering deel 1. Bruno Vandermeulen

Welkom op deze Fotocursus

Fotografie Pro 1 SCHERPTEDIEPTE

Witbalans. Waarom zou je je bezighouden met WB?

Grote voordelen van het fotograferen in RAW

Productfotografie in je eigen thuisstudio

Basisbegrippen in de fotografie

Licht meten en lichtmeters

Het doel. is om een eerste inzicht te geven in de basis van de digitale fotografie.

Photo Hobby Club Werken met de witbalans

Peter Suijker Workshop flitsen, reflectieschermen en witbalans

Fotografie Basiskennis! 13 september 2005 Door Augustijn Buelens & Jeff Ceuppens

Bronvermelding:

FOTOGRAFIE

OPDRACHTKAART. Thema: AV-technieken. Fotografie 2. De fotocamera AV Voorkennis: Geen

Personen bij weinig licht

Hobby Film Ternat. Belichten! Freddy Borms 28 mei F. Borms

SCHERPTEDIEPTE EN EXPOAPERTURE 2

Belichting. Bepaal je ISO-waarde altijd nadat je de diafragma en sluitertijd hebt bepaald.

Extra Thema: Manueel fotograferen De M-stand

Handleiding Optiekset met bank

Bij de meeste camera s is de keuze van de belichtingsregelingen met een zogenaamd programmakeuzewiel

Extra Thema: Voedingsfotografie

Scherp stellen. Functies van de videocamera. Onscherp. Scherpstellen

High Key>>>>>>><<<<<<<<Low key

Tips voor avondfotografie

HDR- FOTOGRAFIE. Inleiding. Het digitale beeld - Bijlage

Witbalans. Inleiding. Kleurtemperatuur

Nachtfotografie. de nacht geeft haar geheimen prijs. G. van Koppen

Fotograferen op P, Av, Tv of M? Welke stand wanneer?

BASIS FOTOGRAFIE BASISBEGRIPPEN

Instellingen. Afbeelding 3.1 Boven op een spiegelreflexcamera. draaiknop waarmee de M-stand kan worden ingesteld.

Fotograferen in de Berry

Alles wat je moet weten over de witbalans

Welkom op de avond Basistechniek camera. Gerrit Valkenwoud

Goed gebruikt is dergelijke lichtmeting een goede indicatie. Is meestal erg ingewikkeld in gebruik.

Licht op locatie. Inleiding:

Les 5. Histogram & Flitsen. Basiscursus Digitale Fotografie

Uitgebreid naslagwerk bij. Fotografie Workshop. door. Boukje Canaan

Digitale fotografie onder water

Kleurtemperatuur en aanpassing door middel van Filters

FOTOGRAFIE Opdrachten - Erik Boot Update

Leerdoelen. Techniek van de flitser en camera onder de knie krijgen met als doel betere flitsfoto s

Algemene Camera techniek

Scherptediepte. Inleiding

BELICHTING(SDRIEHOEK)

Een machtige communicatietool

Basiscursus cactusfotografie (zonder extra flitslicht):

fotografie Aquarium Er E n r ö ö Dob Do ro r n o yi

In veel kerkdiensten kan er met behulp van in de kerk geplaatste camera s live worden uitgezonden en/of terug bekeken op internet.

ISO. Diafragma. Sluitertijd. Scherptediepte

Licht Belichting Lichtmeting

HET DIAFRAGMA. Voor iedereen die er geen gat meer in ziet. Algemeen

Cursus Fotografie Les 2. Nu aan de slag

Witbalans Camera RAW Photoshop

Handleiding Pentax SFXn

Creatief met tegenlicht fotograferen

HANDMATIG FOTOGRAFEREN

Welkom bij Foto van Beloois. Uitgangspunten. Werkwijze lessen van 2 uur. Oefeningen na elke les

Macrofotografie Wanneer is Macro Macro? Hulpmiddelen: Opdracht: Onderwerp Tip

FOTOGRAFIE

Het fotograferen van een zonsondergang of. een foto maken met.

Onderstaande werkwijze geldt zeker voor mensen die een spiegelreflex camera hebben maar is ook van toepassing op de meeste compact camera s.

Diafragma - sluitertijd - ISO-waarde

Proefbeschrijving optiekset met bank

Architectuurfotografie. Tips

Demonstratie objectfotografie. Charles Strijd

FOTOGRAFIE Opdrachten - Erik Boot Opdracht - Digitale fotografie Flitsen les 1

Diafragma, hoe werkt het

Het belangrijkste aspect in de portretfotografie is "LICHT". En... om tot een goed resultaat te komen, gaan we dit licht ook gebruiken.

Belichting corrigeren

FOTOGRAFIE BASIS. Jelmer de Haas

Scherptediepte. Scherpte diepte wordt dikwijls weergegeven als 'DOF' (DepthOf Field)

Over witbalans en grijskaarten

Het gebruik van filters bij landschapsfotografie. Myriam Vos

Macro fotografie De eerste is de scherpstelafstand van de lens De tweede belangrijke waarde is de reproductiefactor

Hoe dan ook is het goed ook de handmatige belichtingsinstellingen van uw camera te leren kennen.

Flitsfotografie. begrippen. Basis

Gebruik hyperfocale afstand

Reader 37. Workshop Fotografie. September 2007 Mediatheek Moller Tilburg

LOREO MACRO 3D LENS. Tips voor het gebruik

Extra oefenopgaven licht (1) uitwerkingen

Fotografie tips voor betere landschapsfoto's

Portretfotografie Dieptescherpte

donderdag 17 februari 2005 Analoog vs Digitaal 1

Ruud Gort

7 tips voor het fotograferen in een donkere kerk

Belichtingsregelingen: Introductie

Les 5. Histogram + High/Low Key + Flitsen. Basiscursus Digitale Fotografie

Een verzameling voorbeeldfoto s

NACHTFOTOGRAFIE, EEN INTRODUCTIE.

Opdrachten. Druk dit document af en maak hierop aantekeningen tijdens uw fotosessies

7 supertips over SCHERPTE & DIEPTE. voor natuurfoto s met een WOW-factor. Fotograferen in de natuur.nl. Toine Westen

Welkom workshop Portretfotografie

INVULFLITS. Niet zo geslaagd hé!

Samenvatting door een scholier 1922 woorden 10 februari keer beoordeeld. Natuurkunde

Fotografie in de wondzorg KRIS GARROY KAREL DE GROTE HOGESCHOOL

Transcriptie:

ALLES MET DE HAND Inleiding Meestal zetten we onze camera op automatisch wanneer we gaan filmen. In vele gevallen geeft dat een vrij goede opname maar in extreme gevallen, of wanneer we een speciaal effect willen bereiken, komen we er daar niet mee. Vandaar dat het belangrijk is om te weten hoe en waarom we onze camera manueel moeten instellen. Dit doen we meestal (om niet te zeggen altijd) door de camera automatisch de instelling te laten bepalen en deze dan te blokkeren zodat, wanneer er iets verandert, de camera zich niet aanpast. Om te weten wat we moeten doen is een beetje theoretische uitleg niet overbodig. We gaan het hierbij dan hebben over : - instelling van de afstand, en daarmee gepaard gaand het begrip scherptediepte of soms ook nog dieptescherpte genoemd. Volgens het Groene Boekje zijn beide juist, maar Van Dale vermeldt alleen scherptediepte. - lichtmeting - witbalans Instelling van de afstand Wanneer de camera op automatisch staat zal deze zelf het onderwerp kiezen waarop scherp gesteld wordt en dat is niet altijd dat wat wij wensen. Zo zal dan misschien ons hoofdonderwerp niet scherp worden weergegeven. We gaan dan als volgt te werk : - richt de camera op het hoofdonderwerp - laat de camera zich daar op instellen of bepaal zelf de plaats waarop de camera zich moet instellen (bv. door het hoofdonderwerp aan te tikken op het beeldscherm of door aan de afstandsintellingsring te draaien) - blokkeer deze stand Beter is echter, maar dit kan alleen bij camera s waarbij de automaat kan uitgeschakeld worden, aan de instellingsring van het objectief te draaien zodat het onderwerp scherp in de zoeker te zien is (selectieve scherpstelling). Hierbij levert de camera dikwijls een hulpmiddeltje door bijvoorbeeld rond dat deel waarop is scherp gesteld, een rode markering weer te geven (die wordt uiteraard niet mee opgenomen). Voorbeeld van het gebruikt van de selectieve scherpstelling :

Scherptediepte Bepaling : de diepte van het gebied waarvan men nog een scherp beeld krijgt. De scherptediepte is afhankelijk van 3 factoren - de afstandsinstelling - het diafragma - de brandpuntsafstand van de lens De afstandsinstelling : Daar hebben we het daarjuist over gehad. Het diafragma : Dat bestaat uit een reeks lamellen die zich binnen in ons objectief bevinden en die over mekaar schuiven zodat dit kan geregeld worden van een groot gat (laat veel licht door) tot een klein gat (laat nog weinig licht door). Hiermee wordt aldus de lichthoeveelheid geregeld die op de sensor van de camera valt. Wat betreft de scherptediepte zal een groot diafragma een klein scherpteveld veroorzaken en een klein diafragma een groot scherpteveld. Bij f/1.8 (grote opening) is maar een klein deel van de gitaar scherp (het middelste van de gitaararm) en bij f/16 (kleine opening) is heel de gitaar scherp weergegeven. Het lijkt hierbij paradoxaal dat een groot getal een kleine opening weergeeft en een klein getal een grote opening. Dit komt omdat het eigenlijk een verhoudingsgetal is van de brandpuntsafstand van de lens tot de doormeter van de opening (in feite staat daar 1/1.8-1/2.8-1/4 - enz). Let wel op want de grootte van het diafragma heeft zijn invloed op de sluitersnelheid van de camera, maar dat leggen we subiet wel uit in het onderdeel over de lichtmeting. Een duidelijk beeld hiervan geeft volgende tekening : in beide gevallen wordt dezelfde lens gebruikt (zelfde brandpuntsafstand) en werd juist op het hoofdonderwerp scherp gesteld maar - in de bovenste helft wordt een grote diafragmaopening gebruikt met een klein scherptediepteveld tot gevolg - in de onderste helft wordt een kleine diafragmaopening gebruikt met een groot scherptediepteveld tot gevolg

Men kan stellen dat het scherptediepteveld zich verdeelt van 1/3 voor en 2/3 na het punt waarop de afstand werd ingesteld. Hierbij nog enkele voorbeelden hoe er met de scherptediepte kan gespeeld worden. Zoals je kan zien krijgen we hierdoor dikwijls een beter effect doordat ons onderwerp van de achtergrond los komt en we zo een ruimtelijk effect verkrijgen. De brandpuntsafstand : Dit is (in millimeter) de afstand van het optisch middelpunt van het objectief tot de sensor. Wanneer deze afstand gelijk is aan de doormeter van de sensor spreekt men van een normaal objectief (of standaardlens), is deze kleiner dan is het een groothoeklens, is deze groter dan spreekt men van een telelens. Het type van lens is ook van invloed op de scherptediepte. Zo geeft een groothoeklens een groot scherptediepteveld weer, een telelens een klein scherptediepteveld. Het volgende voorbeeld geeft dit duidelijk weer (hierbij zijn verschillende lenzen gebruikt waarbij de afstand tot het onderwerp zo gekozen is dat dit steeds even groot werd weergegeven, dus met groothoeklens dicht bij het onderwerp, met telelens er verder van af). Bij de opname met telelens is de houten achterwant onscherp doordat het scherptediepteveld niet tot daar reikte, bij de groothoeklens is alles scherp.

Lichtmeting In onze camera is een lichtmeter ingebouwd. Dit is een toestel dat meet met hoeveel licht ons onderwerp belicht wordt en dan het diafragma en de sluitersnelheid zo instelt dat er prepr cies de juiste hoeveelheid licht op de sensor terecht komt. Komt er teveel licht op de sensor dan hebben we een overbelichting (bleke, uitgewassen uitgewassen beelden met vale kleuren), bij te weiwe nig licht krijgen we een onderbelichting (donkere beelden). Wanneer we algemene beelden filmen met een vrij egale verlichting, levert de automaat meestal wel een behoorlijk resultaat. Maar is de verlichting niet egaal egaal (bv. om een speciaal effect te creëren, of bij tegenlicht, enz.) laat die di automaat ons meestal wel in de steek en moemo ten we de belichting manueel instellen, instellen, dus blokkeren van de belichting zodat deze niet autoaut matisch door de camera wordt aangepast. aangepast Dit kan op verschillende manieren : - integraalmeting - door spotmeting - door gebruik van een grijskaart - door or gebruik van een losse lichtmeter lichtme Even ter zijde : wij (en dus ook onze camera) zien een voorwerp doordat het licht (van de zon of van een lamp) er op weerkaatst wordt Integraalmeting Hierbij wordt het licht gemeten over het totale onderwerp waarbij de camera dan ingesteld wordt op een gemiddelde middelde van de totale lichthoeveelheid. In de meeste gevallen, waarbij geen speciale effecten of geen uitzonderlijke belichtingen worden toegepast, geeft dit een behoorbehoo lijk resultaat.

Spotmeting Veel camera s laten toe om slechts op een deel van het onderwerp het licht te meten. Dan wordt de belichting automatisch hierop ingesteld en zal het hoofdonderwerp juist belicht zijn. Best is uiteraard deze instelling te blokkeren zodat deze niet verandert wanneer we de camera gaan bewegen (pan, rijopname, tilt). Een veel voorkomend voorbeeld hiervan is het filmen van een toren met een tilt-up : we beginnen beneden te filmen (en de belichting is juist) en draaien de camera dan langzaam naar boven. Hierbij komt dan een groot deel van de lucht in beeld, de lichtmeter ziet veel licht en past het diaframa aan (kleiner diafragma) met als gevolg dat de lucht mooi belicht is maar de toren nog uitsluitend een donkere silhouet is. Dit lossen we op door, voor we filmen, het licht beneden aan de toren te meten, dan de belichting te blokkeren en vervolgens te filmen. Uiteraard wordt bij de tilt-up de lucht totaal overbelicht, maar dat is niet erg (wat dat is toch ons hoofdonderwerp niet) want de toren blijft juist belicht. Ook bij opnames in tegenlicht (bv. een persoon voor een raam) gaan we als volgt te werk : we zoomen in op het onderwerp (in CU), blokkeren de instelling die de camera bepaald heeft, zoomen uit en filmen dan. Gebruik van een grijskaart In de handel is er een handig en betaalbaar hulpmiddeltje te bekomen waarmee de belichting op een correcte manier kan bepaald worden : de grijskaart. Dit is een kaart met een bepaalde grijswaarde die 18% van het licht dat er op valt weerkaatst. Dit is een standaard waarop alle lichtmeters (dus ook deze die in onze camera is ingebouwd) gekalibreerd zijn. De grijskaart wordt constant gebruikt in professionele filmopnames. Het gebruik van zo een grijskaart is doodeenvoudig : je plaatst deze kaart op de plaats van het onderwerp, zoomt met je camera hierop in zodanig dat er niets anders meer in beeld staat, meet hierop de belichting, zet deze vast en zoom terug uit. En klaar is Kees. Gebruik van een losse lichtmeter Het beste resultaat levert de losse lichtmeter omdat er op verschillende manieren mee gemeten kan worden. Hiertoe staat er op elke lichtmeter een wit half balletje dat kan verschoven worden zodat het al dan niet voor de lichtgevoelige cel staat. Zo een losse lichtmeter is echter niet het goedkoopste accessoire want een goed exemplaar gaat al vlug een paar honderd euro kosten. Een eerste methode is het meten van het invallende (of gereflecteerde) licht. Dit is gewoon het meten van het licht dan van ons onderwerp naar de camera weerkaatst wordt. We plaatsen de lichtmeter op de plaats van de camera en richten deze naar het onderwerp. Dat is dus identiek hetzelfde als wat de ingebouwd lichtmeter in onze camera doet. Alleen kan men met een losse lichtmeter flexibeler werken. Bij speciale lichtomstandigheden of om een speciaal effect te bekomen, werkt men natuurlijk ook best in combinatie met een grijskaart.

Een tweede methode is het meten van het opvallende licht. Dit geeft een veel beter en juister resultaat omdat hierbij het licht gemeten wordt dat op het onderwerp valt en waarbij dit niet kan beïnvloed worden door externe factoren (bv. donkere en lichte delen in het onderwerp, schaduw die op het onderwerp valt, enz.). In dit geval schuiven we het halve eitje voor de lichtgevoelige cel van de lichtmeter, plaatsen hem op de plaats van het onderwerp en richten hem naar de camera. Hierbij wordt al het licht gemeten dat in een ruimtelijke hoek van 180 op het onderwerp valt. Maar bij een losse lichtmeter duikt er een groot probleem op : de filmgevoeligheid moet ingesteld worden. Dit is wat we kennen als de ISO-waarde (vroeger gekend als ASA-waarde die trouwens hetzelfde is als de ISO-waarde, maar niet meer gebruikt evenals de DINwaarde). Wat is de gevoeligheid van onze sensor? Dit staat nergens in de handleiding vermeld. Er is wel een handig truckje om dit te kennen. De enige voorwaarde is dat we bij een lichtmeting met de camera kunnen zien op welke sluitersnelheid en op welk diafragma hij zich heeft ingesteld. We gaan dan als volg te werk : - we meten het licht met onze camera op de grijskaart volgens de eerste methode (invallend licht) - we zien na welk diafragma en welke sluitertijd aangeduid staan - we meten in dezelfde omstandigheden met onze losse lichtmeter het licht op de grijskaart - dan draaien we de instelschaal op de lichtmeter in die stand zodat dezelfde diafragmawaarde tegenover dezelfde sluitertijd staat - op de instelschaal kunnen we dan de ISO-waarde aflezen. Dat is dan de gevoeligheid van onze sensor en is dus de waarde die we altijd zullen moeten instellen als we een losse lichtmeter gebruiken. Witbalans Om te begrijpen waarvoor de instelling van de witbalans dient, moeten we toch wat kennis hebben over licht want wat wij ervaren als wit licht is niet zo wit als we denken. Onze hersenen passen de informatie die zij via het oog binnen krijgen voortdurend aan waardoor wij datgene wat wij verwachten dat wit zou moeten zijn, ook als wit zien. Onze camera kan niet op deze wijze logisch redeneren en geeft de kleur dus weer zoals ze is. Samenstelling van wit licht Maar wat is wit licht precies? Wit licht is een samenstelling van een hele gamma kleuren (iedere kleur heeft zijn eigen golflengte). Dat kunnen we duidelijk zien wanneer we een witte lichtstraal door een prisma sturen. Hierbij worden de verschillende golflengtes op een andere manier gebroken en zien we de ontbinding van wit licht in al zijn schakeringen (het spectrum).

Hetzelfde fenomeen doet zich voor bij een regenboog. Alhoewel dit spectrum een oneindig aantal kleurschakeringen bevat, heeft men vastgesteld dat er slechts 3 kleuren proportioneel het meest aanwezig zijn, nl. blauw, groen en rood. Door menging van deze drie kleuren in verschillende proporties kunnen alle kleuren van de regenboog worden weergegeven. Daardoor is het ook zo dat onze sensor in de camera slechts voor deze 3 hoofdkleuren gevoelig is. Bij menging in gelijke proporties krijgt men WIT. En daar wringt het schoentje want in het witte licht dat wij gebruiken zijn deze proporties niet gelijk. Bij buitenopnames (met het zonlicht) verschilt de kleur, afhankelijk van het tijdstip tijdens de dag, de aard van het wolkendek en wat nog meer. Bij binnenopnames (met kunstlicht) zijn er ook grote verschillen naar gelang de aard van de lampen die gebruikt worden. In deze gevallen spreek men van kleurtemperatuur. En dat heb begrip temperatuur hier gebruikt wordt, kan duidelijk aangetoond worden meteen voorbeeld : wanneer steenkool smeult (warm) ziet het donkerrood, drijft men de temperatuur op dan wordt het eerst helder rood (iets warmer), dan oranje (heet) vervolgens geel (nog heter) en ten slotte wit (zeer heet). Nog hogere temperaturen zien we dan bij een gasbrander waarbij de allerhoogste temperatuur een blauwe vlam heeft. Met de stijging van de temperatuur van een gloeiend voorwerp vergroot in het uitgestraalde licht de verhouding rood tegenover blauw (groen blijft praktisch onveranderd). Doordat we dit weten is het mogelijk verschillende witte lichtbronnen op een praktische wijze te kenmerken, namelijk de temperatuur waarop een verhit voorwerp zich bevindt (bv. de gloeidraad van een lamp) om licht van een bepaalde variatie van wit uit te stralen. Deze temperatuur wordt uitgedrukt in absolute graden of KELVIN (kelvin = celsius + 273). Het duidt als het ware aan of het licht werkelijk wit, roodachtig of blauwachtig is. Zo kunnen we naaststaande indeling maken. De kleurtemperatuur van het licht kan gemeten worden met een speciale meter : de kleurtemperatuurmeter (vrij duur accessoire), maar geen nood, er is er een ingebouwd in onze camera.

Witbalans Waarom moeten we eigenlijk een witbalans maken? We nemen onze beelden toch op zoals wij ze zien! Dit is helaas maar alles behalve waar. Zoals we zojuist hebben gezien verschilt de witheid van het licht nogal sterk volgens het tijdstip van de dag (buitenopname) of volgens de aard van de gebruikte lampen (binnenopname). Zoals wij daarjuist gezien hebben heeft onze camera geen hersenen die de witheid van wat hij ziet aanpassen. Vandaar dat wij moeten ingrijpen om de kleurtemperatuur aan te passen door het maken van een witbalans. Hierdoor ziet onze camera het zogezegde wit licht als een standaard wit licht, of m.a.w. past onze camera een kleine kleurcorrectie toe om ons wit licht bij te werken tot standaard wit. Hoe kunnen we een witbalans maken? Een eerste methode bestaat er in met de camera naar het onderwerp gekeerd (dus zoals we het beeld willen opnemen) en op een 30-tal cm voor de lens een zuiver wit papier te houden, zodanig dat dit beeldvullend is. Dit wit papier weerkaatst het licht dat uiteraard dezelfde kleurtemperatuur heeft als onze lichtbron zelf. Maar opgelet!!! Wit papier is ook niet altijd zo wit als we denken. Het beste is dan ook de gestandaardiseerde witkaart te gebruiken die bij iedere rechtschapen fotohandelaar te koop is. Meestal is deze witkaart de achterkant van de grijskaart die we gebruiken bij de lichtmeting. Deze grijskaart kan ook gebruikt worden om de witbalans te maken, het resultaat zal hetzelfde zijn. Maar de witkaart is hierbij wel aangewezen omdat deze 90% van het licht weerkaatst en de grijskaart maar 18% (dus 5 maal minder). Vooral in minder gunstige lichtomstandigheden is de grijskaart dus af te raden. Wij raden dus aan om ALTIJD de witkaart te gebruiken om de witbalans te maken. Voor de tweede methode maken we gebruik van dat witte plastieken plaatje dat bij sommige camera s aanwezig is en dat we voor de lens plaatsen. Om hiermee een juiste witbalans te maken gaan we tewerk zoals bij de lichtmeting van het opvallend licht : we plaatsen onze camera op de plaats van ons onderwerp en richten hem naar de plaats waar hij bij de opname zal staan. Hiermee meten we dan rechtstreeks het licht dat van de lichtbron komt. Alleen op een van deze manieren zullen we achteraf tot een juiste kleurweergave van ons onderwerp komen. De meeste camera s hebben ook een automatische witbalans. deze meet echter de gemiddelde kleur van het licht dat door ons onderwerp weerkaatst wordt. Veelal is deze vrij juist (maar nooit exact) omdat bij de doorsnee onderwerpen alle kleuren ongeveer in gelijke mate aanwezig zijn en een menging ervan wit (of neutraal grijs = donker wit) benadert. Maar wanneer er in het totaalbeeld een bepaalde kleur overheerst dan zal deze de algemene kleurindruk beïnvloeden en een lichte kleurzween veroorzaken. Sommige camera s hebben ook de mogelijkheid om de witbalans vast in te stellen volgens de aard van de gebruikte lichtbron. Hierbij meet de camera de kleurtemperatuur niet meer maar gaat er van uit dat deze steeds constant is. Op nevenstaande tabel zien we verschillende mogelijkheden van de camerainstellingen.

Wat is het resultaat bij een verkeerde instelling van de witbalans? Hierna 2 voorbeelden die dat wel duidelijk aantonen : 1) de camera staat op kunstlicht en we maken een buitenopname : de camera verwacht roodachtig licht (3.400 K) en krijgt beelden binnen die belicht werden met blauwachtig daglicht (5.500 K) = we krijgen een blauwzweem (het beeld is te blauw). 2) de camera staat op daglicht en we maken een binnenopname met lampen : de camera verwacht blauwachtig licht (5.500 K) en krijgt beelden binnen die belicht werden met roodachtig kunstlicht (3.400 K) =we krijgen een roodzweem (het beeld is te rood). Hierbij nog een voorbeeld met verschillende (foutieve) instellingen van de witbalans (uiterst rechts is de juiste instelling).